alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

maandag 30 augustus 2010

Fietsen door de Slum (fout woord)

Vorige week schreef ik een blogje over het zoeken naar en Gym in Dar es Salaam, Tanzania. Het ging daar niet over, maar het kwam er wel veel in voor. Ik kreeg nogal veel reacties, mensen die bang zijn dat ik heel veel kilo’s zwaarder geworden ben en langzaam vervet omdat ik geen gym gevonden had. Voor hen de troostende opmerking: ‘spieren zijn zwaarder dan vet… ik kom inderdaad weer zwaarder terug. Heb gym gevonden, heb gezweet en getraind, en vond er, zoals gewoonlijk, geen donder aan.’ Maar de dag er na voelde ik me wel beter, steeds weer.

Afgelopen week heb ik mijn klus in Dar es Salaam voorlopig afgerond en ben doorgereisd naar Arusha nabij de Keniaanse grens. Woensdag reizen F. en ik verder en zijn dan nog en paar dagen in Nairobi. Er is daar een Afrikaanse tv beurs. Ben heel benieuwd hoe anders het is dan de tv beurzen in Europa.

De dagen in Dar begonnen een beetje op de tast met voelsprieten, met eerste initiële reacties, een eerste kijk in de keuken en klungelig heen en weer rijden met een auto met een autistische chauffeur. Op een één of andere manier kon ik geen grip op die stad krijgen. In veel steden lukt het wel om bakens te herkennen, om een grid van de wegen te snappen, en steeds te weten waar Noord en dus Zuid is. Door de merkwaardige ligging van Dar lukte dat daar niet. Net te noorden langs de kust is er een schiereiland in zee, op dat schiereiland (niet te veel bij voorstellen) stond ons kantoor en ook de rest van de luxe villa wijk. Doordat de wegen niet recht lopen maar kronkelen langs bergen, langs de zee, en langs oude gebouwen of dingen die er waren voordat er wegen gemaakt werden, raak je de oriëntatie kwijt, doordat de zee dan weer links en dan weer rechts van je is weet je niet meer waar het noorden is. Echt belangrijk is dit niet, maar het idee om een stad, in elk geval geografisch te begrijpen, helpt wel bij het accepteren en begrijpen er van.
80% van het werk deed ik op kantoor en aan het kantoor vast was een klein appartement dat ik bewoonde. Er was dus ook niet veel noodzaak de deur uit te gaan. Maar op een gegeven moment vond ik het toch echt te dol. Via via hoorde ik van cycletours door de stad. Ik reserveerde en meldde mij ’s morgens, met een paar mensen die ik slecht kende, bij een shoppingmall. Daar zat een benige jonge man met een indrukwekkende bos haar in een theedoek gewikkeld met een bosje fietsen. De fietsen zagen er puik uit, de bandjes vol lucht, en hij vertelde schematisch wat we gingen doen; een kleine 30 kilometer door de slums fietsen.
Er zijn nogal veel slums in Afrika en in alle landen verschillen die van kleur gevoel, ontstaansgeschiedenis en waarschijnlijk ook van toekomst.
Nou ben ik wel eens eerder in een slum geweest en die zijn over het algemeen niet opbeurend. Tegenwoordig mag je niet meer slum zeggen, maar heet het ‘informele stadsuitbreiding’. Valt waarschijnlijk in dezelfde Amerikaans gedreven correctheid waarmee ook ‘eskimo’, ‘zwarte’, ‘indiaan’ en nog wat termen (voorlopig) in de ban gedaan zijn. Slum mag dus ook niet meer.
Goed, wij reden door de slum en eigenlijk vond ik het allemaal wel netjes. Vrolijke kinderen die beschaamd lachten, ze speelden met een lekke bal. De straten waren niet verhard, maar dat geld voor wel erg veel straten op dit continent en de boel was redelijk schoon, redelijk aan kant, redelijk kalm en zonder heel veel smerige vliegen en vooral; de lucht was schoon. Een van de plezierige dingen van Dar is dat er niet zo veel industrie is en dat het aan de kust ligt. Het waait er vaak schoon en de lucht wordt niet zo intens vies. Zo’n slum, met smerige riviertjes waar uitbuikende kinderen zich in wassen terwijl hun broertje er een paar meter verderop in staat de zeiken is een weinig hoopgevend gezicht. Een ander ding was dat die slums hier niet zo eindeloos waren. Van de ene buurt pedaalden we naar de volgende, we keken bij een gezin thuis; 17 mensen in 4 kamers, en iedereen lachte erop los, we kregen thee en een vettige verse boterham, vader zat op de stoep schoenen te lappen, zoonlief oefende engelse woordjes en het beeld was eigenlijk wel vredig. We fietsten door en kwamen bij een mini coöperatie; de ene man levert koffie bonen, de ander heeft en vuurtje, de derde een pan en de vierde kan heel goed roeren. Dan is een jongen die de versgebrande koffiebonen heel mooi kan verpulveren en een mevrouw voor de finishing touch: zij kookt het water en giet dit over de verse bonen. Resultaat: een grote pot koffie; daarmee gaan ze de markt over en iedereen die een kopje wil krijgt een schoon kopje, een bodempje drabbige koffie en de makers, krijgen allemaal een paar centen. Het economische model is schimmig; ik ben erg voor outsourcen, maar niet tegen elke prijs; ik denk dat een iemand dit klusje best in een kwartiertje in zijn eentje had kunnen fiksen; maar dat gaat in tegen het algemeen belang dat er zoveel mogelijk mensen een bammetje kunnen verdienen en waarschijnlijk zou de geldverdiener netto toch tegen het onderhouden van de andere makkers aan lopen. Dan kan je ze maar beter een baantje geven en zelf ook in de schaduw gaan zitten wachten, zonder de status van ‘het baasje met personeel’, maar gewoon met je vrienden, je partners in crime.

