alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

Posts tonen met het label Uzbekistan. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Uzbekistan. Alle posts tonen

maandag 28 juni 2010

oezbekistan, Istanbul FINALE

Rond 2 uur maakten we ons met erg veel moeite los uit de swingende massa. Om half 3 waren we in het hotel, om kwart voor 3 sliepen we en om 5 uur ging de wekker weer. Om kwart over 5 gaven we Wouter een hand, om half zes zaten we in een taxi, om 6 uur checkten we in voor de vlucht naar Istanbul en om half 7 kwamen we er achter dat ie te laat was. We wachten, steeds geïrriteerder en daarna gelatener op het Turkish Airlines toestel. We zagen het aankomen, we zagen de schoonmakers erin gaan, en een uurtje later er weer uit komen. Daarna het gedoe met de karretjes met koffers. Het leek een soort stiptheidsactie, maar die mensen werkten gewoon. Ze deden wat ze moeten doen en hebben daar tijd voor nodig. Maar ik wilde ook doen wat ik moest doen en daarvoor had ik een stoel nodig: ik wilde slapen. Daan zei al een uurtje niets meer.

In Istanbul hadden we op de heenweg al een hotel geregeld.
De taxi kon niet in de buurt komen, de straatjes zijn te nauw en eenrichtingsverkeer zou een uitkomst bieden. Bepakt liepen we door het toeristengebied en werden slechts 35 keer gevraagd of we een hotel zochten. Doodmoe en lichtgeraakt liepen we naar ons hotel. Het is wel bijzonder om zo door zo’n stad te lopen. Beide wisten we dat het heel makkelijk mis kon gaan, dat er niets hoefde te gebeuren voordat een van beide een woede-uitbarsting zou krijgen. We wisten dat we heel voorzichtig moesten zijn met prikkelingen, leuke opmerkingen, of andere dingetjes. Als Daan ook maar het kleinste commentaar had gehad over iets wat ik deed, was ik geëxplodeerd. Als ik iets fouts gedaan had was hij zo onbedaarlijk boos geworden. Dit was nogal duidelijk en dus stapten we op kousenvoeten door deze ochtend en vonden het hotel.
We checkten in, rommelden wat rond.
De kamer die we gereserveerd hadden was er niet, het alternatief wel heel erg klein.
Er iets aan doen of niet....
Nu niet...

We liepen naar de straathoek en vonden een loungeachtige bank, bekleedt met dikke kelims. Met toegeknepen ogen tegen de zon aten we veel fruit, dronken lekkere koffie, nibbelden aan goede gebakken eitjes (oh, wat is goed eten toch fijn...) en anderhalf uur laten sjokten we weer terug.
Daan sliep op bed ik op het balkon en werd pas wakker toen een zweetdruppel langs mijn slaap sijpelde. Ik lag in de zon en de lente in Istanbul is een stuk warmer dan die in Tashkent (of Amsterdam).
Die middag hadden we een afspraak in de binnenstad. We wandelden van uit Sultannamet naar de brug en klommen de berg op naar Taksim. Aan de voet van de toren daar, ontmoetten we Imma. Roelandt, ja, dezelfde die ooit mee was naar Mongolie, woont in China. Imma is correspondent voor de Italiaanse Vanity Fair en gebruikt Roelandt wel eens als local producer/stringer. Zij doet ook wel eens dingen in Indonesië en heeft daar dan ook stringers nodig. Nou ben ik ook wel vrij vaak in die hoek van de wereld en help graag mensen, vooral als die aardig zijn. Dus wilde ik haar leren kennen. Ze vertelde wat zij zoal doet (reizen, oorlogen en ellende, soms als douceurtje iets leuks en liefs). Daan en ik keken elkaar aan en zonder veel woorden er aan vuil te hoeven maken, knikten we instemmend: oorlogen, geweld, enge landen, vreemde mensen.. aha, dat wilden wij ook wel... Later vertelde zij over haar verhuizing van Beirut naar Istanbul, waarom ze niet meer in Italië kan wonen en over haar onthechtheid, geen vrienden, nooit op feestjes. Dat is wel een enorme flipside van het verhaal. ’t Geheel werd aanzienlijk minder attractief, maar het kuifje gehalte was spannend.

Na een uurtje wandelden wij terug richting hotel. Hoewel we een beetje geslapen hadden waren we niet echt uitgerust en voelde we ons ranzig en plakkerig. We kozen de terugroute op gevoel. Links, rechts rechtdoor, straatje met winkels, straatje met café’s, straatje met... heee, een badhuis... ja...

Een turks badhuis is een geweldige oplossing voor als je je smerig en moe voelt. Dit badhuis pronkte met het feit dat ze het oudste badhuis is en dat een heleboel celebraties er schoongepoetst zijn. Het was duur en het was geweldig. Een mooie marmeren koepel met zacht licht, hete marmeren platen om op te liggen, een grote snor die ons schoon boende en dan maar wachten in de hitte tot het zweet je uitbreekt om nog een keer hetzelfde rondje te gaan doen. Twee uur later stonden we weer rozig op straat. We wandelden naar het hotel, wierpen een snelle blik in een moskee met tegeltjes (niet blauw) en konden geen interesse opbrengen voor nog meer moois.
We hadden nog maar drie hoofdstukken te gaan in deze trip:
Eten, drinken en naar Amsterdam vliegen. (en ergens tussendoor moesten we ook nog slapen...)
Eten deden we op het dak van de buren; een dikke zeebaars met luidruchtige Amerikaanse toeristen.
We dronken een fles champagne op ons eigen terras met uitzicht over de Bosporus.
We sliepen samen in een klein bed, en sliepen dus niet. Ik snurkte Daan wakker en hij woelde mij weer wakker.
6 uur ‘s morgens na 4 uur slaap.
De taxichauffeur probeerde ons af te zetten. De rit kost normaal 35 lira, hij wilde 80. Wij gaven hem 35, keken boos en hij hield zijn bek. Heel geestig, reizen is leuk.
We kregen een sms van Wouter, hij was via Almati naar Bangkok gevlogen, had wonder boven wonder het voetbalgedoe geschrapt en was meteen doorgevlogen naar Singapore. Hij wilde natuurlijk al die cadeaus aan zijn kinderen en vrouw geven, die brandden in zijn handen en hij wilde de blije en tevreden blikken zien.

Zonder een woord te veel stapten we in het klaarstaande vliegtuig, gingen zitten en sliepen tot Amsterdam.
Op Schiphol stonden Mirella en Eva op Daan te wachten.

Eva lachte toen ze Daan zag en huilde toen ik naar haar keek. (for the record: Eva is 1 jaar oud).
Samen met Eva zat ik op de achterbank, zij keek boos naar mij en ik stak m’n tong naar haar uit.


Half slapend zeulde ik mijn tasjes naar binnen, strompelde de trap op en glimlachend viel ik in slaap.
Het regende licht in Amsterdam.

vrijdag 25 juni 2010

oezbekistan 27 mei 2010

27 mei 2010,
Uzbekistan-Bukhara Tashkent


De kans dat het zou gebeuren was al erg groot en dan is het wel bijzonder irritant als het ook gebeurt; we zijn al 3 weken terug en ik heb dit blogje van de reis nog niet af. Inmiddels zijn er wel al allemaal andere dingen gebeurd (tripje London, huis vol manke, labbekakkerige mannen, zon aan de hemel en boot in het water, etc etc).
Excuses genoeg en een gebrek aan discipline is de bottom line.
Drie dagen moet ik nog schrijven en dat ga ik vandaag doen. Het kleine pluspunt van de vertraging is dat ik iets meer in retrospect schrijven kan en iets minder heet van de naald. Zal dus ook wel korter worden en minder gaan over Daan die over ene kiezeltje struikelde, Wouter die een lamsboutje niet zo lekker vond of ikzelf die alleen maar dromerig voor me uit keek, wachtend op inspiratie.

We eindigden op 26 mei en komen dan op 27 mei aan. We zijn nog in Bukhara in Oezbekistan, de zon staat ook hier hoog aan de hemel, de lucht is blauw. Daan en ik zijn een tikje misselijk van de smerige Alexandercognac van gisteren en Wouter is fris en fruitig. Gewapend met een reisgidsje zit hij aan het ontbijt. Vandaag is een verplaatsdag. We zijn al in het rijke bezit van de treinkaartjes naar Tashkent en we hoeven dus alleen maar het smerige ontbijt te eten in de prachtige eetzaal, de spulletjes in te pakken, vriendelijk te knikken naar het bedienend personeel, een taxi te regelen en naar het station te gaan.
Dat doen we dan ook in die volgorde, een beetje haastig uiteindelijk omdat Daan en ik niet vooruit te branden zijn. Cognac gaat blijkbaar in je voeten zitten.
Op het station staat de trein klaar en in een streep reizen we naar het einddoel van deze trip. Drie uur in een trein kaboem kaboem kaboem is heerlijk als je katerig bent. En droog brood helpt ook en het scheelde dat het uitzicht nog steeds saai was. Steppes met licht, lente groen gras, soms een beetje wuivende korenvelden, kleine nietszeggende dorpjes en steeds de bergen in de verte. Heel af en toe een man in een pak op een paard, een kudde geiten of schapen en verder niets bijzonders.

In Tashkent namen wij een taxi naar het hotel. Hotel Uzbekistan is een geweldig gebouw. De gevel is een soort vlechtwerk van dik beton. De vorm van het hotel is als een opengeslagen boek dat rechtop staat. Ineens zie je weer de lange sovjet invloed. De lobby werd bevolkt door zakenmannen uit de hele wereld, er was een huwelijk gaande met een bruid die zoveel wit spul aan had dat haar popperige hoofdje wegzakte in een vallei van goedkoop thule en ze niet kon zien hoe haar hakjes vastraakten in de kanten sleep. Gelukkig had ze een batterij dames om haar heen in lichtroze, lichtgroen en lichtblauw die haar uit de knoop haalden. Haar man in spé stond buiten sigaretjes te roken met zijn vrienden. Maffiapakken en maffiakoppen. Er liepen busladingen bejaarde Franse toeristen rond. Rijke mensen die safaripakken hebben gekocht omdat die zo goed tegen het zware werk kunnen. Die pakken zullen, of ze nou in de stad zijn of op de prairie, gedragen worden. De gestreken safaripakken zullen geen kreukje krijgen.
We zijn aan het eind van de middag aangekomen en na het bestuderen van de kaart besluiten we een rondje linksom te lopen. Via een plein, een lege shoppingstreet die de saaiste avenue van centraal azie wordt genoemd, maar waar je wel goed kan aerobieen, komen we ineens bij een deur waar allemaal langbenige dames achter verdwijnen. Langbenig met intellectuele brilletjes. Na kort onderzoek bleek dat er een Franse chansonnier optrad... waarom was die outfit van die dames niet verbazingwekkend? Het ontbrak nog net aan stokbroden onder een arm en koele rode wijn. Onze dialoog was kort:
“zullen we naar binnen gaan?”
“waarom?”
”nou, daar gebeurt blijkbaar wat.”
“Ja een overjarige Franse zanger gaat in het donker liedjes zingen en dan gaat iedereen weer naar huis”
“ Nou....”
“Dan ga je maar in Amsterdam naar een Franse zanger luisteren.”

Wij stiefelden verder, via een heel erg brede fontein die het gebouw daarachter onzichtbaar maakte, langs een openlucht tentoonstelling met de 100 beroemdste schilderijen uit de westerse cultuur. Van Gogh, van Dijk, Rembrandt vertegenwoordigden NL. De Fransen hadden een veel grotere delegatie en ook daar kwam Van Gogh in voor. Naast de moslimarchitectuur hadden we niet zo veel cultuur in een klap te verduren gekregen. Gelukkig was er ook een park met bomen en een heuse espressobar met de zoetgevooisde naam ‘Bon Ton’. Het lijkt of ‘Frans’ synoniem is aan ‘kwaliteit’ in Tashkent.

De indruk van de stad was een heel andere dan we eerder zagen in deze regio. Het was er schoon opgeruimd en overzichtelijk, dat was dan nog wel hetzelfde als de andere steden. Het verschil zat ‘m in de grootstedelijkheid. Hier waren avenues, musea, theaters, parken. Hier staan gebouwen die macht en kracht moesten uitstralen; banken, hotels, rechtbanken en ambassades. Mensen gaan zich dan ook meteen grootsteeds gedragen, de hakken van de dames worden hoger, de pakken van de mannen donkerder, de tred wordt sneller en de blikken (achter de zonnebrillen) worden serieuzer. Bozig kijken betekent: ‘in ben belangrijk, tenminste, dat vind ik’.

