alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

Posts tonen met het label Kazachstan. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Kazachstan. Alle posts tonen

vrijdag 25 juni 2010

oezbekistan 27 mei 2010

27 mei 2010,
Uzbekistan-Bukhara Tashkent


De kans dat het zou gebeuren was al erg groot en dan is het wel bijzonder irritant als het ook gebeurt; we zijn al 3 weken terug en ik heb dit blogje van de reis nog niet af. Inmiddels zijn er wel al allemaal andere dingen gebeurd (tripje London, huis vol manke, labbekakkerige mannen, zon aan de hemel en boot in het water, etc etc).
Excuses genoeg en een gebrek aan discipline is de bottom line.
Drie dagen moet ik nog schrijven en dat ga ik vandaag doen. Het kleine pluspunt van de vertraging is dat ik iets meer in retrospect schrijven kan en iets minder heet van de naald. Zal dus ook wel korter worden en minder gaan over Daan die over ene kiezeltje struikelde, Wouter die een lamsboutje niet zo lekker vond of ikzelf die alleen maar dromerig voor me uit keek, wachtend op inspiratie.

We eindigden op 26 mei en komen dan op 27 mei aan. We zijn nog in Bukhara in Oezbekistan, de zon staat ook hier hoog aan de hemel, de lucht is blauw. Daan en ik zijn een tikje misselijk van de smerige Alexandercognac van gisteren en Wouter is fris en fruitig. Gewapend met een reisgidsje zit hij aan het ontbijt. Vandaag is een verplaatsdag. We zijn al in het rijke bezit van de treinkaartjes naar Tashkent en we hoeven dus alleen maar het smerige ontbijt te eten in de prachtige eetzaal, de spulletjes in te pakken, vriendelijk te knikken naar het bedienend personeel, een taxi te regelen en naar het station te gaan.
Dat doen we dan ook in die volgorde, een beetje haastig uiteindelijk omdat Daan en ik niet vooruit te branden zijn. Cognac gaat blijkbaar in je voeten zitten.
Op het station staat de trein klaar en in een streep reizen we naar het einddoel van deze trip. Drie uur in een trein kaboem kaboem kaboem is heerlijk als je katerig bent. En droog brood helpt ook en het scheelde dat het uitzicht nog steeds saai was. Steppes met licht, lente groen gras, soms een beetje wuivende korenvelden, kleine nietszeggende dorpjes en steeds de bergen in de verte. Heel af en toe een man in een pak op een paard, een kudde geiten of schapen en verder niets bijzonders.

In Tashkent namen wij een taxi naar het hotel. Hotel Uzbekistan is een geweldig gebouw. De gevel is een soort vlechtwerk van dik beton. De vorm van het hotel is als een opengeslagen boek dat rechtop staat. Ineens zie je weer de lange sovjet invloed. De lobby werd bevolkt door zakenmannen uit de hele wereld, er was een huwelijk gaande met een bruid die zoveel wit spul aan had dat haar popperige hoofdje wegzakte in een vallei van goedkoop thule en ze niet kon zien hoe haar hakjes vastraakten in de kanten sleep. Gelukkig had ze een batterij dames om haar heen in lichtroze, lichtgroen en lichtblauw die haar uit de knoop haalden. Haar man in spé stond buiten sigaretjes te roken met zijn vrienden. Maffiapakken en maffiakoppen. Er liepen busladingen bejaarde Franse toeristen rond. Rijke mensen die safaripakken hebben gekocht omdat die zo goed tegen het zware werk kunnen. Die pakken zullen, of ze nou in de stad zijn of op de prairie, gedragen worden. De gestreken safaripakken zullen geen kreukje krijgen.
We zijn aan het eind van de middag aangekomen en na het bestuderen van de kaart besluiten we een rondje linksom te lopen. Via een plein, een lege shoppingstreet die de saaiste avenue van centraal azie wordt genoemd, maar waar je wel goed kan aerobieen, komen we ineens bij een deur waar allemaal langbenige dames achter verdwijnen. Langbenig met intellectuele brilletjes. Na kort onderzoek bleek dat er een Franse chansonnier optrad... waarom was die outfit van die dames niet verbazingwekkend? Het ontbrak nog net aan stokbroden onder een arm en koele rode wijn. Onze dialoog was kort:
“zullen we naar binnen gaan?”
“waarom?”
”nou, daar gebeurt blijkbaar wat.”
“Ja een overjarige Franse zanger gaat in het donker liedjes zingen en dan gaat iedereen weer naar huis”
“ Nou....”
“Dan ga je maar in Amsterdam naar een Franse zanger luisteren.”

Wij stiefelden verder, via een heel erg brede fontein die het gebouw daarachter onzichtbaar maakte, langs een openlucht tentoonstelling met de 100 beroemdste schilderijen uit de westerse cultuur. Van Gogh, van Dijk, Rembrandt vertegenwoordigden NL. De Fransen hadden een veel grotere delegatie en ook daar kwam Van Gogh in voor. Naast de moslimarchitectuur hadden we niet zo veel cultuur in een klap te verduren gekregen. Gelukkig was er ook een park met bomen en een heuse espressobar met de zoetgevooisde naam ‘Bon Ton’. Het lijkt of ‘Frans’ synoniem is aan ‘kwaliteit’ in Tashkent.

De indruk van de stad was een heel andere dan we eerder zagen in deze regio. Het was er schoon opgeruimd en overzichtelijk, dat was dan nog wel hetzelfde als de andere steden. Het verschil zat ‘m in de grootstedelijkheid. Hier waren avenues, musea, theaters, parken. Hier staan gebouwen die macht en kracht moesten uitstralen; banken, hotels, rechtbanken en ambassades. Mensen gaan zich dan ook meteen grootsteeds gedragen, de hakken van de dames worden hoger, de pakken van de mannen donkerder, de tred wordt sneller en de blikken (achter de zonnebrillen) worden serieuzer. Bozig kijken betekent: ‘in ben belangrijk, tenminste, dat vind ik’.

Op de kaart hadden we een plek gezien waar we wilden eten. Geen idee waarom die keuze zo uitgevallen was, maar ik weet wel dat we er vrij lang over deden een keuze te maken en daarom gaven we het niet zo makkelijk op om een alternatief te kiezen, ook niet toen we het niet vonden.
Kaarten in boekjes kloppen niet altijd. De schaal deugde niet, het aantal te passeren zijstraten was fout en op de plek waar we dachten dat we moesten zijn was nu een heel heftige discotheek gekomen. Iedere reiziger denkt dan; ha, leuk, een heftige discotheek, daar moeten we eens effe binnen kijken. Wij niet. Wij dachten alleen: “verdomme, die klote kaart deugt niet...” ons niet bekommerend over de mogelijkheid dat wij misschien niet deugden.
De buikige eigenaar van een winkel om de hoek wist waar wij heen wilden, en probeerde dat uit te leggen. Dat ging niet, maar hij stuurde zijn zoon er op uit. Deze vlezige knul sprak redelijk engels en vergezelde ons naar een taxi, en reed mee naar het restaurant waar wij heen wilden, heel wat blokken verder op. Ondertussen vertelde de jongen dat hij Engels wilde leren, omdat hij naar Engeland wilde omdat hij bij Arsenal wilde voetballen. Zo zijn er vreemde drijfveren om Engels onder de knie te willen krijgen en natuurlijk babbelden wij graag met hem om hem wat kilometers in die vreemde taal te gunnen. Niemand van ons maakte een opmerking over het gegeven dat je niet alleen Engels moet kennen om bij Arsenal aan de slag te kunnen, maar ook een paar andere vaardigheden onder de knie moet hebben, en dat een paar kilo’s overgewicht geen aanbeveling is bij dat clubje.

Bij een Syrisch (ja, Syrisch! Waarom niet Syrisch?) restaurant aten wij humus, baba ganoush, meze, fattouch en forellen... dronken een beetje bier en stapten in een taxi naar... nee, niet terug naar die hippe discotheek, maar naar een oudemannencafe waar we nog een klein biertje dronken en vervolgens naar het hotel wandelden.

woensdag 23 juni 2010

extra extra: central azie dress code



central azie dress code

22 juni 2010



in de afgelopen dagen heb ik een blog geschreven over een reis.
Ik moet nu nog het eind van die trip beschrijven, maar hier komt even een tussenstuk.
Binnen het continue verhaal was er geen plaats voor.




Centraal Azie; the dress code


In de afgelopen weken reisde ik door Centraal Azië en wist van tevoren niet zo goed wat ik moest verwachten. Wist ook niet zo goed waarom ik daar heen ging. Met een ruime blik wandelde ik rond, niet gestoord door informatie of achtergrond.
Ik ben wel eens vaker daar in de buurt geweest, ook wel verderop in Azië en dichterbij in Europa. Net als iedere andere plek op de wereld die niet aan de kust licht (en zelfs daar kan het voorkomen) ligt Centraal Azië op een kruispunt. In Centraal Azië is dat wel erg duidelijk, dit hele gebied heeft migratiegolven van links naar rechts en van boven naar beneden ondergaan. In andere tijden ging het weer van rechts naar links en van boven naar benden. Het is een rusteloos gebied. De onherbergzaamheid helpt daarin mee. Niemand wilde er wonen maar het lag halverwege, en dus bleven ze een nachtjes slapen. Dat nachtje kon wel een langer gaan duren, een leven of een paar generaties, maar eigenlijk wilde iedereen er steeds weg. Nog steeds.

Het verhaal kan nu twee kanten op en ik weet nog niet welke ik ga kiezen. Misschien doe ik ze beide wel. De keuze is moeilijk. Omdat ik een beeldverhaal wil maken over kleren en ik daar vrij veel foto’s bij heb kan ik het daar over hebben en dat een mooi rond verhaal maken. Gezien de actualiteit op de wereld (Kirgizië staat in brand, veel doden en heel veel vluchtelingen) kan ik ook na de bovenstaande inleiding gaan schrijven over de vreselijke spagaat van de langzame reiziger; hij is ergens, voelt zich thuis, maar weet dat hij er niet hoort. Dat wordt extra duidelijk als de ander hem er op wijst dat ie er niet hoort (Oezbeken worden nu op hardhandige wijze de deur gewezen). In dit geval is het extra droef omdat de Kirgizen de deurwijzers zijn dat doen met een knuppel, een fakkel, een mitrailleur in de hand, en omdat ze zelf maar een of twee generaties langer in het onherbergzame land wonen. Ze hebben dus oude rechten, maar zo oud zijn die nou ook weer niet. Daarnaast zijn er ook nog de oorspronkelijke bewoners, die houden zich vrij stil, begreep ik.
De actualiteit van het onderwerp maakt het noodzakelijk om er over te schrijven. Het zou vreemd zijn om nu een verhaal over transmigratie in Centraal Azië te schrijven en niets te zeggen over de smeulende resten van Kirgizië.
Maar ik wilde een beeldverhaal maken en kan dat eigenlijk niet doen want over de actualiteit heb ik geen beelden. (Ja, ik kan wel plaatjes jatten van het internet, want die bloederige foto's maakte ik niet. Sterker nog; op mijn foto’s van 3 weken geleden in Kyrgizie staan alleen meer breedlachende aardige mensen die het leven gespannen maar hoopvol tegemoet treden.)
Het brede lachen zie je niet op de foto’s die ik bij dit verhaal wilde doen. Dit verhaal gaat over transmigratie en de uiterlijke vorm daar van. Op straat zie je veel verschillende soorten mensen. Technisch is het herkenbaar als een gebied tussen Azie en Europa. Er lopen mensen met spleetogen en er zijn Kaukasische koppen, dan zijn er nog allemaal tussenvormen. Niet alleen in gezichten, ook in lichamen. Chinezen en Japanners, de proto-Aziaten, zijn over het algemeen klein en niet erg gespierd. Europeanen zijn dikker en langer. In Centraal Azië krijg je lange dunne mensen, en kleine brede. De lange dunne zijn over het algemeen succesvoller dan de kleine brede. Het heeft te maken met voedsel, het soort werk wat ze doen en de genetische mix. Succesvolle mensen kunnen makkelijker hun partner kiezen dan sukkels. Bij de partnerkeuze gaat het ook om de verschijningsvorm. Hoewel iemand leuk en slim is, toch moet je een drempel over om hem/haar als bedpartner te kiezen als die tevens klein, dik en lelijk is. Het levens is hard.
Het gevolg van dit alles is dat er in Centraal Azie heel mooie mensen rondlopen. Althans, dat vind ik. Lang leve de vele verhuizingen.