Zo fietsten we van de ene wijk naar de volgende, de ene moslim, de ander christen, de ene heel arm, de andere iets minder arm. Op de markt zagen we wat mensen eten en werden daar niet gelukkig van, nogal veel vliegen (hier wel). Een paar staten verderop zagen we hoe de zak van Max geleegd wordt; de spijkerbroeken uit Denemarken, Oostenrijk en Nederland worden gewassen, gerepareerd en verkocht. Puike broeken voor een paar Euro’s. Het zou nog best en business model kunnen zijn om ze zelf hier weer op te halen en... nee: focus.
Rijen en rijen winkels met spijkerbroeken, t-shirts, sleetse pakken, specialisten in witte overhemden en ik kon mij die goedbedoelende tante in Zwolle, Zutphen, Zaandam en Zierikzee voorstellen die, ach en wee knikkend en in gedachten bij dat kleine zwarte mannetje met die dikke buik de oude kinderkleren in een Zak van Max propt. Ze weet niet dat het keiharde handel is op een levendige markt in Tanzania. Belerende speakers, sjansende meisjes, een paar miljoen vliegen, handige afdingers en een paar blanken op mountain bikes.

Na een paar uur kwamen we weer terug bij de shopping mall. Ik was blij dat ik andere delen van de stad gezien had dan waar ik tot nu toe was geweest was, maar had ook een vreemde smaakt in mijn mond. Geld betalen, (nee, het was niet veel, maar toch...) om naar mensen te kijken die geen geld hebben. Je te vergapen aan het gebrek aan van alles; geen wegen, geen water, geen scholen, geen toekomst... je kan bijna niet anders dan ‘oh gossie’ zeggen en er meewarig bij kijken bij de aanblik van de endeldarm van de samenleving. De vergelijking is cru, maar het had toch iets van een dierentuin waar je naar de ijsberen kijkt en denk: tjonge klein en smerig hokkie, hmmm ziet er niet zo leuk uit, en dan ijsjes likkend doorloopt naar de wolven die gefrustreerd hetzelfde traject draven, je denkt: sukkels, en de vogels hebben last van uitvallende veren, de giraffe kan niet door de deur en aan het eind van de dag sta je buiten heb je een smakt centen uitgegeven en denk je: ”wat een fantastische dag; lekker veel gelopen ook”.

Toen we fietsten vroeg ik mij af: deze slum is niet heel prettig om in te wonen, maar is echt veel minder erg dan die ik Kenia, in India in Brazilië... Deze jongen hier heebn het niet lekker, maar die mensen elders... dat zijn verwarrende gedachten: Zo’n gevoel hoor je niet te hebben als je de slums uit komt en weer in de airco auto naar huis rijdt, de chauffeur een paar centen geeft, biertjes koopt bij de supermarkt en ’s avond fantastische pizza’s eet bij een Italiaanse joint aan de kust. Dit soort gedachten passen niet in het beeld als je gewapend met een fles wijn naar een feestje gaat, ’s nachts hossend door een discotheek stuitert en de volgende dag toch maar niet dat boottochtje gaat maken omdat de goedkope wijn voor een klotsende kater zorgt. Die werelden passen niet bij elkaar en toch zijn ze hier maar een paar meter bij elkaar vandaan. Het is een mind game om die dingen toch op elkaar aan te laten sluiten.


Effe wat anders, iets heel anders:

De afgelopen dagen zijn er ineens allemaal mensen die ik ken overleden. 3. Nou staat ‘de dood’ in Afrika in het algemeen dichter bij ‘het leven’ dan bij ons, maar deze doden die te betreuren waren, waren allemaal Nederlanders die er ineens, als donderklap bij heldere hemel, mee ophielden. Op zich zijn het 3 mensen die ik een beetje tot redelijk ken, maar die ik wel allemaal al heel lang ken.
Ik zal er, om het bruut te zeggen, geen minuut minder om slapen, maar toch merk ik dat ik de hele dag aan de doden, de nabestaanden, de vrienden en vooral die kleine kinderen die ze achterlaten, denk. Ik merk dat ik er toch narig van wordt, en weet dat mijn narigheid een kruimeltje is in vergelijking met het eindeloze leed dat de nabij-en is aangedaan door het verdwijnen van de lui.
Het idee dat het ineens zomaar voorbij kan zijn is gruwelijk, en toch ook wel weer comfortabel. Dat geldt natuurlijk vanuit de optiek van de dode. Voor alle anderen is het wel heel erg anders.

Zal ik nog een kleine speculatie loslaten op... Nee, deze keer niet.

donderdag 19 augustus 2010

werk, gym en eten...

(Het internet is te traag, ik kan geen foto's uploaden, maar er staan er wel een paar op mijn Facebook pagina. Ik breek de belofte van mijn vorige blog... ooit, ooit, ooit ga ik jullie gek maken met alle plaatjes)


Ik ben nu ruim een week in Tanzania en heb nog geen reet gedaan. Ja, op kantoor wel, en dat heeft ook echt wel met dit land te maken, maar dat blijft toch een vrij abstract décor. Een huis in een tuin.

Elke ochtend komt de crew met een verse vangst van beelden binnen en gezamenlijk bekijken we de editie van gisteren. Dan zie ik een glimps van wat we maken en daarmee van dit land. Het is in het Swalili en ik ken dat nog niet. Echt tijd om om me heen te kijken is er nauwelijks geweest. Het ligt natuurlijk niet alleen aan de tijd, maar ook aan de locatie waar we zitten (we buitenwijken stevig achter een dikke muur en een ondoordringbaar hek) en aan het gebrek aan een auto. Er is een chauffeur met en auto, maar dan moet je zeggen waar je heen wilt en dat weet ik niet. Je kan moeilijk zeggen: doe maar wat leuks. Ik weet zeker dat ie dan schaapachtig gaat kijken.