Op de kaart hadden we een plek gezien waar we wilden eten. Geen idee waarom die keuze zo uitgevallen was, maar ik weet wel dat we er vrij lang over deden een keuze te maken en daarom gaven we het niet zo makkelijk op om een alternatief te kiezen, ook niet toen we het niet vonden.
Kaarten in boekjes kloppen niet altijd. De schaal deugde niet, het aantal te passeren zijstraten was fout en op de plek waar we dachten dat we moesten zijn was nu een heel heftige discotheek gekomen. Iedere reiziger denkt dan; ha, leuk, een heftige discotheek, daar moeten we eens effe binnen kijken. Wij niet. Wij dachten alleen: “verdomme, die klote kaart deugt niet...” ons niet bekommerend over de mogelijkheid dat wij misschien niet deugden.
De buikige eigenaar van een winkel om de hoek wist waar wij heen wilden, en probeerde dat uit te leggen. Dat ging niet, maar hij stuurde zijn zoon er op uit. Deze vlezige knul sprak redelijk engels en vergezelde ons naar een taxi, en reed mee naar het restaurant waar wij heen wilden, heel wat blokken verder op. Ondertussen vertelde de jongen dat hij Engels wilde leren, omdat hij naar Engeland wilde omdat hij bij Arsenal wilde voetballen. Zo zijn er vreemde drijfveren om Engels onder de knie te willen krijgen en natuurlijk babbelden wij graag met hem om hem wat kilometers in die vreemde taal te gunnen. Niemand van ons maakte een opmerking over het gegeven dat je niet alleen Engels moet kennen om bij Arsenal aan de slag te kunnen, maar ook een paar andere vaardigheden onder de knie moet hebben, en dat een paar kilo’s overgewicht geen aanbeveling is bij dat clubje.

Bij een Syrisch (ja, Syrisch! Waarom niet Syrisch?) restaurant aten wij humus, baba ganoush, meze, fattouch en forellen... dronken een beetje bier en stapten in een taxi naar... nee, niet terug naar die hippe discotheek, maar naar een oudemannencafe waar we nog een klein biertje dronken en vervolgens naar het hotel wandelden.

woensdag 23 juni 2010

extra extra: central azie dress code



central azie dress code

22 juni 2010



in de afgelopen dagen heb ik een blog geschreven over een reis.
Ik moet nu nog het eind van die trip beschrijven, maar hier komt even een tussenstuk.
Binnen het continue verhaal was er geen plaats voor.




Centraal Azie; the dress code


In de afgelopen weken reisde ik door Centraal Azië en wist van tevoren niet zo goed wat ik moest verwachten. Wist ook niet zo goed waarom ik daar heen ging. Met een ruime blik wandelde ik rond, niet gestoord door informatie of achtergrond.
Ik ben wel eens vaker daar in de buurt geweest, ook wel verderop in Azië en dichterbij in Europa. Net als iedere andere plek op de wereld die niet aan de kust licht (en zelfs daar kan het voorkomen) ligt Centraal Azië op een kruispunt. In Centraal Azië is dat wel erg duidelijk, dit hele gebied heeft migratiegolven van links naar rechts en van boven naar beneden ondergaan. In andere tijden ging het weer van rechts naar links en van boven naar benden. Het is een rusteloos gebied. De onherbergzaamheid helpt daarin mee. Niemand wilde er wonen maar het lag halverwege, en dus bleven ze een nachtjes slapen. Dat nachtje kon wel een langer gaan duren, een leven of een paar generaties, maar eigenlijk wilde iedereen er steeds weg. Nog steeds.

Het verhaal kan nu twee kanten op en ik weet nog niet welke ik ga kiezen. Misschien doe ik ze beide wel. De keuze is moeilijk. Omdat ik een beeldverhaal wil maken over kleren en ik daar vrij veel foto’s bij heb kan ik het daar over hebben en dat een mooi rond verhaal maken. Gezien de actualiteit op de wereld (Kirgizië staat in brand, veel doden en heel veel vluchtelingen) kan ik ook na de bovenstaande inleiding gaan schrijven over de vreselijke spagaat van de langzame reiziger; hij is ergens, voelt zich thuis, maar weet dat hij er niet hoort. Dat wordt extra duidelijk als de ander hem er op wijst dat ie er niet hoort (Oezbeken worden nu op hardhandige wijze de deur gewezen). In dit geval is het extra droef omdat de Kirgizen de deurwijzers zijn dat doen met een knuppel, een fakkel, een mitrailleur in de hand, en omdat ze zelf maar een of twee generaties langer in het onherbergzame land wonen. Ze hebben dus oude rechten, maar zo oud zijn die nou ook weer niet. Daarnaast zijn er ook nog de oorspronkelijke bewoners, die houden zich vrij stil, begreep ik.
De actualiteit van het onderwerp maakt het noodzakelijk om er over te schrijven. Het zou vreemd zijn om nu een verhaal over transmigratie in Centraal Azië te schrijven en niets te zeggen over de smeulende resten van Kirgizië.
Maar ik wilde een beeldverhaal maken en kan dat eigenlijk niet doen want over de actualiteit heb ik geen beelden. (Ja, ik kan wel plaatjes jatten van het internet, want die bloederige foto's maakte ik niet. Sterker nog; op mijn foto’s van 3 weken geleden in Kyrgizie staan alleen meer breedlachende aardige mensen die het leven gespannen maar hoopvol tegemoet treden.)
Het brede lachen zie je niet op de foto’s die ik bij dit verhaal wilde doen. Dit verhaal gaat over transmigratie en de uiterlijke vorm daar van. Op straat zie je veel verschillende soorten mensen. Technisch is het herkenbaar als een gebied tussen Azie en Europa. Er lopen mensen met spleetogen en er zijn Kaukasische koppen, dan zijn er nog allemaal tussenvormen. Niet alleen in gezichten, ook in lichamen. Chinezen en Japanners, de proto-Aziaten, zijn over het algemeen klein en niet erg gespierd. Europeanen zijn dikker en langer. In Centraal Azië krijg je lange dunne mensen, en kleine brede. De lange dunne zijn over het algemeen succesvoller dan de kleine brede. Het heeft te maken met voedsel, het soort werk wat ze doen en de genetische mix. Succesvolle mensen kunnen makkelijker hun partner kiezen dan sukkels. Bij de partnerkeuze gaat het ook om de verschijningsvorm. Hoewel iemand leuk en slim is, toch moet je een drempel over om hem/haar als bedpartner te kiezen als die tevens klein, dik en lelijk is. Het levens is hard.
Het gevolg van dit alles is dat er in Centraal Azie heel mooie mensen rondlopen. Althans, dat vind ik. Lang leve de vele verhuizingen.



Soms gaat het ook mis. Dan ontstaat er ineens een mix van culturen die niet helemaal aansluit bij mijn voorkeuren. Ik ben op een andere manier gecodeerd en snap sommige dingen niet. In Kirgizië, Tadzjikistan en een beetje in Oezbekistan lopen vrouwen rond in vreemde gewaden. Dat was het eigenlijke onderwerp van dit verhaaltje. Ik heb ze gefotografeerd, maar niemand poseerde voor me, vrouwen willen niet zomaar gefotografeerd worden. Dat zijn moslimwetten, zeggen ze.



De Moslimwetten schrijven voor dat de dames decent gekleed moeten gaan, armpjes en beentjes bedekt, niet te veel huid laten zien (en graag een beetje nurks kijken).
Centraal Azie ligt vlak bij Iran; daar hebben ze donkere jurken die aan alle moslimeisen voldoen, maar die soms iets getailleerds hebben, soms iets modisch. In Turkije, dat een van de dominante naties in de regio is hebben mensen veel dekens en goedkoop textiel in huis. De andere kant op, aan de zuidoostelijke kant ligt Pakistan. Daar houden de mensen van uitbundige kleuren op textiel.
In de landen die ik recent bezocht hebben ze de Iraanse, Turkse en Pakistaanse invloeden in een blender gestopt en is er iets merkwaardigs uitgekomen. Een broek en een jurk daarover, dichtgesloten. Een flodderinge hoofddoek die de nurkse (en bij tijd en wijle schalkse) blik een beetje verhult. Dit setje is gemaakt van een goedkope stof waar je niet in de buurt een vuurtje moet aansteken. Dit soort stof wordt gebruikt voor die Turkse dekens, dan zit er een tijgerprint op. Het ziet er erg warm en zweterig uit. De Pakistaanse invloed is zichtbaar in de prints. Hier dus geen tijgers (dat zou weer niet passen bij de moslim mores) maar bloemen, grafische patronen, maar vooral erg veel kleuren. Een ziekmakende hoeveelheid kleuren. De ontwerper die achter zijn computer het dessin zat in te kleuren, was in een wel erg olijke bui. Misschien was hij zijn eigen grenzen aan het verkennen en was de controller in slaap gevallen, misschien doet hij het uit moedwil, mensen pesten. De kans is echter het grootst dat ie het echt mooi vond, dat zijn baas verrukt was van de nieuwe kleuren voor het dessin en dat de lieve mevrouw die het lapje op de markt kocht het voor de passpiegel voor haar lichaam hield en zachtjes mompelde, met een lichtheid in haar hoofd: “Dit is echt, echt iets voor mij.” Zij zal het zich waarschijnlijk niet bedacht hebben maar kleding is communicatie. En dit gevoel, deze stijl, dit patroon en dit dessin combineert precies wat zij wilde communiceren. Zij wil iets vertellen aan haar man, kinderen, vrienden en zelfs aan willekeurige passanten op straat.

Laat ik nou afgelopen weken zo’n passant geweest zijn en de enige reactie die het bij mij te weeg bracht was een lichte golf van afschuw, keer op keer.
Ik weet wel dat de moslimleer tegenwoordig vindt dat vrouwen geen prikkelingen veroorzaken mogen, maar dat wil toch niet zeggen dat je oncomfortabele dingen gaat dragen in schreeuwerige kermiskleuren van een acne-opwekkend materiaal.
Ik kan me echt niet voorstellen dat je zulke dingen uit vrije wil aan wil doen. Verwondering was mijn grootste emotie.

In het licht van de actualiteit nu is het vreemd om over dergelijke verschijningsvormen te vallen. Als het land in brand staat, als er mensen vluchten en onderduiken, als die vriendelijke lui die ik tegenkwam op straat ineens in hun broek poepen van angst, hun spullen op een handkar stapelen en de wijk nemen, dan gaat het over grotere zaken dan de print van hun hobbezak. Heel in de verte ben ik in mijn hoofd aan het zoeken naar een verband tussen lelijke jurken en het vluchten, tussen stadsdelen die in de fik staan en de brandbaarheid van de stof, tussen de lelijkheid en de neiging er niet langer te willen zijn. Het is allemaal te kort door de bocht. Ik ben bang dat die kleding cultuur is en ik ben bang dat ondanks de rellen dergelijke kleding nog wel lang zal blijven.

Dit is een hopeloos stukje want ik heb vooral diep medelijden met wat er nu allemaal gebeurt en daar gaat het stukje niet over. Laten we hopen dat het niets met de kleding te maken heeft, want dan is Tadzjikistan ook nog aan de beurt.


maandag 14 juni 2010

oezbekistan, 25 mei 2010

Gisteren aerobiede we op straat voor het hotel. Kinderen werden er door aangetrokken als vliegen naar poep. Een jongen kreeg de aerobie in zijn gezicht en jankte de tranen uit zijn hoofd. Een meisje probeerde deze magische ring te gooien en dus kwam ie op het dak van het hotel terecht.