Soms gaat het ook mis. Dan ontstaat er ineens een mix van culturen die niet helemaal aansluit bij mijn voorkeuren. Ik ben op een andere manier gecodeerd en snap sommige dingen niet. In Kirgizië, Tadzjikistan en een beetje in Oezbekistan lopen vrouwen rond in vreemde gewaden. Dat was het eigenlijke onderwerp van dit verhaaltje. Ik heb ze gefotografeerd, maar niemand poseerde voor me, vrouwen willen niet zomaar gefotografeerd worden. Dat zijn moslimwetten, zeggen ze.



De Moslimwetten schrijven voor dat de dames decent gekleed moeten gaan, armpjes en beentjes bedekt, niet te veel huid laten zien (en graag een beetje nurks kijken).
Centraal Azie ligt vlak bij Iran; daar hebben ze donkere jurken die aan alle moslimeisen voldoen, maar die soms iets getailleerds hebben, soms iets modisch. In Turkije, dat een van de dominante naties in de regio is hebben mensen veel dekens en goedkoop textiel in huis. De andere kant op, aan de zuidoostelijke kant ligt Pakistan. Daar houden de mensen van uitbundige kleuren op textiel.
In de landen die ik recent bezocht hebben ze de Iraanse, Turkse en Pakistaanse invloeden in een blender gestopt en is er iets merkwaardigs uitgekomen. Een broek en een jurk daarover, dichtgesloten. Een flodderinge hoofddoek die de nurkse (en bij tijd en wijle schalkse) blik een beetje verhult. Dit setje is gemaakt van een goedkope stof waar je niet in de buurt een vuurtje moet aansteken. Dit soort stof wordt gebruikt voor die Turkse dekens, dan zit er een tijgerprint op. Het ziet er erg warm en zweterig uit. De Pakistaanse invloed is zichtbaar in de prints. Hier dus geen tijgers (dat zou weer niet passen bij de moslim mores) maar bloemen, grafische patronen, maar vooral erg veel kleuren. Een ziekmakende hoeveelheid kleuren. De ontwerper die achter zijn computer het dessin zat in te kleuren, was in een wel erg olijke bui. Misschien was hij zijn eigen grenzen aan het verkennen en was de controller in slaap gevallen, misschien doet hij het uit moedwil, mensen pesten. De kans is echter het grootst dat ie het echt mooi vond, dat zijn baas verrukt was van de nieuwe kleuren voor het dessin en dat de lieve mevrouw die het lapje op de markt kocht het voor de passpiegel voor haar lichaam hield en zachtjes mompelde, met een lichtheid in haar hoofd: “Dit is echt, echt iets voor mij.” Zij zal het zich waarschijnlijk niet bedacht hebben maar kleding is communicatie. En dit gevoel, deze stijl, dit patroon en dit dessin combineert precies wat zij wilde communiceren. Zij wil iets vertellen aan haar man, kinderen, vrienden en zelfs aan willekeurige passanten op straat.

Laat ik nou afgelopen weken zo’n passant geweest zijn en de enige reactie die het bij mij te weeg bracht was een lichte golf van afschuw, keer op keer.
Ik weet wel dat de moslimleer tegenwoordig vindt dat vrouwen geen prikkelingen veroorzaken mogen, maar dat wil toch niet zeggen dat je oncomfortabele dingen gaat dragen in schreeuwerige kermiskleuren van een acne-opwekkend materiaal.
Ik kan me echt niet voorstellen dat je zulke dingen uit vrije wil aan wil doen. Verwondering was mijn grootste emotie.

In het licht van de actualiteit nu is het vreemd om over dergelijke verschijningsvormen te vallen. Als het land in brand staat, als er mensen vluchten en onderduiken, als die vriendelijke lui die ik tegenkwam op straat ineens in hun broek poepen van angst, hun spullen op een handkar stapelen en de wijk nemen, dan gaat het over grotere zaken dan de print van hun hobbezak. Heel in de verte ben ik in mijn hoofd aan het zoeken naar een verband tussen lelijke jurken en het vluchten, tussen stadsdelen die in de fik staan en de brandbaarheid van de stof, tussen de lelijkheid en de neiging er niet langer te willen zijn. Het is allemaal te kort door de bocht. Ik ben bang dat die kleding cultuur is en ik ben bang dat ondanks de rellen dergelijke kleding nog wel lang zal blijven.

Dit is een hopeloos stukje want ik heb vooral diep medelijden met wat er nu allemaal gebeurt en daar gaat het stukje niet over. Laten we hopen dat het niets met de kleding te maken heeft, want dan is Tadzjikistan ook nog aan de beurt.


maandag 14 juni 2010

oezbekistan, 26 mei 2010

De zon scheen, de stad was rustig, het ontbijt was smerig en ik werd 46.
Het rondje dat we door de stad wandelden werd een beetje groter. Gisteren cirkelden we voornamelijk rond het stadsplein en de wijk er omheen, maar als je een halve kilometer verder loopt, een beetje kruip door sluip door over een markt en door een gangetje, kom je op een plein met een toren.
Niet zo maar een toren, maar de mooiste minaret die ik ooit zag. De voet is breed en over de lengte van 30/40 meter loopt ie taps toe, dan verbreedt hij zich weer en eindigt hoog in de lucht met kartelrandjes en versieringen. De huls van de toren is voorzien van versieringen in baksteen. 40 varianten van metselpatronen die gezamenlijk een kantachtig patroon maken. Ook voor deze minaret gold dat Djenghis Khan hem te mooi vond om hem neer te halen. Zelfs hij had zijn zwakke romantische momenten. De minaret stond in al haar schoonheid niet alleen. Dat doen minaretten nimmer, die horen bij een moskee. Net als in Samarkand staan de moskee en de medrassa tegen over elkaar en hebben ze een ferme gevel. De medrassa hier is niet toegankelijk omdat die nog in gebruik is. Bij de entree zat een vriendelijke knul die vertelde dat we niet verder mochten, we konden door een ijzeren hekwerk een blik werpen op de binnenplaats met bomen en daar rondom was een galerij met poorten en deurtjes. Op de eerste verdieping was een vergelijkbare galerij, er stond een fiets geparkeerd en jongens met haji petjes schuifelden er rond. Het was er stil. Aan de andere kant van het plein bij de minaret, was de entree van de moskee. Weer zo’n overdadige poort met een deurtje en daarachter een man die tickets verkocht. Op het grote binnenplein was een kleine achthoekige voetenwashut, en er lagen bidkleden te drogen in de zon. Verder was het binnenplein leeg. Er waren geen toeristen, de lucht was strakblauw, de koepel azuurblauw en de zwaluwen cirkelden rond. Een overweldigende rust en leegheid. Foto’s maken, rond wandelen, foto’s maken, tegels bestuderen, nog meer tegels en langzaam de boel op je in laten dringen. Het is lelijk Nederlands maar het is toch bijna niet anders te noemen dan ‘een schitterende schoonheid’.
Ter afsluiting van dit gedoe moesten we natuurlijk even aerobieen op het plein voor de moskee (we hebben nog net genoeg fatsoen om dat niet in de moskee te doen). Het wandelingetje door de stad vervolgden we totdat we bij een grote burcht kwamen, een fort.

Een jaar of 10 geleden waren Wouter en ik in Pakistan en hebben nogal wat moeite gedaan om in Derawar bij Het Fort te komen. Dat was geen verspilde moeite want dat fort was geweldig. Dikke muren die door de tijd uitgezakt leken, ondersteund door half-cirkelige bakstenen steunpilaren van enkele tientallen meters doorsnee. Dat fort stond midden in de woestijn (en was erg fraai). Deze hier leek er verdraaid veel op, maar stond midden in de stad. De muren hadden eenzelfde uitgezaktheid. Het leek door de tijd te komen, maar als verdedigingswerk was het eigenlijk wel slim. De muur komt recht uit de grond en wijkt dan naar achteren. Dat geeft niet alleen stevigheid, maar zorgt er ook voor dat een vijand die de muur op wil klimmen wel een heel eind moet gaan en dus makkelijk herkenbaar en te vernietigen is.
Tegenover de hoofdingang van dit fort is een oude Russische watertoren. Voor water is ie niet meer nodig, daar is waarschijnlijk een andere oplossing voor, maar nu kunnen geliefden en sullige toeristen een schriel wenteltrapje op klimmen (niet naar beneden kijken) en vanaf een plateau van boven het fort bekijken. We lazen wat waar was, wezen de kamer van de sultan, de ploert, zijn vrouwen en de stallen voor de maagden aan en besloten dat we meer behoefte hadden aan een stevige lunch dan aan nog een oud gebouw. Misschien ook wel omdat we drommen schoolkinderen naar binnen zagen gaan en ze boven op onze toren beneden hoorden krijsen en schreeuwen.
Via een moskee met een prachtig houten plafond (het was vrijdagmiddag en dus zagen wij strakgespannen billen en de voetzolen met kapotte sokken) liepen we naar een uitspanning. Buiten in de zon probeerden we iets te bestellen zonder lamsvlees (niet gelukt) en veel vitamines (niet gelukt).

Aan het begin van dit blog schreef ik al een keer dat het euvel van dit soort reizen is dat je niet verder komt dan 3 mannen in een decor. Het klinkt een beetje lullig, maar er is weinig leukers dan gedrieën door een onbekende stad te wandelen. We slenterden stevig door langs de lage behuizing, gooiden de aerobie op een dak en plukte die er met behulp van een man met een kar af. Op zich is dat geen Grote Gebeurtenis, maar het is wel charmant. Kinderen staan te kijken, wij mompelen wat onderling, we maken een grap en een plan en regelen een man met een kar. Passanten lachen schielijk, de man met de kar was slimmer dan wij dachten omdat ie de kar precies goed parkeert. Hij krijgt een hand, wij krijgen een tandeloze glimlach en we wandelen weer verder. Het is een vijf-minuten ervarinkje, niets meer en niets minder. Twee minuten later zijn we een poortje doorgelopen. Er is een binnenplaats en een mevrouw wil geld hebben om het dak op te kunnen, dus gaan we het dak niet op. Er staat een deur open en achter die deur is een fototentoonstelling. De fotograaf heeft zijn eigen foto’s van Bukhara opgehangen. Mooi en leuk om te zien dat het er in de winter heel anders uit ziet en dat het in de zomer heel warm kan zijn hier. Foto kopen? Nee, geen foto kopen maar doorlopen naar een minaret in de verte. Een kleine toren met een blauwe ui in top. De deur van de moskee is dicht. Voor de deur van de moskee is een diepe vijver met ver onder het straatniveau een paar druppels water, hel groen. Zo wordt een stad geconsumeerd, totdat we bij het hotel uitkomen. Ik ben verhaaltjes gaan schrijven. Daan en Wouter hadden nog een missie te vervullen en zijn de straat weer op gegaan.

