alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

Posts tonen met het label aerobie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label aerobie. Alle posts tonen

vrijdag 25 juni 2010

oezbekistan 27 mei 2010

27 mei 2010,
Uzbekistan-Bukhara Tashkent


De kans dat het zou gebeuren was al erg groot en dan is het wel bijzonder irritant als het ook gebeurt; we zijn al 3 weken terug en ik heb dit blogje van de reis nog niet af. Inmiddels zijn er wel al allemaal andere dingen gebeurd (tripje London, huis vol manke, labbekakkerige mannen, zon aan de hemel en boot in het water, etc etc).
Excuses genoeg en een gebrek aan discipline is de bottom line.
Drie dagen moet ik nog schrijven en dat ga ik vandaag doen. Het kleine pluspunt van de vertraging is dat ik iets meer in retrospect schrijven kan en iets minder heet van de naald. Zal dus ook wel korter worden en minder gaan over Daan die over ene kiezeltje struikelde, Wouter die een lamsboutje niet zo lekker vond of ikzelf die alleen maar dromerig voor me uit keek, wachtend op inspiratie.

We eindigden op 26 mei en komen dan op 27 mei aan. We zijn nog in Bukhara in Oezbekistan, de zon staat ook hier hoog aan de hemel, de lucht is blauw. Daan en ik zijn een tikje misselijk van de smerige Alexandercognac van gisteren en Wouter is fris en fruitig. Gewapend met een reisgidsje zit hij aan het ontbijt. Vandaag is een verplaatsdag. We zijn al in het rijke bezit van de treinkaartjes naar Tashkent en we hoeven dus alleen maar het smerige ontbijt te eten in de prachtige eetzaal, de spulletjes in te pakken, vriendelijk te knikken naar het bedienend personeel, een taxi te regelen en naar het station te gaan.
Dat doen we dan ook in die volgorde, een beetje haastig uiteindelijk omdat Daan en ik niet vooruit te branden zijn. Cognac gaat blijkbaar in je voeten zitten.
Op het station staat de trein klaar en in een streep reizen we naar het einddoel van deze trip. Drie uur in een trein kaboem kaboem kaboem is heerlijk als je katerig bent. En droog brood helpt ook en het scheelde dat het uitzicht nog steeds saai was. Steppes met licht, lente groen gras, soms een beetje wuivende korenvelden, kleine nietszeggende dorpjes en steeds de bergen in de verte. Heel af en toe een man in een pak op een paard, een kudde geiten of schapen en verder niets bijzonders.

In Tashkent namen wij een taxi naar het hotel. Hotel Uzbekistan is een geweldig gebouw. De gevel is een soort vlechtwerk van dik beton. De vorm van het hotel is als een opengeslagen boek dat rechtop staat. Ineens zie je weer de lange sovjet invloed. De lobby werd bevolkt door zakenmannen uit de hele wereld, er was een huwelijk gaande met een bruid die zoveel wit spul aan had dat haar popperige hoofdje wegzakte in een vallei van goedkoop thule en ze niet kon zien hoe haar hakjes vastraakten in de kanten sleep. Gelukkig had ze een batterij dames om haar heen in lichtroze, lichtgroen en lichtblauw die haar uit de knoop haalden. Haar man in spé stond buiten sigaretjes te roken met zijn vrienden. Maffiapakken en maffiakoppen. Er liepen busladingen bejaarde Franse toeristen rond. Rijke mensen die safaripakken hebben gekocht omdat die zo goed tegen het zware werk kunnen. Die pakken zullen, of ze nou in de stad zijn of op de prairie, gedragen worden. De gestreken safaripakken zullen geen kreukje krijgen.
We zijn aan het eind van de middag aangekomen en na het bestuderen van de kaart besluiten we een rondje linksom te lopen. Via een plein, een lege shoppingstreet die de saaiste avenue van centraal azie wordt genoemd, maar waar je wel goed kan aerobieen, komen we ineens bij een deur waar allemaal langbenige dames achter verdwijnen. Langbenig met intellectuele brilletjes. Na kort onderzoek bleek dat er een Franse chansonnier optrad... waarom was die outfit van die dames niet verbazingwekkend? Het ontbrak nog net aan stokbroden onder een arm en koele rode wijn. Onze dialoog was kort:
“zullen we naar binnen gaan?”
“waarom?”
”nou, daar gebeurt blijkbaar wat.”
“Ja een overjarige Franse zanger gaat in het donker liedjes zingen en dan gaat iedereen weer naar huis”
“ Nou....”
“Dan ga je maar in Amsterdam naar een Franse zanger luisteren.”

Wij stiefelden verder, via een heel erg brede fontein die het gebouw daarachter onzichtbaar maakte, langs een openlucht tentoonstelling met de 100 beroemdste schilderijen uit de westerse cultuur. Van Gogh, van Dijk, Rembrandt vertegenwoordigden NL. De Fransen hadden een veel grotere delegatie en ook daar kwam Van Gogh in voor. Naast de moslimarchitectuur hadden we niet zo veel cultuur in een klap te verduren gekregen. Gelukkig was er ook een park met bomen en een heuse espressobar met de zoetgevooisde naam ‘Bon Ton’. Het lijkt of ‘Frans’ synoniem is aan ‘kwaliteit’ in Tashkent.

De indruk van de stad was een heel andere dan we eerder zagen in deze regio. Het was er schoon opgeruimd en overzichtelijk, dat was dan nog wel hetzelfde als de andere steden. Het verschil zat ‘m in de grootstedelijkheid. Hier waren avenues, musea, theaters, parken. Hier staan gebouwen die macht en kracht moesten uitstralen; banken, hotels, rechtbanken en ambassades. Mensen gaan zich dan ook meteen grootsteeds gedragen, de hakken van de dames worden hoger, de pakken van de mannen donkerder, de tred wordt sneller en de blikken (achter de zonnebrillen) worden serieuzer. Bozig kijken betekent: ‘in ben belangrijk, tenminste, dat vind ik’.