Ik wilde laatst naar een gym om iets te doen tegen veel zitten, vet eten en regelmatig cafébezoek. Niet alleen hier, dat begon al in NL. Dus zei ik tegen de chauffeur: breng me maar naar een gym, nee, liever, breng me naar een paar gyms, dan kan ik zien welke ik wil voor de komende dagen. (dit soort plannen begint altijd fanatiek, ik weet beter, maar denk dan toch dat ik de leukste, beste, schoonste en bijzonderste gym wil hebben waar ik dan heel vaak naar toe wil gaan). De chauffeur zei: “Colloseum?” En ik zei: “wel ja joh, Colloseum!” We stopen bij een hotel met nutteloze pilaren en een glanzende annex; vanaf de straat waren de gepoetste toestellen zichtbaar en zag ik er schrikbarend weinig mensen. Binnen bleek al snel waarom. Men wilden $21 hebben voor een beetje hardlopen en ijzer trekken. Ik ging weer naar de chauffeur en vroeg hem om de volgende optie. Hij keek blanco voor zich uit en in mijn gedachten ratelde een paar scenario’s langs.
1- er is hier maar een gym, die mensen zijn hier niet zo gek als in Europa en de rest van de wereld.
2 – hij is bezig een rijtje gyms in een goede volgorde te zetten zodat hij een handige route kan kiezen.
3 – hij heeft niet door dat ik naast hem ben komen zitten.
4 – Hij denkt: een gym is een gym en wat moet je nou met de ‘volgende gym’.
5 – hij weet wel dat er andere gyms zijn, maar weet ze niet te vinden.
Dus ik vroeg: ‘what is wrong?’ Hij startte de auto en op de straat zei hij: ‘left or right?’ ‘I don’t know.’ zei ik en hij reed naar rechts, blokkie naar links, tweede rechts, ik herkende de buurt en hij reed naar mijn huisje hier. Ik vroeg hem: “Is this a gym?” En hij haalde zijn schouders op. Dat was het voorlopige einde van het verhaal.

Met mijn collega hier had ik bij de QBar een biertje gedronken en ik zei tegen de chauffeur: ‘Breng me maar naar de Qbar, dan ga ik daar eten”.
Bij die bar stond een nogal grote mijnheer met een heel klein hoofd. Hij stond bij de deur en keek van onder een imposante frons door mij heen. Dit soort mijnheren moet je te vriend houden; hij is er om mensen buiten de deur van de uitspaning te zetten en misschien, misschien, mocht het een keer fout gaan, is ie iets zachtzinniger als je een praatje gemaakt hebt en een hand hebt gegeven. Dus stelde ik mij voor (frons) maakte een compliment over zijn brede schouders en zijn fitte uitstraling (frons) en vroeg hem, verklarend dat ik new in town was, of hij mij misschien kon adviseren over de goede gym. Hij keek mij van top tot teen aan (kleine glimlach) en zei: ‘Colloseum?’ En vanuit de grond van mijn hart kon ik zeggen: “Nou, dat vond ik een beetje een ballentent...” (grotere glimlach) en hij zei dat er over na zou denken.

De QBar is echt helemaal niets bijzonders. Zoals de QBar zijn er in iedere stad op de wereld equivalenten. (Ik kan me zelfs voorstellen dat er in iedere stad op de wereld wel een cafe is dat zo heet). Je komt binnen, goedkope bakstenen architectuur, tafels en stoelen zodat een blind paard geen schade kan aanrichten; allemaal vastgeketend en van gelast staal. Eerst een paar tafels dan een kleine ophoging (een halve trede) dan nog wat tafels. Links achter een biljart met een lamp van de sponsor (bier of sigaretten) rechts achter een lange bar met flessen er achter en hopeloos vrolijke bartenders die handen willen geven alsof je vroeger ook al op zijn kinderpartijtje kwam, long lost friend. Aan de bar is de scène verdeeld in twee kampen. Rechts zitten mannen en vrouwen. Veel witte mannen met uitsluitend zwarte mevrouwen, links de zwarte mevrouwen die graag naar het andere kamp over willen lopen maar aan wie het witte alibi ontbreekt. Daar zijn ze mee aan de slag...
Aan de tafels zitten mensen met allerlei verschillende afkomsten. Die zijn af te lezen aan de kleren. Grofweg zijn er 12 categorieen. (he, ik ben hier pas een week, ja? Laat mij effe generaliseren...)

Mannen:
1- de locale zwarte mijnheer die een glaasje komt drinken; keurig gesoignerd, netjes gekapt, mooi pak of overhemd met broek in plooi. Leuke ceintuur ook.
2- de locale hipperd: sportkleren, geestig haar en vrolijke kleurtjes, het tingelt tangelt en beweegt soepeltjes.
3- de oudere buitenlander; de reiziger heeft een afritsbroek. Full stop.
4 – de oudere buitenlander; de expat is netjes gekleed, beetje casual (polo en spijkerbroek) Laat niet zien, nergens, dat ie al 25 jaar in Afrika woont en 12 talen spreekt. Dit is de professional NGO die zich overal aanpast, en nu in de city’s en dus the city look doet. In de bush ziet ie er anders uit. (Blauwe plekken van de verrekijkert)
5- De jonge reiziger: volgehangen met ‘Made in China’ Afrikaanse dingetjes, lekker veel kleuren, open schoenen en een slonzige slepende tred. Vaak iets baardachtigs rondom kinnebak.
6- de jonge expat; zie oude expat, maar dan met minder kennis en meer bravoure. Tanzania is geen belangrijk land voor business, dat moet je heel vroeg in je carrière gedaan hebben anders ben je een sukkel. Deze jonge jongens hebben veel geld te verbranden. Zo’n Qbar leeft hier van.