De heren hadden een plek geregeld om te gaan dineren. Vanaf het plein bij de grote minaret zagen we een terras in de hoogte. Zij hadden bedacht dat het noodzakelijk was in verband met mijn verjaring een bijzondere plek te vinden om te eten. Nou waren we al een tijdje op pad en aten we iedere avond op een andere plek in een vreemd land, met steeds een wisselend uitzicht. Ik genoot iedere dag weer maar dat was niet bijzonder genoeg voor ze.


Op dat terras hadden ze de beste plek geregeld, aanbetaald en zich ervan vergewist dat er iets anders geserveerd werd dan lamsvlees.
De zon was aan het onder gaan als een grote rode bal links achter ons en de maan kwam op rechts voor ons. Deze trok een baan over de medressa en de moskee en ging richting minaret. Het plein voor onze neus was leeg, de gevels stonden in een avondgloed en de ober bracht Champagne. Evelyn had geregeld dat Daan en Wouter op een speurtocht gegaan waren naar bubbelwijn en de heren waren met Russische sprudel aan komen zetten. ’s Middags hadden ze die al in de ijskast van het restaurant gelegd. Ik belde Evelyn om haar te bedanken en voelde mij een tikkie jarig. We aten, maakten foto’s en genoten van het uitzicht. Het was waarschijnlijk niet echt nodig geweest om de plek te reserveren omdat we de enigen waren die deze avond van dit prachtige uitzicht genoten en van de kookkunsten van de kok. Voor de eerste keer op deze trip aten we echt lekker en was ik blij dat de oekaze van Wouter tegen lamsvlees mij niet betrof.
Toen we klaar waren met eten toverden Wouter en Daan een fles Alexandercognac uit hun tas. Een lelijke gitaarvormige fles met een soort cognac die niet erg naar cognac smaakte maar meer naar suikerwater met dropsmaak. Dit enorme cadeau had hun de volle €1,50 gekost en uiteraard was ik des te dankbaarder dat ik het niet op hoefde te drinken. Ik weet niet of het iets met mijn verjaardag te maken had, maar ik won de tweede ronde van de quiz. Gezien het chagrijn dat dit bij Daan opleverde had hij dit niet als een verjaardagscadeau gepland. Op het plein voor het hotel dronken we nog een paar kleine glaasjes bier en verbaasden ons opnieuw over de vrijpostige videoclips in contrast met de tafelende gezinnen met hoofddoekjes en snorren.
In het hotel viel Wouter in een diepe slaap en besloten Daan en ik nog wat sigaretjes te roken, een biertje te drinken en uiteindelijk was ook die fles Alexandercognac ineens leeg. We hebben in klaarblijkelijke staat het leven, onze huwelijken, de kinderen en het gebrek daar aan, de wereldtoestand, vroegere relaties en aanstaande verwantschappen doorgenomen en concludeerden dat het een zootje is, maar wel een aangenaam zootje. Er valt van alles te verbeteren op vele terreinen en op sommige gebieden is dat uiterst dringend nodig. Ook waren we tevreden dat we dat netjes in kaart gebracht hadden en dat we niet op onze lauweren hoeven te rusten.
We besloten, broodje nuchter, dat we over twee jaar, als we weer op reis zijn, opnieuw een lijstje zouden maken met dingen die we moeten verbeteren en dat daar geen van de punten op voor komt die er nu op staan.

De slaap die volgde was als een coma: wat die heerlijke cognac niet vermag...

oezbekistan, 25 mei 2010

Gisteren aerobiede we op straat voor het hotel. Kinderen werden er door aangetrokken als vliegen naar poep. Een jongen kreeg de aerobie in zijn gezicht en jankte de tranen uit zijn hoofd. Een meisje probeerde deze magische ring te gooien en dus kwam ie op het dak van het hotel terecht.

Toen ik wakker werd stond Daan in de kamer, zweterig en zwaar hijgend. Hij was effe up en down naar de Registan gerend en had meteen de aerobie van het dak van het hotel geplukt. Hij vertelde dat het hardlopen over straat in Oezbekistan vreemde reacties oproept, mensen keken hem gapend na. Blijkbaar weet hij niet dat hardlopen op straat in Nederland ook verbazingwekkend is maar dat de NL massa al gewend is aan die lelijkheid.
Na het zelfde ongeïnspireerde ontbijt als gisteren, hingen we wat rond in de courtyard van het hotel. We lazen boekjes en luisterden naar muziek. Wouter zat een spreadsheet te maken en Daan probeerde de uit de hand lopende kosten van deze trip in kaart te brengen.
Rond een uur of 12 vertrokken we met een taxi naar het treinstation. Gisteren hadden we al tickets gekocht en nu reisden we per trein naar Bukhara.
Op het station was een dronken en vervelende man. Een van de eerste in dit land en eigenlijk op deze reis. Andere reizigers en mevrouwen die broden verkochten wezen op hun voorhoofd en de man gaf nog een veel te stevige kleverige hand en droop toen af. Uiteindelijk vond hij het leuker om in het Russisch tegen mooie meisjes te praten dan in het Russisch tegen mijnheren die in het Nederlands terugspraken. Het meisje met de zonnebril werd er warm noch koud van hoewel de man een paar centimeter van haar gezicht luidruchtig stond te walmen.
We hadden ons verheugd op de trein, maar er was eigenlijk geen donder aan. Geen fijne restauratiewagen met eten en drank, geen bijzondere mensen met ingewikkelde verhalen, geen spannend uitzicht (vlakte na vlakte). Dommelend reisden we, maar we reisden tenminste.
In Bukhara namen we een taxi. De keuze van de taxichauffeurs is altijd een ingewikkeld werkje. Het zijn mannen die gebruik maken van de onwetendheid van de reiziger. Als je ze betrapt op leugens, die altijd gaan over de prijs en de afstand, dan vinden ze dat niet erg, dat hoort bij hun vak. Als je ze wegstuurt zonder moeite te doen ze op een leugen te betrappen, heeft dat niets meer met beroepseer te maken, maar gaat het ineens om iets persoonlijks. Een van de redenen om niet met een taxichauffeur mee te willen is dat ie stinkt, er uit ziet als Hitler of omdat ie de hele tijd aan je zit. Er stonden nu drie van die in goedkoop leder gestoken mannen om mij heen aan wie ik duidelijk probeerde te maken dat wij niet met hen mee wilden omdat ieder aan een van de bovenstaande kwalificaties voldeed. De stinker en de aanraker vielen meteen af, de Hitler vond ik nog wel een tikkie interessant omdat ik me niet kan voorstellen dat je vrijwillig op die Germaanse schooier wil lijken en dat ik mij niet voor kan stellen dat deze taxichauffeur nooit hoorde over, of een plaatje zag van mijnheer H. Uiteindelijk werd de keuze van de chauffeur makkelijk gemaakt omdat er een man in een oranje shirt bij een wrakkige Lada stond. De combinatie was doorslaggevend.
We werden gedropt aan een lommerrijk pleintje met een meertje in het midden van het centrum van de stad. Aan de andere kant van het meer was ons hotel. Een eeuwenoud gebouw met een dakterras. Aan dat terras waren een paar kamers, een van die kamers was voor ons.
We checkten in en wandelden een rondje.
Bukhara is de kleine zus van Samarkand. Waar de laatste die enorme Registan heeft, handen vol moskeen en mausoleums waar busladingen toeristen uitgestort worden en op het kruisje gaan staan om de beste foto te maken, is het in Bukhara rustig en stil. (het lijkt nu alsof er veel toeristen in Samarkand waren; dat is niet het geval; waren er in S 100, dan waren er hier 5)
Het eerste rondje liepen we langs kleine medressa’s met aanzienlijk minder blauwe tegels. De sfeer was plezieriger omdat de gebouwen een meer menselijke maat hebben. Het zag er minder megalomaan uit, minder overdonderend. Waar Samarkand een proeve is van het kunnen in die tijd, is Bukhara meer praktisch en handzaam. In de wijken waarin de monumenten liggen wonen ook gewoon mensen. Er staan huisjes, winkeltjes die niets met toeristen te maken hebben en er is een gewone school. Natuurlijk wordt het geld verdiend met de toeristen dollars, maar het is er allemaal iets minder op gericht.
’s Avonds aten we aan het kleine meertje in de stad, en zagen hoe de mannen heel veel bier en wodka dronken, hoe de toeristen oncomfortabel waren op te kleine stoelen, hoe kinderen voetbalden tussen de mensen door en dat alles overstemd door een paar grote tv’s die een Russisch equivalent van MTV uitzonden. Daarbij mag opgemerkt worden dat de Russische clips een slag pornografischer zijn dan die wij vanuit de VS krijgen. Wel een vreemd gezicht, gezellige moslim families die een maaltje knabbelen en daarboven een tv met hard core dames en tering muziek. Twee werelden in een beeld die niets met elkaar te maken lijken te hebben.

Cont...

zondag 13 juni 2010

Oezbekistan, 24 mei 2010

Hoewel het hotel heel prettig was, stelde het ontbijt niets voor. De groep Fransen had al gegeten en kwam al niet vrolijk uit de zaal en wij gingen er toch zitten, als een tuttig gezinnetje aan een tafel met bakjes fabrieksjam, klef brood en Nescafe. Hmm, niet mijn idee van een goed ontbijt op een exotische plek met mijn beste vrienden. Ik probeer al jaren het family life te voorkomen en dan krijg je het op zo’n manier opgediend.

We wandelden zo snel mogelijk weer naar het historische centrum en bezochten opnieuw de Registan, nee we willen niet een minaret op, we overlaadden ons met nog meer plaatjes van de gebouwen. In tegenstelling tot gisteren waren er iets meer toeristen, maar nog steeds kon je een kanon afvuren zonder dat er een ambulance hoefde uit te rukken. We dronken geen koffie maar aten een ijsje omdat bij het ijspaleis mooie meisjes zaten en er geen koffie verkocht werd. We liepen het ene gebouw in, het andere uit, kochten suffige souvenirs waar onder ook een paar historische foto’s van de Registan.
Het idee wat ik schreef over een tegeltje dat in de bakkende zon wat flets geworden is, was blijkbaar toch iets vrijer geïnterpreteerd dan ik gisteren nog dacht. De historische foto’s laten een bruisend markplein zin, markt met tenten en paarden, een scheve en verzakkende minaret die gestut is met palen en banden en verrassend weinig tegels tegen de gevels aan. De gebouwen zoals wij die nu zien zijn dus geen gevolg van een restauratie project, maar hebben meer te maken met sovjet herbouw, waarbij de amateur architectuurhistoricus zich natuurlijk meteen afvraagt waarop deze herbouw dan gebaseerd is. Ach, wat dondert het ook; zij verkopen een verhaal and we buy it...
We deden wat toeristen horen te doen op zo’n plek. Kijken, foto’s maken en geschiedenis lezen. Marco Polo wandelde hier rond, Alexander de Grote vond het hier mooi en Dzjengis Khan, niet de grootste liefhebber van mooiigheden op de wereld, was zo onder de indruk dat hij deze gebouwen, in tegenstelling tot de andere moskeeën, mausoleums en medressa’s die hij op zijn werkreizen tegen kwam, niet vernietigde.
Het blijft een bijzondere gedachte dat hier allemaal kleine jongens rondliepen die studeerden. Vanaf 1450 deden ze wiskunde, sterrenkunde en filosofie, wandelden naar de naburige moskee en sliepen op de vloer. Sinds de dagen van de USSR gebeurt dat niet meer, maar het kost weinig moeite ze rond te zien schuifelen.