Toen ik wakker werd stond Daan in de kamer, zweterig en zwaar hijgend. Hij was effe up en down naar de Registan gerend en had meteen de aerobie van het dak van het hotel geplukt. Hij vertelde dat het hardlopen over straat in Oezbekistan vreemde reacties oproept, mensen keken hem gapend na. Blijkbaar weet hij niet dat hardlopen op straat in Nederland ook verbazingwekkend is maar dat de NL massa al gewend is aan die lelijkheid.
Na het zelfde ongeïnspireerde ontbijt als gisteren, hingen we wat rond in de courtyard van het hotel. We lazen boekjes en luisterden naar muziek. Wouter zat een spreadsheet te maken en Daan probeerde de uit de hand lopende kosten van deze trip in kaart te brengen.
Rond een uur of 12 vertrokken we met een taxi naar het treinstation. Gisteren hadden we al tickets gekocht en nu reisden we per trein naar Bukhara.
Op het station was een dronken en vervelende man. Een van de eerste in dit land en eigenlijk op deze reis. Andere reizigers en mevrouwen die broden verkochten wezen op hun voorhoofd en de man gaf nog een veel te stevige kleverige hand en droop toen af. Uiteindelijk vond hij het leuker om in het Russisch tegen mooie meisjes te praten dan in het Russisch tegen mijnheren die in het Nederlands terugspraken. Het meisje met de zonnebril werd er warm noch koud van hoewel de man een paar centimeter van haar gezicht luidruchtig stond te walmen.
We hadden ons verheugd op de trein, maar er was eigenlijk geen donder aan. Geen fijne restauratiewagen met eten en drank, geen bijzondere mensen met ingewikkelde verhalen, geen spannend uitzicht (vlakte na vlakte). Dommelend reisden we, maar we reisden tenminste.
In Bukhara namen we een taxi. De keuze van de taxichauffeurs is altijd een ingewikkeld werkje. Het zijn mannen die gebruik maken van de onwetendheid van de reiziger. Als je ze betrapt op leugens, die altijd gaan over de prijs en de afstand, dan vinden ze dat niet erg, dat hoort bij hun vak. Als je ze wegstuurt zonder moeite te doen ze op een leugen te betrappen, heeft dat niets meer met beroepseer te maken, maar gaat het ineens om iets persoonlijks. Een van de redenen om niet met een taxichauffeur mee te willen is dat ie stinkt, er uit ziet als Hitler of omdat ie de hele tijd aan je zit. Er stonden nu drie van die in goedkoop leder gestoken mannen om mij heen aan wie ik duidelijk probeerde te maken dat wij niet met hen mee wilden omdat ieder aan een van de bovenstaande kwalificaties voldeed. De stinker en de aanraker vielen meteen af, de Hitler vond ik nog wel een tikkie interessant omdat ik me niet kan voorstellen dat je vrijwillig op die Germaanse schooier wil lijken en dat ik mij niet voor kan stellen dat deze taxichauffeur nooit hoorde over, of een plaatje zag van mijnheer H. Uiteindelijk werd de keuze van de chauffeur makkelijk gemaakt omdat er een man in een oranje shirt bij een wrakkige Lada stond. De combinatie was doorslaggevend.
We werden gedropt aan een lommerrijk pleintje met een meertje in het midden van het centrum van de stad. Aan de andere kant van het meer was ons hotel. Een eeuwenoud gebouw met een dakterras. Aan dat terras waren een paar kamers, een van die kamers was voor ons.
We checkten in en wandelden een rondje.
Bukhara is de kleine zus van Samarkand. Waar de laatste die enorme Registan heeft, handen vol moskeen en mausoleums waar busladingen toeristen uitgestort worden en op het kruisje gaan staan om de beste foto te maken, is het in Bukhara rustig en stil. (het lijkt nu alsof er veel toeristen in Samarkand waren; dat is niet het geval; waren er in S 100, dan waren er hier 5)
Het eerste rondje liepen we langs kleine medressa’s met aanzienlijk minder blauwe tegels. De sfeer was plezieriger omdat de gebouwen een meer menselijke maat hebben. Het zag er minder megalomaan uit, minder overdonderend. Waar Samarkand een proeve is van het kunnen in die tijd, is Bukhara meer praktisch en handzaam. In de wijken waarin de monumenten liggen wonen ook gewoon mensen. Er staan huisjes, winkeltjes die niets met toeristen te maken hebben en er is een gewone school. Natuurlijk wordt het geld verdiend met de toeristen dollars, maar het is er allemaal iets minder op gericht.
’s Avonds aten we aan het kleine meertje in de stad, en zagen hoe de mannen heel veel bier en wodka dronken, hoe de toeristen oncomfortabel waren op te kleine stoelen, hoe kinderen voetbalden tussen de mensen door en dat alles overstemd door een paar grote tv’s die een Russisch equivalent van MTV uitzonden. Daarbij mag opgemerkt worden dat de Russische clips een slag pornografischer zijn dan die wij vanuit de VS krijgen. Wel een vreemd gezicht, gezellige moslim families die een maaltje knabbelen en daarboven een tv met hard core dames en tering muziek. Twee werelden in een beeld die niets met elkaar te maken lijken te hebben.

Cont...

maandag 31 mei 2010

Tadjikistan, 23 mei 2010

Zondag 23 mei

Gisteren was het laat geworden, vandaag stonden we wat later op. Op de binnenplaats van het hotel stond een jonge en een oudere man. Het bleken een Australische vader en zoon, heel aardige en warme mensen die op extreem vriendelijke wijze de wereld ontdekken. Dergelijke mensen blijven een goed voorbeeld.

Rond een uur of 12 namen wij een taxi naar de grens. Hobbelend in een oude Lada Niva arriveerden we bij een container met een slagboom, een kleine plek op een grote lege vlakte. Het geile bokje had ons een paar centen gegeven om die aan de grensbewaker toe te schuiven zodat hij onze baggage niet ging checken. Hij had erbij gezegd dat we die aan de customs man moesten geven en niet aan de stempelaar, maar als je bij zo’n grens bent weet je niet precies wie wie is. De eerste man leek ons niet zo’n probleem. Hij bekeek onze visa en vroeg of wij onze tassen wilden openmaken. Die van Daan en mij stonden buiten en die van Wouter binnen. Wouter ritste zijn tas open en daar zat o.m. een Economist in. De customs man, in the middle of nowhere bladerde die door en bij iedere foto zei hij wie er op stond. Obama op de cover, Karzai op pagina 3 en tot zijn grote vreugde Hugo Chavez op pagina 5, in zijn camouflagepak met puntschoenen zat hij heel tevreden te zijn over Wouters leesmateriaal. De tassen hoefden verder niet gecontroleerd te worden.
We wandelden van de Tadikische grens naar de Oezbeekse grens, moesten daar wachten tot de lunchpauze over was, en zaten in heerlijk weer tussen een 20-tal mevrouwen in enorme jurken. Wij kregen uiteindelijk voorrang bij de customs en werden makkelijk doorgestempeld. We liepen naar een taxi en reden hobbelend de laatste 60 kilometer naar Samarkand.

Een van de Grote Doelen van deze reis.

cont.....




Tadjikistan, 22 mei 2010

Zaterdag 22 mei


Regen regen... zachtjes polsten wij bij het bokje hoe het zou zijn om een hike in de regen te maken en hij zei gedecideerd dat dat niet kon. Je kon met de auto niet bij het beginpunt komen en als dat toch kon was het ongewis of je een paar uur later weer naar beneden kon rijden. Dus veranderde het in een dag lezen en een beetje hangen. Wouter las een boek over mijnheer Messi, een jon
ge Argentijn die iets met een bal kan. Wouter gaat er van uit dat dit boek binnenkort de volslagen onbekende auteur een Nobelprijs zal opleveren. Misschien komt deze verwachting vooral door Wouter’s encyclopedische kennis van de wereldliteratuur. We keken de motorhomo’s na die zich in vele lagen plastic inpakten, allerlei ingewikkelde instrumenten aan en op hun motoren hingen en uiteindelijk, met de moed der wanhoop, op de motor stapten en de plenzende regen inreden. Moedige mannen.
De Duitse Peter had besloten niet langer te wachten op nog meer tegenslagen en ging terug naar Tashkent waar vandaan hij naar Bangkok zou reizen om daar nog twee weken een relaxte vakantie te houden. Wij maakten voor he
m een reisprogramma; beetje cultuur, natuur, mensen, stranden. Hopelijk zit hij nu, aanzienlijk minder teleurgesteld, een biertje te nippen op het strand van Kho Chang met een jongetje of meisje op zijn knie.
Rond een uur of twee klaarde het op en werd het meteen warm, de stad droogde op en wij maakten een wandelingetje. Daan ging de stad door rennen en ik schreef aan dit blog. We deden snack-achtige boodschappen en alles was bedekt onder een deken van lichte spanning voor de Champions League wedstrijd.
Bij het eten kwam Sitora in beeld, zij is een gids die werkt voor het geile bokje, ze is een beetje dikkig, wel lief en werd erg opgewonden van drie mijnheren die in hetzelfde guesthouse verbleven als zij.
Ze begon giechelig, aangemoedigd door het bokje, en werd langzaamaan lacherig, maakte steeds minder verhullende opmerkingen en het bokje vroeg zich af waarom wij dit blaadje niet wilden grazen.
Na het eten spraken Daan en ik met haar verder (Wouter was met de wereldliteratuur bezig). Zij vertelde over het boy meets girl systeem in dit land, hoe zij zich onder de zachte dwang van haar ouders uitwerkte, hoe zij een relatie had die ze aan niemand mocht vertellen en hoe ze de toekomst ziet. Merkwaardig genoeg kwamen wij in die toekomst niet voor... Het moet verwarrend zijn eerst de USSR normen geleerd te hebben, dan de vrijheid in combinatie met het traditionalisme te proeven en nu een steeds grotere moslimdruk te voelen. Dit zijn ingredienten waarin de sexuele moraal zich maar lastig ontwikkelt.
Rond een uur of 11 waren de eerste voetbalbeelden op tv en werd ons prive flesje wodka opengeschroefd en sloten wij de deur van de jongenskamer om daar jongensdingen te doen: voetbal kijken na eerst nog effe een snelle quiz ronde.
Twee uur later hadden we een suffe wedstriijd gezien en vielen wij in een onbevredigde slaap.

Tadjikistan, 21 mei 2010

Vrijdag 21 mei

Om 8 uur stond de chauffeur die we gisteren geregeld hadden klaar. Wij niet. Na dat malle ecquadoriaanse restaurant dronken we nog een klein nipje wodka en de ochtend er na bleek dat die fles bijna leeg was. Wouter was al eerder afgehaakt dus moesten Daan en ik dat in onze onschuld gedaan hebben. We konden het ons beide niet herinneren.
Eerst moesten we in het smerige hotel een Breznjev ontbijt doen bestaande uit vette worst, tomaten, sneue appels, brood van gisteren, Nescafe en koekjes die niet lekker waren. We zaten in ene protserige zaal, krakend parket, veel grauwe vitrage en achter een van de tafels zat de chef kok naar ons te kijken; een dikke man met vet haar in een grauwe buis. Dit zijn erg fijne taferelen voor als je de dag ervoor iets te veel wodka gedronken hebt. Je ervaart het als een verre stad in een vergeten hoek van de Sovjet Unie waar nog niet is doorgedrong
en dat de nieuwe tijd is aangebroken.

In het autootje vertrokken we naar het noorden. binnen een kwartier waren we de stad uit en werden de wegen slecht. Voor het eerst in deze trip was er geen strakblauwe lucht, sterker nog, het begon te regenen. De wegen werden nat, de kuilen en gaten in de weg werden onzichtbaar. Helemaal spannend werd het toen we een pas opreden, een gebied waar nieuwe tunnels gebouwd werden. Door de bouwactiviteiten moesten we om de tunnels in aanleg heenrijden, over één auto brede schapenpaadjes. Sommige nieuwe tunnels waren af, genoeg om auto’s te tolereren. Dat er nog geen licht was was niet zo erg, maar dat er nog geen afwatering in aangelegd was, was lastiger. Door onzichtbare diepe plassen reden we stapvoets, de gaten in de
weg vermijdend. Uit het plafond kwamen dikke waterstralen en in de pikdonkerte waren ook schimmen van mensen aan het werk. Ik ben blij dat ik een andere baan heb die ik langer kan volhouden.
Uiteindelijk kwamen we in een bergachtig en desolaat gebied terecht en sloegen af van de hoofdweg. Over een slingerend bergpad reden we naar het veelbelovende Iskander Kul. De regen nam toe, de chauffeur schudde zijn hoofd, hij wees ons het pad voor de twee uur durende hike naar een top van een berg. Wij schudden het hoofd en besloten alleen een foto te maken van Wouter in een
oranje poncho voor een turquoise meer, in de regen.

Bij de entree van het parkje hadden wij naar een wacht moeten zwaaien, iemand met een slagboom, een pet en een hutje. Wij wilden in dat hutje zitten om de lunch te verorberen omdat het buiten te hard regende. De man had een t
rainingsbroek van gaten aan en een enkellang vest dat er niet zo mooi bij stond. Hij zag er slaperig uit. In het hokje was een onopgemaakt bed, een doos met lege wodka flessen, een klein scheef tafeltje en 4 verschillende stoeltjes. Binnen hing een dikke schapenvet lucht, de zure walm van dronkenmannenslaap en we besloten liever in de auto te eten dan bij onze nieuwe vriend.

