alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

Posts tonen met het label afrika. Alle posts tonen
Posts tonen met het label afrika. Alle posts tonen

zondag 10 oktober 2010

twee dagen in Uganda

Twee dagen ben ik in Uganda geweest en was diep onder de indruk. Twee dagen lang heb ik hard gewerkt en ben met een aantal mensen echt verder gekomen. Ik denk dat er goede mogelijkheden zijn om ons programma snel op tv te krijgen hier. Gedurende deze dagen merkte ik wel dat wij een beetje ambitieus zijn. Niet alleen vanwege het voornemen om 4 belangrijke afspraken op een dag te plannen, maar ook vanwege het idee dat er in die vergaderingen meteen beslissingen genomen worden en dat je meteen afspreekt een follow up te geven.
Inmiddels zit ik in het vliegtuig terug naar Nairobi. Vanaf het moment van vertrek vliegen we over de duizenden eilanden van Lake Victoria. Met Wouter en Daan, met wie ik eerder dit jaar een memorabel tripje in de Centraal Aziatische Republieken (a.k.a. The Stans, zie eerdere blogs) maakte, besprak ik het een paar maanden geleden het plan om in volgende gezamenlijke reis een rondje Lake Victoria te doen. Toen wist ik nog niet dat ik een paar maanden later aan beide kanten van dat Lake zou werken en het dus in de race om de landenpunten geen goed idee meer vind om hier af te spreken. Maar nu ik er overheen vlieg lijkt het mij geweldig om dit gebied letterlijk op grassroot level beter te onderzoeken. Een vlak meer, duizenden eilanden, op die eilanden dorpjes, en stranden, kleine bootjes die er vanuit de lucht uit zien als dikke vissen. De schaduw van ons vliegtuig op het water reist met ons mee en hoe hoger we vliegen, hoe groter en diffuser die wordt.
Ik was bijna te laat voor deze vlucht hoewel Frank gisteren nog belde dat het een gedoe is bij het inchecken en dat ik mij echt echt op tijd, minstens een uur voor vertrek, moest melden. Dat haalde ik niet, hoewel ik het echt van plan was.

Gisteren ontmoette ik Nathan een jonge producent die mij vertrouwenwekkend over kwam. (we ontmoetten er ook een paar die aanzienlijk minder vertrouwenwekkend waren waar onder een dikkige vrouw in een slangenleren bodysuit die in een lage toon zei: ‘Come... work with me... it will be a success...” Ze ging er nachtclubzwoel bij kijken). Nathan was groot, rustig, bedeesd en wist waar hij het over had. Misschien was nog wel het intrigerendste dat hij, ondanks zijn rust, heel ambitieus over kwam. Ik legde onze plannen en uit en hoewel hij gereserveerd was, was hij geïnteresseerd en stelde scherpe en betrokken vragen en legde uit waarom hij wel, maar ook waarom hij niet onze partner zou moeten worden. Het gesprek eindigde en ik zei hem dat ik graag zijn business partner wilde ontmoeten. Nathan had al verteld dat hij er een heeft, een marketing man die ook programma's op tv presenteert. Een soort live lucky draw waar hij brommers en auto's namens Pepsi weggeeft en dan de winnaar belt om ze te feliciteren (allemaal mensen die helemaal niet verrast zijn, eigenlijk vinden dat het een paar jaar te lang geduurd heeft voordat hij hun nummer intikte... Heel geestig).
Gisteren at ik in het restaurant van Els de Temmerman, de Belgische journaliste die ook ooit voor de Volkskrant schreef maar die wel een te zeer betrokken raakte bij verschillende partijen en clubjes in Afrika en haar eigen leven en de journalistiek naadloos in elkaar liet over lopen. Samen met haar man, een Belgische ex-politicus runt zij nu een lodge in Kampala en een restaurant met het mooiste uitzicht over de stad, over Lake Victoria. Hoewel het een beetje mistig was was het abembenemend om het donker te zien worden. Fraaie rode luchten. Het hotel en het restaurant zagen er uit al een redelijk nieuw Belgisch ding, saai, met dikke balken en veel ijzeren hekken, gedempte kleuren (grijzen en lichter bruinen) weinig spannends aan; zoals een goedkoop hotel; niemand zal zich er aan storen en het is maar voor één nachtje. Het eten was goed en ik sprak met een jonge Nederlandse journalist die mij door de persmijnheer op de Nl ambassade was aangeraden. De jonge Nederlandse journalist woont hier met zijn Ugandese vrouw en hun 9 maanden oude dochter.
Hij is een huis aan het bouwen en voornemens hier nog wel een tijdje te blijven zitten. Er is niet voldoende nieuws hier om een zekere boterham te verdienen en tegenwoordig moeten journalisten hun eigen tripjes betalen om een stuk te kunnen schrijven en dan maar hopen dat de krant of een persdienst het wil afnemen. Hij vertelde over bustochten naar Zuid Sudan en into the Congo. Voor een paar tientjes met de bus omdat een vliegtuig te duur is. Dat klinkt niet als een lekkere comfortabele reis, maar eigenlijk ben ik ook wel jaloers en zou ik misschien wel leuk vinden. Ik zal het opsparen voor het rondje Lake Victoria met Wouter en Daan.
Ik denk dat wij wel samen kunnen werken met onze jonge Kuifje uit Friesland.