Na een paar uur rondhangen, lunchten we op dezelfde minst vervelende plek als waar we gisteren dineerden. Vandaag voornamelijk omdat er naast deze plek een internetcafé zat. Ondanks het rijke bezit van iPhones en de alom aanwezige wifi-verbindingen, moest Wouter iets werkachtigs doen waarvoor hij een echte computer nodig had. Terwijl hij een booreiland kocht of zo haalde hij ook de plaatjes binnen voor de quiz.
In Mongolië zijn we begonnen met het houden van quizzen. Roelandt, Daan en ik waren daar de kandidaten in een weetjes quiz en Wouter was de quizmaster met een bijzonder klein Fred Oster gehalte. Bij mijnheer Oster heb je het gevoel dat hij alle antwoorden weet. Wouter weet vakkundig te verbergen dat hij enige kennis over de onderwerpen heeft waar hij vragen over stelt. Desalniettemin verzamelt hij echt goede vragen van over de hele wereld, inclusief geluidsfragmenten en illustraties voor de plaatjesrondes. Bijzonderder nog is de vaste ronde vragen over de plek waar we zijn en de actualiteit die we op de reis hebben meegemaakt. Dat verraadt toch een inhoudelijke kennis, vooral omdat de vragen over het algemeen niet lullig zijn. Roelandt was er op deze trip niet bij, dus werd het een wedstrijd van Daan tegen mij. In Mongolië had Daan lofrijk gewonnen. Mongolië ligt bezaaid met botten en resten van dode beesten. De prijs, de wisseltrofee, bestaat uit een ruggenwervel van een paard. Het bovenaanzicht van de ruggenwervel is prachtig. Door de gaten en de welvingen die er in zitten lijkt het op het gezicht van een lachende clown. De wisseltrofee heeft twee jaar lang aan het voeteinde van de echtelijke sponde op de Plantage Muidergracht gestaan, en Daan had Het Gouden Lachebekje nu meegenomen naar The Stans. De quiz om het lachebekje werd gestreden op verschillende zweterige avonden waarin drie rondes gespeeld moesten worden. Daan won de eerste. Iedereen met een heel klein beetje cijfermatig inzicht weet dan dat ik de tweede ronde won. Er kwam dus een derde ronde aan te pas en Wouter moest aan het werk om vragen te verzamelen en te verzinnen. Het is goed en bijzonder dat iedereen zijn taak op zo’n reis serieus neemt. Het mag dan allemaal wel een spel zijn, maar wel een vrij serieus spel.

Na dat inladen van data en eten liepen we verder. Achter de bazaar is een moskee. Natuurlijk moesten we eerst de bazaar over en dan lijkt het ineens of de mensen die hier wonen en werken zich niet interesseren voor al die prachtige gebouwen die er in hun stad staan. Ze zijn gewoon bezig schapenkoppen en uien te verkopen, bergen groene gemalen tabak die je handig onder je tong kan stoppen en allerlei andere ondefinieerbare dingen. Van de ene verheven historische setting ben je in een kleine minuut weer in de dagelijkse economie. De moskeeën waren prachtig. Gevels, binnenplaatsen, koepels, zwaluwen... ga er maar heen om het zelf te zien.

Achter de Registan, twee kilometer verderop, is een begraafplaats. Praktisch zal ik het een ‘levende begraafplaats’ noemen, omdat ie nog gebruik wordt. Nog steeds worden er Samarkanters bijgezet, voorzien van grafstenen met afbeeldingen van de doden die in het keiharde marmer getatoeëerd lijken. De gezichten van de recente doden zijn schrikbarend echt. Het lijkt een soort 3D afbeelding en ze zijn nagemaakt van foto’s van de dooien. In sommige gevallen kan je zien dat het best een leuke foto was. Vaker zijn het een soort geposeerde paspoortfoto’s, knalhard geschoten in een gebrekkig fotostudiootje. Je kunt je voorstellen hoe de nabestaanden op zoek zijn geweest naar een foto van opa om die op zijn steen te laten graveren, niets leuks konden vinden en dan maar die foto uit zijn reispas namen. De graveur was zo aardig om de gaatjes van de nietjes niet mee te nemen in het finale beeld maar verder is het niets verhullend. We kwamen niet naar deze dodenakker om de recente doden te zien, maar om de oude graftombes te aanschouwen. Het centrum van de begraafplaats is het Guri Amir Mausoleum. Dat ligt in een straatje dat opwaarts loopt, een paar treden op en dan verder. Aan dit straatje liggen een 30 tal mausoleums, allemaal kleine juwelen. Het verbaast niet dat er blauwe tegels aan te pas komen. Eigenlijk zijn het kapelletjes, een soort stupa’s waarbinnen niet veel gebeurt, behalve dat er een soort langwerpig huisje in staat (daar lijkt de dooie in te zitten, gefopt, die ligt in de ontoegankelijke kelder, dit huisje is alleen ter aanbidding en om de dode niet te storen.). De buitenkanten van de mausoleums zijn simpel en strak, maar rond de entree is het een wirwar van de tegelpatronen, de Arabische schriften en veel reliëfs, hoekjes en ribbels, allemaal van tegels.
We wandelden rond, raakten elkaar kwijt en troffen elkaar weer. We hadden nog een missie op deze dag en dan was het oude-stenen-bekijken ten einde. Daan wilde naar het graf van Daniël. Ik ben niet zo bijbelvast, maar Daan vertelde dat hij naar de oudtestamentische profeet Daniël vernoemd is. Nu is Daan ook niet zo bijbelgevoelig en wist niet zo heel veel over de Goede Oude Daan te vertellen (behalve dat hij in een leeuwenkuil werd gegooid en dat uiteraard overleefde). Misschien dat we eens bij de ouders van Daan ten rade moeten gaan, want die weten natuurlijk wel naar wie zij hun zoon vernoemden. De profeet Daniël ligt hier begraven en hij kan een kunstje. Op de helling van een berg, vlak bij een lieflijk riviertje waar jongens aan het zwemmen waren onder de bomen, is de laatste rustplaats van Daniël. Voor een dode is het een merkwaardig lang gebouw. Als je binnen komt is het nog vreemder. Die oude Daan heeft een extreem lange tombe, echt heel lang. De hele lengte van het huisje is gevuld met een hoge rechthoekige vorm, daar overheen ligt een fluwelen doek die voorzien is van Arabische teksten, lekker dik geborduurd. De tombe is 18 meter lang! De Oude Daan kan een kunstje want hoewel hij dood is blijft ie door groeien, zeggen ze. Hij groeit met zo’n anderhalve centimeter per jaar en dat doet ie al vanaf de 5-de eeuw voor Christus. Ja, dan kom je al snel op een respectabele lengte van zo’n 17 meter nog wat. Daan wandelde er rond, waste zijn gezicht in de het heilzame water van de beek, strekte zich voor de foto uit naast Daan–De-Lange en we verlieten de plek weer, een tikkie lacherig.

We daalden af naar ons hotel om daar ’s avonds in de buurt een traditionele pasta bolognese te eten naast het internet cafe met de betere verbinding. Weer niet laat in bed, de rock ’n roll was ver te zoeken.

maandag 31 mei 2010

Tadjikistan, 23 mei 2010

Zondag 23 mei

Gisteren was het laat geworden, vandaag stonden we wat later op. Op de binnenplaats van het hotel stond een jonge en een oudere man. Het bleken een Australische vader en zoon, heel aardige en warme mensen die op extreem vriendelijke wijze de wereld ontdekken. Dergelijke mensen blijven een goed voorbeeld.

Rond een uur of 12 namen wij een taxi naar de grens. Hobbelend in een oude Lada Niva arriveerden we bij een container met een slagboom, een kleine plek op een grote lege vlakte. Het geile bokje had ons een paar centen gegeven om die aan de grensbewaker toe te schuiven zodat hij onze baggage niet ging checken. Hij had erbij gezegd dat we die aan de customs man moesten geven en niet aan de stempelaar, maar als je bij zo’n grens bent weet je niet precies wie wie is. De eerste man leek ons niet zo’n probleem. Hij bekeek onze visa en vroeg of wij onze tassen wilden openmaken. Die van Daan en mij stonden buiten en die van Wouter binnen. Wouter ritste zijn tas open en daar zat o.m. een Economist in. De customs man, in the middle of nowhere bladerde die door en bij iedere foto zei hij wie er op stond. Obama op de cover, Karzai op pagina 3 en tot zijn grote vreugde Hugo Chavez op pagina 5, in zijn camouflagepak met puntschoenen zat hij heel tevreden te zijn over Wouters leesmateriaal. De tassen hoefden verder niet gecontroleerd te worden.
We wandelden van de Tadikische grens naar de Oezbeekse grens, moesten daar wachten tot de lunchpauze over was, en zaten in heerlijk weer tussen een 20-tal mevrouwen in enorme jurken. Wij kregen uiteindelijk voorrang bij de customs en werden makkelijk doorgestempeld. We liepen naar een taxi en reden hobbelend de laatste 60 kilometer naar Samarkand.

Een van de Grote Doelen van deze reis.

cont.....




