alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

zondag 25 december 2011

berlijn trein

Berlijn trein...

Hij staat stil bij een elektriciteitshuisje en ik zit er in. Bij kleine volkstuinhuisjes. Links is er bos met naakte dennenbomen. Rechts is er een remise-achtig terrein met gebouwtje, stapels hekken, grijze ijzeren deuren met gele bordjes er op genageld. De volkstuintjes zijn aangelegd tussen de weg en de rails; een hopeloos stukje niets voor armoedige mensen met een armoedige hobby. In de regen in december is het troosteloos.

In het TL licht in de trein zitten mannen met donkere kleren aan. Eén leest een dik boek met kleine letters, één leest de krant, één doet iets met een telefoon en een zit wazig voor zich uit te kijken met zijn ene hand op het zadel van zijn fiets, de andere in zijn broekzak; hij speelt met muntjes. Alle mannen hebben een fiets mee. Dure fietsen met beugels en klemmen, mooie schone versnellingsbladen en de kabels goed gespannen, licht voor en achter is in orde en ze hebben stevige velgen en ongesleten banden. Nette fietsen, die goed onderhouden zijn, fietsen die geschikt zijn voor het zware werk.

De mannen zijn stil en ze hebben pluizig haar omdat ze net hun mutsen hebben afgezet. Het is niet koud in de trein, en gelukkig ook niet warm. De mannen hebben allemaal gemakkelijke schoenen aan. Eén, die met zijn hand in zijn zak zit en wazig kijkt heeft sneakers aan in een paar verschillende tinten wit, dat verschil in de kleuren komt omdat ze opgebouwd uit verschillende materialen, leer, rubber iets teflon-achtigs (kan ook keflar zijn) misschien nog gewoon textiel aan de hielrand. De andere mannen hebben leren schoenen met rubberen zolen. Een van de mannen, die een krant leest, heeft zijn muts nog wel op. Het is een vreemd gezicht...Een man die binnen zit met zijn muts op, of is een trein niet binnen. Hoe dan ook; ik kan niet zien of hij ook vlassig haar heeft. hij pakte net, terwijl hij al een tijd aan het lezen was zijn leesbril uit zijn borstzak, nu hij die op heeft kijkt hij een stuk tevredener, misschien is ie eindelijk iets in de krant tegengekomen dat hem echt interesseert.

We staan nog steeds stil, het begint ergerlijk te worden en ik vraag me af of iemand weet dat we hier zijn. De mannen lijkt 't niets te interesseren. Ze blijven gewoon verdiept in krant, boek, telefoon en ledigheid. Er was wel een bericht, dat werd omgeroepen. Het kraakte en dat paste niet bij het keurige strakke interieur van de trein, je zou smetteloos geluid verwachten. Er was iets over 'leider' und 'geht nicht', maar het bracht geen schok teweeg onder de reizigers. Behalve dat de man met de muts mij vroeg of hij mijn handy mocht benutzen en in mijn telefoon zei hij iets over 'leider' en 'geht nicht'. Dat was niet echt een schokkende reactie. Als hij een belangrijke vergadering mist dan lijdt hij daar niet onder, als zijn moeder met een kopje thee wacht, vind ie dat blijkbaar niet zo erg en als hij zijn tandartsafspraak mist is ie ook niet opgelucht. De gelatenheid is vreemd, zelfs de mannen die een fiets hebben willen niet uitstappen, doen daar althans geen poging toe, terwijl ze zo de wijde wereld in kunnen pedalen. Zonet regende het nog, nu is het fijn fietsweer. Als ik een fiets zou hebben zou ik het wel weten. Dan zou ik uitbreken en wegrijden. Maar misschien is het verboden in Duitsland om uit te breken en zomaar een deur open te doen en met een mooie fiets te gaan wandelen langs een rails mat van dat grove puntige grind.


De huisjes in het bos staan er nog treuriger bij dan net, op het remiseterrein gebeurt niets... er kwam een wit autootje aanrijden en verdween achter een gebouw. Het kwam er aan de andere kant niet achter vandaan. Het zal nu wel geparkeerd staan. De chauffeur moest misschien iets uitladen, dat zal ie dan wel doen, of hij moest vergaderen en is naar binnen gegaan door een deur aan de achterkant die voor ons onzichtbaar is, misschien zit hij wel in zijn auto te wachten, of slaapt ie even.

In de trein: niemand kijkt naar elkaar, niemand zegt een woord.

We staan stil, de zon schijnt maar het glas van de ramen voelt nog koud. Het heeft veel geregend en alles is nog nat. De huizen, de schuren de auto’s op het remiseterrein. Het is allemaal nat koud, maar door de zon zal het wel snel opdrogen. De platte oppervlakken eerst, zoals de straat en de daken.

We staan nu meer dan een uur stil en de wazige staarder ontvangt een telefoontje. Iets over zijn werk en dat de computertechnicus langs gaat komen maar de protocollen niet kent, die moet dus wachten tot de staarder er is, maar hij hoopt dat de technicus ook in de trein zit dus niet zo lang op kantoor hoeft te wachten. Hij zegt ook iets over 'leider' en 'nicht gut'.

ik ben benieuwd of iedereen straks, als de trein weer gaat rijden, elkaar verlost aankijken zal.

als de trein gaat rijden.

Ooit

Als.



Na anderhalf uur sukkelde de trein naar een nabijgelegen stationnetje. Grunewald. We moeten met de bus verder.

maar dat moeten nog 150 mensen die allemaal in de trein zitten. Ik heb geen zin om bij ene halte te wachten totdat er eindelijk plek is. Ik ga lopen.

Op het moment dat de trein weer ging rijden kwam de aankondiging over de bussen vanaf Grunewald... daar luisteren iedereen naar dus de weddenschap over het elkaar aankijken viel in het water.

Toen ik door Grunewald liep, een fijne voorstad met grote huizen en grote tuinen, moest ik pissen. Op donderdag ochtend om 11.30 uur is er niemand op straat in Grunewald en ik kon iedere tuin kiezen. Ik koos een oud huis om in de tuin te plassen en tijdens het plassen keek ik om mij heen en naast de voordeur hing er een plakkaat waarop stond dat Isadora Duncan in dit huis geleefd heeft.


Ik wandelde verder en groef in mijn brein, wie was dat ook alweer, er was een vage bel die klingelde maar ik kon geen klepel vinden.

Danseres, dat wist ik, zal wel iets interbellum-achtig geweest zijn. Er was ook iets met een Russische dichter.... Jessenin dreef in mijn gedachten boven.

Ik kende een gedicht van hem en kende dat dat alleen in het Duits uit een boekje dat ik jatte toen ik 30 jaar geleden bij boekhandel Pegasus werkte.


Wikipedia maakte het geheel nog mooier:

Serge Jessenin nahm sich am 28. Dezember 1925 in einem Zimmer des Hotels Angleterre in Leningrad das Leben. Er hatte sich die Pulsadern aufgeschnitten und anschließend an den Heizungsrohren der Zimmerdecke erhängt. Kurz vor seinem Tod schrieb er mit seinem eigenen Blut das folgende Abschiedsgedicht:

Freund, leb wohl. Mein Freund, auf Wiedersehen.

Unverlorner, ich vergesse nichts.

Vorbestimmt, so wars, du weißt, dies Gehen.

Da's so war: ein Wiedersehn versprichts.

Hand und Wort? Nein, laß - wozu noch reden?

Gräm dich nicht und werd mir nicht so fahl.

Sterben -, nun, ich weiß, das hat es schon gegeben;

doch: auch Leben gabs ja schon einmal.