Vanmorgen dus nog een tweede afspraak met Nathan en zijn makker die Daniel heet maar J.K. genoemd wil worden. Ik wilde hun kantoor zien. Daar werd ik keurig ontvangen, twee editors waren aan het werk, een cameraman kwam binnen om de spullen te halen voor een shoot. Ik vertelde hen opnieuw over de plannen, over ons ambitieuze idee om niet klein te beginnen en dan langzaam te groeien, maar om meteen groot in de markt aanwezig te zijn. Nahan en Daniel vonden dat wel spannend. ze zeiden de plannen te snappen en er in te geloven en dat ze mee willen doen.
Daniel is een entrepeneur pur sang; hij is een soort Ugandeze Jos Brink, de ideale schoonzoon die allerlei programma’s presenteert die het goed doet bij jong en oud, een beetje hip, een beetje gedurfd en toch o zo aardig. (alleen geen dominee noch homo).
Hun kantoor en studio is in een discotheek die ook van hem is en waar op zaterdagmiddag om 12 uur al mensen flessen whisky zitten te drinken, terwijl er ook nog gedweild en geboend wordt. Het huis achter de disco is te koop en zou ons ‘kantoor’ moeten worden; een stevige villa met uitzicht over een van de vele heuvels van de stad. Geen slechte plek, maar om nou een kantoor in een discotheek te beginnen. Misschien is dat wel heel normaal in dit land.

Vanaf het moment dat ik in Entebbe landde reed ik rond met Robinson een jeugdige man die mij was aangeraden door een oud correspondent. Hij was fluks en verdraagzaam en vond het niet erg om voor stevige dollars drie dagen lang twee Nederlanders over de heuvels van Kampala te rijden en vooral lange uren te wachten. Hij vertelde trots dat hij geleerd had vaak kort te slapen en dat dat netto uitkwam op een makkelijke baan die goed betaalt en genoeg dag en nachtrust. Vanaf de discotheek reed hij mij weer terug naar het vliegveld. Lekker vroeg zodat ik rustig kon inchecken en Franks orders van op tijd zijn kon inwilligen. Het was warm en redelijk druk op straat. Uganda voetbalt vandaag in Nairobi tegen Kenia en vuvuzela’s klonken uit bussen, uit auto’s en uit de ontelbare café’s met tv aansluiting. De weg vanuit Kampala naar het vliegveld in Entebbe 40 kilometer lang en niet zo heel breed. De rijstijl van de Ugandezen is, hoe zal ik het zeggen, onvoorspelbaar. Robinson reed snel, maar niet roekeloos. Ik zat voorin en maakte filmpjes van het verkeer. Halverwege stopte hij voor een stilstaande auto, de auto achter ons deed dat echter niet. Met een stevige klap werd ik tegen het handschoenen kastje gesmakt en de auto schoot vooruit door de rem heen en botste tegen de auto voorons op. stond aan en ik zwiepte weer naar achter en werd zo hard in mijn stoel gedrukt dat de rugleuning afbrak en ik languit lag. In een reflex trok ik mijn knieën op maar we stonden la stil. Het duurt dan 2 seconden voordat je door hebt wat er gebeurde en in die twee seconde stond er een politieman naast mijn raampje die tegen mij riep dat ik reed en dat hij zag dat Robinson en ik van stoel verwisseld waren. Ik had geen idee wat ik zou moeten zeggen en Robinson sprong uit de auto en begon de politieagent heel rustig te vertellen dat dat niet het geval was en dat ik een passagier was en dat hij de chauffeur was. De agent hield nog een tijdje vol en vroeg mij om mijn papieren. Ik kon alleen om een heel rustige toon vertellen dat ik niet reed en dat ik alleen naar het vliegveld wilde. Waarom zou ik gereden hebben en de chauffeur in de bijrijderstoel hebben laten plaatsnemen?
De auto die achter op ons klapte was een grote stevige landcruiser; die had bijna geen schade. De achterkant van onze auto zag er niet zo plezierig uit en de auto voor ons was ook een beetje korter geworden. Uiteindelijk was er alleen blikschade, de scheurde bumpers en natuurlijk een vrolijk oploopje. Het politiekantoor was aan de andere kant van de straat en aanvankelijk stonden er 15 politieagenten om de scène heen mar dat werden er steeds minder totdat er uiteindelijk een man een rapport opmaakte. De agent die mij beschuldigde reed weg op ene brommer over zijn schouder roepend: “It’s ok, It’s ok...”, en dat vond ik toen ook. Ik masseerde mijn nek en voelde eigenlijk alleen dat mijn scheen paars werd van de klap tegen het handschoenenkastje en dat mijn tanden pijn deden, ik heel hard mijn tanden op elkaar geslagen bij de klap.
De brave Robinson was zijn auto kwijt, die lag als de gesandwichte van achter en van voren in elkaar en zijn eerste zorg was mij op het vliegveld te krijgen. Hij regelde een andere auto en vriendelijke chauffeurs. Het gedoe duurde toch bijna een uur en het zou niet meer mogelijk zijn om lekker op tijd op het vliegveld te komen ondanks Franks waarschuwing.
De nieuwe chauffeur reed stevig door en haalde op onverantwoorde wijze auto’s in reed een kilometer of wat over de vluchtstrook en haalde de file voor het vliegveld in, zwaaiend met een een of ander pasje uit zijn raam. Vlak voor de check-in balie stopte hij en ik rende naar binnen, 20 minuten voor het vertrek van het vliegtuig en dus meer dan een half uur te laat. De check in lady was net haar bureau aan het opruimen en ik gooide mijn ticket en mijn paspoort op haar tafeltje en zij zuchtte vermoeid... ‘We have already booked someone else in your chair, sir...”. “I was in a traffic accident” zei ik, “I can proof that...” en liet haar foto’s zien van de kapotte auto. Zij opende haar computer en zei alleen: “Yes, that is proof, hope you are OK, Sir...” en ik zei; “Yes, I will be OK if you can still give me a seat on that flight” waarop zij allen zei: “Yes, you will be OK, but hurry”.