Tadjikistan, 22 mei 2010

Zaterdag 22 mei


Regen regen... zachtjes polsten wij bij het bokje hoe het zou zijn om een hike in de regen te maken en hij zei gedecideerd dat dat niet kon. Je kon met de auto niet bij het beginpunt komen en als dat toch kon was het ongewis of je een paar uur later weer naar beneden kon rijden. Dus veranderde het in een dag lezen en een beetje hangen. Wouter las een boek over mijnheer Messi, een jon
ge Argentijn die iets met een bal kan. Wouter gaat er van uit dat dit boek binnenkort de volslagen onbekende auteur een Nobelprijs zal opleveren. Misschien komt deze verwachting vooral door Wouter’s encyclopedische kennis van de wereldliteratuur. We keken de motorhomo’s na die zich in vele lagen plastic inpakten, allerlei ingewikkelde instrumenten aan en op hun motoren hingen en uiteindelijk, met de moed der wanhoop, op de motor stapten en de plenzende regen inreden. Moedige mannen.
De Duitse Peter had besloten niet langer te wachten op nog meer tegenslagen en ging terug naar Tashkent waar vandaan hij naar Bangkok zou reizen om daar nog twee weken een relaxte vakantie te houden. Wij maakten voor he
m een reisprogramma; beetje cultuur, natuur, mensen, stranden. Hopelijk zit hij nu, aanzienlijk minder teleurgesteld, een biertje te nippen op het strand van Kho Chang met een jongetje of meisje op zijn knie.
Rond een uur of twee klaarde het op en werd het meteen warm, de stad droogde op en wij maakten een wandelingetje. Daan ging de stad door rennen en ik schreef aan dit blog. We deden snack-achtige boodschappen en alles was bedekt onder een deken van lichte spanning voor de Champions League wedstrijd.
Bij het eten kwam Sitora in beeld, zij is een gids die werkt voor het geile bokje, ze is een beetje dikkig, wel lief en werd erg opgewonden van drie mijnheren die in hetzelfde guesthouse verbleven als zij.
Ze begon giechelig, aangemoedigd door het bokje, en werd langzaamaan lacherig, maakte steeds minder verhullende opmerkingen en het bokje vroeg zich af waarom wij dit blaadje niet wilden grazen.
Na het eten spraken Daan en ik met haar verder (Wouter was met de wereldliteratuur bezig). Zij vertelde over het boy meets girl systeem in dit land, hoe zij zich onder de zachte dwang van haar ouders uitwerkte, hoe zij een relatie had die ze aan niemand mocht vertellen en hoe ze de toekomst ziet. Merkwaardig genoeg kwamen wij in die toekomst niet voor... Het moet verwarrend zijn eerst de USSR normen geleerd te hebben, dan de vrijheid in combinatie met het traditionalisme te proeven en nu een steeds grotere moslimdruk te voelen. Dit zijn ingredienten waarin de sexuele moraal zich maar lastig ontwikkelt.
Rond een uur of 11 waren de eerste voetbalbeelden op tv en werd ons prive flesje wodka opengeschroefd en sloten wij de deur van de jongenskamer om daar jongensdingen te doen: voetbal kijken na eerst nog effe een snelle quiz ronde.
Twee uur later hadden we een suffe wedstriijd gezien en vielen wij in een onbevredigde slaap.

Tadjikistan, 21 mei 2010

Vrijdag 21 mei

Om 8 uur stond de chauffeur die we gisteren geregeld hadden klaar. Wij niet. Na dat malle ecquadoriaanse restaurant dronken we nog een klein nipje wodka en de ochtend er na bleek dat die fles bijna leeg was. Wouter was al eerder afgehaakt dus moesten Daan en ik dat in onze onschuld gedaan hebben. We konden het ons beide niet herinneren.
Eerst moesten we in het smerige hotel een Breznjev ontbijt doen bestaande uit vette worst, tomaten, sneue appels, brood van gisteren, Nescafe en koekjes die niet lekker waren. We zaten in ene protserige zaal, krakend parket, veel grauwe vitrage en achter een van de tafels zat de chef kok naar ons te kijken; een dikke man met vet haar in een grauwe buis. Dit zijn erg fijne taferelen voor als je de dag ervoor iets te veel wodka gedronken hebt. Je ervaart het als een verre stad in een vergeten hoek van de Sovjet Unie waar nog niet is doorgedrong
en dat de nieuwe tijd is aangebroken.

In het autootje vertrokken we naar het noorden. binnen een kwartier waren we de stad uit en werden de wegen slecht. Voor het eerst in deze trip was er geen strakblauwe lucht, sterker nog, het begon te regenen. De wegen werden nat, de kuilen en gaten in de weg werden onzichtbaar. Helemaal spannend werd het toen we een pas opreden, een gebied waar nieuwe tunnels gebouwd werden. Door de bouwactiviteiten moesten we om de tunnels in aanleg heenrijden, over één auto brede schapenpaadjes. Sommige nieuwe tunnels waren af, genoeg om auto’s te tolereren. Dat er nog geen licht was was niet zo erg, maar dat er nog geen afwatering in aangelegd was, was lastiger. Door onzichtbare diepe plassen reden we stapvoets, de gaten in de
weg vermijdend. Uit het plafond kwamen dikke waterstralen en in de pikdonkerte waren ook schimmen van mensen aan het werk. Ik ben blij dat ik een andere baan heb die ik langer kan volhouden.
Uiteindelijk kwamen we in een bergachtig en desolaat gebied terecht en sloegen af van de hoofdweg. Over een slingerend bergpad reden we naar het veelbelovende Iskander Kul. De regen nam toe, de chauffeur schudde zijn hoofd, hij wees ons het pad voor de twee uur durende hike naar een top van een berg. Wij schudden het hoofd en besloten alleen een foto te maken van Wouter in een
oranje poncho voor een turquoise meer, in de regen.

Bij de entree van het parkje hadden wij naar een wacht moeten zwaaien, iemand met een slagboom, een pet en een hutje. Wij wilden in dat hutje zitten om de lunch te verorberen omdat het buiten te hard regende. De man had een t
rainingsbroek van gaten aan en een enkellang vest dat er niet zo mooi bij stond. Hij zag er slaperig uit. In het hokje was een onopgemaakt bed, een doos met lege wodka flessen, een klein scheef tafeltje en 4 verschillende stoeltjes. Binnen hing een dikke schapenvet lucht, de zure walm van dronkenmannenslaap en we besloten liever in de auto te eten dan bij onze nieuwe vriend.

Wij vinkten het turquoise meer af en reden weer terug naar de hoofdweg, klaar voor de laatste 4 uur rijden naar Pendjikent. De hele rit reden we langs een rivier, slingerend tussen de bergen door. Er waren bijna geen auto’s op de weg. Er wordt blijkbaar niet veel gebruik gemaakt van de grensovergang van Tadjikistan naar Oezbekistan. Uiteindelijk kwamen we in Pendjikent aan en reden meteen naar het hotel, een vriendelijke mijnheer begroette ons in vloeiend Engels, binnen stonden twee off the road motoren en op de binnenplaats heerste een ontspannen backpackers sfeer. We kregen eten en thee en praatten met de andere gasten. Een vreemde combinatie tussen een Nederlandse homo en een Kazachstaanse homo die elkaar op het internet hadden leren kennen en in hun kennismakings-afspraakje op de motor door Tadjikistan gingen cruisen, een Duitser die lispellend Duits sprak en die vertelde dat hij vooruit gevlogen was en dat zijn vriend met de auto uit Heidelberg achter hem aan zou komen. De vriend was in de knoop geraakt met de grensovergangen en was uiteindelijk niet verder gekomen dan de Turks-Iraanse grens had nog een tijdje staan posten bij de grens van Turkmenistan en was toen maar weer naar Heidelberg terug gegaan. Der Peter zat nu alleen in Pendjikent en vroeg of ie met ons mee mocht, morgen naar de 7 turquoise meren. Selbstverstandlich...
Pendjikent is belangrijk om drie redenen; de nabijheid van de Oezbeekse grens, de mogelijkheid in de omgeving een fraaie hike te maken en omdat er een hotel met een Champions League tv is.
De eerste namiddag in dit stadje gebruikten we alleen om een ommetje te lopen en te constateren dat het een saaie plek is, effe aerobieen op een nat voetbalveld omdat we van doel tot doel wilden kunnen gooien en verder niets bijzonders. Daan maakte een hand vol foto’s van kinderen en een oude man.
Die avond aten we met die malle motorhomo’s, Peter der Deutscher en dan was er nog een irritante Indieer die we niet echt te grazen konden nemen omdat hij een vriend van de huisbaas was. Die Indieer liep naast zijn schoenen, maakte generaliserende opmerkingen (all English are true gentlemen... the French are snobby and you can’t deal with them, we in India, the biggest democracy in the world, we truly know how to manage a country....). Hij sloot het gesprek af door te melden dat hij verwachtte binnen 5 jaar minister te zijn. Dat hij eerst nog even marmeren vloeren moest verkopen in Tadjikistan was een kleine horde op zijn weg naar eeuwige roem. Wij wilden hem in de zeik nemen door hem dubbel en dwars de hemel in te prijzen, maar dat kwam niet aan, hij accepteerde de complimenten met een meewarig hoofdknikje.
De eigenaar van het hotel zat constant te kibbelen met zijn vrouw. Hij was een klein geil bokje en zijn vrouw een statige verschijning met enorme geschilderde wenkbrauwen en een mond vol gouden tanden.
Het bokje maakte sexistische opmerkingen over alles waar een opmerking over te maken viel, vertelde flauwe grappen die ook nog lang duurden en waarvan je allang de clue zag aankomen, maar die toch nog uitverteld moesten worden. Hij had er een vrolijk hoofd bij wat de pijn verzachtte. Na het eten werd de wodka ter tafel gehaald en begon het hakken. Al vrij snel haakten wij af, de volgende dag wilden wij de 7 meren hike gaan doen en wilden niet met een kater door de bergen sjokken.

Tadjikistan, 20 mei 2010

Donderdag 20 mei

De volgende ochtend stonden we vroeg op, althans dat was het plan, omdat we vroeg bij de Oezbeekse ambassade wilden zijn.
Om een uur of half tien kwamen we daar aansloffen en buiten stond een groep mannen en vrouwen in folkloristische kledij. Hoewel zij dat dagelijks doen is het toch leuk om er tussen te staan en een licht carnavals gevoel te krijgen. Het is dan moeilijk om de neiging tot polonaise te onderdrukken. Een kwartiertje later draaide een klein deurtje open en bromde een mijnheer met een goedkoop kunstgebit tegen de mensen dat ze zich netjes moesten gedragen. Ondertussen pakte hij paspoorten, stapeltjes geld en formulieren aan. Elk van deze items verdween in een andere zak van zijn jasje. Hij was niet erg vriendelijk en riep alleen tegen ons: ‘pa ruski... ruski... no english.’ Uiteindelijk werden we als laatsten zijn hokje ingeroepen en vulden de formulieren in. Bij onze formulieren zaten pasfoto’s, de uitnodigingsbrieven, de bewijzen van de tickets, de betaalbewijzen van de hotels (blijkbaar zijn ze bang dat we er illegaal onder eeen bruggetje gaan slapen). De standaardformulieren die wij van het internet gehaald haddden waren niet de goede, die waren tweetalig en wij moesten die in exclusief russisch hebben. We leverden het hele zootje bij het kunstgebit in en werden verordonneerd te wachten. Wachten duurt lang, ook als het kort is. We hadden geen idee hoe lang het zou duren om het visum te krijgen. Als we het vandaag zouden krijgen was dat een reden tot feest. Als het op vrijdag was, dan moesten we wachten totdat het er was en dus nog in ieder geval 24 uur in deze niet heel erg charmante stad doorbrengen. Als het niet op vrijdag zou zijn moesten we een plan hebben om het weekend door te komen (inclusief een Champions League tv) en dan heel erg hard hopen dat we het op maandag wel zouden krijgen.