De dames
(Gaan in omgekeerde volgorde)
7- de jonge expat: iets te dikke billen, iets te zelfbewust. Best wel mooie kleren (niet hier gekocht) veel lagen flinterdun textiel. Futloos haar. Eigen kleine 4x4 voor de deur.
8- de jonge reiziger: India style (hobbezak en verwassen) met reggae kleurtjes en haar in ingewikkelde namaak nonchalante vormen, geen schoenen of iets heel opens qua sieraden aan tenen. Grappig ruikend.
9-oudere expat; eigenlijk zijn dit weer twee categorieën; de vrouw van de werkende man of de werkende vrouw: qua kleding redelijk identiek, maar er is een strijd gaande om de status. De tweede wil niet verward worden met de eerste en laat dat zien door veel telefoons en agenda’s. Verder: veel dunne laagjes, broek tot net boven de enkels, lage nette schoenen. Verzorgd haar, polo zonder mauwen (de gruwel!!)
10- oudere reiziger; afritsbroek en gestreken mouwloos shirt, designbril aan touwtje (waarom zou je er twee nemen) sesible shoes, handig haar, geen sieraden (eng land, stond in het boekje)
11- de locale hipperd; netjes, een beetje glitters, lage schoenen. Verzorgd maar niet uitbundig. Is hier samen met een man. Rookt absoluut niet.
12- the working girls: Haar: zo veel mogelijk, lekker hoog maar zonder kroes. Schoenen: zo hoog mogelijk. Buik: bloot. Kleren: schreeuwend, glitters, toeters en bellen. Make up: heeft u nog meer kleuren? Rookt volop.

Terwijl ik deze categorieën maak bedenk ik mij dat dit overal op de wereld zo is (op de kroes na) en dat er meteen heel veel mensen uitgesloten zijn. Er zijn hier nogal wat Indiers, niet in de Qbar, maar wel in dit land. Die passen niet in deze lijst. De Chinezen komen er ook niet in voor, terwijl die hier weldegelijk zijn.

De QBar heeft een vrij groot scherm, daar is een voetbalwedstrijdje te zien. Iets brits; ook overal op de wereld hetzelfde. Overal op de wereld kunnen we Wolverhampton Wanderers tegen Fulham zien verliezen. De families gaan weg als het voetbal begint. Komt dat omdat de lichten uitgaan (zodat het voetbal beter te zien is) of omdat de tv thuis beter is, of omdat het tweede deel van de avond in gaat dat niet voor kinderen geschikt is?

Ik at grilled scampies en dronk een glaasje Kilimanjaro bier. Precies toen dat op was kwam de zwaarlijvige getrainde bouncer met een papiertje. Daarop stond een lijstje van de gyms in Dar es Salaam. Het was in een kinderlijk handschrift geschreven. Je wordt als bouncer niet aangenomen om je sierschrift. Ik bedankte hem overdreven vriendelijk en vroeg om omschrijvingen en pende die erbij. Klonk veelbelovend allemaal.

Buiten stonden er jongens te wachten bij de auto’s. Ook dit is overal op de wereld hetzelfde. Jongens die een paar stuivers willen hebben omdat ze op je auto gepast hebben maar die niet te vinden zijn als er in ingebroken is, of als de auto ineens weg is. Een groot verschil met iedere andere plek op buiten het Swahili taalgebied is, dat deze jongens hier rode jurken dragen en erg lang zijn en heel hoog kunnen springen. Massai heb ik hier alleen gezien als parkeerbeheerders of wandelend door de stad alsof ze van een carnavalsfeestje afkomen. Ze zijn nogal opvallend.

Ik liep naar buiten zocht de auto met chauffeur en reed naar mijn woonst.
Ik gaf hem het briefje met de namen van de gyms en de vraag of ie uit kon zoeken waar ze zijn. Vandaag vroeg ik weer eens of ie ze al gevonden had.
Hij zei : ‘yes yes yes’.
En bedoelde: ‘briefje? Welk briefje!’

Morgen ga ik met hem op pad om de gyms te vinden. Ben benieuwd.

zaterdag 14 augustus 2010

Nairobi, Dar es Salaam... iedereen heeft recht op een eerste indruk

plaatjes? volgende keer als ik de straat op ga neem ik een camera mee...



In de afgelopen dagen heb ik veel nieuws gezien. Ik ben op reis in Oost Afrika en was in Nairobi voor 3 nachten en vloog toen door naar Dar Es Salaam in Tanzania. Heb hier nu al drie nachten geslapen dus ben echt een ‘old hand in this country’.

Zo’n 8 jaar geleden was ik voor het laatst in Nairobi en zo’n 18 jaar geleden in Tanzania. Dat Tanzania van toen telt niet mee, ik was er te kort, maar in Nairobi was ik vlak na elkaar 3 keer en moest daar toen filmpjes produceren.
Door een assignment die we toen hadden, eerst met National Geographic en later met Discovery Channel mochten we veel op reis en vanaf ons bureau in Hilversum hadden we het idee dat het handig was kleine doch efficiënte netwerken op te zetten in allemaal verschillende landen. Ineens was Kenia en vogue en maakten we een aantal programma’s daar. Omdat ik er een keer geweest was, was het logisch mij voor de volgende keer daar ook heen te sturen en daarna was ik ineens de Oost Afrika specialist binnen het bedrijf. Bij kleine bedrijven werkt dat zo. Ik dacht echt dat ik NL topproducer in Oost Afrika was. Hoe mooi kan je je leven maken als je geen spiegel hebt.

Nu reed ik, een hand vol jaren later door Nairobi en herkende weinig. Ja, veel mensen met armoeiige kleren in een vrij lelijke stoffige stad, maar dat was ‘t dan ook. Ik was nu in andere wijken dan toen. Inderdaad, als je 8 jaar geleden in Amsterdam was en je werkte voornamelijk in het gebied van de Dam en bij de Brouwersgracht, misschien nog wat in het westelijk havengebied, dan heb je een vrij goede indruk van de stad, dat deel van de stad, als je dan later terug komt en je bent in Zuid, bij het Museum plein en je rijdt nog effe naar de Bijlmer, dan zie je een compleet andere stad. Die twee hebben weinig met elkaar te maken. Datzelfde geldt in Nairobi en zo kan je jezelf op een dwaalspoor zetten. Met terugwerkende kracht viel de Nairobi specialist van 8 jaar geleden door de mand.