Met een boarding pass in mijn hand rende ik door de douane, vulde krabbelend een formulier in, werd het land uit gestempeld, rende langs (ja langs) de beveiligingspoortjes, en de trap af naar de landingsbaan, daar werd net de rem van de trap naar het vliegtuig weggehaald om dat ding weg te rijden. Ik rende naar boven en de stewardess keek eerst op haar horloge en toen op mijn boarding pass en zei: “Very welcome sir, you’ll be seated here”. Ze wees naar de eerste stoel vooraan. Ik had nog niet gezien dat de dame bij de in check mij op een businessstoel had gezet. Ik zeeg neer en zuchtte, deed een paar seconde mijn ogen dicht en hoorde toen de vriendelijke stem van de stewardess: “You care for champagne?”
Ik vlieg nu over Lake Victoria en nip Champagne, masseer mijn nek en kijk uit over de wereld onder ons, schrijf een verhaaltje en glij door de lucht naar Nairobi.

maandag 30 augustus 2010

Fietsen door de Slum (fout woord)

Vorige week schreef ik een blogje over het zoeken naar en Gym in Dar es Salaam, Tanzania. Het ging daar niet over, maar het kwam er wel veel in voor. Ik kreeg nogal veel reacties, mensen die bang zijn dat ik heel veel kilo’s zwaarder geworden ben en langzaam vervet omdat ik geen gym gevonden had. Voor hen de troostende opmerking: ‘spieren zijn zwaarder dan vet… ik kom inderdaad weer zwaarder terug. Heb gym gevonden, heb gezweet en getraind, en vond er, zoals gewoonlijk, geen donder aan.’ Maar de dag er na voelde ik me wel beter, steeds weer.

Afgelopen week heb ik mijn klus in Dar es Salaam voorlopig afgerond en ben doorgereisd naar Arusha nabij de Keniaanse grens. Woensdag reizen F. en ik verder en zijn dan nog en paar dagen in Nairobi. Er is daar een Afrikaanse tv beurs. Ben heel benieuwd hoe anders het is dan de tv beurzen in Europa.