Wij vinkten het turquoise meer af en reden weer terug naar de hoofdweg, klaar voor de laatste 4 uur rijden naar Pendjikent. De hele rit reden we langs een rivier, slingerend tussen de bergen door. Er waren bijna geen auto’s op de weg. Er wordt blijkbaar niet veel gebruik gemaakt van de grensovergang van Tadjikistan naar Oezbekistan. Uiteindelijk kwamen we in Pendjikent aan en reden meteen naar het hotel, een vriendelijke mijnheer begroette ons in vloeiend Engels, binnen stonden twee off the road motoren en op de binnenplaats heerste een ontspannen backpackers sfeer. We kregen eten en thee en praatten met de andere gasten. Een vreemde combinatie tussen een Nederlandse homo en een Kazachstaanse homo die elkaar op het internet hadden leren kennen en in hun kennismakings-afspraakje op de motor door Tadjikistan gingen cruisen, een Duitser die lispellend Duits sprak en die vertelde dat hij vooruit gevlogen was en dat zijn vriend met de auto uit Heidelberg achter hem aan zou komen. De vriend was in de knoop geraakt met de grensovergangen en was uiteindelijk niet verder gekomen dan de Turks-Iraanse grens had nog een tijdje staan posten bij de grens van Turkmenistan en was toen maar weer naar Heidelberg terug gegaan. Der Peter zat nu alleen in Pendjikent en vroeg of ie met ons mee mocht, morgen naar de 7 turquoise meren. Selbstverstandlich...
Pendjikent is belangrijk om drie redenen; de nabijheid van de Oezbeekse grens, de mogelijkheid in de omgeving een fraaie hike te maken en omdat er een hotel met een Champions League tv is.
De eerste namiddag in dit stadje gebruikten we alleen om een ommetje te lopen en te constateren dat het een saaie plek is, effe aerobieen op een nat voetbalveld omdat we van doel tot doel wilden kunnen gooien en verder niets bijzonders. Daan maakte een hand vol foto’s van kinderen en een oude man.
Die avond aten we met die malle motorhomo’s, Peter der Deutscher en dan was er nog een irritante Indieer die we niet echt te grazen konden nemen omdat hij een vriend van de huisbaas was. Die Indieer liep naast zijn schoenen, maakte generaliserende opmerkingen (all English are true gentlemen... the French are snobby and you can’t deal with them, we in India, the biggest democracy in the world, we truly know how to manage a country....). Hij sloot het gesprek af door te melden dat hij verwachtte binnen 5 jaar minister te zijn. Dat hij eerst nog even marmeren vloeren moest verkopen in Tadjikistan was een kleine horde op zijn weg naar eeuwige roem. Wij wilden hem in de zeik nemen door hem dubbel en dwars de hemel in te prijzen, maar dat kwam niet aan, hij accepteerde de complimenten met een meewarig hoofdknikje.
De eigenaar van het hotel zat constant te kibbelen met zijn vrouw. Hij was een klein geil bokje en zijn vrouw een statige verschijning met enorme geschilderde wenkbrauwen en een mond vol gouden tanden.
Het bokje maakte sexistische opmerkingen over alles waar een opmerking over te maken viel, vertelde flauwe grappen die ook nog lang duurden en waarvan je allang de clue zag aankomen, maar die toch nog uitverteld moesten worden. Hij had er een vrolijk hoofd bij wat de pijn verzachtte. Na het eten werd de wodka ter tafel gehaald en begon het hakken. Al vrij snel haakten wij af, de volgende dag wilden wij de 7 meren hike gaan doen en wilden niet met een kater door de bergen sjokken.

Tadjikistan, 20 mei 2010

Donderdag 20 mei

De volgende ochtend stonden we vroeg op, althans dat was het plan, omdat we vroeg bij de Oezbeekse ambassade wilden zijn.
Om een uur of half tien kwamen we daar aansloffen en buiten stond een groep mannen en vrouwen in folkloristische kledij. Hoewel zij dat dagelijks doen is het toch leuk om er tussen te staan en een licht carnavals gevoel te krijgen. Het is dan moeilijk om de neiging tot polonaise te onderdrukken. Een kwartiertje later draaide een klein deurtje open en bromde een mijnheer met een goedkoop kunstgebit tegen de mensen dat ze zich netjes moesten gedragen. Ondertussen pakte hij paspoorten, stapeltjes geld en formulieren aan. Elk van deze items verdween in een andere zak van zijn jasje. Hij was niet erg vriendelijk en riep alleen tegen ons: ‘pa ruski... ruski... no english.’ Uiteindelijk werden we als laatsten zijn hokje ingeroepen en vulden de formulieren in. Bij onze formulieren zaten pasfoto’s, de uitnodigingsbrieven, de bewijzen van de tickets, de betaalbewijzen van de hotels (blijkbaar zijn ze bang dat we er illegaal onder eeen bruggetje gaan slapen). De standaardformulieren die wij van het internet gehaald haddden waren niet de goede, die waren tweetalig en wij moesten die in exclusief russisch hebben. We leverden het hele zootje bij het kunstgebit in en werden verordonneerd te wachten. Wachten duurt lang, ook als het kort is. We hadden geen idee hoe lang het zou duren om het visum te krijgen. Als we het vandaag zouden krijgen was dat een reden tot feest. Als het op vrijdag was, dan moesten we wachten totdat het er was en dus nog in ieder geval 24 uur in deze niet heel erg charmante stad doorbrengen. Als het niet op vrijdag zou zijn moesten we een plan hebben om het weekend door te komen (inclusief een Champions League tv) en dan heel erg hard hopen dat we het op maandag wel zouden krijgen.

We hadden dergelijke scenario’s bedacht en waren tot de conclusie gekomen dat er in Tadjikistan wel heel erg veel te doen valt, maar dat dat wel in andere regio’s in het land is dan waar wij waren. Om effe een weekend te killen en ook nog iets te doen dat bijzonder was, zouden we uren in een auto moeten zitten, om dan naar een turquoise meer te kunnen kijken, of een rustiek dorpje te kunnen zien. Die plekken ontbeerden allemaal een infrastructuur voor reizigers. Het gevaar van dit soort reizen is dat je door een gebied rijdt, dat je kijkt naar een berg, een meer of een dorp en dat het als een filmset is. Het verhaal moet je dan nog zelf in die setting maken, maar indien je alleen in een auto zit wordt de setting van die film al snel een dialoog van drie mannen met een chauffeur en de kans is groot dat die dialoog bestaat uit het roepen van slecht uitgesproken plaatsnamen tegen de chauffeur en verder de standaard items: dingetjes over voetbal, over bookkeeping en opmerkingen over wat ze zien: Hé een berg, kijk een ezel, hé een man met een karretje, oeps, een mooie vrouw (x4) en dan weer opnieuw. Het is noodzakelijk om iets te doen in een gebied, dorp of stad om er profiel aan te geven. We waren dus bang dat het tripje naar een turquoise meer niet veel meer zou zijn dan een tripje naar zo’n meer en zagen op tegen een weekend in de regio terwijl het echt mooie van Tadjikistan te ver weg zou zijn om te bereizen.

Na 20 minuten werden wij het hokje van het kunstgebit ingeroepen, hij bulderde wat in het russisch en maakte het oudtestamentische geld gebaar (duim en wijsvinger over elkaar). Wij deden of we dat niet begrepen en kregen onze paspoorten terug: mét de visa voor Uzbekistan. Lichtelijk verbaasd over hoe snel dat gegaan was bestudeerden we de visa’s; we waren blij dat we ze hadden, maar de data klopten niet. Onze vlucht terug vanuit Tashkent naar Singapore en Amsterdam is op de 29-ste en de visa liepen tot de 27-ste. Wij gingen terug naar de bulderbak en legden het uit, er werd een jongen bij gehaald die perfect Engels sprak, die veranderde de data, maakte het geld gebaar, wij haalden de schouders op en liepen met de visa de deur uit.

In een snelle middag deden wij het museum van oude dingen. Daar lag een gigantische buddha, haddden wij gelezen. Er bleek inderdaad een gigantische buddha te ligggen, waar wel een paar kleine stukjes oud van waren, maar de rest van op zijn sovjets opnieuw in elkaar gemacrameet. Een wel erg vrije interpretatie van een ‘oud beeld’. Overigens was dit beeld van dezelfde categorie als de buddha beelden die iets van 10 jaar geleden door de Tabilan in Afghanistan zijn opgeblazen. Het is een prachtige stijl van beeldhouwen. Lord Buddha heeft ineens Indiaas-Afghaanse trekken, is minder spleetogig dan de Oostaziatische varianten en heeft toch zo’n serene glimlach. Maar de setting maakte er iets on-devoots van (hoewel er wel een dikke meloen voor hem geofferd was met een wierookje). Het zaaltje was te klein en de bewaker, die met ons mee liep om voor ons uit het licht aan te doen en achter ons weer uit te doen stamelde steeds in haar mobiele telefoon. Volgens de verhalen zou er ook een beeld van Alexander de Grote moeten zijn. Ik ben op zoek gegaan naar mijn naamgever en kon hem tussen de speerpunten, lelijke ringetjes en potscherven niets vinden. Toen ik er naar vroeg bleek dat ie op een tentoonstelling in Mannheim was. Ik vroeg wanneer hij terug zou komen: ”Next year”, was het antwoord en dat is volgend jaar pas. Ik vroeg ook hoe lang ie daar al was, dat bleek al 5 jaar te zijn. Vervolgens vroeg ik of het zeker was dat ie volgend jaar terug komt en de bewaker zei: “we hope so.” Het beste museum van Centraal Azie heeft dus mooie stukjes aan elkaar geplakte Buddha en een gebrek aan Alexander de Grote en toch houden ze vol dat Tadjikistan een natte droom is voor archeologen.

Daan ging belangrijke dingen doen in het ranzige hotel en Wouter en ik gingen vervoer regelen om de volgende dag de stad uit te kunnen, naar Pendjikent. Onderweg daar heen zou een fraai meer moeten zijn, het Iskandar Kul, genaamd naar Alexander de Grote en binnen een uur of 7 zouden we dan in dat grensplaatsje moeten aankomen. We waren verwezen naar het zuidelijke busstation, terwijl we naar het noorden moesten. Bij dat busstation was niets te beleven behalve vriendelijke jongens die ons een telefoon in de hand duwde waarachter iemand zat die Engels sprak. Die vertelde dat we via deze jongens transport konden regelen voor 1 US$ per kilometer. Wij wilden zo’n 300 km rijden en dat was dus een tikkie duur. Creatief als wij zijn gingen we toch even bij het noordelijke busstation proberen, daar vonden wij talloze mannen die ons voor een vergelijkbaar tarief daar wel heen wilden brengen. Uiteindelijk was er een man die tussen neus en lippen door het geheim verklapte: Nog iets verderop is de cementfabriek, daar staan de long distance auto’s. Dus reden we daar heen en werden omringt door duwende en trekkende mannen met gouden tanden die allemaal hun diensten wilden verkopen. Wij probeerden cool te blijven in de leeuwenkuil. Het enige wat wij konden zeggen was: “Iskander Kul, Pendjikent... how much, which car?” Keiharde onderhandelingen zonder een gemeenschappelijke taal. Inmiddels waren we gewend aan de onderhandelingen via een telefoon. Na een half uurtje was de groep mannen wat uitgedund en bleven er eigenlijk twee kandidaten over. Eén met een heel grote auto, een vriendelijke glimlach en een stevige prijs, en één met een kleinere auto, een schuchtere lach en een lagere prijs. Daarbij had de laatste als pre dat aan zijn telefoon een jongen zat die heel goed duits sprak en vertelde dat zijn vader een hotel in Pendjikent had, en dat bleek het hotel te zijn waar wij wilden overnachten. Dus werd de deal gesloten. Morgenochtend om 8 uur zou hij ons komen halen.
Wouter ging een rondje hardlopen. Ik schaarde mij bij Daan die zijn belangrijke dingen van het hotel, via het park verplaatst had naar het Segafreddo terras. Een half uurtje later kwam Wouter daar ook bezweet aan. Het gesprek op dat terras wilde niet vlotten, voornamelijk omdat er een extreem mooie zwarte amerikaanse vrouw aan het belendende tafeltje zat. Bij zoveel schoonheid verschrompelde de Tadjikistaanse vrouwen tot muffige muisjes en werden wij stinkende reizigers.

Pas nadat zij wegging vertrokken wij ook en schoven laat aan bij een dis in een Mexicaans Ecquadoriaans restaurant. De centraal Aziatische cuisine is geen aanbeveling. Wouter houdt niet van lamsvlees en die penetrante smaakt dringt door in alles. Al is er twee weken geleden in een pannetje een stukje schaap gekookt, nog smaakt het gebakken ei van vandaag naar lam. Dan is de uitvlucht naar Ecquador een voor de hand liggende. We waren de enige gasten in een lege kelder in een buitenwijk.
Veel leuker was het wandelingetje terug, via woonwijken en achterbuurten, door lanen met bomen en eeuwig blaffende honden. Het was allemaal zo gruwelijk vredig. Echt iedereen is aardig en voorkomend, de auto’s toeteren niet, er is geen gespuis op straat, mensen groeten vriendelijk en zijn toch niet onderdanig. Dit is nu al het derde land in serie waar de aardigheid bepalend is. Je zou er bijna achterdochtig van worden.