Ik logeerde bij vrienden. H en K hebben een prachtig huis, een lel van een tuin, twee gevaarlijk uitziende hardblaffers die alleen maar lief zijn en willen kroelen. De lucht was bewolkt en het was koud, kouder dan in Amsterdam nu. Het regende en er was geen reden het zwembad te gebruiken, maar ik wandelde wel ommetjes door de tuin. Een dag lang had ik afspraken, de volgende dag versliep ik mij en miste mijn vlucht en had nog een dan in Nairobi. Ik ben appartementen en huizen gaan bekijken. Comfort kost geld, er is meer keuze dan in Nederland, maar het kost hetzelfde. Dat is toch jammer van die vreemde Afrikaanse en Aziatische landen; ik had bedacht dat ik voor een paar grijpstuivers enorm comfort kon kopen. Zag iets voor me met verandah’s , rijen knipmessen personeel, voetenbankjes en een giraffe in de tuin, voor het geld waar je in Amsterdam een driehoogachtertje voor doet, maar dat is niet het geval. Au contraire... Ik at twee avonden met H en K en zij vertelden over het leven in deze stad. Over de leuke mensen die ze kennen, over het wilde leven buiten de stad (er is zoveel omgeving hier en die is zo spannend en wild...) H en K zijn geweldige gastheren, fijn huis, lekker comfort, fraaie meubelen, lekker eten goede gesprekken... nice nice landing.
Ik zag voornamelijk mogelijkheden en voordat het kon inklinken zat ik op een vlucht naar Dar Es Salaam.

Ik werd ingekwartierd in het appartement bij het kantoor, een kamer en een badkamer. Het kantoor staat in een fraaie tuin in een soort tweede centrum van de stad. Het oude centrum is de eerste, de zogenaamde peninsula (mooi woord) is het tweede. De eerste is oud en rommelig, de oude winkels, de open markte met stinkende koeien beenderen, de fruitstalls inclusied de vliegen, de schuierende mensen. Het tweede is wijds, open, met villa’s en brede straten. Hier wonen de diplomaten, zijn de ambassades, de kantoeren van de NGO’s en hier zijn de supermarkten met vacuum verpakt vlees. Daar staat het kantoor in de tuin van de woning van de piloot van de president. Op kantoor is het een gedoe. Alles is nieuw, mensen rennen in en uit, structuren moeten nog op hun plek vallen.

Tot het moment van aankomst zei ik nog dat ‘ze’ dit willen en dat ‘ze’ dat moeten doen. Meteen nadat ik binnenstapte veranderde dat. Nu willen ’we’ van alles en zetten ‘we’ de schouders er onder. Ineens is het project hier ook mijn project geworden.
In de afgelopen weken wist ik dat ik hier heen zou gaan en probeerde ik mij allemaal voorstellingen te maken. Dat lukte niet. Van een ideaalbeeld werd het een vervelend door ratten vergeven dirt hole. Dan weer werd het een ideaal project om de wereld te veranderen en landde het weer op tragische wijze op zijn voeten en werd het iets hanteerbaars. Van alle kanten heb ik het bekeken en er ideeen bij gehad. Nu ik er ben is het ineens een gewone realiteit, met gewone problemen en lastigheden.
Het programma dat we hier maken is even goed als simpel. Het belangrijkste is dat het nu anderhalve maand op tv is en dat het een doorslaggevend succes is. Dat is bijzonder. Het plan is om het ook in andere landen te gaan uitrollen. De potentie is zo ongelooflijk groot en in de afgelopen dagen hebben we daar, met de voeten op de grond over nagedacht. Heerlijk. Het realiseren van dromen is het beste wat je kan doen en als je dan, in the heat of the moment, je ineens realiseert dat je dat aan het doen bent terwijl je naast klosend water zit, en dat dan langzaam het dubbeltje valt en je je realiseert dat dat water de Indische Oceaan is dan wordt het ineens spooky en bijzonder. (Twee maanden geleden zat ik ook aan de Indische Oceaan, maar aan de andere kant, met mijn voeten in zee in Kiluan bay in Sumatra). De dag er na zaten we op een plek met langbenige zwarte mevrouwen, heerlijke garlic shrimps te eten. Je moet de dingen laten inklinken. Als je accepteerd dat het is zoals is het kan je er weinig van genieten, maar als je een stapje terug doet, je realiseert waar je bent en je bedenktdat het best bijzonder is dan pas kan je genieten. Niet alleen genieten van de Indische Oceaan, maar ook van de Veluwe, niet alleen genieten van een boom vol witte frangipani bloemen tegen een strak blauwe lucht, maar ook van een pasta met knoflook en ansjovis op een regenachtige dag in Amsterdam (uitzicht op de kostverloren vaart met verpieterde bootjes).

Met F, mijn baas hier en J, die in Tanzania doet wat ik in Kenia moet gaan doen, heb ik goede gesprekken gehad. Niet alleen over creatieve dingen, maar ook over gewoon management, over geldstromen en over wat de markt aan kan. Dat zijn zowel de sponsoren en adverteerders als de kijkers, beide zijn onze markt. Geweldig om zo’n crash cours te krijgen.
De nieuwigheid zette meteen de creatieve kraan open. Ik probeer structuren te zien, lijnen te ontdekken, en onwillekeurig vullen de gaten zich met veronderstellingen en aannames. Levensgevaarlijk.
Het is moeilijk om de associaties, de linkjes in mijn hoofd, de mogelijkheden en de train of thoughts stil te leggen. Het gaat nu om dit programma, en dat gaan we heel erg goed maken. Focus and first things first, maar in de drie dagen dat ik hier ben zijn er al drie andere formats voorbij gekomen. Mannen met plannen, goede en minder goede. Leuk voor de locale markt, leuk voor de hele wereld. Solide business modellen en creatieve flodders. Spannend om uit te vinden wat hier wel en niet kan, waar behoefte aan is en wat internationaal zou kunnen kloppen. Maar... focus and first things first.