We hadden dergelijke scenario’s bedacht en waren tot de conclusie gekomen dat er in Tadjikistan wel heel erg veel te doen valt, maar dat dat wel in andere regio’s in het land is dan waar wij waren. Om effe een weekend te killen en ook nog iets te doen dat bijzonder was, zouden we uren in een auto moeten zitten, om dan naar een turquoise meer te kunnen kijken, of een rustiek dorpje te kunnen zien. Die plekken ontbeerden allemaal een infrastructuur voor reizigers. Het gevaar van dit soort reizen is dat je door een gebied rijdt, dat je kijkt naar een berg, een meer of een dorp en dat het als een filmset is. Het verhaal moet je dan nog zelf in die setting maken, maar indien je alleen in een auto zit wordt de setting van die film al snel een dialoog van drie mannen met een chauffeur en de kans is groot dat die dialoog bestaat uit het roepen van slecht uitgesproken plaatsnamen tegen de chauffeur en verder de standaard items: dingetjes over voetbal, over bookkeeping en opmerkingen over wat ze zien: Hé een berg, kijk een ezel, hé een man met een karretje, oeps, een mooie vrouw (x4) en dan weer opnieuw. Het is noodzakelijk om iets te doen in een gebied, dorp of stad om er profiel aan te geven. We waren dus bang dat het tripje naar een turquoise meer niet veel meer zou zijn dan een tripje naar zo’n meer en zagen op tegen een weekend in de regio terwijl het echt mooie van Tadjikistan te ver weg zou zijn om te bereizen.

Na 20 minuten werden wij het hokje van het kunstgebit ingeroepen, hij bulderde wat in het russisch en maakte het oudtestamentische geld gebaar (duim en wijsvinger over elkaar). Wij deden of we dat niet begrepen en kregen onze paspoorten terug: mét de visa voor Uzbekistan. Lichtelijk verbaasd over hoe snel dat gegaan was bestudeerden we de visa’s; we waren blij dat we ze hadden, maar de data klopten niet. Onze vlucht terug vanuit Tashkent naar Singapore en Amsterdam is op de 29-ste en de visa liepen tot de 27-ste. Wij gingen terug naar de bulderbak en legden het uit, er werd een jongen bij gehaald die perfect Engels sprak, die veranderde de data, maakte het geld gebaar, wij haalden de schouders op en liepen met de visa de deur uit.

In een snelle middag deden wij het museum van oude dingen. Daar lag een gigantische buddha, haddden wij gelezen. Er bleek inderdaad een gigantische buddha te ligggen, waar wel een paar kleine stukjes oud van waren, maar de rest van op zijn sovjets opnieuw in elkaar gemacrameet. Een wel erg vrije interpretatie van een ‘oud beeld’. Overigens was dit beeld van dezelfde categorie als de buddha beelden die iets van 10 jaar geleden door de Tabilan in Afghanistan zijn opgeblazen. Het is een prachtige stijl van beeldhouwen. Lord Buddha heeft ineens Indiaas-Afghaanse trekken, is minder spleetogig dan de Oostaziatische varianten en heeft toch zo’n serene glimlach. Maar de setting maakte er iets on-devoots van (hoewel er wel een dikke meloen voor hem geofferd was met een wierookje). Het zaaltje was te klein en de bewaker, die met ons mee liep om voor ons uit het licht aan te doen en achter ons weer uit te doen stamelde steeds in haar mobiele telefoon. Volgens de verhalen zou er ook een beeld van Alexander de Grote moeten zijn. Ik ben op zoek gegaan naar mijn naamgever en kon hem tussen de speerpunten, lelijke ringetjes en potscherven niets vinden. Toen ik er naar vroeg bleek dat ie op een tentoonstelling in Mannheim was. Ik vroeg wanneer hij terug zou komen: ”Next year”, was het antwoord en dat is volgend jaar pas. Ik vroeg ook hoe lang ie daar al was, dat bleek al 5 jaar te zijn. Vervolgens vroeg ik of het zeker was dat ie volgend jaar terug komt en de bewaker zei: “we hope so.” Het beste museum van Centraal Azie heeft dus mooie stukjes aan elkaar geplakte Buddha en een gebrek aan Alexander de Grote en toch houden ze vol dat Tadjikistan een natte droom is voor archeologen.

Daan ging belangrijke dingen doen in het ranzige hotel en Wouter en ik gingen vervoer regelen om de volgende dag de stad uit te kunnen, naar Pendjikent. Onderweg daar heen zou een fraai meer moeten zijn, het Iskandar Kul, genaamd naar Alexander de Grote en binnen een uur of 7 zouden we dan in dat grensplaatsje moeten aankomen. We waren verwezen naar het zuidelijke busstation, terwijl we naar het noorden moesten. Bij dat busstation was niets te beleven behalve vriendelijke jongens die ons een telefoon in de hand duwde waarachter iemand zat die Engels sprak. Die vertelde dat we via deze jongens transport konden regelen voor 1 US$ per kilometer. Wij wilden zo’n 300 km rijden en dat was dus een tikkie duur. Creatief als wij zijn gingen we toch even bij het noordelijke busstation proberen, daar vonden wij talloze mannen die ons voor een vergelijkbaar tarief daar wel heen wilden brengen. Uiteindelijk was er een man die tussen neus en lippen door het geheim verklapte: Nog iets verderop is de cementfabriek, daar staan de long distance auto’s. Dus reden we daar heen en werden omringt door duwende en trekkende mannen met gouden tanden die allemaal hun diensten wilden verkopen. Wij probeerden cool te blijven in de leeuwenkuil. Het enige wat wij konden zeggen was: “Iskander Kul, Pendjikent... how much, which car?” Keiharde onderhandelingen zonder een gemeenschappelijke taal. Inmiddels waren we gewend aan de onderhandelingen via een telefoon. Na een half uurtje was de groep mannen wat uitgedund en bleven er eigenlijk twee kandidaten over. Eén met een heel grote auto, een vriendelijke glimlach en een stevige prijs, en één met een kleinere auto, een schuchtere lach en een lagere prijs. Daarbij had de laatste als pre dat aan zijn telefoon een jongen zat die heel goed duits sprak en vertelde dat zijn vader een hotel in Pendjikent had, en dat bleek het hotel te zijn waar wij wilden overnachten. Dus werd de deal gesloten. Morgenochtend om 8 uur zou hij ons komen halen.
Wouter ging een rondje hardlopen. Ik schaarde mij bij Daan die zijn belangrijke dingen van het hotel, via het park verplaatst had naar het Segafreddo terras. Een half uurtje later kwam Wouter daar ook bezweet aan. Het gesprek op dat terras wilde niet vlotten, voornamelijk omdat er een extreem mooie zwarte amerikaanse vrouw aan het belendende tafeltje zat. Bij zoveel schoonheid verschrompelde de Tadjikistaanse vrouwen tot muffige muisjes en werden wij stinkende reizigers.

Pas nadat zij wegging vertrokken wij ook en schoven laat aan bij een dis in een Mexicaans Ecquadoriaans restaurant. De centraal Aziatische cuisine is geen aanbeveling. Wouter houdt niet van lamsvlees en die penetrante smaakt dringt door in alles. Al is er twee weken geleden in een pannetje een stukje schaap gekookt, nog smaakt het gebakken ei van vandaag naar lam. Dan is de uitvlucht naar Ecquador een voor de hand liggende. We waren de enige gasten in een lege kelder in een buitenwijk.
Veel leuker was het wandelingetje terug, via woonwijken en achterbuurten, door lanen met bomen en eeuwig blaffende honden. Het was allemaal zo gruwelijk vredig. Echt iedereen is aardig en voorkomend, de auto’s toeteren niet, er is geen gespuis op straat, mensen groeten vriendelijk en zijn toch niet onderdanig. Dit is nu al het derde land in serie waar de aardigheid bepalend is. Je zou er bijna achterdochtig van worden.

Kirgystan, 19 mei 2010

Woensdag 19 mei
Woensdagochtend moesten we de foto’s bekijken van de talloze trips die Zoja naar Nederland maakte. Paul Veerman, dochter Ljuda en allerlei familieleden kwamen langs op skies, in zwempakken, in sauna’s en op fietsen.
Pas daarna mochten we naar het vliegveld. Het vliegveld van Bishkek is een ambitieus architectonisch project; een volslagen lege vertrekhal waar het rontgenapparaaat voor de koffers werd aangezet, waar onze tasjes door gepropt werden, waarna het apparaat weer werd uitgezet. De computer werd opgestart voor het paspoort gedoe en nadat wij gepasseerd waren werd ie weer uitgelogd. Een enorme hal, groot genoeg voor de aankomst en het vertrek van 4 a 5 vliegtuigen per uur, maar nu in gebruik voor 5 vluchten per week. Op de landingsbaan was te zien waar dit door kwam. Er stonden een 10 tal matzwarte US airforce machines, klaar voor bevoorrading van de mannetjes in Afghanistan. Op het vliegveld onmoetten wij een mijnheer die er doorreisd en geoefend uit zag, die zich voorstelde als Canadees die iets bij een NGO doet en daardoor alle landen in de regio moet afreizen. Door ons werd hij meteen uitgekozen als CIA agent; dat soort gedachten komen makkelijk op als je hier rondwandelt; een hoog geheime dienst/ 2-de hands James Bond gehalte (goed gesneden linnen jasje, fiere tred, compacte handbagage en her en der handen geven).

Met het allerlulligste vliegtuigje ooit vlogen wij naar Dushanbe in Tadjikistan. Niet zo veel mensen hadden de ambitie in een dergelijk vliegtuig te zitten of naar deze stad te gaan.
Meestal wil ik een aisle seat hebben maar op deze vlucht wilden we alledrie bij een raam en zaten verspreid over het vliegtuig. We vlogen over twee bergketens, één vlak buiten Bishkek en één vlak voor Dushanbe. De besneeuwde bergtoppen kwamen vlak bij waardoor je het gevoel kreeg dat we met moeite over de kammen scheerden. De motoren maakten afwisselend snerpende en brommende geluiden. Voor de goede orde: er waren geen verstelbare gordels, de purser die ook onze kaartjes scheurde (alsof het een bus was), kwam rennend langs met een glaasje water en bleek later ook de piloot te zijn. Er werd wel iets omgeroepen, maar dat was alleen in het Tadjikistaans, denk ik. Dit soort dingen maakt reizen echt leuk. We vlogen over turquoise meren en over perfecte cirkelvormige steden en langs vrolijke groene dalen met dorpjes die door middel van zandpaden met elkaar verbonden waren (het is niet moeilijk hier familievetes en sprookjes te verzinnen... ijskoude winters en snikhete droge zomers goed voor houtvuurgeschiedenissen en zwetende nachten). Op de landingsbaan werden we tegemoetgefietst door de assistent verkeersleider, die met zijn twee pannenkoeken op stokjes meefietste met het vliegtuigje, met één hand aan het stuur en één zwaaiend met de verkeersborden.

We werden makkelijk het land ingestempeld en we vonden een taxi die ons naar een hand vol hotels reed. Alles was vol.


cont....