Kirgystan, 19 mei 2010

Woensdag 19 mei
Woensdagochtend moesten we de foto’s bekijken van de talloze trips die Zoja naar Nederland maakte. Paul Veerman, dochter Ljuda en allerlei familieleden kwamen langs op skies, in zwempakken, in sauna’s en op fietsen.
Pas daarna mochten we naar het vliegveld. Het vliegveld van Bishkek is een ambitieus architectonisch project; een volslagen lege vertrekhal waar het rontgenapparaaat voor de koffers werd aangezet, waar onze tasjes door gepropt werden, waarna het apparaat weer werd uitgezet. De computer werd opgestart voor het paspoort gedoe en nadat wij gepasseerd waren werd ie weer uitgelogd. Een enorme hal, groot genoeg voor de aankomst en het vertrek van 4 a 5 vliegtuigen per uur, maar nu in gebruik voor 5 vluchten per week. Op de landingsbaan was te zien waar dit door kwam. Er stonden een 10 tal matzwarte US airforce machines, klaar voor bevoorrading van de mannetjes in Afghanistan. Op het vliegveld onmoetten wij een mijnheer die er doorreisd en geoefend uit zag, die zich voorstelde als Canadees die iets bij een NGO doet en daardoor alle landen in de regio moet afreizen. Door ons werd hij meteen uitgekozen als CIA agent; dat soort gedachten komen makkelijk op als je hier rondwandelt; een hoog geheime dienst/ 2-de hands James Bond gehalte (goed gesneden linnen jasje, fiere tred, compacte handbagage en her en der handen geven).

Met het allerlulligste vliegtuigje ooit vlogen wij naar Dushanbe in Tadjikistan. Niet zo veel mensen hadden de ambitie in een dergelijk vliegtuig te zitten of naar deze stad te gaan.
Meestal wil ik een aisle seat hebben maar op deze vlucht wilden we alledrie bij een raam en zaten verspreid over het vliegtuig. We vlogen over twee bergketens, één vlak buiten Bishkek en één vlak voor Dushanbe. De besneeuwde bergtoppen kwamen vlak bij waardoor je het gevoel kreeg dat we met moeite over de kammen scheerden. De motoren maakten afwisselend snerpende en brommende geluiden. Voor de goede orde: er waren geen verstelbare gordels, de purser die ook onze kaartjes scheurde (alsof het een bus was), kwam rennend langs met een glaasje water en bleek later ook de piloot te zijn. Er werd wel iets omgeroepen, maar dat was alleen in het Tadjikistaans, denk ik. Dit soort dingen maakt reizen echt leuk. We vlogen over turquoise meren en over perfecte cirkelvormige steden en langs vrolijke groene dalen met dorpjes die door middel van zandpaden met elkaar verbonden waren (het is niet moeilijk hier familievetes en sprookjes te verzinnen... ijskoude winters en snikhete droge zomers goed voor houtvuurgeschiedenissen en zwetende nachten). Op de landingsbaan werden we tegemoetgefietst door de assistent verkeersleider, die met zijn twee pannenkoeken op stokjes meefietste met het vliegtuigje, met één hand aan het stuur en één zwaaiend met de verkeersborden.

We werden makkelijk het land ingestempeld en we vonden een taxi die ons naar een hand vol hotels reed. Alles was vol.


cont....

Kyrgystan, 18 mei 2010

Dinsdag 18 mei
De lover van Marcha is een waardevolle opvolger van Fjodr. In Kirgizie zijn 7 toppen van boven de 7000 meter en Sergej is ze allemaal op geweest. Hij is Kirgisisch kampioen bergoprennen (ja, dat bestaat er er is nog een echte naam voor ook: air running) en was net terug van een interland in de Kaukasus. Hij verlaagde zich tot ons niveau door ons mee te nemen
op een wandeling door de bergen. Een hike klinkt een stuk spannender. Twee uur rijden met een dikke fourwheeldrive die we eerst bij zijn moeder moesten ophalen. Daar stonk het naar geronnen melk en toch dronken wij de thee op. De hike was prachtig. Vier uur lang liepen we de bergen over, langs en door rivieren, via een canyon met rode rotsen, vlak onder de sneeuwgrens door en we beeindigden ons tochtje met een eindsprint die gloedvol gewonnen werd door Daan, maar die is dan ook de jongste en heeft de langste benen. Hoewel er niet veel te vertellen valt over een hike was het wel een van de indrukwekkendste dingen die wij deden. De wijdsheid en de leegte waren indrukwekkend. Net als de patrijzen die nauwelijks bang voor ons leken en het koude water van de rivier, kuddes paarden en schapen... veel meer kan je er niet over kwijt hoewel het natuurlijk wel tof is om te kunnen zeggen dat we op de helling van de bergen bij Tokmak geaerobied (u kent het werkwoord) hebben.
Het is makkelijk te refereren aan onze trip in Mongolie, het landschap leek er wel wat op, maar het gevoel is anders, dit is minder vijandig (maar dat kan er ook mee te maken hebben dat we hier nu een maand later in het jaar waren en dat er bloemen bloeiden en de paarden niet uitgemergeld waren. En daarmee is het dus een onzin vergelijking.)
In de auto terug dronken wij het fijne Kirgisische bier en zongen liederen. Sergej bracht ons naar een restaarant waar een veel te luid feest gaande was met hoppende en drinkende Kirgizen, en wij dronken meer bier, Marcha schoof aan, gezamenlijk aten wij en probeerden over de muziek heen te praten en dat lukte niet. Uit arremoede besloten wij het maal op een uiterst decente tijd en schoven in bed in huize Zoja.

Kyrgystan, 17 mei 2010

Maandag 17 mei
Op maandag moesten we ‘zaken’ doen in Bishkek. Voor ons vertrek hadden we de dingen niet erg uitgebreid geregeld. Uiteindleijk had Wouter vanuit Singapore wel een visumaanvraag voor Uzbekistan gedaan, maar die was nog in behandeling. Om 9 uur stonden we voor de Uzbeekse ambassade, maar die was dicht. We hadden ook nog geen ticket om van Bishkek naar Dushanbe in Tadjikistan te vliegen. Vlak naast de ambassade was een reisbureau. Ons werd gevraagd in de hoek te wachten. Ik chargede de batterijen van computer, camera en film cameraatje en Wouter was ‘belangrijke dingen aan het doen’ terwijl Daan met het bedienende personnel geintjes maakte, athans, het vrouwelijke deel van dat personeel. Die mevrouwen speelden graag mee, een beetje besmuikt, zich half verschuilend achter een telefoon, een printer, lang haar of iets anders dat voorhanden was om hun rode koontjes niet te laten zien.
Nadat we het ticket hadden, dronken we vieze koffie bij een café naast het reisbureau. Reizen is leuk, op vreemde plekken zitten is nog leuker, het gevoel van exotisme en buitennissigheid is bijzonder. En als er dan ineens aan de tafel naast je twee mijnheren uit Doetinchem zitten die enge fabrieken verkopen dan smaakt de koffie ook ineens naar smerige DE prut, is de fruitsalade ineens laf en wordt alle glans en glinstering van de bijzondere bestemming afgepeuzeld. En dat dan ook net met een lelijk accent. Snel weg, staart tussen de benen in de hoop deze engerds te vergeten. Een loopje door de stad van het ene monument naar het volgende plein, een ommetje over de campus van de universteit en een lunch met Anar. Wij waren gevraagd namens Nederlandse vrienden geld aan haar te geven om in haar onderhoud te voorzien of de eerste nood te ledigen. Bij de rellen van de afgelopen maand was haar man doodgeschoten. Zij bleek een bange kleine mus die, hoe kan het ook anders, dubbel en dwars geraakt was door de gebeurtenissen van de afgelopen maanden. Ze wil nu niet meer hier blijven en wil ook haar land niet verlaten. Haar leven ligt overhoop terwijl ze de verantwoordelijkheid heeft over haar dochter. Ze krijgt wel werk aangeboden, maar durft dat niet aan te nemen. Het liefst zou ze voor haar PhD naar het buitenland gaan, maar ze heeft geen geld en.. nou ja, tussen droom en daad.... Hoe voer je een gesprek met een volledig onbekende vrouw van wie je weet dat ze in een gruwelijke tijd doorgemaakt heeft en dat die marteling nog voort duurt? We konden haar een enveloppe geven, haar sterkte wensen en een klopje op de schouder geven en vertrekken. Maar het leek ons toch aardiger haar mee uit lunchen te nemen. Dan ineens zit je een redelijk intiem gesprek te voeren, eerst over de algemene situatie in het land (het kan alle kanten op gaan en de corruptie is nog niet afgelopen, de maffia heerst nog altijd en de huidige president.... we moeten maar zien wat dat wordt) en dan wordt het gesprek allengs persoonlijker. Zij vertelde over de demonstratie waar haar man aan meedeed en dat er door snipers vanaf het dak geschoten werd, dat er gericht geschoten werd op mensen met een bril of een stropdas omdat die de vermeende leiders van de opstand waren. Ze vertelde met nauwelijk droge ogen dat haar man onder zijn oog geraakt was en Godzijdank meteen stierf en niet op de stapel stervenden werd neergelegd. Er waren niet genoeg ambulances en de ziekenhuizen waren te snel vol. De honderden gewonden konden niet goed verpleegd worden en de ontzetting was enorm.
(Nu ik dit schrijf overvalt me hetzelfde gevoel dat een oorlogsjournalist moet kennen; zodra je het schrijft wordt het abstract en afstandelijk, worden het standaard zinnen die iedereen al honderden keren in kranten heeft gelezen over alle conflictgebieden in de wereld. Zinnen die niet meer aankomen. Maar zodra je met superlatieven en emo-talk begint wordt het speculatieve prietpraat...) Ondertussen zat Anar dit te vertellen met een zachte stem. Wij zijn domme reizigers die een enveloppe komen brengen, waarom zou ze haar verhaal aan ons willen vertellen. Toch wil ik ook weten waar we zijn, wat het onzichtbare is, wat er speelt, hoe een stad gelezen moet worden. Het journalisten hart ging sneller kloppen maar ik vond het ongepast een journalistiek interview met haar te houden. De balans vinden tussen het naadje van de kous willen weten en een geinteresseerd sympathiserend gesprek met een eerste hands getuige (en slachtoffer) willen voeren.
Het is maar een positie die je kiest.
Hoewel ze hard geraakt is door de recente geschiedenis maakte ze een krachtige en stabiele indruk (wat is dit voor psychologen geleuter). Ze sprak van paniek en angst, maar daar was niets van te merken. Anar moest naar een afspraak en wij bleven achter. De nabijheid van zoveel leed maakt je meewarig en niet al te vrolijk.

Desalniettemin moest er verder gewandeld worden om een stevige indruk te krijgen van deze stad. Het verhaal van Anar drukte een stempel, maar dat was slechts een van de vele stempels die op die ene dag gedrukt werden. Via een park en een plein met veel groen en lelijke Breznjev gebouwen (vier verdiepingen in beton, met een centrale afgebladderde ingang. ‘This was the best Leonid could give us’.) kwamen we bij het stadion in de stad. Aan de buitenkant stonden mannen te pingpongen en breed te lachen. Rijen gouden en stalen tanden moesten gefotografeerd worden en wij werden voorgesteld aan een jongen van een jaar of 20 die de Kyrgisische schaakkampioen was. Een kleine buiging en een extra foto waren op zijn plaats. In het stadion was de Kyrgisische atletiek selectie aan het trainen, jonge langebenige hindes die over hordes zweefden kregen speciale aandacht van ons. Wat ons betreft wonnen ze misschien niet op het nummer ‘hordes’, maar wel in alle andere categorieen. Er waren sprinters die tap tap tap voorbij denderden, ze gingen ons te snel. Op de buitenring van de sintelbaan kwamen de langeafstand sukkels voorbij (duurt lang en levert niets op). Wij zaten te azen om op het veld, binnen de sintelbaan, met de aerobie heen en weer te gooien, maar we durften niet echt, bang dat hij zou doorschieten en voor de voeten van een sprinter zou komen met een bloederige val tot gevolg. We delibereerden en toen we eindelijk besloten het toch maar te gaan doen werd het veld ingenomen door de nationale voetbal selectie. Die jongens bleven heen en weer tikken zonder dat het spannend werd waardoor we toch maar doorliepen en op weg naar het Victory plein voor het parlementsgebouw uitkwamen. Een fraaie mat asfalt waar we de lange afstandsworpen oefenden en de vangtechnieken verfijnden, de aerobie vloog statig afstanden van vele tientallen meters. Na deze lichte inspanning mochten we naar een terras op De Grote Straat.
We liepen langs The White House, de plek waar de rellen waren en de scherpschutters op het dak zaten. De ramen waren nog ingegooid (ingeschoten, want ook de demonstranten hadden wapens...misschien was het wel uitgelokt en zat er politie onder de demonstranten) en in een hoekje bij het hek lag verwoest meubilair en kapotte computers, was het asfalt verbrand en waren de bloemen vertrapt en lelijk. Vanaf het terras van het cafe keken we uit over de massa en dronken we bier, namen de dag door (veel indrukken, redelijk mooie stad, aangenaam gevoel, aardige mensen en vriendelijkheid alom, veel erg lange benen van mooie vrouwen, maar niet zo geraffineeerd als in Almati, weinig te merken van spanningen en gedoe, weinig militairen op straat en een belachelijke hoeveelheid kinderspeelplaatsen... thanks Leonid).