Vandaag zat ik in de auto met J. We moesten een tv kopen voor op kantoor. Het is een beetje een andere ervaring van in Nederland. Met verschillende chauffeurs reden we door de stad, van de ene klote winkel naar de andere rotzaak. Tot dat we om onduidelijke redenen besloten onze aankoop in die ene winkel te doen. In een binnenstebuitengekeerde badkamer die gerund werd door een aanstellerige Indiase nicht begonnen de onderhandelingen.
Ik bedacht me dat ik nog nooit in een land was waar ik binnen 48 uur na aankomst een tv ging kopen, alsof het een eerste levensbehoefte is. We zeikten we alle tv’s af, wilden van de verschillende toestellen het geluid horen (zwarte mannen met moslimpetjes openden dozen en probeerden de tv toestellen in bedwang te houden terwijl ze het geluid zo hard mogelijk aan zetten). Natuurlijk geloofden we best dat het geluid van de Chinese of Indiase tv in orde was, maar we wilden de indruk wekken dat we echt iets wisten. Eigenlijk wilden we als premie op onze aankoop een extra set speakers hebben, da’s handig bij het monteren op kantoor. Dat zou alleen maar lukken als we gefundeerd de speakers van de tv zouden afkeuren. We hadden al besloten en gingen toen afdingen. 570.000, moet best naar 10% minder kunnen.
De Indiër speelde hard to get en dat deden wij toen ook maar. Op een gegeven moment moest J naar de wc en ben ik even buiten gaan staan.
Dan sta je op straat.
Dan zie je ineens waar je bent.
Dan verschuiven de panelen,
Dan lijkt ineens een animatie werkelijkheid te worden.
Dan wordt een decor een stad met mensen, zonder dat het glas van een autoruit, van een winkel of van een kantoorraam er tussen zit.
Gedoe, geur, geluid.
We kregen 10% korting en gingen met de tv maar zonder de speakers terug naar kantoor.
Geen idee of we genaaid zijn of dat we heel goed onderhandeld hebben.

donderdag 5 augustus 2010

Motorfietsen en andere sieraden

Iets meer dan een jaar geleden had ik een zootje gemaakt van bijna alles wat mij dierbaar was. De hele boel viel uit elkaar en op het toppunt van de ellende werd mijn motorfiets gejat. Gewoon, hier voor de deur. 's Avonds neergezet, 's morgen geen spoor meer van te vinden. Gezien mijn staat op dat moment vond ik het niet erg. Ik was waarschijnlijk in een zen mood en dacht alleen maar: 'mmmmmm, het is slechts materie".

Precies een jaar later kwam ie terug, werd ie op een trailertje afgeleverd met alleen kapotte sloten. Ik was niet eens als een kind zo blij, dacht alleen: 'mmmmm... da's handige materie'. Inmiddels heb ik mijn voiture de deur uit gedaan en doe alles op mijn motorfiets. Dat ding is eigenlijk heerlijk, het is handig, snel, solide en toch zo levengevaarlijk. Technische details zijn oninteressant, en ik weet ze niet eens, maar hij start, rijdt en remt en ik heb nauwelijks last van files. (vind alleen wel dat wij, motoren, net als in Scandinavië op de bus- en taxibaan zouden moeten mogen, dat is stukken veiliger).

Vannacht wandelde ik over het wereldwijde web en ontdekte een motorfiets. Zoals ik zei; eigenlijk interesseren die dingen mij technisch geen moer en ik hou niet zo erg van opgepoetste luxe daar waar het gaat over transportmiddelen, mij zal je niet zien cruisen met mijn motor, geen ommetjes voor de lol, omdat ik daar geen lol aan vind. Ik wil gewoon snel en comfortable ergens geraken bij voorkeur op een niet al te lelijke manier.

Maar toen zag ik dit ding en werd ik toch stiekem een beetje week. Niet uit hebberigheid, ik zou niet weten wat ik met dat ding zou moeten, maar uit een nederig gevoel voor vormgeving, voor kwaliteit en voor niet uitgekomen dromen. Het design en de vormgeving kloppen voor geen meter (maar dat van een Harley is ook niet heel handig). Het gaat om het idee dat er ooit mensen waren die dachten dat een motorfiets sophisticated kon zijn, dat het een comfortable en stylish alternatief was voor de overdekte auto met 4 wielen. Er is een designteam mee bezig geweest en een baas van het bedrijf heeft het ding in productie genomen, dan is er iemand geweest die hem gekocht heeft (geen idee hoeveel er gemaakt zijn) en die koper heeft hem bij thuiskomst trots aan zijn vrouw enkindere laten zien (ik zie een oprijlaan en mensen met houterige bewegingen in fijne pakken...) Sinds die tijd is die motor dagelijks met een lapje schoon gemaakt, hij is gepoetst en geboend. Nog steeds vanwege de volle overtuiging dat dit niet alleen mooi, maar ook goed was.

Op een een of andere manier doet het erg denken aan een duur horloge. Volslagen zinloze versiering; een duur apparaat dat heel erg goed is in één enkel ding (de tijd aangeven), terwijl er andere en goedkopere en betrouwbaarder oplossingen zijn. Sterker nog, iedereen heeft tegenwoordig een telefoon bij zich waar ook een klok op zit. Het Horloge is desalniettemin niet uit de mode geraakt, ze worden nog steeds gemaakt (hoewel er gekreun klinkt uit Zwitserland) en juist gisteren hoorde ik nog dat je iemands kwaliteit kan beoordelen aan de hand van zijn schoenen en zijn klokkie (let op: zijn kwaliteit, vrouwen gaan langs een andere meetlat).

Anyway, mijn horloges liggen in een la en mijn motor is oud en vlekkerig, toch kan ik wegdromen bij zo'n apparaat...



woensdag 4 augustus 2010

vakanties.... en weer terug, inshallah.

Iedereen is op reis, of geweest.

Weg om met kinderen in zwembaden dingen aan het doen die maar half leuk zijn. Men accepteert dat vakantie er nou eenmaal bij hoort. Elk jaar is het weer een crime om te bepalen wat goed genoeg is voor de kinders en waar de ouders ook best aan hun trekken komen.(Iets met veel wijn).