Kyrgystan, 18 mei 2010

Dinsdag 18 mei
De lover van Marcha is een waardevolle opvolger van Fjodr. In Kirgizie zijn 7 toppen van boven de 7000 meter en Sergej is ze allemaal op geweest. Hij is Kirgisisch kampioen bergoprennen (ja, dat bestaat er er is nog een echte naam voor ook: air running) en was net terug van een interland in de Kaukasus. Hij verlaagde zich tot ons niveau door ons mee te nemen
op een wandeling door de bergen. Een hike klinkt een stuk spannender. Twee uur rijden met een dikke fourwheeldrive die we eerst bij zijn moeder moesten ophalen. Daar stonk het naar geronnen melk en toch dronken wij de thee op. De hike was prachtig. Vier uur lang liepen we de bergen over, langs en door rivieren, via een canyon met rode rotsen, vlak onder de sneeuwgrens door en we beeindigden ons tochtje met een eindsprint die gloedvol gewonnen werd door Daan, maar die is dan ook de jongste en heeft de langste benen. Hoewel er niet veel te vertellen valt over een hike was het wel een van de indrukwekkendste dingen die wij deden. De wijdsheid en de leegte waren indrukwekkend. Net als de patrijzen die nauwelijks bang voor ons leken en het koude water van de rivier, kuddes paarden en schapen... veel meer kan je er niet over kwijt hoewel het natuurlijk wel tof is om te kunnen zeggen dat we op de helling van de bergen bij Tokmak geaerobied (u kent het werkwoord) hebben.
Het is makkelijk te refereren aan onze trip in Mongolie, het landschap leek er wel wat op, maar het gevoel is anders, dit is minder vijandig (maar dat kan er ook mee te maken hebben dat we hier nu een maand later in het jaar waren en dat er bloemen bloeiden en de paarden niet uitgemergeld waren. En daarmee is het dus een onzin vergelijking.)
In de auto terug dronken wij het fijne Kirgisische bier en zongen liederen. Sergej bracht ons naar een restaarant waar een veel te luid feest gaande was met hoppende en drinkende Kirgizen, en wij dronken meer bier, Marcha schoof aan, gezamenlijk aten wij en probeerden over de muziek heen te praten en dat lukte niet. Uit arremoede besloten wij het maal op een uiterst decente tijd en schoven in bed in huize Zoja.

Kyrgystan, 17 mei 2010

Maandag 17 mei
Op maandag moesten we ‘zaken’ doen in Bishkek. Voor ons vertrek hadden we de dingen niet erg uitgebreid geregeld. Uiteindleijk had Wouter vanuit Singapore wel een visumaanvraag voor Uzbekistan gedaan, maar die was nog in behandeling. Om 9 uur stonden we voor de Uzbeekse ambassade, maar die was dicht. We hadden ook nog geen ticket om van Bishkek naar Dushanbe in Tadjikistan te vliegen. Vlak naast de ambassade was een reisbureau. Ons werd gevraagd in de hoek te wachten. Ik chargede de batterijen van computer, camera en film cameraatje en Wouter was ‘belangrijke dingen aan het doen’ terwijl Daan met het bedienende personnel geintjes maakte, athans, het vrouwelijke deel van dat personeel. Die mevrouwen speelden graag mee, een beetje besmuikt, zich half verschuilend achter een telefoon, een printer, lang haar of iets anders dat voorhanden was om hun rode koontjes niet te laten zien.
Nadat we het ticket hadden, dronken we vieze koffie bij een café naast het reisbureau. Reizen is leuk, op vreemde plekken zitten is nog leuker, het gevoel van exotisme en buitennissigheid is bijzonder. En als er dan ineens aan de tafel naast je twee mijnheren uit Doetinchem zitten die enge fabrieken verkopen dan smaakt de koffie ook ineens naar smerige DE prut, is de fruitsalade ineens laf en wordt alle glans en glinstering van de bijzondere bestemming afgepeuzeld. En dat dan ook net met een lelijk accent. Snel weg, staart tussen de benen in de hoop deze engerds te vergeten. Een loopje door de stad van het ene monument naar het volgende plein, een ommetje over de campus van de universteit en een lunch met Anar. Wij waren gevraagd namens Nederlandse vrienden geld aan haar te geven om in haar onderhoud te voorzien of de eerste nood te ledigen. Bij de rellen van de afgelopen maand was haar man doodgeschoten. Zij bleek een bange kleine mus die, hoe kan het ook anders, dubbel en dwars geraakt was door de gebeurtenissen van de afgelopen maanden. Ze wil nu niet meer hier blijven en wil ook haar land niet verlaten. Haar leven ligt overhoop terwijl ze de verantwoordelijkheid heeft over haar dochter. Ze krijgt wel werk aangeboden, maar durft dat niet aan te nemen. Het liefst zou ze voor haar PhD naar het buitenland gaan, maar ze heeft geen geld en.. nou ja, tussen droom en daad.... Hoe voer je een gesprek met een volledig onbekende vrouw van wie je weet dat ze in een gruwelijke tijd doorgemaakt heeft en dat die marteling nog voort duurt? We konden haar een enveloppe geven, haar sterkte wensen en een klopje op de schouder geven en vertrekken. Maar het leek ons toch aardiger haar mee uit lunchen te nemen. Dan ineens zit je een redelijk intiem gesprek te voeren, eerst over de algemene situatie in het land (het kan alle kanten op gaan en de corruptie is nog niet afgelopen, de maffia heerst nog altijd en de huidige president.... we moeten maar zien wat dat wordt) en dan wordt het gesprek allengs persoonlijker. Zij vertelde over de demonstratie waar haar man aan meedeed en dat er door snipers vanaf het dak geschoten werd, dat er gericht geschoten werd op mensen met een bril of een stropdas omdat die de vermeende leiders van de opstand waren. Ze vertelde met nauwelijk droge ogen dat haar man onder zijn oog geraakt was en Godzijdank meteen stierf en niet op de stapel stervenden werd neergelegd. Er waren niet genoeg ambulances en de ziekenhuizen waren te snel vol. De honderden gewonden konden niet goed verpleegd worden en de ontzetting was enorm.
(Nu ik dit schrijf overvalt me hetzelfde gevoel dat een oorlogsjournalist moet kennen; zodra je het schrijft wordt het abstract en afstandelijk, worden het standaard zinnen die iedereen al honderden keren in kranten heeft gelezen over alle conflictgebieden in de wereld. Zinnen die niet meer aankomen. Maar zodra je met superlatieven en emo-talk begint wordt het speculatieve prietpraat...) Ondertussen zat Anar dit te vertellen met een zachte stem. Wij zijn domme reizigers die een enveloppe komen brengen, waarom zou ze haar verhaal aan ons willen vertellen. Toch wil ik ook weten waar we zijn, wat het onzichtbare is, wat er speelt, hoe een stad gelezen moet worden. Het journalisten hart ging sneller kloppen maar ik vond het ongepast een journalistiek interview met haar te houden. De balans vinden tussen het naadje van de kous willen weten en een geinteresseerd sympathiserend gesprek met een eerste hands getuige (en slachtoffer) willen voeren.
Het is maar een positie die je kiest.
Hoewel ze hard geraakt is door de recente geschiedenis maakte ze een krachtige en stabiele indruk (wat is dit voor psychologen geleuter). Ze sprak van paniek en angst, maar daar was niets van te merken. Anar moest naar een afspraak en wij bleven achter. De nabijheid van zoveel leed maakt je meewarig en niet al te vrolijk.

Desalniettemin moest er verder gewandeld worden om een stevige indruk te krijgen van deze stad. Het verhaal van Anar drukte een stempel, maar dat was slechts een van de vele stempels die op die ene dag gedrukt werden. Via een park en een plein met veel groen en lelijke Breznjev gebouwen (vier verdiepingen in beton, met een centrale afgebladderde ingang. ‘This was the best Leonid could give us’.) kwamen we bij het stadion in de stad. Aan de buitenkant stonden mannen te pingpongen en breed te lachen. Rijen gouden en stalen tanden moesten gefotografeerd worden en wij werden voorgesteld aan een jongen van een jaar of 20 die de Kyrgisische schaakkampioen was. Een kleine buiging en een extra foto waren op zijn plaats. In het stadion was de Kyrgisische atletiek selectie aan het trainen, jonge langebenige hindes die over hordes zweefden kregen speciale aandacht van ons. Wat ons betreft wonnen ze misschien niet op het nummer ‘hordes’, maar wel in alle andere categorieen. Er waren sprinters die tap tap tap voorbij denderden, ze gingen ons te snel. Op de buitenring van de sintelbaan kwamen de langeafstand sukkels voorbij (duurt lang en levert niets op). Wij zaten te azen om op het veld, binnen de sintelbaan, met de aerobie heen en weer te gooien, maar we durften niet echt, bang dat hij zou doorschieten en voor de voeten van een sprinter zou komen met een bloederige val tot gevolg. We delibereerden en toen we eindelijk besloten het toch maar te gaan doen werd het veld ingenomen door de nationale voetbal selectie. Die jongens bleven heen en weer tikken zonder dat het spannend werd waardoor we toch maar doorliepen en op weg naar het Victory plein voor het parlementsgebouw uitkwamen. Een fraaie mat asfalt waar we de lange afstandsworpen oefenden en de vangtechnieken verfijnden, de aerobie vloog statig afstanden van vele tientallen meters. Na deze lichte inspanning mochten we naar een terras op De Grote Straat.
We liepen langs The White House, de plek waar de rellen waren en de scherpschutters op het dak zaten. De ramen waren nog ingegooid (ingeschoten, want ook de demonstranten hadden wapens...misschien was het wel uitgelokt en zat er politie onder de demonstranten) en in een hoekje bij het hek lag verwoest meubilair en kapotte computers, was het asfalt verbrand en waren de bloemen vertrapt en lelijk. Vanaf het terras van het cafe keken we uit over de massa en dronken we bier, namen de dag door (veel indrukken, redelijk mooie stad, aangenaam gevoel, aardige mensen en vriendelijkheid alom, veel erg lange benen van mooie vrouwen, maar niet zo geraffineeerd als in Almati, weinig te merken van spanningen en gedoe, weinig militairen op straat en een belachelijke hoeveelheid kinderspeelplaatsen... thanks Leonid).

’s Avond aten we in een lullig restaurant en deden ondertussen de mail en het wereldnieuws, iPhone en wifi is een uitkomst. De sessies die we bij eerdere reizen in internetcafé’s hadden zijn nu vervangen tot restaurants waarbij we alledrie met een iphone op tafel zitten en soms een kleine kreet geven over een bericht, een facebook dingetje, een beursbericht of een voetbal uitslag/transfer/weetje. (wie stond er bij het derde elfal op doel in 1974 in zuid Hongarije? Dat was die man met die snor die later met zijn moeder trouwde!... Precies...)

Vroeg naar bed, morgen vroeg op.

Tadjikistan, 19 mei 2010

Woensdag 19 mei

We klauterden uit het kleine vliegveld op het airport van Dushanbe en werden makkelijk Tadjikistan ingestempeld. We vonden een taxi die ons naar een hand vol hotels reed. Alles was vol en van eerste keus degradeerden wij ons n
aar de tweede en de derde om tenslotte bij de vierde keus uit te komen.