’s Avond aten we in een lullig restaurant en deden ondertussen de mail en het wereldnieuws, iPhone en wifi is een uitkomst. De sessies die we bij eerdere reizen in internetcafé’s hadden zijn nu vervangen tot restaurants waarbij we alledrie met een iphone op tafel zitten en soms een kleine kreet geven over een bericht, een facebook dingetje, een beursbericht of een voetbal uitslag/transfer/weetje. (wie stond er bij het derde elfal op doel in 1974 in zuid Hongarije? Dat was die man met die snor die later met zijn moeder trouwde!... Precies...)

Vroeg naar bed, morgen vroeg op.

Tadjikistan, 19 mei 2010

Woensdag 19 mei

We klauterden uit het kleine vliegveld op het airport van Dushanbe en werden makkelijk Tadjikistan ingestempeld. We vonden een taxi die ons naar een hand vol hotels reed. Alles was vol en van eerste keus degradeerden wij ons n
aar de tweede en de derde om tenslotte bij de vierde keus uit te komen.

De onderhandeling met de taxichauffeur ging via de telefoon, hij kende geen engels en wij geen russisch, tadjieks of wat hij verder sprak. Zijn zoon kon wel engels en zat thuis, en zo tijdens het overhandigen per telefoon kwamen we tot een bestemming en een prijs. We reden de stad in (eerst naar de ambassade van Uzbekistan, die al dicht was... de spanning stijgt). We ontdekten dat de gebouwen hier hoger en ouder waren dan in Bishkek, dat de vrouwen vreemde jurken aan hadden die het midden hielden tussen een lelijk, goedkoop gordijn, een op de kermis gewonnen deken, een Iraanse moslim tent en een onhandig trainingspak. Deze stad is een slordige 1000 kilometer van Bishkek verwijderd en gaf een heel ander gevoel. Tadjikistan is islamitischer en de taal valt niet, zoals in Kazachstan, Kyrgistan en Uzbekistan onder de Turkse talen, maar is een variant van het Iraanse farsi.
Tadjikistan heeft, net als de andere landen in dit gebied, ernstig te lijden onder corruptie en nepotisme, het is een door de maffia beheerst zootje dat in de hand gehouden wordt door een kunstmatige balans tussen de clans. In tegenstelling tot Kirgizie zijn hier de meeste Russen weggegaan. Officieel wordt de export van werkkracht (voornamelijk naar Rusland) gezien als een groot probleem, maar de import van het geld dat deze lui terug sturen naar hun thuisland om de familie’s te onderhouden is goed voor ca 50% van het bruto nationaal product. In tegenstelling tot de andere voormalige Sovjet Republieken in deze regio heeft Tadjikistan, net als Kirgizie, geen grondstoffen op een beetje goud en dergelijk moeilijk te winnen spul na. Het land is veel armer dan de andere landen die we tot nu toe bezochten en heeft, door de vreemde imperialistische regels van Stalin en andere overheersende machten een vreemde geografische vorm. Tot een tiental jaar geleden heersten hier stammen- en clanoorlogen. In de Russische tijd was het geloof verboden (‘opium voor het volk’, blijft een fijne term) en nu, sinds 1996, mag het weer en komen er allerlei buitennissige godsdiensten om de hoek kijken, voornamelijk varianten van de islam, die allemaal gesponsord worden door islamitische belangenbehartigers elders in de wereld. Het varieert van Al Qaeda tot de Aga Khan, van de Saudi’s tot Teheran en Amerikaanse sufi’s.
Uiteindelijk heb ik The Great Game van Hopkirk nergens gevonden, niet in mijn kast thuis, niet in airport winkels en niet in boekhandels hier, en dus ook niet gelezen, Dat is jammer want het geeft een fijn historisch beeld van de vele slagen en de lange strijd om dit gebied; de bergketens bij de Pamir highway, de wegen tussen Samarkand in Uzbekistan en Herat in Afghanistan, de toegang tot de Karakoram highway die de verbinding is tussen Urumchi in China en de Pakistaanse vlaktes. Het gaat hier over verbindingen en transport; de brug tussen Rusland en de zee, de olievelden in Kazachstan en toegang tot de wereld, de as tussen China en Europa. De slag die vanaf de tijd van de zijderoutes tot nu toe gevoerd wordt om belangen veilig te stellen. Die wegen worden nu nog steeds gebruikt maar dan voor andere goederen dan zijde en kaneel. Nu is Tadjikistan de grote doorvoerder voor de verdovende middelen uit Afghanistan. Men gaat er van uit dat zo’n 80% van de producten die met de papaver gemaakt worden uiteindelijk via dit landje naar de wereld getransporteerd worden. Voor de vorm worden er duizenden kilo’s per jaar aangehouden om aan te tonen dat de Tadjiek republiek een loyale partner is in de hopeloze strijd tegen de verslavingen. Maar waarschijnlijk is dit een fractie van de totale doorvoer. Verder rijdt de top league van dit land in extreem dikke auto’s en hebben rekeningen in Zwitserland. Hoe zou dat toch komen?

Dergelijke dingen zie je allemaal niet als je met de taxi van het vliegveld het land in rijdt. Dan zie je alleen brede straten met bomen, met van die vrouwen in lelijke gordijnen en mannen in leren jassen. De auto’s zijn minder dik dan in Kyrgizie en
er staan meer Breznjev gebouwen slecht in de verf en meer kinderspeelplaatsen. (maar die zagen we pas toen we het obligate wandelingetje gingen maken.) De tocht met de taxi duurde lang; door de relatieve stabiliteit van dit land is het door veel NGO’s gekozen als hun uitvluchtshaven voor hun werk in de grote regio. De stad wemelde van de conferenties en dus konden wij kiezen tussen een suite in Hotel Tadjikistan (850 USD) en een dump in een Breznjev hotel met stinkende dekens, grauwe handdoeken en een gebrek aan lakens. De kribbige dame bij de receptie vroeg nog steeds een klein godsvermogen voor tja.. voor wat, een negatieve service ... dus kozen wij de laatste optie.
De ranzigheid, het vettige stof en de doorleefdheid van de kamer zorgden er voor dat we een authentiek ex-USSR gevoel kregen. Alles wat je aanraakt doe je met tegenzin, bij het douchen heb je het gevoel dat je alleen maar plakkeriger wordt. Het was dus noodzakelijk om zoveel mogelijk tijd buiten de kamer door te brengen. Gelukkig was er in de grote straat, de Rudaki, een cafe met een uitnodigend Sagafredo bord. Nou ben ik niet zo van de multinationals die voor mij bepalen wat wel en niet lekker is. (da’s een beetje een lastige opmerking als je met een Unilever-man op reis bent maar MacD, Captain Saunders,Wendy noch Starbucks zijn mijn vrienden). Sagafredo komt al aardig in de buurt van die league maar was hier toch een uitkomst. Vanaf het terras konden we kijken en zagen dat de vrouwen minder mooi waren dan in Bishkek en zeker in Almati, zagen we dat de regeringswagens geen voorrang kregen maar namen, zagen we dat de trolley bus niet bij het bushokje, maar 10 meter verder stopte, zagen we dat zelfs mevrouwen in vreemde jurken kunnen lonken hier hoewel het er niet spannender op wordt. Voor het eerst op deze reis zagen we bedelaars. Dat natuurlijk onder het genot van een kopje Segafreddo koffie bediend door jongens die goed Engels kunnen en ons de weg konden wijzen en richting konden geven.

Op het terras zat een man met een professionele camera die er buitenlands uit zag en die ik Engels hoorde spreken. Symon is een brit die bezig is een documentaire te maken over de labour export hier. Hij vertelde dat deze labour export projecten aanvankelijk gericht waren op het leveren van vrouwen als huishoudster in Rusland, dat er vervolgens mannen werden geexporteerd voor de bouw. Hij vertelde dat iedereen die in de voormalige USSR geboren is een visum kan krijgen voor Rusland en dat de export van werkkracht een grote bron van inkomsten is geworden en dat nu de vrouwen als maids geexporteerd worden naar de Emiraten en dat de mannen als bouwers zullen volgens. Een heel nieuwe dimensie aan deze tak. Het zijn staatsbedrijven die het regelen, die commissies nemen en die de lonen uitbetalen. Veel van de mensen komen in de knel in de verre vreemde landen en dan zorgt de staat niet voor hen, maar zolang ze succesvol zijn neemt de tadjiekse staat een percentage. Hij plaatste dit in een historische context, al eeuwen is Tadjikistan een transit plek, mensen komen, mensen gaan, van joden en moslims, zigeuners en christenen, mensen uit Turkije, Rusland, Azarbeijan, Syrie, China, India en noem de hele rits maar op: de hele buurt is langs gekomen, iedereen heeft iets achtergelaten of meegenomen. Dan zijn er nog clans die historisch hier zitten en van alles claimen uit historisch perspectief maar geworteld zijn in een non-litteraire en middeleeuwse traditie (tegenwooordig wel voorzien van mobile phone en mercedes)... maar het ging om de transit van werkkracht en niet over die andere wortels. Tegenwoordig zijn grenzen een belemmering en worden eeuwenouden tradities doorsneden door de mannen van de customs met een stempelapparaat en een barcode lezer. Grenzen zijn een postkoloniale interventie in dit gebied dat nooit gekoloniseerd is. Als je het communistische Rusland als een van de laatste koloniserende mogendheden ziet, dan is de dekolonisatie hier pas 15 jaar oud. Binnen dat koloniale stelsel was het eenvoudig om een baantje in Leningrad of Moskou te nemen, nu is het een landverhuizing om naar St Petersburg te gaan en geldt de dienst van Western Union als een kapitaal im/export. De Britse documentaire maker Symon-met-de scheve-bril pleitte er voor de grenzen tussen de ex-sovjetstaten in deze regio op te heffen en er het eerste grenzenloze gebied ter wereld van te maken. Op zich een visionaire gedachte, maar een beetje onpraktisch en illusionair.
Wel was het betoog van hem een duik in het bad van de status quo hier. Hij reist al een kleine 15 jaar in deze buurt rond, kent het klappen van de zweep, maar ik betwijfel of hij genoeg afstand heeft om de helicopter view op de stituatie te behouden.
Desalniettemin was het interessant om met hem te spreken.

Na deze eerste blikken op de stad verruilden we de veilige haven van het cafe terras en wandelden we naar een Libanees restaurant dat ons was aanbevolen, via een pleintje met een gruwelijk lelijk beeld van een van de eerste leiders van deze regio, mijnheer Ismael Samani. Wat ie precies gedaan heeft weet ik niet, maar het zal niet veel goeds geweest zijn, want anders hadden ze wel wat meer hun best gedaan op dit beeldhouwwerkje. Maar het voordeel van dat soort pleinen is dat er ruimte was om tussen het verkeer door te aerobieën. Bij de Libanees konden we buiten zitten waardoor we geen last haden van de teringherrie van de muziek binnen, maar door het glas heen wel konden lonken naar de buikdanseres. Internationale delegaties van NGO’s zaten er wat besmuikt naar te kijken naar de gloedvolle vetrolletjes van de danseres, todat de vrouwen uit de gezelschapjes vertrokken waren en de heren hun jasjes uitdeden. De sfeer sloeg meteen om.
De derde woensdag in mei is een belangrijke dag voor voetbalfanaten. De finale van de Champions League mag niet gemist worden. Op elke plek in de stad waar we geweest waren vroegen we of er een tv was en of ze die avond de finale zouden broadcasten. Steeds kregen we een negatief of een ontwijkend antwoord. Uiteindelijk besloten we dan maar naar het duurste hotel in de stad te gaan om daar in de lobby een van de grote flat screens zender voor zender af te zoeken. De staff vond het niet zo’n goed idee dat we met stoelen gingen slepen, maar dat vonden wij niet erg. Om half twaalf (lokale tijd) waren de voorbeschouwingen nog op geen één zender te vinden, de 15 Russische, 1 Oezbeekse, en 3 Tadjikische zenders zonden allemaal iets anders uit dan sport. Om kwart voor twaalf was dat nog zo, Wouter en Daan begonnen rond te benen en naar andere afstandbedieningen te zoeken, om 12 uur was er nog geen verandering, de wedstrijd was begonnen en werd op geen een beschikbare zender uitgezonden. Dat was onmogelijk, de afstandbediening werd ingeruild voor een telefoon en Wouter belde zijn vader en Daan zijn vriendin om er gelijktijdig achter te komen dat de wedstrijd niet vandaag, maart zaterdag zou zijn. Kribbig, teleurgesteld en opgelucht wandelden we naar het hotel terug. Kribbig omdat de heren niet geinformeerd waren over de verandering in het schema, teleurgesteld omdat die fijne voetbalpot niet doorging, opgelucht omdat er nog niets gemist was. Nu kwam er echter wel een grote druk te liggen op de slaapplaats van zaterdag nacht... dat moest ineens een plek zijn met een tv.