Ach wat is het toch geweldig om van de malle saaie mannen in een kapotte trein naar zo iets moois geleid te worden.

zondag 4 december 2011

witte witte kerst

Hoe langer ik in Afrika woon hoe kribbiger ik word over religies. Dat moet ik meteen verduidelijken; de religieuze cultuur vind ik wel in orde: tempels, kerken, gezangen, chants, schilderkunst en architectuur... dat is een onuitwisbaar onderdeel van 's werelds cultuur en een dagelijkse bron van inspiratie en een handige ordening van onze gedachten. Het wordt alleen misselijk makend als ‘t gaat om schapen en fluwelen heren, als het gaat om goed en kwaad, moralistisch geneuzel van gelijkhebbers. Religieuze instanties zijn eng en het allergrootste probleem heb ik met de straf die Hun Lieve Heer uitdeelt aan hen die creatief gaan dwalen: eeuwig branden in de hel is blijkbaar het toppunt van marteling voor de huppelaars die vers gras aan de rand van ‘t ravijn wilden smaken. De schandalige manier waarop de religies omgaan met AIDS en HIV is een een sociale misdaad. ‘Hun Lieve Heer’ geldt overigens niet alleen voor de Christen God, maar ook voor die van de hindu's (dat zijn een hand vol goden) en ook de joden, de moslims vieren angstaanjagende drogbeelden. En zelfs de buddhisten hebben voor mij afgedaan sinds ik een keer in Tibet was en de reli leiders weinig begripvol bleken met de noden van de volgelingen. Iedere religie heeft een straf op het niet volgen van de God(en) en dat vind ik misselijk makend.


Het vrolijke feit is dat ik dit schrijf terwijl ik in een kerk zit. Ik wacht op Maureen, mijn collega, en we gaan naar een concert. Het is kersttijd en dat zullen we weten. Alle christelijke koren in Kenia hebben een jaar lang geoefend om het tot dit orgasme in december te brengen. Ik was nooit eerder in de kathedraal van Nairobi geweest en dat was al een reden om naar dit concert te willen en fijne gezangen zijn ook niet kwaad. Ze doen Puccini en Händel en ik ben benieuwd.het gebouw is namaak oud, namaak mooi.

Daar komt Maureen binnen giebelen, volgens mij is ze iets genuanceerder over Het Geloof dan ik, maar ze neemt het ook met een potje zout.


Puccinin bleef een beetje een Italiaanse love-opera met een reli-dip en Händel werd een meezinger. Tussendoor lardeerden ze nog wat van ene Bill Chilcott ( britse musical gospel) en Stephen Paulus... never heard of... for good reason. Het koor was ambitieus, de sopranen waren fraai, de tenor erg jong en de kerk klonk rommelig.

Het publiek was laaiend. Gedurende de staande ovatie slipten we weg.


Gisteren was er de kerst markt op de race cours. Vorig jaar kocht ik daar leuke lampjes en komende weken ben ik in Europa en die lampjes leken mij een fraai kado voor de vrienden en familie; eindelijk iets Afrikaans dat fraai was, handig en makkelijk mee te nemen (in elk geval makkelijker dan een gegutste giraffe of een koloniale safari tent die door 8 man opgezet moet worden) en toch minder obligaat dan de Indian lion chutney of een hopeloos overbodige masaai deken.

Het regent al een week of 12 en de grond van de race course was drassig. De volgezogen bodem is van rode klei en zeg maar gerust dat het een tering bende was.

Iets buiten Nairobi is het dorpje Karen, genoemd naar Karen Blixen (“I had a farm in africa...”. de legendarische openingszin van Out of Africa, gemompeld door een semi sexy Maryl Streep). Karen is het Bloementaal van Afrika, het wemelt er van witte afrikanen en een paar succesvolle Kenianen. Het is een hothouse van intrige, overspel, verdachtmakingen en ander leuks. De vrouwen zijn blond en hebben iets te veel vel, de mannen zijn oud en hebben een rode neus. De race cours waar de kerst markt gehouden wordt ligt tussen Nairobi en Karen in is als een ultieme handreiking van de bewoners van Karen naar de metropool. Dichterbij willen ze echt niet komen... Het barst op de markt van de overjarige britssprekende blauwgeaderde mevrouwen die jam en cakes hebben gemaakt, die soms iets sociaal gedaan hebben met een clubje lokale lassers, blinde mondschilders, of glasblazers. (glasblazen?... kunnen we daaruit drinken?) Denk ook aan de kortgebroekte hooggesokte oude baas die zijn landrover naar de akker geeft gestuurd met de huisvlijt (dienbladen met een afrikaans dier er op geschilderd) van zijn vrouw of de iets te dikke puberdochter van de zelfbewuste dragon met rosmarijn moeder die stekjes verkoopt.

Het is een hilarisch verschijnsel, ware het net dat ik mijn lampjes niet vinden kon tussen de andere prachtige spullen en dat de klei aan mijn schoenen plakte als oud hollandse klompen. Ik werd er melig van en dat zou ook wel kunnen door de onmiddelijke inname van ruime bekers Pimm’s. (geen idee waar dat van gemaakt is, maar je kan er op kauwen en je wordt er melig van). Jong en oud, allemaal getekend voor zon, zonde en drank. Allemaal enig en knus, en allemaal extreem wit.


Rond een uur of drie gisteren sloot ik mij weer aan in de file en reed weer de 3 kilometer de stad in. Zonder lampjes maar met een geinig cakeje, handgetrokken kaarsen en olijk beschilderde bekers. Het enige waar ik echt blij mee was is een fles massage olie. (Nu nog iemand voor de smering regelen).


Gisteren was dus een nogal witte middag in een zwart land.Vandaag zat ik in de kerk en weer is het alsof voor de couleur locale een paar Kenianen zijn toegelaten. Witte muziek uit witte strotjes voor een wit publiek in een zwart land.


Ik begon dit verhaal over mijn ergernis aan religies. Toch is het meebassen met Händel geen straf en is het populistische gegalm van Puccini eigenlijk wel fijn.

Het koor doet zijn best, de sopranen zijn een Keniaanse drieling (geinig) en de tenor is een NGO-er die eigenlijk tenor wilde worden. Hij is 23 dus wie weet komt hij nog verder. Ik mag toch hopen dat zijn carriere niet strandt in de kathedraal van Nairobi een week voor kerst. Hij is in elk geval al razend populair bij de ontmande vrouwen in Karen (daar trad hij afgelopen week op... in een zaal voor vochtige gewetensvolle mecenassen).


Ik begon dit verhaal met een tirade tegen alle religies en een pleidooi voor de culturele voortbrengselen daar van. Op de twee kantoren (in Uganda en Kenia) waar ik werk hebben wij gezamenlijk zo’n 25 man staf. Op die 25 zijn er 24 christen en 1 moslim. Dat is niet echt een getrouwe weergave van de bevolkingsopbouw en dat is jammer. Die ene moslim is trouwens een free lance brommer chauffeur. Moha is een braverik die niet veel anders kan dan brommerrijden. Ooit was hij autochauffeur totdat hij de baas bijna doodreed en bleef volhouden dat dat roadblock op hém af kwam. Hij heeft weinig inbreng in onze programma en is slechts een minimale schakel in de dagelijkse producties.

Die 24 christenen willen allemaal christelijke dingen doen. Ik vind dat dat niet in een bedrijf hoort. Ik blijf volhouden dat geloof een privé zaak is en zeg steeds: 'keep it for yourself'. En dat doen ze niet. Ineens liggen er bijbels op de buro’s en ineens hebben ze bedacht dat er iedere dag iemand een gebedje moet doen. Daar word ik opstandig van. Ik ben er tegen en ben overtuigd dat Hun Lieve Heer een uitvinding is van de mensheid omdat ze de krankzinnigheid van het dagelijkse bestaan niet aankonden en kunnen. Ik probeer vrijzinnig te zijn en iedereen de ruimte te laten, maar die ruimte ga ik niet faciliteren.


Het wordt pas gezellig als ze mij mee vragen naar hun kerk. Dat gebeurt vrij vaak. Iedere vrijdag wordt mij gevraagd wat ik van plan ben het weekend te doen en in mijn plannen komt opvallend weinig 'kerk' voor. Dus wordt ik uitgenodigd en dan zeg ik eerst beleefd dat ik dat niet hoef, als ze aandringen leg ik uit waarom dat voor mij niet hoeft en als ze dan blijven aandringen vertel ik hun mijn wereldbeeld. Daarbij vertel ik dan dat ik weldegelijk denk dat er meer is op de wereld dan wat wij kunnen ‘bewijzen’ maar dat ik dat beeld van die God die alles beter weet niet zo plezierig vind. Meestal wordt daar argwanend naar geluisterd. Iedereen die bij ons werkt heeft het inmiddels wel 2 keer geprobeerd. Misschien houden ze er een schema op na.