De onderhandeling met de taxichauffeur ging via de telefoon, hij kende geen engels en wij geen russisch, tadjieks of wat hij verder sprak. Zijn zoon kon wel engels en zat thuis, en zo tijdens het overhandigen per telefoon kwamen we tot een bestemming en een prijs. We reden de stad in (eerst naar de ambassade van Uzbekistan, die al dicht was... de spanning stijgt). We ontdekten dat de gebouwen hier hoger en ouder waren dan in Bishkek, dat de vrouwen vreemde jurken aan hadden die het midden hielden tussen een lelijk, goedkoop gordijn, een op de kermis gewonnen deken, een Iraanse moslim tent en een onhandig trainingspak. Deze stad is een slordige 1000 kilometer van Bishkek verwijderd en gaf een heel ander gevoel. Tadjikistan is islamitischer en de taal valt niet, zoals in Kazachstan, Kyrgistan en Uzbekistan onder de Turkse talen, maar is een variant van het Iraanse farsi.
Tadjikistan heeft, net als de andere landen in dit gebied, ernstig te lijden onder corruptie en nepotisme, het is een door de maffia beheerst zootje dat in de hand gehouden wordt door een kunstmatige balans tussen de clans. In tegenstelling tot Kirgizie zijn hier de meeste Russen weggegaan. Officieel wordt de export van werkkracht (voornamelijk naar Rusland) gezien als een groot probleem, maar de import van het geld dat deze lui terug sturen naar hun thuisland om de familie’s te onderhouden is goed voor ca 50% van het bruto nationaal product. In tegenstelling tot de andere voormalige Sovjet Republieken in deze regio heeft Tadjikistan, net als Kirgizie, geen grondstoffen op een beetje goud en dergelijk moeilijk te winnen spul na. Het land is veel armer dan de andere landen die we tot nu toe bezochten en heeft, door de vreemde imperialistische regels van Stalin en andere overheersende machten een vreemde geografische vorm. Tot een tiental jaar geleden heersten hier stammen- en clanoorlogen. In de Russische tijd was het geloof verboden (‘opium voor het volk’, blijft een fijne term) en nu, sinds 1996, mag het weer en komen er allerlei buitennissige godsdiensten om de hoek kijken, voornamelijk varianten van de islam, die allemaal gesponsord worden door islamitische belangenbehartigers elders in de wereld. Het varieert van Al Qaeda tot de Aga Khan, van de Saudi’s tot Teheran en Amerikaanse sufi’s.
Uiteindelijk heb ik The Great Game van Hopkirk nergens gevonden, niet in mijn kast thuis, niet in airport winkels en niet in boekhandels hier, en dus ook niet gelezen, Dat is jammer want het geeft een fijn historisch beeld van de vele slagen en de lange strijd om dit gebied; de bergketens bij de Pamir highway, de wegen tussen Samarkand in Uzbekistan en Herat in Afghanistan, de toegang tot de Karakoram highway die de verbinding is tussen Urumchi in China en de Pakistaanse vlaktes. Het gaat hier over verbindingen en transport; de brug tussen Rusland en de zee, de olievelden in Kazachstan en toegang tot de wereld, de as tussen China en Europa. De slag die vanaf de tijd van de zijderoutes tot nu toe gevoerd wordt om belangen veilig te stellen. Die wegen worden nu nog steeds gebruikt maar dan voor andere goederen dan zijde en kaneel. Nu is Tadjikistan de grote doorvoerder voor de verdovende middelen uit Afghanistan. Men gaat er van uit dat zo’n 80% van de producten die met de papaver gemaakt worden uiteindelijk via dit landje naar de wereld getransporteerd worden. Voor de vorm worden er duizenden kilo’s per jaar aangehouden om aan te tonen dat de Tadjiek republiek een loyale partner is in de hopeloze strijd tegen de verslavingen. Maar waarschijnlijk is dit een fractie van de totale doorvoer. Verder rijdt de top league van dit land in extreem dikke auto’s en hebben rekeningen in Zwitserland. Hoe zou dat toch komen?

Dergelijke dingen zie je allemaal niet als je met de taxi van het vliegveld het land in rijdt. Dan zie je alleen brede straten met bomen, met van die vrouwen in lelijke gordijnen en mannen in leren jassen. De auto’s zijn minder dik dan in Kyrgizie en
er staan meer Breznjev gebouwen slecht in de verf en meer kinderspeelplaatsen. (maar die zagen we pas toen we het obligate wandelingetje gingen maken.) De tocht met de taxi duurde lang; door de relatieve stabiliteit van dit land is het door veel NGO’s gekozen als hun uitvluchtshaven voor hun werk in de grote regio. De stad wemelde van de conferenties en dus konden wij kiezen tussen een suite in Hotel Tadjikistan (850 USD) en een dump in een Breznjev hotel met stinkende dekens, grauwe handdoeken en een gebrek aan lakens. De kribbige dame bij de receptie vroeg nog steeds een klein godsvermogen voor tja.. voor wat, een negatieve service ... dus kozen wij de laatste optie.
De ranzigheid, het vettige stof en de doorleefdheid van de kamer zorgden er voor dat we een authentiek ex-USSR gevoel kregen. Alles wat je aanraakt doe je met tegenzin, bij het douchen heb je het gevoel dat je alleen maar plakkeriger wordt. Het was dus noodzakelijk om zoveel mogelijk tijd buiten de kamer door te brengen. Gelukkig was er in de grote straat, de Rudaki, een cafe met een uitnodigend Sagafredo bord. Nou ben ik niet zo van de multinationals die voor mij bepalen wat wel en niet lekker is. (da’s een beetje een lastige opmerking als je met een Unilever-man op reis bent maar MacD, Captain Saunders,Wendy noch Starbucks zijn mijn vrienden). Sagafredo komt al aardig in de buurt van die league maar was hier toch een uitkomst. Vanaf het terras konden we kijken en zagen dat de vrouwen minder mooi waren dan in Bishkek en zeker in Almati, zagen we dat de regeringswagens geen voorrang kregen maar namen, zagen we dat de trolley bus niet bij het bushokje, maar 10 meter verder stopte, zagen we dat zelfs mevrouwen in vreemde jurken kunnen lonken hier hoewel het er niet spannender op wordt. Voor het eerst op deze reis zagen we bedelaars. Dat natuurlijk onder het genot van een kopje Segafreddo koffie bediend door jongens die goed Engels kunnen en ons de weg konden wijzen en richting konden geven.

Op het terras zat een man met een professionele camera die er buitenlands uit zag en die ik Engels hoorde spreken. Symon is een brit die bezig is een documentaire te maken over de labour export hier. Hij vertelde dat deze labour export projecten aanvankelijk gericht waren op het leveren van vrouwen als huishoudster in Rusland, dat er vervolgens mannen werden geexporteerd voor de bouw. Hij vertelde dat iedereen die in de voormalige USSR geboren is een visum kan krijgen voor Rusland en dat de export van werkkracht een grote bron van inkomsten is geworden en dat nu de vrouwen als maids geexporteerd worden naar de Emiraten en dat de mannen als bouwers zullen volgens. Een heel nieuwe dimensie aan deze tak. Het zijn staatsbedrijven die het regelen, die commissies nemen en die de lonen uitbetalen. Veel van de mensen komen in de knel in de verre vreemde landen en dan zorgt de staat niet voor hen, maar zolang ze succesvol zijn neemt de tadjiekse staat een percentage. Hij plaatste dit in een historische context, al eeuwen is Tadjikistan een transit plek, mensen komen, mensen gaan, van joden en moslims, zigeuners en christenen, mensen uit Turkije, Rusland, Azarbeijan, Syrie, China, India en noem de hele rits maar op: de hele buurt is langs gekomen, iedereen heeft iets achtergelaten of meegenomen. Dan zijn er nog clans die historisch hier zitten en van alles claimen uit historisch perspectief maar geworteld zijn in een non-litteraire en middeleeuwse traditie (tegenwooordig wel voorzien van mobile phone en mercedes)... maar het ging om de transit van werkkracht en niet over die andere wortels. Tegenwoordig zijn grenzen een belemmering en worden eeuwenouden tradities doorsneden door de mannen van de customs met een stempelapparaat en een barcode lezer. Grenzen zijn een postkoloniale interventie in dit gebied dat nooit gekoloniseerd is. Als je het communistische Rusland als een van de laatste koloniserende mogendheden ziet, dan is de dekolonisatie hier pas 15 jaar oud. Binnen dat koloniale stelsel was het eenvoudig om een baantje in Leningrad of Moskou te nemen, nu is het een landverhuizing om naar St Petersburg te gaan en geldt de dienst van Western Union als een kapitaal im/export. De Britse documentaire maker Symon-met-de scheve-bril pleitte er voor de grenzen tussen de ex-sovjetstaten in deze regio op te heffen en er het eerste grenzenloze gebied ter wereld van te maken. Op zich een visionaire gedachte, maar een beetje onpraktisch en illusionair.
Wel was het betoog van hem een duik in het bad van de status quo hier. Hij reist al een kleine 15 jaar in deze buurt rond, kent het klappen van de zweep, maar ik betwijfel of hij genoeg afstand heeft om de helicopter view op de stituatie te behouden.
Desalniettemin was het interessant om met hem te spreken.

Na deze eerste blikken op de stad verruilden we de veilige haven van het cafe terras en wandelden we naar een Libanees restaurant dat ons was aanbevolen, via een pleintje met een gruwelijk lelijk beeld van een van de eerste leiders van deze regio, mijnheer Ismael Samani. Wat ie precies gedaan heeft weet ik niet, maar het zal niet veel goeds geweest zijn, want anders hadden ze wel wat meer hun best gedaan op dit beeldhouwwerkje. Maar het voordeel van dat soort pleinen is dat er ruimte was om tussen het verkeer door te aerobieën. Bij de Libanees konden we buiten zitten waardoor we geen last haden van de teringherrie van de muziek binnen, maar door het glas heen wel konden lonken naar de buikdanseres. Internationale delegaties van NGO’s zaten er wat besmuikt naar te kijken naar de gloedvolle vetrolletjes van de danseres, todat de vrouwen uit de gezelschapjes vertrokken waren en de heren hun jasjes uitdeden. De sfeer sloeg meteen om.
De derde woensdag in mei is een belangrijke dag voor voetbalfanaten. De finale van de Champions League mag niet gemist worden. Op elke plek in de stad waar we geweest waren vroegen we of er een tv was en of ze die avond de finale zouden broadcasten. Steeds kregen we een negatief of een ontwijkend antwoord. Uiteindelijk besloten we dan maar naar het duurste hotel in de stad te gaan om daar in de lobby een van de grote flat screens zender voor zender af te zoeken. De staff vond het niet zo’n goed idee dat we met stoelen gingen slepen, maar dat vonden wij niet erg. Om half twaalf (lokale tijd) waren de voorbeschouwingen nog op geen één zender te vinden, de 15 Russische, 1 Oezbeekse, en 3 Tadjikische zenders zonden allemaal iets anders uit dan sport. Om kwart voor twaalf was dat nog zo, Wouter en Daan begonnen rond te benen en naar andere afstandbedieningen te zoeken, om 12 uur was er nog geen verandering, de wedstrijd was begonnen en werd op geen een beschikbare zender uitgezonden. Dat was onmogelijk, de afstandbediening werd ingeruild voor een telefoon en Wouter belde zijn vader en Daan zijn vriendin om er gelijktijdig achter te komen dat de wedstrijd niet vandaag, maart zaterdag zou zijn. Kribbig, teleurgesteld en opgelucht wandelden we naar het hotel terug. Kribbig omdat de heren niet geinformeerd waren over de verandering in het schema, teleurgesteld omdat die fijne voetbalpot niet doorging, opgelucht omdat er nog niets gemist was. Nu kwam er echter wel een grote druk te liggen op de slaapplaats van zaterdag nacht... dat moest ineens een plek zijn met een tv.

Terug in het hotel dronken we nog een klein slokje wodka en gingen tussen de vettige lakens liggen.