Terug in het hotel dronken we nog een klein slokje wodka en gingen tussen de vettige lakens liggen.

Kyrgystan, 16 mei 2010

Zondag 16 mei
Nadat we met veel gedoe Kazachstan uitgekomen waren en in Kyrgizie binnen kwamen was onze bus allang vertrokken.
Voor een volslagen willekeurige prijs namen we een taxi naar het huis van Zoja. Paul Veerman is al eeuwen een goede vriend van mij en de reis die Wouter en ik 10 jaar geleden maakten van Jakarta naar Nederland eindigde op het huwelijk van Paul en Marijke. In zijn studentenjaren reisde hij vanuit Amsterdam liftend en treinend met no budget naar China. Hij kwam door Kirgizie, dat toen nog een provincie van de USSR was. Omdat hij geen uitnodiging had voor China moest hij terug en stuitte daar op Fjodr. Met deze man maakte hij een hike door de bergen, leerde diens vrouw kennen en hun kinderen en raakte innig bevriend. Paul ging terug naar Amsterdam en werd een gevierd advocaat en met enige regelmaat ging en gaat hij naar Kirgizie om daar met Fjodr en Zoja ‘dingen te doen’. Hij nodigde de familie uit naar Amsterdam, hij liet Fjodr zijn huis in Amsterdam verbouwen en bracht zijn Saab naar Bishkek als cadeau. Hij onderhield zulke goede banden dat dochter Ljuda in Amsterdam ging studeren en daar nu nog woont en dat Fjodr nu weer klussen in Nederland heeft. Zoja runt inmiddels een guesthouse, dochter Marscha spreekt vloeiend Engels en de lover van Marscha is net als Fjodr een berggids die niet snel moe wordt.

De taxi zette ons af bij het Crocus Guest house en Zoja stond ons breed glimlachend op te wachten. Marscha had de hele dag op ons gewacht en was uiteindelijk toch maar weg gegaan. We waren een uur of 8 te laat. Wij checkten in in 3 fraaie kamertjes, nieuwe schrootjes, frisse badkamer, opgeruimd gevoel. Na thee en sociale dingetjes bracht een familievriend ons naar de stad om te eten en te zien hoe het er uit zag, hoe het voelde.
In de afgelopen maanden was Kyrgizie in het nieuws. Er waren rellen met doden en gewonden, de president was afgezet omdat de meute hem te corrupt vond en hem beschuldigde van nepotisme. De president wilde niet aftreden en er werd een interim regering geinstalleerd. De onrust en instabiliteit ging door, de ex-president vluchtte via de stad Osh naar bevriende dictators in het buitenland, zijn zoon naar Londen en later naar Litouwen. Veel mensen uit de clique van de ex-president bleven op hun plek. Amerika en Rusland keken toe en keurden de machtsovername goed, op voorwaarde dat ze hun bases konden behouden. Dat kon, de rekening werd alleen verhoogd. Er werden verkiezingen binnen 6 maanden aangekondigd en zo verdween Kirgizie weer uit de kranten. Echter, voordat we hier naar toe gingen polsten we de ambassade die zei dat als we hier niets te zoeken hebben we beter niet kunnen gaan. We vroegen mensen, belden kennissen en raadpleegden blogs en sites, maar kwamen niet veel verder dan de informatie dat er niet veel aan de hand was, maar dat je beter niet kan gaan. De tweespalt die in dat antwoord zat was voor ons, domme optimisten, een reden om onze plannen niet te veranderen en wel te gaan. Daan kreeg een noodpakket muesli repen mee, ik een lijstje telefoon nummers en Wouter... die was gewoon veilig met zijn monday till friday sokken en foto’s van zijn kinderen. Doordat er mensen zijn die zeggen dat je beter niet kan gaan en dat je niet de situatie kan inschatten stijgt de spanning. Als er dan nog mensen zijn die een onthutsend document van een warrige Christelijke NGO gaan mailen, is dat als een paar blokjes hout op het smeulende vuur van de spanning. Als je vragen krijgt om hulpgoederen mee te nemen is dat als een frisse wind die het vuuurtje aanwakkert en als iemand dan zegt dat je zijn money belt moet lenen omdat je makkelijk en snel weg moet kunnen komen en dus altijd je waardevolle dingen op je lichaam moet dragen, dan is dat alsof er een druppeltje olie op het vuur komt. (Moneybelt en dergelijke stemmingmakerij bleven thuis, de muesli repen waren in Almati al op en de hulpgoederen bestonden uit slechts een goedgevulde enveloppe.) Almati was als een veilig en warm bad met dampende geiligheid en hippe mensen, en bij aankomst in Kyrgizie hadden we de neiging alles spannend te vinden maar erg veel spannends was er eigenlijk niet te bespeuren. Maar als je dit alles weet dan loop je op zo’n eerste avond een beetje met de staart tussen de benen door zo’n stad.
Voorzichtig en zo onopvallend mogelijk, maar hoe doe je dat als je met 3 mijnheren bent die in lengte uitsteken boven het gemiddelde en ook hun kleding niet aanpassen aan het Kyrgisisch modebeeld? Na een een maaltje bij de Italiaan en een klein wandelingetje over een plein door een park (boksbal rammen en stand–up karaoke bij een krakende tv), taxiden we weer naar het bastillion van Zoja.
In de tuin onder de kamperfoelie dronken we een klein flesje wodka en sliepen als een roos.

maandag 24 mei 2010

Naar Kazachstan vanuit Amsterdam Singapore 16 mei 2010

16 - 30 mei 2010 Kazachstan – Kyrgizie – Tadjikistan - Uzbekistan

Intro

Een paar maanden geleden hadden we bedacht dat we door Centraal Azie gingen reizen. Aanvankelijk waren de plannen een tikkie anders, in mails, sms-sen en tijdens ontmoetingen was de meest extreme optie om naar Sochi in Rusland (wintergames 2014) te vliegen en dan via Georgie, Armenie en Azerbeijan (effe Nakorno Karabach aantippen) naar de Kaspische zee, daar een bootje te nemen naar Turkmenistan om dan via Uzbekistan, Tadjikistan en Kyrgystan in Kazachstan uit te komen. Dat was (en is) een prachtig plan, maar het ziet er naar uit dat we het in twee etappes hebben opgeknipt en dat we de tweede helft nu eerst doen en dan ook nog in omgekeerde volgorde.
Twee dagen geleden begonnen we aan deze reis. Wouter vertrok vanuit Singapore en vloog via Bangkok naar Almati, de gevoelsmatige hoofdstad van Kazachstan.
Daan en ik vlogen via Istanbul waar we een lunch hadden in Sultanamet met uitzicht over de Bosporus (lentezonnetje op onze witte winterhoofden) en we ontmoetten Wouter op het vliegveld van Almati, om 1.23 uur.’s Nachts dus.
Een van de eerste dingen die we tegen elkaar zeiden was...: “We moeten Turkmenistan skippen. ”We deden net alsof het een beslissing was die ons alle drie erg zwaar viel, maar het was te ambitieus en eigenlijk onuitvoerbaar. We hadden nog geen visa voor dat land en eigenlijk, als we realistisch hadden nagedacht, een maandje of 5 geleden, hadden we wel kunnen verzinnen dat het een tikkie, nou, ja, eh...overdreven was om 5 landen te willen bezoeken in 2 weken en dan ook nog in ieder land het allerleukste en indrukwekkendste te doen, het mooiste en spannendste te zien en oprecht deelgenoot te zijn of ten minste een kleine blik te werpen onder de rokken van de samenlevingen. We wilden deze landen op zo’n manier bezoeken dat we er een eeuwigdurende herinnering aan over hielden en feitelijk niet bezorgd hoefden te zijn als we er nooit meer terug zouden komen, en dat gaat niet in twee dagen embassy hopping in de verschillende hoofdsteden, haastend met de knoet van de tijd duwend in de rug... dat is geen ‘everlasting impression’. Officieel hebben we natuurlijk vreselijk de pest er in dat we Turkmenistan hebben moeten schrappen maar onuitgesproken zijn we ieder blij dat we niet zo veel haast hebben, dat we deze trip niet voor het grootste deel in ambassades doorbrengen om de resterende visa te regelen en dat we in elk geval op de plekken waar we zijn, ook echt zijn en een beetje tijd hebben.

Almati -15 mei

Eergisteren landden we rond 1.30 uur des nachts in Almati, troffen Wouter op het vliegveld, namen een taxi naar ons hotel. De onderhandeling met de taxichaffeur in de nacht op het vliegveld over 3500 of 4000 Tenge is weird. Het gaat om abstracte bedragen in abstracte eenheden waar deze mannen zich heel druk om maakten, en wij deden mee met het spel omdat dat hoort. En omdat we wilden (en willen) doen of we zeer ervaren global travellers zijn, en een van de dingen waardoor Global Travellers zich onderscheiden van backpackers of toeristen is doordat ze niet genaaid worden door taxichauffeurs in verre vreemde landen.
Hoewel we al in een paar landen geweest zijn in onze afgelopen 40 jaar werden we natuurlijk uiteindelijk toch genaaid en was dat eigenlijk best irritant. In Almati trokken we in het Kazzhol hotel, een prettige plek waar we uit gewoonte weer met z’n drieen op een kamer sliepen. We dronken een nachtelijk biertje in de extreem lelijke lobby van goedkoop marmer en verchroomde meubels en keken onze ogen uit te naar grote brede dikke mannen met grote brede dikke hoofden die dronken in elkaars armen vielen en toen toch maar besloten ieder hun eigen auto te nemen.