Afgelopen vrijdag echter vertelde ik dat ik naar de kerk zou...op zondag nota bene.

Een groepje kwam om mijn tafel staan en luisterde en was erg erg teleurgesteld dat ik allen naar die kerk ging voor de muziek en dat die God van hun de mijne niet is.


Vanavond heb ik 8 sms-sen gekregen om te vragen hoe ik het vond, of ik genoten heb en of de muziek mooi was.

Ik heb geantwoord dat ik genoten heb en dat de muziek prachtig was, maar dat het wel een erg witte aangelegenheid was.


Ik weet zeker dat ik voor de komende weken in 25 kerken terecht kan.

Maar ik ga naar Europa en moet ze helaas teleur gaan stellen.

maandag 28 november 2011

in de ban van Steve














Ik heb een hand vol speelgoed, allemaal bedacht door Steve Jobs en het ziet er allemaal prettig uit. Door zijn marketing en de sociale kringen waarin ik verkeer vond ik dat ik dat moest hebben. Die spullen zijn gedeeltelijk de vormgevers van mijn leven. Ik denk zoals Steve wil dat ik denk en die manier van denken bevalt me wel. Wat me niet bevalt is dat deze eigenzinnige amerikaan bedacht heeft hoe ik moet denken, en niet ikzelf. Maar dat verzet heb ik al opgegeven.

Gedurende een dag ben ik zo'n 13 uur met die dingen bezig. Zonder computertje zou ik niet kunnen functioneren en als ik nu op een windowsmachine zou moeten werken moet ik in het hoofd van Bill Gates klimmen. Dat is een ander hoofd dan dat van Steve. Bill heeft een rommeliger hoofd, Steve is van de klare lijn.

Naast zo’n 10 uur laptop doe ik waarschijnlijk zo'n 2 uur iphone. om te bellen en zo'n uur voor muziek en podcasts, een beetje radio. ik download BBC radio docu's, Kunststof, Brands met Boeken en de podcast van The Economist (tering wat een blasé lijstje). Zondagochtend probeer ik ontbijt te maken en kranten te dowloaden terwijl ik naar Vroege Vogels luister. Dat programma werkt niet als podcast, het hoort op zondagochtend, dat getuttel over graspiepers, de ruigpootbuizerd die op lemmingen leeft en papiervisjes (mooie naam) kabbelt in hetzelfde tempo als de zondagochtend. Soms kook ik met Langs de Lijn, maar dat interesseert me te weinig, alleen dat paniekerige gepraat over ADO tegen RKC vind ik opwindend. Veel lawaai over gekriebel in de marge en ik moet dan denken aan de ouders van die spelers die met klamme handen bij de radio zitten en trots zijn dat hun Robbie genoemd wordt op de nationale radio... al was ‘t omdat ie de bal over de lijn liet gaan. Die ouders van Robbie die hem vanaf zijn 8-ste van veld naar veld brachten en op verjaardagen opschepten over het talent van het lelijke ventje. Hij is nu 21, zijn ouders hebben een betegelde patio met een 12 mnd per jaar barbecue en overwegen eindelijk te scheiden nu Robbie t huis uit is en het cement uit hun relatie verkruimelt. Maar ondanks hun zorgen kijken ze elkaar even trots aan... hun Robbie genoemd door Evert ten Napel. Langs de Lijn moet live want ander slaat die hoge nerveuze stem nergens op.

Het fijne van die podcasts is dat het niet actueel is, de files van de anwb zijn allang opgeheven als ik de berichten er over hoor. De doden zijn geborgen en de straat is weer anoniem asfalt. dat is geruststellend.

Steve heft mij ook een ipad opgedrongen. ik dacht: Steve heeft t bedacht dus dat wil ik. Ik zag vrienden er dikpikkerig mee doen en al voordat ie in Nederland op de markt was nam een kennis er een mee uit de USA. Ik gebruik hem om de gedownloadde kranten op te lezen en om op de wc mijn mail te doen. Ik las er een boek op, maar papier is leuker, en ik heb eindeloos veel apps opgestapeld. Ja, ik heb fijn geantedateerd met dit apparaat. Maar die doen 't allemaal minder goed dan ik zou willen, ze lossen de blofte niet makkelijk in. Die apps moeten het leven makkelijker maken, maar ze willen maar niet integreren in mijn leven. Misschien komt dat wel omdat Steve die apps niet bedacht heeft.

ik ben nu in Kampala, mijn ipad ligt thuis in Nairobi. Ik kwam van kantoor vanmiddag en ging naar de gym en daarna even iets eten met een vage kennis. Tussen kantoor en gym ging ik even langs ‘t hotel. Ik had geen zin om de hele avond met een laptop te slepen en ik moest een broekje en een sportschoen halen.

Tijdens het gymmen luisterde ik naar muziek op mijn telefoon. (Genious playlist, starten met Paint ik Black van de Stones...stevig en niet te hip... ja ja oudelullen muziek, inclusief Nirvana). Na de gym zat ik nazwetend op een brommer naar een restaurant. Daar pas kreeg ik bericht van Emmanuel dat ie (onafrikaans) op zijn dochter moest passen. Op zich niet zo erg, de vorige keer zoop ie me arm en had ik de volgende dag een kater en vreemde berichten in mijn telefoon).

Maar nu zit ik in een restaurant te wachten op mijn eten, bijna geheel zonder het speelgoed van Steve. Hij heeft bedacht dat ik nu allemaal nuttige dingen kan doen met zijn spullen en ik ben helemaal voorzien om mij nooit te hoeven vervelen en dat precies zo te doen zoals hij t bedacht heeft. Maar ‘t equipment ligt op plekken waar ik niet ben. Had ik maar een schriftje en een pen, een boek om te lezen, een flodderig tijdschriftje... Maar dat is allemaal weggegumd uit’ t leven en uit arrenmoede zit ik op een heel klein scherm van mijn telefoon een stukje te tikken.

Zo was dat dus niet bedoeld... en mijn leesbrilletje is ook al kwijt.

Misschien is de Ipad wel de leesbril van de iphone...

noot 1- en het programmaatje 'notes' op de iphone heeft’ t lelijkste lettertype (marker felt) ooit en dat is niet te veranderen.)

noot 2- Maar straks in t hotel synct ik dit verhaal met mijn computer, kijk ik 't nog een keer na, verzin er nog een foto bij (kan ik ook straks buiten maken) en upload de hele boel en dan heb ik eindelijk weer een blogje.

noot 3- kocht deze week de bio van steve en dat was t eerste boek waarvan ik dacht dat het lekkerder zou zijn om dat op een ipad te lezen dan in print... te zwaar voor in bed en t was een mooie ode aan de dooie geweest...

noot 4- Maar dat syncen lukte niet en de internetverbinding deed het niet in het hotel... Het was ’s avonds te donker op straat om met de Iphone foto’s te maken... de volgende dag op weg naar het vliegveld schoot ik er wat op los; dus wel foto’s maar niet relevant bij dit verhaal.


zondag 2 oktober 2011

nieuwe berichten en weinig nieuws

heb vandaag twee lange verhalen geupload... ja ja ik weet, veel te lang.
sorry

die verhalen vertellen niet dat we vanaf afgelopen maandag op tv zijn hier.
Op de foto het bewijs: we zitten met de crew afgelopen maandag in een kloterig cafe, om de hoek van ons kantoor. naar de eerste uitzending te kijken.

vanaf deze week is ons kantoor een echte multinational; dagelijkse uitzendingen in 3 landen. Kantoren en en crew in 3 landen en een bereik van ... ach, ik durf het nauwelijks te verzinnen maar het zou zomaar kunnen dat dat 2 + 2 + 2 miljoen mensen zijn... dagelijks 6 miljoen!
Dat zou toch geweldig zijn... en echt niet ongeloofwaardig, ware het dat er geen kijk en luister onderzoek gedaan wordt hier.
the source of the Nile...

20 september 2011
weer zonder plaatjes... nou vooruit; eentje dan van de bron van de nijl...