De dagen in Dar begonnen een beetje op de tast met voelsprieten, met eerste initiële reacties, een eerste kijk in de keuken en klungelig heen en weer rijden met een auto met een autistische chauffeur. Op een één of andere manier kon ik geen grip op die stad krijgen. In veel steden lukt het wel om bakens te herkennen, om een grid van de wegen te snappen, en steeds te weten waar Noord en dus Zuid is. Door de merkwaardige ligging van Dar lukte dat daar niet. Net te noorden langs de kust is er een schiereiland in zee, op dat schiereiland (niet te veel bij voorstellen) stond ons kantoor en ook de rest van de luxe villa wijk. Doordat de wegen niet recht lopen maar kronkelen langs bergen, langs de zee, en langs oude gebouwen of dingen die er waren voordat er wegen gemaakt werden, raak je de oriëntatie kwijt, doordat de zee dan weer links en dan weer rechts van je is weet je niet meer waar het noorden is. Echt belangrijk is dit niet, maar het idee om een stad, in elk geval geografisch te begrijpen, helpt wel bij het accepteren en begrijpen er van.
80% van het werk deed ik op kantoor en aan het kantoor vast was een klein appartement dat ik bewoonde. Er was dus ook niet veel noodzaak de deur uit te gaan. Maar op een gegeven moment vond ik het toch echt te dol. Via via hoorde ik van cycletours door de stad. Ik reserveerde en meldde mij ’s morgens, met een paar mensen die ik slecht kende, bij een shoppingmall. Daar zat een benige jonge man met een indrukwekkende bos haar in een theedoek gewikkeld met een bosje fietsen. De fietsen zagen er puik uit, de bandjes vol lucht, en hij vertelde schematisch wat we gingen doen; een kleine 30 kilometer door de slums fietsen.
Er zijn nogal veel slums in Afrika en in alle landen verschillen die van kleur gevoel, ontstaansgeschiedenis en waarschijnlijk ook van toekomst.
Nou ben ik wel eens eerder in een slum geweest en die zijn over het algemeen niet opbeurend. Tegenwoordig mag je niet meer slum zeggen, maar heet het ‘informele stadsuitbreiding’. Valt waarschijnlijk in dezelfde Amerikaans gedreven correctheid waarmee ook ‘eskimo’, ‘zwarte’, ‘indiaan’ en nog wat termen (voorlopig) in de ban gedaan zijn. Slum mag dus ook niet meer.
Goed, wij reden door de slum en eigenlijk vond ik het allemaal wel netjes. Vrolijke kinderen die beschaamd lachten, ze speelden met een lekke bal. De straten waren niet verhard, maar dat geld voor wel erg veel straten op dit continent en de boel was redelijk schoon, redelijk aan kant, redelijk kalm en zonder heel veel smerige vliegen en vooral; de lucht was schoon. Een van de plezierige dingen van Dar is dat er niet zo veel industrie is en dat het aan de kust ligt. Het waait er vaak schoon en de lucht wordt niet zo intens vies. Zo’n slum, met smerige riviertjes waar uitbuikende kinderen zich in wassen terwijl hun broertje er een paar meter verderop in staat de zeiken is een weinig hoopgevend gezicht. Een ander ding was dat die slums hier niet zo eindeloos waren. Van de ene buurt pedaalden we naar de volgende, we keken bij een gezin thuis; 17 mensen in 4 kamers, en iedereen lachte erop los, we kregen thee en een vettige verse boterham, vader zat op de stoep schoenen te lappen, zoonlief oefende engelse woordjes en het beeld was eigenlijk wel vredig. We fietsten door en kwamen bij een mini coöperatie; de ene man levert koffie bonen, de ander heeft en vuurtje, de derde een pan en de vierde kan heel goed roeren. Dan is een jongen die de versgebrande koffiebonen heel mooi kan verpulveren en een mevrouw voor de finishing touch: zij kookt het water en giet dit over de verse bonen. Resultaat: een grote pot koffie; daarmee gaan ze de markt over en iedereen die een kopje wil krijgt een schoon kopje, een bodempje drabbige koffie en de makers, krijgen allemaal een paar centen. Het economische model is schimmig; ik ben erg voor outsourcen, maar niet tegen elke prijs; ik denk dat een iemand dit klusje best in een kwartiertje in zijn eentje had kunnen fiksen; maar dat gaat in tegen het algemeen belang dat er zoveel mogelijk mensen een bammetje kunnen verdienen en waarschijnlijk zou de geldverdiener netto toch tegen het onderhouden van de andere makkers aan lopen. Dan kan je ze maar beter een baantje geven en zelf ook in de schaduw gaan zitten wachten, zonder de status van ‘het baasje met personeel’, maar gewoon met je vrienden, je partners in crime.