Mijn overburen zijn gisteren terug gekomen, nu hoor ik ze weer. Ze kreunen en klagen tegen hun hond: "Pietje, foei, Pietje braaf, Pietje kom". Ik had die mensen niet gemist maar bemerk hun aanwezigheid. Ik ben blij dat ik Pietje niet ben. Of hij is drie weken opgesloten geweest in een duur asiel, of moest drie weken mee naar een veel te warme camping en dan constant aan de lijn en nog steeds dat gezeik over Pietje dit en Pietje dat. Ik zou mijn tanden in een kuit zetten als ik Pietje was, of dat spelletje over die zindelijkheid heel erg gaan traineren.

Van vrienden en familie is het bij te houden, zo van 'die zullen zo langzamerhand wel terug komen'. En dan bellen ze omdat ze zo'n fijne tijd hebben, of gehad hebben. Ik gun het ze van harte, maar kamperen vond ik altijd vrij vervelend en drukke campings al helemaal en dat kindergedoe lijkt ook aan mij voorbij te gaan. Maar werk staat bijna stil, er is geen donder te doen. Er zijn veel mensen in de stad en door de zon waande ik mij ook in zomerse omstandigheden. Niemand heeft haast, iedereen heeft een excuus. En ik heb een bootje en een gebrek aan discipline.

Toch kan ik ook jaloers zij op die vakantiegangers met kinderen. 'T is ook wel heel plezierig. De prioriteiten zijn zo lekker duidelijk. De kinderen moeten het leuk hebben en de rest is post puberaal en pre midlife gezeik.
Je weet wat je krijgt, je hoort te zeiken, het zwembad moet tegenvallen en de kampingdisco met die te jonge, maar te geile meisjes is verboden terrein, je weet dat er binnen drie kwartier rijden er een fraai museum, een mooie kapel en een goede kroeg is, maar daar ga je niet naar toe. Je weet dat je vlak in de buurt heel lekker, ver boven het budget, kan gaan eten, en dat stel je nog eens lafjes voor, maar je doet het niet. En glazig kijken naar die BBQ kooltjes is ook wel fijn. Hup lappie er op en de kinderen weer blij. Dat gedoe met alleen een korte broek en een een hemd is eigenlijk wel lekker en dat de buurman dat ook doet is naar. (hij is een lul, een pak karnemelk, een suffe eikel met een transistor, maar je kan er goed biertjes lenen).
Het is comfortably confronting.

Terug in Nederland is het effe wennen. De kinderen hebben er geen probleem mee. die hebben het met hun vriendjes een half uur over de vakantie (huh.. maar vooraf waren ze heel stringent... moeten ze nu dan niet scoren met al die dure uitstapjes die we voor ze planden... nee dus... geef ze een stok een steen en een rivier en ze zijn een hele dag blij).
Doe als je kinderen doen: meteen on line gaan. Desnoods in korte broek met hemd, niemand die het ziet.

Wij bleven achter en deden de normale Nederlandse dingen.
Probeerde werk te vergaren en dagelijks naar de postbus te gaan. Een beetje heen en weer bellen om voeten aan de grond te krijgen. Ik haalde een lekkere dikke klus binnen en was daar blij om, zomerse loomheid. 't is heel nuttig en het bootje lonkte elke dag. Soms blogde ik een stukkie en constateerde dat het aantal mensen dat dat las afnam.
Stukkies niet leuk genoeg?
Nee, iedereen was weg en zat met `ijn eigen pak karnemelk te socializen op een camping.

Ik ben blij dat vrienden en andere followers een geweldige tijd hadden en weer terug komen. Long live modern media, long live rainy days...
Ik hoop vooral dat het aantal lezers van mijn blog nu weer stevig gaat stijgen.
Haak in en lees mij...
De laatste dagen was 't abonimabel.
(een klein traantje wegpinkend)

dinsdag 3 augustus 2010

dagje Den Haag - GEM -

Vandaag was ik even in Den Haag, hop op de motorfiets er heen en een paar uur later, swoosh, weer terug. (Nederland, of de Randstad, is altijd kleiner dan je denkt, maar dat is een heel ander verhaal.) Ik had een vergadering in de schaduw op ’t Plein en kreeg in een luttele anderhalf uur zo veel informatie dat mijn hoofdje tolde. Ik wilde niet meteen terug om weer drie kwartier uit te waaien op mijn fiets, was bang dat alle informatie er meteen weer uit zou waaien. Musea zijn dan een goede plek, dacht ik.

In mijn achterhoofd wist ik dat ik iets gelezen had over een tentoonstelling in ’t GEM, het moderne kunst hoekje bij het Gemeentemuseum. Ik ging er heen.

Voor het Gemeentemuseum staat een kraampje dat heel vieze ijsjes verkoopt en ijsetend bekeek ik dat gebouw nog een keer. Tjongejonge wat is dat toch prachtig. Dit gebouw kom ik toch wel vaak tegen in mijn leven: Een van mijn eerste baantjes was kaartjesverkoper in De Beurs van Berlage in Amsterdam gedurende de Berlage tentoonstelling, daar was uiteraard een ferm deel besteed aan Het Gemeentemuseum. Het is een soort optimaal gesamtkunstwerk onder de strakke regie van Berlage. Daarna was ik veel in Indonesië en erg geïnteresseerd in de koloniale architectuur, een van de inspiratiebronnen van Berlage, die Hollandse tropische architectuur vond ie wel wat en bestudeerde dat grondig. Deze man heeft die stijl weten te perfectioneren en weer aan NL aangepast. Het Gemeentemuseum is daar een mooi blijk van, alles is daarin zichtbaar, pendopo’s met oversteken, water als in de Balinese huizen en ga zo maar door. Later heb ik met Cees Dam een serie tv programma’s over architectuur gemaakt en wenmaakten wij ook een aflevering in en over dit gebouw. Cees Dam is een vreemde snuiter en ik hoef het niet over zijn architectuur te hebben maar als presentator en uitlegger van architectuur (en kwaliteit) was, en is, hij bijzonder. Ik heb veel van hem geleerd, en afgeleerd.