Vanavond in Kenia is de uitreiking van de Kalasha awards. Via drie mensen die daar zitten wordt ik om de vijf minuten per sms op de hoogte gehouden.
Kalasha is de Academy van Kenia en wij zijn genomineerd voor de ‘Oscar’ voor de beste talkshow.
Ondertussen zit ik in een indiaase hang out met zwembad in Kampala. Er speelt een live band en dat is geen genoegen. Gelukkig staat ook de cd speler ook aan.
Ik ben net in de gym geweest en zit na te zweten. Buiten is het een laffe 22 graden en binnen is het stikdonker en zweterig.
Krijg net door dat de speeches net begonnen zijn in Nairobi... het is nu 10 uur en het gebed is gedaan, mijn bronnen zitten tegen hun zin aan alcoholvrije tafels en vervelen zich.
De dame die mijn eten moet brengen vind dat ik mijn computer moet wegzetten. Ik denk dat het eten best op een hoekje van de tafel kan en dat mijn computer beter bediend kan worden als ie voor mijn neus staat. Het bandje begint jaren 50 Mexicaanse deuntjes te doen. Dat betekent dat er straks lange uithalen gaan komen en het schatje aan de microfoon gaat dat niet halen. Ik ben benieuwd hoe dat opgelost gaat worden.
Afgelopen weken waren druk en reizerig. Dat klinkt alsof het altijd het geval is, maar deze keer was het wel erg extreem. Vooral omdat het niet zo heel makkelijk reist hier. Een vluchtje van een uur van Nairobi naar Entebbe (de luchthaven van Kampala) resulteert in een reis van 6/7 uur. Files en de afstanden van en naar vliegvelden zijn de boosdoeners.
Het opzetten van ons wonderprogramma hier in Uganda gaat wel goed, ik ben niet ontevreden, maar er zijn veel technische problemen. Er is gedoe over het geluid in de bus en er was een groter technisch probleem. Ik zal een poging doen het kort te houden: in de bus zit een installatie met camera’s, microfoons, voor de regisseur die voorin zit 2 minitoren en voor de passagiers achterin nog een tv toestel. Dan is er een schakelpaneel en zijn er grote dikke apparaten die de programma’s opnemen. Al met al is het een buitengewoon compact ding met heel veel techniek. Het ziet er uit als een leuk dingetje, maar het is high tech en het is custom made (de mevrouw van de muziek heeft het probleem van de hoge noten opgelost.... ze is gewoon opgehouden met zingen en doet nu een Duits walsje). Die machinerie is aangesloten op de accu van de auto. Die accu levert 12 volt, die machine heeft 240 nodig. Om dat om te zetten bestaan er zg inverters. Technisch ben ik niet zo heel goed, maar merkte wel dat er iets niet klopte, het piepte namelijk heel hard, en dat doen apparaten meestal als ze aandacht willen. Dit apparaat piepte niet alleen, maar misschien wel erger, hield op met piepen en hield ook op met werken. Dus toen begon de lange weg door de gedrochten van de spaghettikabels, de knopjes, de pluggen en de gelaste verbindingen. Ik zou het kort houden... inmiddels moeten we maandag launchen en het is misschien wel bijna goed aan het komen... we zijn dingen op het spoor en er zijn een paar proefuitzendingen gemaakt. Maar echt helemaal zeker ben ik niet en nogmaals; ik weet niet zo veel van techniek en via de telefoon geïnstrueerd worden is lastig. Ik moet dingen managen die ik zelf niet snap en heb een beetje het gevoel dat ik een open hartoperatie moet uitvoeren met een aardappelschilmesje terwijl de patiënt denk dat hij beter even naar het ziekenhuis in de volgende stad gebracht kan worden. Ik denk alleen dat we daar geen tijd voor hebben en dat de doktoren in dat ziekenhuis dan ook op internet ‘open heart surgery for dummies’ gaan intikken en dan ook een aardappelmesje uit te la pakken.
(ondertussen komt uit Nairobi het bericht dat verschillende tafels om drank smeken... en de speeches gaan door) ( de muziekmevrouw is afgevoerd nadat de gasten geklaagde hebben) .
De technische dingen komen boven op het gewone regelen van een nieuw kantoor met nieuwe mensen en allemaal onwennigheden. Als we straks gewoon keer draaien dan wordt de routine de grote killer. De sleur ligt dan om de hoek. Nu we die routine nog niet hebben is de onzekerheid, het wachten en het vinden van de vorm de boosdoener. Mensen komen niet opdagen en daar wordt op gewacht, mensen komen wel opdagen en wachten zich suf. Kippen zonder kop en mensen die keihard werken, of mensen die lamlendig filmpies zitten te kijken.
Toen we dit programma in Kenya gingen opzetten hebben wij iedereen precies verteld wat ze moesten doen en hoe ze dat moesten doen. Dat zorgde er voor dat ze erg zwaar op ons leunden, maar dat het als een zonnetje ging.
Nu ik daar veel minder ben gaan er ineens heel andere krachten werken en (bij de Oscars gaat het nu om de categorie talkshows..... wij dus....) worden nu eindelijk pas de machtsverhoudingen duidelijk. Die sacherijnige tor blijkt eigenlijk heel doortastend, die leuke speelse editor bakt er niets van maar werd door iedereen gedekt, dergelijk geschuif. Dat wilde ik hier in Uganda voorkomen door iets afstandelijker te zijn en minder hands on. (and the winner is.....Capital talk... godver.... en heel toevallig, een van de bestuursleden zit in de redactie van Capital talk... gek zeg! ... maar toch heel jammer en vervelend...het was zo leuk geweest. Goed, water under the bridge) Tot nu toe is het een spannende onderneming om veel vrijheden te geven en toch zeer on the job te zijn. Het houdt het in elk geval spannend voor mij en ik denk dat de crew hier eigenlijk beter is dan in Kenya, maar nu nog wel veel leiding nodig heeft.
Gedeeltelijk moest ik het wel losser en afstandelijker doen omdat ik een paar keer in Kenya moest zijn. Eerst omdat Stefanie hier kwam en ik haar heel graag wilde zien. Daarna omdat ik haar weer wilde uitzwaaien toen ze weg ging en ze handen nodig had om dingen te regelen. Uiteraard ben ik die dagen ook op kantoor in Nairobi geweest en hed daar allemaal dingen gedaan. Ik moet mijn aandacht nu verdelen en die afstand was dus noodzakelijk.
Het werken is wel erg veel en gelukkig ook wel leuk. Dat heen en weer reizen is echter necking. Belgrad is hier ook, gelukkig. Hij is een collega van mij die zich steeds meer met allerlei praktische dingen bezig houdt. Het is een vreemde knul, een ex profvoetballer uit Kameroen die ooit in het Oostblok carriere ging maken, dat lukte maar half en is toen in Monaco business gaan studeren. Hij is 27 en jong en enorm gedreven. Hij woont nu op kantoor en als ik rond 23 uur weg ga gaat hij nog even iets nuttigs doen. ’s Morgens krijg ik de eerste mails van hem rond 7 uur. Hij is buitengewoon goed in het maken van protocollen en richtlijnen. Dat is in onze organisatie heel nodig omdat het met 3 landen en inmiddels zo’n 40 mensen die allemaal enorm creatief zijn, heel snel chaos wordt. Hij heeft de bijzondere gave absoluut niet creatief te zijn en dat ook niet te ambiëren. Maar daardoor zit ie ook een beetje op een eiland, en op dat eilandje is hij de baas. Heel geestig.
Het is plezierig om iemand te hebben die min of meer het zelfde doel voor ogen heeft en met wie ik even kan overleggen voordat ik iemand ga ontslaan, of als ik vind dat er een nieuwe computer gekocht moet worden. Dagelijks getut door te nemen is wel prettig.
In de tijd dat Stefanie hier was is ze gelukkig ook nog een weekend naar Kampala gekomen. Dat gaf de mogelijkheid eens de stad uit te gaan. In Kampala weet ik de weg van het vliegveld naar kantoor, naar het 60+ bordeel hotel waar ik woon, naar de ATM en naar de gym... aan veel meer ben ik niet toegekomen. Het is een beetje merkwaardig maar daarom des te leuker om naar Jinga te rijden en in een heel plezierig hotel te zitten, om te raften op de Nijl (2 kilometer van de bron van de Nijl...(die Bron van de Nijl klinkt heel romantisch... maar dat is weinig meer dan een vlaggetje in het water. Lake Victoria stroomt leeg in een rivier... et voilá da’s de bron...) en een lange wandeling door de bush te maken. Te merken dat Uganda toch echt anders is dan Kenya en dat Ugandezen vrolijke vriendelijke mensen zijn (die wel wat chilipepers kunnen gebruiken).
Langzaam stomen we op naar de ‘eerste uitzending’. Vanavond moest iedereen vroeg naar huis van mij. Morgen (zaterdag) moeten een paar mensen werken aan de bus. Zondag moet iedereen naar de kerk (vinden ze zelf) en maandag moet de show geleverd worden aan de omroep.
Dinsdag is de eerste echte gewone productiedag....
Daarna gaat er waarschijnlijk een last van mijn schouders vallen. En kunnen we een vinkje zetten. Dan is land nr 3 gerealiseerd.

zaterdag in Uganda

Er zijn deze keer geen plaatjes voorhanden. sorry, het ziet er saai uit.