Zo fietsten we van de ene wijk naar de volgende, de ene moslim, de ander christen, de ene heel arm, de andere iets minder arm. Op de markt zagen we wat mensen eten en werden daar niet gelukkig van, nogal veel vliegen (hier wel). Een paar staten verderop zagen we hoe de zak van Max geleegd wordt; de spijkerbroeken uit Denemarken, Oostenrijk en Nederland worden gewassen, gerepareerd en verkocht. Puike broeken voor een paar Euro’s. Het zou nog best en business model kunnen zijn om ze zelf hier weer op te halen en... nee: focus.
Rijen en rijen winkels met spijkerbroeken, t-shirts, sleetse pakken, specialisten in witte overhemden en ik kon mij die goedbedoelende tante in Zwolle, Zutphen, Zaandam en Zierikzee voorstellen die, ach en wee knikkend en in gedachten bij dat kleine zwarte mannetje met die dikke buik de oude kinderkleren in een Zak van Max propt. Ze weet niet dat het keiharde handel is op een levendige markt in Tanzania. Belerende speakers, sjansende meisjes, een paar miljoen vliegen, handige afdingers en een paar blanken op mountain bikes.

Na een paar uur kwamen we weer terug bij de shopping mall. Ik was blij dat ik andere delen van de stad gezien had dan waar ik tot nu toe was geweest was, maar had ook een vreemde smaakt in mijn mond. Geld betalen, (nee, het was niet veel, maar toch...) om naar mensen te kijken die geen geld hebben. Je te vergapen aan het gebrek aan van alles; geen wegen, geen water, geen scholen, geen toekomst... je kan bijna niet anders dan ‘oh gossie’ zeggen en er meewarig bij kijken bij de aanblik van de endeldarm van de samenleving. De vergelijking is cru, maar het had toch iets van een dierentuin waar je naar de ijsberen kijkt en denk: tjonge klein en smerig hokkie, hmmm ziet er niet zo leuk uit, en dan ijsjes likkend doorloopt naar de wolven die gefrustreerd hetzelfde traject draven, je denkt: sukkels, en de vogels hebben last van uitvallende veren, de giraffe kan niet door de deur en aan het eind van de dag sta je buiten heb je een smakt centen uitgegeven en denk je: ”wat een fantastische dag; lekker veel gelopen ook”.

Toen we fietsten vroeg ik mij af: deze slum is niet heel prettig om in te wonen, maar is echt veel minder erg dan die ik Kenia, in India in Brazilië... Deze jongen hier heebn het niet lekker, maar die mensen elders... dat zijn verwarrende gedachten: Zo’n gevoel hoor je niet te hebben als je de slums uit komt en weer in de airco auto naar huis rijdt, de chauffeur een paar centen geeft, biertjes koopt bij de supermarkt en ’s avond fantastische pizza’s eet bij een Italiaanse joint aan de kust. Dit soort gedachten passen niet in het beeld als je gewapend met een fles wijn naar een feestje gaat, ’s nachts hossend door een discotheek stuitert en de volgende dag toch maar niet dat boottochtje gaat maken omdat de goedkope wijn voor een klotsende kater zorgt. Die werelden passen niet bij elkaar en toch zijn ze hier maar een paar meter bij elkaar vandaan. Het is een mind game om die dingen toch op elkaar aan te laten sluiten.


Effe wat anders, iets heel anders:

De afgelopen dagen zijn er ineens allemaal mensen die ik ken overleden. 3. Nou staat ‘de dood’ in Afrika in het algemeen dichter bij ‘het leven’ dan bij ons, maar deze doden die te betreuren waren, waren allemaal Nederlanders die er ineens, als donderklap bij heldere hemel, mee ophielden. Op zich zijn het 3 mensen die ik een beetje tot redelijk ken, maar die ik wel allemaal al heel lang ken.
Ik zal er, om het bruut te zeggen, geen minuut minder om slapen, maar toch merk ik dat ik de hele dag aan de doden, de nabestaanden, de vrienden en vooral die kleine kinderen die ze achterlaten, denk. Ik merk dat ik er toch narig van wordt, en weet dat mijn narigheid een kruimeltje is in vergelijking met het eindeloze leed dat de nabij-en is aangedaan door het verdwijnen van de lui.
Het idee dat het ineens zomaar voorbij kan zijn is gruwelijk, en toch ook wel weer comfortabel. Dat geldt natuurlijk vanuit de optiek van de dode. Voor alle anderen is het wel heel erg anders.

Zal ik nog een kleine speculatie loslaten op... Nee, deze keer niet.