16 mei
Op zaterdag ochtend wandelden we gedrieen door de stad, een licht briesje maakte het nog een heel klein beetje koud en door de hoge ligging van de stad was dat lichtelijk chilly, maar al snel won de zon aan warmte en stapten we in een dun t-shirtje de stad door, op zoek naar... tja, indrukken. Een beeld van een heel klein mannetje op een heel hoge paal, The Golden Man, waar ze nogal trots op zijn, huizen en gebouwen waar je de tijd aan af kan lezen: pre-russisch, russisch of post-russisch. Mooi verdeelde tijdvakken. Waar kijkt je naar als je min of meer doelloos door een nieuwe stad loopt in een nieuw land? Wat wordt er gegeten, hoe zien winkels er uit, hoe zijn mensen gekleed, hoe schoon of vies zijn de straten, wat is het ontwikkelingsniveau en hoe kan je dat meten? Dat laatste is natuurlijk de vraag en omdat we wisten dat we toch maar een klein schilfertje zien en helemaal niets kunnen begrijpen van zo’n land waren we de hele tijd doelloos aan het praten. We maakten opmerkingen over alles wat we zagen en probeerde te refereren aan dingen die we eerder zagen, die we dan nog net wel wisten en aan verwachtingen. En zo babbelden we de stad door, een klein tasje op de rug met een foto camera en, nieuw op deze reis; een filmcameraatje. om de haverklap had iemand een associatie, een leuke inval, een fijne anekdote. Soms over het leven in het algemeen, soms over Almati, soms over de geschiedenis, soms over een ander tripje. Uiteraard gaat het dan over gezamenlijke vrienden, over werk over dingen die we ooit alleen of met elkaar meemaakten en dan blijkt dat 3 mensen van net onder en ruim over de 40 toch wel vrij veel anekdotes te vertellen hebben. Langzaam bereikten we de kabelbaan en bungelden een grote heuvel op om daar over de stad uit te kijken, te zien dat de bergen in de achtergrond echt hoog zijn, de ijle lucht ook heiig kan zijn, dat de stad veel groter is dan ie voelt en om er achter te komen dat je nooit bij de eerste de beste hamburger tent een magnetron burger moet bestellen, maar dat je even verder moet lopen om een heel fijne shaslik met een sprankelend biertje te missen. Als een stelletje overmoedige tieners besloten we niet de normale kabelbaan weer naar beneden te lopen, maar een paadje te nemen dat we vanuit de lucht hadden zien lopen, dus over een afrastering en vrolijk de berg af. Beneden bij de ringweg-in-aanbouw was een dronken en naar wodka ruikende man die ons uiterst behulpzaam de verkeerde kant op stuurde, we kwamen uit bij een wc hutje in het niets. Bij een tweede poging tot wandelen kwamen we langs gevaarlijk blaffende honden en kinderen die ons de andere kant op stuurden om uiteindelijk over een vrij smerig pad, (maar wel t pad dat we op het oog hadden) weer in de bewoonde wereld uit te komen. missie geslaagd! Op naar het volgende project: koffie. Maar niet zomaar koffie, nee, die speciale die in dat ene leuke tentje verkocht wordt en waar ons beloofd was dat we op het terras de wereld aan ons voorbij zouden zien trekken. Het was ons al een beetje opgevallen dat de gemiddelde Kazachstaan zich graag goed kleedt, dat de wereld uiteen valt in twee delen; zij die het leuk vinden er goed uit te zien en zij die het geen donder kan schelen. Deze scheidslijn heeft te maken met afkomst, inkomen en sociale kringen en nog wat sociologisch antropologische ingredienten. Maar tjonge tjonge, wat lopen er hier mooie mannen en vrouwen rond. Vreemd genoeg kregen de mannen minder goedkeurende blikken van ons. Bijna kwamen wij op het bedenkelijke niveau dat wij sissend en slissend de prachtige dames goedkeurend complimenteerden met hun lange benen (waaronder paalhoge hakken), hun fijne coiffures en hun gebalanceerde kleertjes. Deze parade van schoonheden vulden het beeld en verdrongen de gruizige taxichauffeurs, de moekes in oud russische schorten en de oude mannen in vetglanzende pakken die ook op straat mochten lopen. Op dat koffieterras hadden we een prachtig uitzicht op hoe men zich beweegt en hoe men met elkaar omgaat, zaterdagmiddag op het hipste terras van Almati was een feest voor alle zintuigen. Het lentezonnetje hielp zeker mee. Per iPhone haalden we de wereld binnen en communiceerde ons suf met de achterban terwijl links en rechts koffies, taarten en bier uitgeserveerd werd aan de happy few, in dit geval tevens de happy view. Maar er kan nooit te lang gepauseerd worden, we moesten verder en sukkelden naar een parkje om de oude tradities leven in te blazen, bij de kerk in het park (Russisch orthodoxe dienst, ineens allemaal Caucasische koppen en geen centraal Aziatiasche spleetogen meer, de lijnen van de geschiedenis tekenen zich al in de vorm van ogen, de haarkleur en de godshuizen). De kerk was een uitstalling van iconen en goud, de voorgangers hadden fijne mutsen en hoeden en een korte onderdompeling in koorzang en religiositeit brengt je onmiddelijk in een andere sfeer. Het was als een kleine snack tussendoor. Er moest namelijk geaerobied worden. Jawel, ook op onze vorige reizen was de magische aerobie een trouwe metgezel en ook over deze ring waren in de voorbereiding aan deze reis een hand vol e-mails gespendeerd. Wouter had er twee mee. Het pleintje bij de kerk was klein en druk en toch vonden we een plekje om even met dit ding naar elkaar te gooien. (Een aerobie is een soort frisbee, maar daarmee doe je hem tekort, door de vormgeving als ring ipv schijf is het mogelijk dat ding over een grotere afstand te gooien, een veel grotere afstand, op voorwaarde dat je de techniek goed onder de knie hebt. Indien je dat niet hebt ziet het er niet alleen lullig uit, maar is het ook een vrij gevaarlijk ding dat met hoge snelheid door een mensenmassa snijdt). Eigenlijk was het te klein op dat pleintje, en veel te druk. Onze excercitie bleef dan ook steken in een vriendelijk heen en weer gooien van dat ding, zonder de grenzen op te zoeken en zonder anderen in gevaar te brengen. Even ingooien dus, als training voor het echte werk dat op andere pleinen en in parken uitgevoerd zou worden. Alle kinderen zijn met hun ballonnen veilig thuisgekomen, circuspaarden zijn niet op hol geslagen en iedereen kon rustig op de bankjes blijven zitten. Zo’n eerste dag is zwaar, niet alleen vanwege het ver reizen en de tijdsverschillen, maar omdat je zo’n emmer nieuwe beelden te verwerken krijgt. We zouden maar één hele dag in Almati (en daarmee in Kazachstan) zijn en om het onderste uit de kan te halen moesten we even slapen ter voorbereiding voor het nachtprogramma. Dat zag er simpel en gedegen uit. Westers eten en waar kan dat beter dan in een Iers café, we waren aanvankelijk weigerachtig toen we de opstelling voor een band zagen, maar dat gevoel verdween als sneeuw voor de zon toen de tomboy zangeres begon te zingen en meteen een setje aanving met jaren 70 classics; heel vreemde keuze; zit je ver weg in Almati gaat zo’n nachtegaal het britse bandje Genesis na-zingen, smaakt het bier ineens heel anders en is het eten, zelfs voor fijnproever Wouter acceptabel. Dergelijke verassingen geven profiel aan reisjes. Toch konden we niet blijven om te zien hoe de dronken man die steeds “Nicaragua, Nicaragua!” riep door zijn zwangere vrouw de tent uitgeslagen zou worden. Ook konden we het eind van de relatie niet meemaken van de saaie zwijgende man en zijn vriendin die bij het dansen naar ons lonkte en zullen wij nooit weten hoe dat kleine grommende mannetje aan een tafel vol met langbenige vrouwen kwam. (maar ik denk dat ons vermoeden wel klopt). Wij moesten weer verder en liepen door de nachtstad naar café Vogue die door een expert aan Wouter was aangeraden. Ook daar vergaapten we ons aan de schoonheid van het interieur: langbenige vrouwen en schuchtere mannen in leren jassen. Wij spreken geen Russisch en dat maakte het onmogelijk om ander onderzoek te doen dan visueel. Gelukkig hadden wij elkaar om de bijschriften te leveren. Bier werd wodka en zo werd het toch nog laat.

17 mei

Op zondag rommelden we ons door het ontbijt en zochten een taxi om ons naar Medeo te brengen. Er is haast niemand in Nederland die gaat gloeien als je ‘Kazachstan’ zegt, maar er is een besliste tweespalt als je “Alma Ata” zegt. Voor een bepaalde groep Nederlanders heeft dit woord een magisch klank, ineens schakelt deze groep terug naar het eind van de 70-er begin 80-er jaren, krijgt waterige ogen en denkt aan pappa en mamma, aan bordjes op schoot, aan lijstjes naast de tv en aan koude winternachten in de nieuwbouwwijk bij de centrale verwarming. Sportliefhebbers weten dat op de baan van Alma Ata ( de Soviet russische naam voor Almati) het ene na het andere schaatsrecord aan flinters ging totdat de overdekte baan in Heerenveen geopend werd (vraag me af of het woord ‘Heerenveen’ bij de gemiddelde Kazach een vergelijkbare emotie teweeg brengt). Nou ben ik op reis met twee bovengemiddelde sportliefhebbers die in hun jeugd met dergelijke lijstjes voor de tv zaten en dus was het onmogelijk om niet met een taxi de berg op te rijden, langs het protserige presidentiele paleis en langs het megalomane ‘financial city’. De lange, en mooie weg langs de villa’s naar boven werd bevolkt door fietsers, met een kleine gruwel zag ik al dat verspilde zweet aan, zag ik ploeterende mensen in lelijke kleren zich de stront uit de broek trappen. Wouter daarentegen zei zuchtend dat hij niets liever zou willen dan effe op de fiets deze klim te nemen.
De slingerende weg omhoog leidde tot de buitenkant van de schaatsring. Een fraaie betonnen bak met mooie Soviet emblemen. Er werd gebouwd en we konden er niet in. Al dagen hadden Daan en Wouter zittten zuchten over hoe mooi het zou zijn effe een rondje te schaatsen. In de stad waren we er al achter gekomen dat er geen ijs was en mompelden de heren verder over hoe ze het zouden aanpakken om even hun naam op het scorebord te zien, maar nu hier buiten zag het er naar uit dat we niet eens naar binnen zouden kunnen. Onze vriendelijke chauffer reed ons een eindje hoger de berg op van waar we, als schamele troost in de bak van de schaatsring konden kijken. Hij was een beroemd skiër in de USSR en liet vol trots de verwondingen op zijn benen zien (deed op de parkeerplaats zijn broek naar benee) die verwondingen had hij opgelopen bij de Reuze Slalom. Hij lachte zijn gouden tanden bloot. Wij renden nog hoger de berg op en buiten adem keken wij naar de vrachtwagentjes die door de haast heilige schaatsarena reden. Daan, met in zijn kielzog Wouter en mij daar nog verder achteraan hobbelend wandelde naar benden en probeerden toch nog een kleine tweede ronde. Een achteraf deurtje werd bewaakt door een ernstig kijkende Kazach in een uniform. Daan stapte kordaat op hem af, liet een duur bankbiljet zien en keek licht smekend en knikte naar de schaatsring. De bewaker keek smekend en knikte naar de centen en we glipten achter hem aan, maakten een klein dansje op de ring en deden even een Ard Schenk- Hilbert van der Duim-Yep Kramer treintje na en lieten de gulzige bewaker dat fotograferen. Daarna begon het uniform van hem te jeuken en op een bewakerstoon verwijderde hij ons. De chauffeur stond te wachten en bracht ons naar het hotel. Effe inpakken en wegwezen. Met dezelfde taxi reden we naar het busstation om naar Bishkek, Kyrgizie te gaan. Net als alle andere evenementen in Almati was zelfs het busstation goed geregeld, met nette aardige mensen die niet aan ons trokken, ons niet in de verkeerde bus stopten en niet logen over prijzen of andere dingen. De straffe hand van de Russische overheersing heeft mensen misschien bang gemaakt hebben voor frivoliteiten en zeikerig afzetgedrag. We wandelden rond, vroegen her en der naar bussen of busjes naar de grens. Er werd in het Kazachs en Russisch over onze zaak overlegd en ons werd de keuze voorgelegd of we met de ene bus voor 4000 wokkels naar de grens wilden of met de andere voor 5000 naar Bishkek, dus over de grens heen geworpen zouden worden. Wij kozen aanvankelijk voor optie 1, later voor optie 2 toen bleek dat die bus groter beter en vooral voller was, want de bus gaat natuurlijk pas weg als ie vol is. Door een leeg maanlandschap reden we de 2 uur naar de grens, daar moesten wij een visum voor Kyrgystan regelen, dat was op zich niet zo’n probleem, veel lastiger was het om Kazachstan uit te komen. De eerste grens bewaker vroeg onomwonden om geld. Op mijn vraag waarvoor hij dat wilde zei hij dat dat ‘gewoon’ was. Dat was niet genoeg reden om te betalen. Hij herhaalde zijn vragen bij Wouter en Daan, ook zij deden of zij de vraag niet begrepen. En toen moest hij ons toch doorlaten. Meteen daarna kwamen we bij het stempel hokje, daar zaten twee norse mensen die lang en uitgebreid door ons paspoorten bladerden en vervolgens ‘problem, problem’ gingen zeggen. Het lag voor de hand dat zij samenwerkten met de eerste mijnheer die geen centjes had gekregen en dat ze daarom het hele proces wat problematischer gingen maken. Dat bleek echter een misvatting. Wij hadden een single entry visum voor Kazachstan maar door de onlusten en de presidentswissel van vorige maand in Kyrgizie had Kazachstan de grens gesloten voor reizigers uit Kyrgizie. Nu was het onduidelijk of wij Kyrgizie wel in zouden komen, en als we nu uitgestempeld zouden worden en dan Kyrgizie niet in zouden komen zouden wij ook Kazachstan niet terug in mogen (begrijpt u het nog?); dan zouden wij onze dagen moeten slijten in het niemandsland tussen de twee grenzen en dat wilden ze voorkomen. Dus belden ze naar de grens, naar de overburen en naar de bazen en uiteindelijk, met redelijk wat moeite en een toefje tegenzin, stempelden ze ons het land uit. Wij wandelden de grens over die verder geheel verlaten was en werden bij de Kyrgizen aangehouden door een breedlachende mijnheer die meteen riep: “3 x Holland... van Basten?” en met onze paspoorten een hokje in verdween. Andere mensen in uniforms kwamen het hokje uit en we probeerden te communiceren met hen. Het enige wat ik begreep was dat er geen probleem was en dat wij in lange tijd de eerste toeristen waren die de grens over kwamen. Na 20 minuten kregen we ons paspoort terug en helemaal achterin op de laatste pagina was een heel schemerige afdruk van een stempel dat al lang geen inkt gezien had.

De bus was al weg en voor een volslagen willkeurige prijs namen we een taxi naar het huis van Zoja.