Dit word spannend.

Eens kijken hoe we dit een niet-klagerig verhaal kunnen maken dat nergens over gaat en toch een stevige spanningsboog heeft.

Waarschijnlijk is het het makkelijkst om de draad van de tijd te volgen en dan de werkelijkheid en het streven door elkaar heen te vlechten. De dingen zoals ze zijn en dan aangedikt met fantasie en dromen. Om met Gerard Reve te spreken: ‘Echt gebeurt is geen excuus.”

Toe ik vanmorgen wakker werd regende het en was ik nog moe. Ik ging gisteren moe naar bed, niet alleen fysiek moe, maar ook in mijn hoofd en ik had slecht en weinig gegeten. Gelukkig had ik niet veel gedronken, een biertje slechts. In de laatste weken heb ik heel veel energie weggegeven en is er vrij weinig voor terug gekomen. Soms merk je dat ineens. Daarom was ik gisteren uitgebreid naar de gym gegaan en las daarna een boek in mijn lelijke hotelkamer. Ik was langer gaan doorlezen dan normaal omdat ik uit kon slapen. Morgen was zaterdag.

Ik werd wakker omdat onder mijn raam iemand het nodig vond om iets met kratten en lege flessen te doen. Het was 7 uur en dus was het uitslapen niet gelukt. Ik probeerde in bed te blijven, maar moest pissen en dus mijn bed uit. Blijkbaar had iemand beneden gehoord dat ik wakker was dus werd ik gebeld met de vraag wat ik wilde ontbijten. Ja, ik was hongerig, maar ik had geen zin in het hotel ontbijt dat nergens naar smaakt, droog is en uit een heel vieze keuken komt. Het wordt gemaakt door een halve gek die mij altijd met draaiende ogen tegemoet komt en me dan een heel vettige hand wil geven. Zijn buis is vlekkerig en gescheurd. Dit hele hotel is vlekkerig en gescheurd. Doordat ik hier nu zolang ben heeft iedereen de wapens laten zakken en zie ik hoe het gerund wordt. De eigenaar is een vriendelijke Somalier die bij de UN werkt. Hij klaagt over de lage inkomsten. Toch is het er vaak vrij druk dus moeten de medewerkers met dikke zakken vol duiten naar huis gaan. De helft van de medewerkers zijn echt achterlijk, ze vegen en boenen, maar doen dat selectief (de tafels zijn altijd plakkerig omdat ze het lapje waarmee de tafels worden afgenomen nooit schoonmaken) en iedere dag zit ik te werken op het terrasje. Iedere dag zegt het bologige meisje dat enorme borsten heeft, maar altijd een te kleine BH draagt: “hey mister, what is that?” “That is my computer, Carol.” “waarop zij standaard antwoord: “I don’t know about that.” Op het terrasje staat een geluidsinstallatie en ze hebben 1 cd. Met een slecht reggae liedje met de tekst: “We all come from Jamaica, different colors run deaper...” Carol vind dat wel een leuk liedje, denk ik. Ze zingt het hard mee, maar iedere keer als ik op het terrasje kom zet ik meteen de muziek uit. Dat deert haar niet, ze blijft zingen. Op een gegeven moment vroeg ik haar: “Waar is Jamaica?” ze antwoordde: “We all come from Jamaica, so Jamaica must be here, because I come from here...” Zo kan naïviteit omslaan in diepere filosofie.

Ik was dus om 7 uur wakker en wilde dat niet zijn. Ik had geen zin om in bed te blijven, ik had geen zin om te eten, ik had geen zin om naar buiten te gaan omdat het regende ik had geen zin in wat dan ook, alleen om te slapen en dat ging niet meer lukken. Ik had niet eens zin in niets. Ik lag in bed, had het noch warm noch koud en staarde naar de lamp aan het plafond. Degene die die lamp ontworpen had had een klote dag gehad, de fabrikant had niet nagedacht en de eigenaar van het hotel had blind een doos van het schap getrokken en zo was dat ondeugdelijke dingetje aan het plafond van mijn kamer terecht gekomen. Door de moderne trend van de zuinigheid was er een spaarlamp ingedraaid. Die paste niet en dus had de lampindraaier zijn schouders opgehaald en het design zo aangepast dat de spaarlamp het deed; maar dat het design lusteloos om het felwitte peertje gedrapeerd lag. Het licht uit de lamp was niet genoeg om er een boek bij te lezen.

Het niets willen veranderde langzaam in geergerd zijn en die lamp verergerde dat.

Ik ken mezelf al een paar jaar en weet dat geergerd zijn een vervelende en destructieve status is, dat kan niemand meer iets goed doen (mijzelf incluis) en dat alleen radicale acties helpen om die status te verdrijven.

Meestal is slapen een goede remedie. Maar dat zat er nu niet in.

Heel hard probeerde ik te denken hoe de ideale dag er uit zou zien. Er kwamen beelden in mijn hoofd die wel aardig waren. De beelden gingen langzaam over in anekdotes en herinneringen.

Afgelopen week las ik een artikel over een vrouw van een jaar of 80. Keiko Shinigawa. Haar ouders woonden in de 30-er jaren in Californie, door de oorlogsdreiging werden vanaf iets van 1939 alle Japanners in kampen gestopt. Kleine Keiko dus ook. Daar leerde ze Japans en leerde ze nogal hardhandig dat ze geen Amerikaan was. Inmiddels woont ze, nog steeds in Californie en zo’n 10 kilometer van waar dat kamp was en ze is wat Amerikanen noemen fiber artist. In het Nederlands heet dat: textiele werkvormen. Mooier is om haar weefster te noemen.

De reportage over haar en haar huis en haar werk was zo fijn. Zij is een oudere mooie vrouw die een klassiek soort weefwerken maakt. Haar huis was een typisch voorbeeld van USA/Japan fusion. Rust, stilte, kwaliteit en zonder dat vervelende Japanse traditionalisme. Ik hou niet zo heel erg van fantasie en decoratie textiel, maar het vakmanschap en de instelling, het perfectionisme en de rust stonden me erg aan.