Na het ijsje en opgeladen door de verwondering over de pracht van het gebouw ging ik niet naar binnen, maar naar de buren. Het GEM. Het is een lelijke naam voor een lelijk gebouw. Ik vroeg me af hoe die architect, ik weet niet wie het is, dit heeft durven bouwen (ook een fijne rol voor de opdrachtgever, trouwens). Het bijna blasfemisch om een kloon naast zo’n meesterlijk gebouw te plaatsen. De detaillering, het silhouet en de maatvoering is allemaal geleend van Berlage, maar omdat dat ding van d'oude meester zo mooi geproportioneerd is, brengt de aanplak nieuwbouw de oudbouw uit balans. (Door het Museon, wat er aan de andere kant aan vast geplakt is, was het oude gebouw al ont-isoleerd, maar dat wil niet zeggen dat je het nog een keer kan doen.)
Soit, het is zo en het zal wel zo blijven en iedereen zal zich bewust zijn van de dwaling. Ergeren is een oude mannen emotie.

Binnen, zoet van de ijssmaak, bedacht ik me dat ik de fototentoonstelling van Marco van Duyvendijk wilde zien. Had hem op de radio gehoord (ik ben een fan van Kunststof... dagelijks op de podcast voor het slapen gaan). Eerst bekeek ik de schilderijen van mijnheer David Schnell. Opgeleid als graficus maakt hij nu grote imposante en erg romantisch-mathematische werken. Het is een schijnbaar onmogelijke combinatie, maar hij doet dat toch. Centraal thema: Het verdwijnpunt. Nou, als dat niet romantisch is...

Goed? Ja, zonder twijfel.
Bijzonder? Ja, ook wel.
Heen gaan? Mwwah, mag je zelf weten.


Daarna dan die Van Duyvendijk.
Ja, dat is wel wat.
Dat is wel erg fraai. Het werk hangt inhoudelijk tussen fotojournalistiek (waarbij hij zich bedient van slow-photography; hij bijt zich in een onderwerp en laat dat niet los) en pure kunst in. Maar dan toch steeds met een documentair oog. Naast de technische perfectie van de beelden (dat is een ambacht dat weinigen nog onder de knie hebben) lijkt zijn keuze voor compositie heel makkelijk. Da's verneukeratief want als je beter kijkt, blijkt dat dat niet zo is. Niets is gratuit bij hem.

Stel je voor hoe je met je camera voor een model staat. Dat model is waarschijnlijk niet willig, het gaat namelijk om iemand die geen model is, maar op zijn verzoek dat voor een paar minuten wordt. Hij gaat uit knippen, maakt een stelletje foto’s en bouwt van die interactie tussen hem en het model een klein feestje. Je kan zien, op iedere foto, dat het hem gelukt is het model rustig te krijgen, over die eerste zenuwen heen te tillen en haar (er zijn erg veel vrouwen als model) in een comfortabel bad van onzekerheid los te laten. Ze drijven op een vertrouwen dat ze in hem stellen. Die Duyvendijk moet een aardige man zijn, anders kan je dit soort vertrouwen niet krijgen, en hij misbruikt dat vertrouwen niet.
Het gevolg zijn prachtige foto’s. Die foto’s registreren wat hij zag, de situatie die hij creëerde.
Omdat hij zo’n aardige man is, doen die foto’s nooit echt pijn.



Merkwaardig is dat voor de publiciteit een van de drie gekozen foto’s juist wel zo’n foto is die pijn doet. Letterlijk. Eigenlijk past de foto van het meisje met het schoolbankje op haar hoofd niet in de serie in het museum en al helemaal niet als p.r. beeld. Maar ja, het is wel een sterke foto. Ik begrijp de p.r. afdeling van het GEM wel, maar ik snap niet dat de fotograaf het er mee eens was.

Het toevallige is dat Van Duyvendijk op een heel aantal plekken was waar ik ook was. Zijn foto’s zijn natuurlijk 1000 keer beter dan de mijne, maar de situaties waar hij was zijn vergelijkbaar.
Ik ben daar niet geweest als fotograaf, ik was er als reiziger, of toerist (een groot verschil trouwens).
Hij was er om foto’s te maken, en ik maakte er foto’s omdat ik er was.
Maar omdat ik er was, en dingen zo ongeveer zag die hij ook zag, zie ik zijn foto’s toch minder als abstracte beelden, het is minder exotisch, herkenbaarder. Hij komt met zijn camera wel erg dicht bij het balletmeisje in Mongolie dat zich in een vreemde knoop vouwt. Zij had ongetwijfeld pijn en toch blijft ze hem toelachen, dat is prachtig, echt een verdienste. Van beide trouwens.
Maar zo’n man met een roofvogel op zijn arm, ja, die wil wel gefotografeerd worden. Of die worstelaars op het Nadaam festival, 't is prijs schieten daar, want elk beeld is mooi en vertelt een verhaal (nu heeft hij wel een paar extreem mooie beelden geschoten..) Wat ik uit mijn ooghoeken zag legde hij vast.

De serie foto’s die hij in Roemenië maakte zijn priceless...
Zijn fotografie wint aan intensiteit als hij tijd heeft, heel veel tijd heeft. In Roemenië was hij een paar jaar en bleef er terug komen, bij dezelfde mensen. In Mongolië, China, Japan, Korea en Taiwan ‘maar’ een paar weken of maanden.
Dat verschil is zo duidelijk zichtbaar.

De beelden trokken mij een wereld binnen waar ik graag ben.
Vol respect, vol aandacht en vol geweten en onbevattelijk.
Het is bijna merkwaardig om te merken dat iemand die zo integer werkt bijna geen applaus meer krijgt omdat het niet hard, schokkend of pervers is.
Ga er heen:

Op de terugweg naar Amsterdam was het makkelijker over de foto’s te blijven nadenken dan over de meeting die ik eerder die dag had. Die meeting was wel bepalender voor de komende maanden trouwens.