Een van mijn schrijvende helden is Paul Auster. Ieder woord precies op zijn plek. Ik lag op mijn bed onder het muskieten net met gaten en dacht aan zijn boeken. Wat is er zo goed aan: de verhaaltjes zijn soms vrij saai en soms nogal ongeloofwaardig. Het fascinerende is dat de boeken ieder voor zich een aspect van zijn schrijverschap verwoorden, maar gezamenlijk vormen ze, nou ja.. een oeuvre en dat is het eigenlijke kunstwerk. Dus door hem te volgen kan je getuige zijn van een kunstwerk in wording. Daardoor is het ook niet zo erg als een keer een zin, een wending in een verhaal, een karakter in een boek of een heel hoofdstuk minder is. Het hoeft niet te passen in de kleinheid van een boek, maar in de grootheid van het oeuvre wordt het van zelf onbelangrijk. Naar aanleiding van Auster dacht ik aan ‘Smoke’ en ‘Blue in the face’ twee films die tegelijkertijd uit kwamen en waarvoor Auster het scenario schreef en van een van beide deed hij ook de regie. In mijn gedachten lopen ze door elkaar. Hoewel ik weet dat ze heel verschillend zijn. Het zijn flarden voor me zonder een duidelijk verhaal. Belangrijker is dat het ook een gesamtkunstwerk is door de parade van sterren die er in voor komen en er aan meegewerkt hebben. De grote regisseur Jim Jarmusch speelt een rol van een roker die zijn laatste sigaret (uiteraard Lucky Strike) komt roken. Er is een dialoog van de sigarenboer (Harvey Keitel) en de roker (Jim Jarmusch). Auster regisseerde dit... hoe kan je in godsnaam, als auteur met een regiehobby, twee van dergelijke grootheden regisseren. Het resultaat: twee grootheden die zichzelf zijn en spelen alsof ze acteurs zijn. Fantastisch. Dan moet de regisseur dus een driedubbele taak doen. Er voor zorgen dat het verhaal klopt zodat Jarmusch en Keitel passen als acteurs die zichzelf spelen. En dat is weer typisch Auster. Je kan dit alleen als je door de chaos heen de lijnen kan volgen en dan er weer een berg chaos overheen kan leggen.

Ondertussen lag ik nog steeds op dat bed. Het regende nog en ik vreesde dat ontbijt. Maar was wel een beetje hongerig. Ik probeerde te visualiseren wat ik wel wilde eten. Natuurlijk kwamen er beelden boven van oeuf benedictine, misschien wel het beste vroege ochtend hapje dat er bestaat, en er kwamen beelden van veel vers fruit en goede koffie uit een perculator met lauwwarme melk, er zat iets scone-achtigs in de snelle sequentie. Langzaam werd het duidelijker; het moest fris, helder, puur en to the point zijn. Geen enorme bergen met vettige dingen (benedictine ging de kast weer in) maar weinig en goed, voedzaam en vers.

Ik besloot in het hotel niet langer de aardige mijnheer te zijn, maar de veeleisende betalende klant. Ik belde naar benee en zei: over een half uur wil ik graag ontbijten. Wat voor fruit is er? Het antwoord was eenvoudig en duidelijk: bananen.

Het is weinig verwonderlijk; dit land barst uit zijn voegen van de bananen. Langs de weg op de markten, iedere gek heeft een trosje bij de hand.... Dus vroeg ik: ... en verder?” “ just banana, sir”

Ok, vanaf nu wil ik iedere ochtend ontbijten met lekker vers fruit... bananen én andere dingen als papaya, ananas, appel, avocado... wat je ook op de markt kan krijgen...

En kan je iemand weg sturen om dat te gaan halen?” “ “ja mijnheer..” zei hij.

Een half uur laster kwam ik beneden. Ik had me gedouched onder een pissig straaltje en had mijn tanden gepoetst met mineraal water. Had me geschoren met te heet water en had mijn spullen voor de dag eerst netjes in slagorde klaar gelegd op mijn burootje en toen oneerbiedig in mijn tas geflikkerd.

Mijn mind set was door de op bed liggende gedachte veranderd van een geergerde chaos, in een heldere rechtlijnigheid. Zo wil ik het en niet anders.

Toen ik mij aan de plakkerige tafel zette vroeg ik aan Carol, de halve gek of het ontbijt er was en ze slenterde naar binnen. Heel rustig liep ik achter haar aan en haalde haar in en zei door het ranzige luikje naar de keuken. “Did you manage with the fruit?” De rologende keukengek wilde mij een hand geven en iets zeggen en voordat hij mijn hand pakte vroeg ik iets dwingender:

-“did you manage?”

-“it is coming, sir...”

Dat wilde dus zeggen dat er een nog mindere god naar een markt gestuurd was en dat die nog niet terug was en dat dat nog we even kon duren. Een tripje buiten de poorten van het hotel hoeft natuurlijk niet verkort te worden omdat er een een of andere hotelgast zit te wachten.

- ”Ok, I will eat it tomorrow...”.

Hij probeerde nog iets van: “coffee?”... en ik wuifde alleen. In mijn bed had ik een tweede plan bedacht en wandelde de straat op.

Op straat zijn er zg boda boda’s. Brommerjongens met slecht rijgedrag die je voor een paar dubbeltjes vervoeren. Het probleem van deze jongens is dat ze niet zo veel verdienen en een beetje smerig zijn.Als je achterop zit kan je niet anders dan in hun glimmende kraag kijken en een penetrante geur komt in je neus. De jongens die er iets frisser uitzien kunnen ook nog heel grappig ruiken. Daarbij zegt hun voorkomen heel weinig over hun rijgedrag. Er zijn ziekenhuizen hier gespecialiseerd in bodaboda ongelukken. Die jongens hebben geen geld en worden in elkaar geflanst. Planologisch ben ik erg voor deze beroepsgroep, zonder hen zou de stad een 24/7 verkeersophoping zijn en als het een klein beetje georganiseerd was zou het geweldig zijn. Maar het is niet georganiseerd.

Ik stond langs de weg en wist wat ik wilde; die goede schone chauffeur. En hij kwam!

Heldere blik, hij schudde mijn hand en nodigde mij uit achterop plaats te nemen, nadat hij geinformeerd had waar ik heen wilde en mij niet een belachelijke toeristen prijs vroeg. Zonder onderhandelen en zonder gedoe. Hij had een piep klein kussentje voor mijn delicate billen en reed ferm, maar voorzichtig.

Ik moest naar kantoor en daarna naar de ontbijtplek. Ik ken niet zo veel wegen hier in Kampala, maar wel de weg van mijn hotel naar het kantoor. Die 3 kilometer loop ik wel eens en rij ik elke dag 2 keer. Deze knul nam een andere weg en ik tikte hem op de schouder (niet vies) en vroeg hem waar hij heen ging. Hij zei dat zijn route iets langer was, maar minder vies. Het had geregend en de straten waren inderdaad modderpoelen waar je de potholes nu niet kan zien. “...and it is more nice” zei hij. Ik had geen haast en was blij met zijn ommetje.

Op kantor pakte ik mijn spullen en steeg weer op, op de brommer....

Goed het dreigt getuttel te worden en te lang te duren.

Het doel van het verhaal van vandaag was dat ik de hele dag bezig geweest ben om vervelende dingen weg te filteren en alleen de plezierige dingen over te houden.

Ik heb gewandeld door een mooie wijk en alleen de mooie dingen gezien.

Heb gelunched in en prachtige plek en kreeg precies te eten wat ik wilde.

Dronk er een glas wijn bij en dat beviel me niet en zonder blikken of blozen wisselde ik het om voor goede. Las een boek dat me beviel en moest de stad in om een heel klein filmpje te maken hoe de dynamo van onze auto vervangen werd. Ik sprak met twee mensen en maakte het filmpje. Een derde man stonk uit zijn bek en was onbeleefd en het lukte mij hem uit mijn beeld weg te filteren. (het bleek de baas).

Aan het eind van de dag, half werk en half privé, moest ik een paar mensen bellen om te zeggen dat ze de baan waar ze op gesolliciteerd hadden niet kregen. Dat zijn gesprekken die je netjes en zorgvuldig moet doen. Van tevoren had ik mij bedacht dat deze gesprekken niet langer dan 7 minuten hoeven te duren. Daarna wordt het gedoe.

Ik moest 10 mensen bellen en dus moest ik binnen een uur klaar zijn. Als je duidelijk weet wat je wilt en wat je wil zeggen dan kan dat, zonder onaardig te zijn. (afgelopen week moest ik een man ontslaan en deed dat niet goed; het gesprek werd slordig en ik werd in de poel van de argumentatie getrokken zoals een krokodil zijn prooi vermoord... door te verdrinken. Mijn verhaal was niet helder meer en dat was precies wat ik haatte toen ik ooit ontslagen werd... Toen ik afgelopen week de deur dicht deed achter de ontslagene had k de neiging mij te verontschuldigen voor het warrige verhaal. Dus nu met de mensen die nog niet eens aangenomen waren deed ik het anders. Ik zat op het puntje van mij stoel, vertelde nogmaals wat wij verwachtte van de kandidaten en zei dat ik niet met memeer of mevrouw in zee wilde gaan om die en die reden. Ik had er een uur voor uitgetrokken en was binnen 5 minuten klaar (en had ondertussen ook koffie gemaakt)

Het verhaal is weer veel te lang voor een blog, maar is toch niet geheel onzin. Een zaterdag in Kampala en een gewone dg in dit deel van Afrika.

Ik heb alleen niet verteld dat ik na die serene en voorzichtige dag ’s avonds toch uitgegaan ben en toen werd het toch weer slordig en rumoerig. Maar ik kon er tegen (en er zelfs de lol van in zien) door de zachte en rustige ochtend en middag.

Dit word spannend.

Eens kijken hoe we dit een niet-klagerig verhaal kunnen maken dat nergens over gaat en toch een stevige spanningsboog heeft.

Waarschijnlijk is het het makkelijkst om de draad van de tijd te volgen en dan de werkelijkheid en het streven door elkaar heen te vlechten. De dingen zoals ze zijn en dan aangedikt met fantasie en dromen. Om met Gerard Reve te spreken: ‘Echt gebeurt is geen excuus.”

Toe ik vanmorgen wakker werd regende het en was ik nog moe. Ik ging gisteren moe naar bed, niet alleen fysiek moe, maar ook in mijn hoofd en ik had slecht en weinig gegeten. Gelukkig had ik niet veel gedronken, een biertje slechts. In de laatste weken heb ik heel veel energie weggegeven en is er vrij weinig voor terug gekomen. Soms merk je dat ineens. Daarom was ik gisteren uitgebreid naar de gym gegaan en las daarna een boek in mijn lelijke hotelkamer. Ik was langer gaan doorlezen dan normaal omdat ik uit kon slapen. Morgen was zaterdag.

Ik werd wakker omdat onder mijn raam iemand het nodig vond om iets met kratten en lege flessen te doen. Het was 7 uur en dus was het uitslapen niet gelukt. Ik probeerde in bed te blijven, maar moest pissen en dus mijn bed uit. Blijkbaar had iemand beneden gehoord dat ik wakker was dus werd ik gebeld met de vraag wat ik wilde ontbijten. Ja, ik was hongerig, maar ik had geen zin in het hotel ontbijt dat nergens naar smaakt, droog is en uit een heel vieze keuken komt. Het wordt gemaakt door een halve gek die mij altijd met draaiende ogen tegemoet komt en me dan een heel vettige hand wil geven. Zijn buis is vlekkerig en gescheurd. Dit hele hotel is vlekkerig en gescheurd. Doordat ik hier nu zolang ben heeft iedereen de wapens laten zakken en zie ik hoe het gerund wordt. De eigenaar is een vriendelijke Somalier die bij de UN werkt. Hij klaagt over de lage inkomsten. Toch is het er vaak vrij druk dus moeten de medewerkers met dikke zakken vol duiten naar huis gaan. De helft van de medewerkers zijn echt achterlijk, ze vegen en boenen, maar doen dat selectief (de tafels zijn altijd plakkerig omdat ze het lapje waarmee de tafels worden afgenomen nooit schoonmaken) en iedere dag zit ik te werken op het terrasje. Iedere dag zegt het bologige meisje dat enorme borsten heeft, maar altijd een te kleine BH draagt: “hey mister, what is that?” “That is my computer, Carol.” “waarop zij standaard antwoord: “I don’t know about that.” Op het terrasje staat een geluidsinstallatie en ze hebben 1 cd. Met een slecht reggae liedje met de tekst: “We all come from Jamaica, different colors run deaper...” Carol vind dat wel een leuk liedje, denk ik. Ze zingt het hard mee, maar iedere keer als ik op het terrasje kom zet ik meteen de muziek uit. Dat deert haar niet, ze blijft zingen. Op een gegeven moment vroeg ik haar: “Waar is Jamaica?” ze antwoordde: “We all come from Jamaica, so Jamaica must be here, because I come from here...” Zo kan naïviteit omslaan in diepere filosofie.

Ik was dus om 7 uur wakker en wilde dat niet zijn. Ik had geen zin om in bed te blijven, ik had geen zin om te eten, ik had geen zin om naar buiten te gaan omdat het regende ik had geen zin in wat dan ook, alleen om te slapen en dat ging niet meer lukken. Ik had niet eens zin in niets. Ik lag in bed, had het noch warm noch koud en staarde naar de lamp aan het plafond. Degene die die lamp ontworpen had had een klote dag gehad, de fabrikant had niet nagedacht en de eigenaar van het hotel had blind een doos van het schap getrokken en zo was dat ondeugdelijke dingetje aan het plafond van mijn kamer terecht gekomen. Door de moderne trend van de zuinigheid was er een spaarlamp ingedraaid. Die paste niet en dus had de lampindraaier zijn schouders opgehaald en het design zo aangepast dat de spaarlamp het deed; maar dat het design lusteloos om het felwitte peertje gedrapeerd lag. Het licht uit de lamp was niet genoeg om er een boek bij te lezen.

Het niets willen veranderde langzaam in geergerd zijn en die lamp verergerde dat.

Ik ken mezelf al een paar jaar en weet dat geergerd zijn een vervelende en destructieve status is, dat kan niemand meer iets goed doen (mijzelf incluis) en dat alleen radicale acties helpen om die status te verdrijven.

Meestal is slapen een goede remedie. Maar dat zat er nu niet in.

Heel hard probeerde ik te denken hoe de ideale dag er uit zou zien. Er kwamen beelden in mijn hoofd die wel aardig waren. De beelden gingen langzaam over in anekdotes en herinneringen.

Afgelopen week las ik een artikel over een vrouw van een jaar of 80. Keiko Shinigawa. Haar ouders woonden in de 30-er jaren in Californie, door de oorlogsdreiging werden vanaf iets van 1939 alle Japanners in kampen gestopt. Kleine Keiko dus ook. Daar leerde ze Japans en leerde ze nogal hardhandig dat ze geen Amerikaan was. Inmiddels woont ze, nog steeds in Californie en zo’n 10 kilometer van waar dat kamp was en ze is wat Amerikanen noemen fiber artist. In het Nederlands heet dat: textiele werkvormen. Mooier is om haar weefster te noemen.

De reportage over haar en haar huis en haar werk was zo fijn. Zij is een oudere mooie vrouw die een klassiek soort weefwerken maakt. Haar huis was een typisch voorbeeld van USA/Japan fusion. Rust, stilte, kwaliteit en zonder dat vervelende Japanse traditionalisme. Ik hou niet zo heel erg van fantasie en decoratie textiel, maar het vakmanschap en de instelling, het perfectionisme en de rust stonden me erg aan.

Een van mijn schrijvende helden is Paul Auster. Ieder woord precies op zijn plek. Ik lag op mijn bed onder het muskieten net met gaten en dacht aan zijn boeken. Wat is er zo goed aan: de verhaaltjes zijn soms vrij saai en soms nogal ongeloofwaardig. Het fascinerende is dat de boeken ieder voor zich een aspect van zijn schrijverschap verwoorden, maar gezamenlijk vormen ze, nou ja.. een oeuvre en dat is het eigenlijke kunstwerk. Dus door hem te volgen kan je getuige zijn van een kunstwerk in wording. Daardoor is het ook niet zo erg als een keer een zin, een wending in een verhaal, een karakter in een boek of een heel hoofdstuk minder is. Het hoeft niet te passen in de kleinheid van een boek, maar in de grootheid van het oeuvre wordt het van zelf onbelangrijk. Naar aanleiding van Auster dacht ik aan ‘Smoke’ en ‘Blue in the face’ twee films die tegelijkertijd uit kwamen en waarvoor Auster het scenario schreef en van een van beide deed hij ook de regie. In mijn gedachten lopen ze door elkaar. Hoewel ik weet dat ze heel verschillend zijn. Het zijn flarden voor me zonder een duidelijk verhaal. Belangrijker is dat het ook een gesamtkunstwerk is door de parade van sterren die er in voor komen en er aan meegewerkt hebben. De grote regisseur Jim Jarmusch speelt een rol van een roker die zijn laatste sigaret (uiteraard Lucky Strike) komt roken. Er is een dialoog van de sigarenboer (Harvey Keitel) en de roker (Jim Jarmusch). Auster regisseerde dit... hoe kan je in godsnaam, als auteur met een regiehobby, twee van dergelijke grootheden regisseren. Het resultaat: twee grootheden die zichzelf zijn en spelen alsof ze acteurs zijn. Fantastisch. Dan moet de regisseur dus een driedubbele taak doen. Er voor zorgen dat het verhaal klopt zodat Jarmusch en Keitel passen als acteurs die zichzelf spelen. En dat is weer typisch Auster. Je kan dit alleen als je door de chaos heen de lijnen kan volgen en dan er weer een berg chaos overheen kan leggen.

Ondertussen lag ik nog steeds op dat bed. Het regende nog en ik vreesde dat ontbijt. Maar was wel een beetje hongerig. Ik probeerde te visualiseren wat ik wel wilde eten. Natuurlijk kwamen er beelden boven van oeuf benedictine, misschien wel het beste vroege ochtend hapje dat er bestaat, en er kwamen beelden van veel vers fruit en goede koffie uit een perculator met lauwwarme melk, er zat iets scone-achtigs in de snelle sequentie. Langzaam werd het duidelijker; het moest fris, helder, puur en to the point zijn. Geen enorme bergen met vettige dingen (benedictine ging de kast weer in) maar weinig en goed, voedzaam en vers.

Ik besloot in het hotel niet langer de aardige mijnheer te zijn, maar de veeleisende betalende klant. Ik belde naar benee en zei: over een half uur wil ik graag ontbijten. Wat voor fruit is er? Het antwoord was eenvoudig en duidelijk: bananen.

Het is weinig verwonderlijk; dit land barst uit zijn voegen van de bananen. Langs de weg op de markten, iedere gek heeft een trosje bij de hand.... Dus vroeg ik: ... en verder?” “ just banana, sir”

Ok, vanaf nu wil ik iedere ochtend ontbijten met lekker vers fruit... bananen én andere dingen als papaya, ananas, appel, avocado... wat je ook op de markt kan krijgen...

En kan je iemand weg sturen om dat te gaan halen?” “ “ja mijnheer..” zei hij.

Een half uur laster kwam ik beneden. Ik had me gedouched onder een pissig straaltje en had mijn tanden gepoetst met mineraal water. Had me geschoren met te heet water en had mijn spullen voor de dag eerst netjes in slagorde klaar gelegd op mijn burootje en toen oneerbiedig in mijn tas geflikkerd.

Mijn mind set was door de op bed liggende gedachte veranderd van een geergerde chaos, in een heldere rechtlijnigheid. Zo wil ik het en niet anders.

Toen ik mij aan de plakkerige tafel zette vroeg ik aan Carol, de halve gek of het ontbijt er was en ze slenterde naar binnen. Heel rustig liep ik achter haar aan en haalde haar in en zei door het ranzige luikje naar de keuken. “Did you manage with the fruit?” De rologende keukengek wilde mij een hand geven en iets zeggen en voordat hij mijn hand pakte vroeg ik iets dwingender:

-“did you manage?”

-“it is coming, sir...”

Dat wilde dus zeggen dat er een nog mindere god naar een markt gestuurd was en dat die nog niet terug was en dat dat nog we even kon duren. Een tripje buiten de poorten van het hotel hoeft natuurlijk niet verkort te worden omdat er een een of andere hotelgast zit te wachten.

- ”Ok, I will eat it tomorrow...”.

Hij probeerde nog iets van: “coffee?”... en ik wuifde alleen. In mijn bed had ik een tweede plan bedacht en wandelde de straat op.

Op straat zijn er zg boda boda’s. Brommerjongens met slecht rijgedrag die je voor een paar dubbeltjes vervoeren. Het probleem van deze jongens is dat ze niet zo veel verdienen en een beetje smerig zijn.Als je achterop zit kan je niet anders dan in hun glimmende kraag kijken en een penetrante geur komt in je neus. De jongens die er iets frisser uitzien kunnen ook nog heel grappig ruiken. Daarbij zegt hun voorkomen heel weinig over hun rijgedrag. Er zijn ziekenhuizen hier gespecialiseerd in bodaboda ongelukken. Die jongens hebben geen geld en worden in elkaar geflanst. Planologisch ben ik erg voor deze beroepsgroep, zonder hen zou de stad een 24/7 verkeersophoping zijn en als het een klein beetje georganiseerd was zou het geweldig zijn. Maar het is niet georganiseerd.

Ik stond langs de weg en wist wat ik wilde; die goede schone chauffeur. En hij kwam!

Heldere blik, hij schudde mijn hand en nodigde mij uit achterop plaats te nemen, nadat hij geinformeerd had waar ik heen wilde en mij niet een belachelijke toeristen prijs vroeg. Zonder onderhandelen en zonder gedoe. Hij had een piep klein kussentje voor mijn delicate billen en reed ferm, maar voorzichtig.

Ik moest naar kantoor en daarna naar de ontbijtplek. Ik ken niet zo veel wegen hier in Kampala, maar wel de weg van mijn hotel naar het kantoor. Die 3 kilometer loop ik wel eens en rij ik elke dag 2 keer. Deze knul nam een andere weg en ik tikte hem op de schouder (niet vies) en vroeg hem waar hij heen ging. Hij zei dat zijn route iets langer was, maar minder vies. Het had geregend en de straten waren inderdaad modderpoelen waar je de potholes nu niet kan zien. “...and it is more nice” zei hij. Ik had geen haast en was blij met zijn ommetje.

Op kantor pakte ik mijn spullen en steeg weer op, op de brommer....

Goed het dreigt getuttel te worden en te lang te duren.

Het doel van het verhaal van vandaag was dat ik de hele dag bezig geweest ben om vervelende dingen weg te filteren en alleen de plezierige dingen over te houden.

Ik heb gewandeld door een mooie wijk en alleen de mooie dingen gezien.

Heb gelunched in en prachtige plek en kreeg precies te eten wat ik wilde.

Dronk er een glas wijn bij en dat beviel me niet en zonder blikken of blozen wisselde ik het om voor goede. Las een boek dat me beviel en moest de stad in om een heel klein filmpje te maken hoe de dynamo van onze auto vervangen werd. Ik sprak met twee mensen en maakte het filmpje. Een derde man stonk uit zijn bek en was onbeleefd en het lukte mij hem uit mijn beeld weg te filteren. (het bleek de baas).

Aan het eind van de dag, half werk en half privé, moest ik een paar mensen bellen om te zeggen dat ze de baan waar ze op gesolliciteerd hadden niet kregen. Dat zijn gesprekken die je netjes en zorgvuldig moet doen. Van tevoren had ik mij bedacht dat deze gesprekken niet langer dan 7 minuten hoeven te duren. Daarna wordt het gedoe.

Ik moest 10 mensen bellen en dus moest ik binnen een uur klaar zijn. Als je duidelijk weet wat je wilt en wat je wil zeggen dan kan dat, zonder onaardig te zijn. (afgelopen week moest ik een man ontslaan en deed dat niet goed; het gesprek werd slordig en ik werd in de poel van de argumentatie getrokken zoals een krokodil zijn prooi vermoord... door te verdrinken. Mijn verhaal was niet helder meer en dat was precies wat ik haatte toen ik ooit ontslagen werd... Toen ik afgelopen week de deur dicht deed achter de ontslagene had k de neiging mij te verontschuldigen voor het warrige verhaal. Dus nu met de mensen die nog niet eens aangenomen waren deed ik het anders. Ik zat op het puntje van mij stoel, vertelde nogmaals wat wij verwachtte van de kandidaten en zei dat ik niet met memeer of mevrouw in zee wilde gaan om die en die reden. Ik had er een uur voor uitgetrokken en was binnen 5 minuten klaar (en had ondertussen ook koffie gemaakt)

Het verhaal is weer veel te lang voor een blog, maar is toch niet geheel onzin. Een zaterdag in Kampala en een gewone dg in dit deel van Afrika.

Ik heb alleen niet verteld dat ik na die serene en voorzichtige dag ’s avonds toch uitgegaan ben en toen werd het toch weer slordig en rumoerig. Maar ik kon er tegen (en er zelfs de lol van in zien) door de zachte en rustige ochtend en middag.