Op de kaart hadden we een plek gezien waar we wilden eten. Geen idee waarom die keuze zo uitgevallen was, maar ik weet wel dat we er vrij lang over deden een keuze te maken en daarom gaven we het niet zo makkelijk op om een alternatief te kiezen, ook niet toen we het niet vonden.
Kaarten in boekjes kloppen niet altijd. De schaal deugde niet, het aantal te passeren zijstraten was fout en op de plek waar we dachten dat we moesten zijn was nu een heel heftige discotheek gekomen. Iedere reiziger denkt dan; ha, leuk, een heftige discotheek, daar moeten we eens effe binnen kijken. Wij niet. Wij dachten alleen: “verdomme, die klote kaart deugt niet...” ons niet bekommerend over de mogelijkheid dat wij misschien niet deugden.
De buikige eigenaar van een winkel om de hoek wist waar wij heen wilden, en probeerde dat uit te leggen. Dat ging niet, maar hij stuurde zijn zoon er op uit. Deze vlezige knul sprak redelijk engels en vergezelde ons naar een taxi, en reed mee naar het restaurant waar wij heen wilden, heel wat blokken verder op. Ondertussen vertelde de jongen dat hij Engels wilde leren, omdat hij naar Engeland wilde omdat hij bij Arsenal wilde voetballen. Zo zijn er vreemde drijfveren om Engels onder de knie te willen krijgen en natuurlijk babbelden wij graag met hem om hem wat kilometers in die vreemde taal te gunnen. Niemand van ons maakte een opmerking over het gegeven dat je niet alleen Engels moet kennen om bij Arsenal aan de slag te kunnen, maar ook een paar andere vaardigheden onder de knie moet hebben, en dat een paar kilo’s overgewicht geen aanbeveling is bij dat clubje.

Bij een Syrisch (ja, Syrisch! Waarom niet Syrisch?) restaurant aten wij humus, baba ganoush, meze, fattouch en forellen... dronken een beetje bier en stapten in een taxi naar... nee, niet terug naar die hippe discotheek, maar naar een oudemannencafe waar we nog een klein biertje dronken en vervolgens naar het hotel wandelden.

maandag 14 juni 2010

oezbekistan, 26 mei 2010

De zon scheen, de stad was rustig, het ontbijt was smerig en ik werd 46.
Het rondje dat we door de stad wandelden werd een beetje groter. Gisteren cirkelden we voornamelijk rond het stadsplein en de wijk er omheen, maar als je een halve kilometer verder loopt, een beetje kruip door sluip door over een markt en door een gangetje, kom je op een plein met een toren.
Niet zo maar een toren, maar de mooiste minaret die ik ooit zag. De voet is breed en over de lengte van 30/40 meter loopt ie taps toe, dan verbreedt hij zich weer en eindigt hoog in de lucht met kartelrandjes en versieringen. De huls van de toren is voorzien van versieringen in baksteen. 40 varianten van metselpatronen die gezamenlijk een kantachtig patroon maken. Ook voor deze minaret gold dat Djenghis Khan hem te mooi vond om hem neer te halen. Zelfs hij had zijn zwakke romantische momenten. De minaret stond in al haar schoonheid niet alleen. Dat doen minaretten nimmer, die horen bij een moskee. Net als in Samarkand staan de moskee en de medrassa tegen over elkaar en hebben ze een ferme gevel. De medrassa hier is niet toegankelijk omdat die nog in gebruik is. Bij de entree zat een vriendelijke knul die vertelde dat we niet verder mochten, we konden door een ijzeren hekwerk een blik werpen op de binnenplaats met bomen en daar rondom was een galerij met poorten en deurtjes. Op de eerste verdieping was een vergelijkbare galerij, er stond een fiets geparkeerd en jongens met haji petjes schuifelden er rond. Het was er stil. Aan de andere kant van het plein bij de minaret, was de entree van de moskee. Weer zo’n overdadige poort met een deurtje en daarachter een man die tickets verkocht. Op het grote binnenplein was een kleine achthoekige voetenwashut, en er lagen bidkleden te drogen in de zon. Verder was het binnenplein leeg. Er waren geen toeristen, de lucht was strakblauw, de koepel azuurblauw en de zwaluwen cirkelden rond. Een overweldigende rust en leegheid. Foto’s maken, rond wandelen, foto’s maken, tegels bestuderen, nog meer tegels en langzaam de boel op je in laten dringen. Het is lelijk Nederlands maar het is toch bijna niet anders te noemen dan ‘een schitterende schoonheid’.
Ter afsluiting van dit gedoe moesten we natuurlijk even aerobieen op het plein voor de moskee (we hebben nog net genoeg fatsoen om dat niet in de moskee te doen). Het wandelingetje door de stad vervolgden we totdat we bij een grote burcht kwamen, een fort.

Een jaar of 10 geleden waren Wouter en ik in Pakistan en hebben nogal wat moeite gedaan om in Derawar bij Het Fort te komen. Dat was geen verspilde moeite want dat fort was geweldig. Dikke muren die door de tijd uitgezakt leken, ondersteund door half-cirkelige bakstenen steunpilaren van enkele tientallen meters doorsnee. Dat fort stond midden in de woestijn (en was erg fraai). Deze hier leek er verdraaid veel op, maar stond midden in de stad. De muren hadden eenzelfde uitgezaktheid. Het leek door de tijd te komen, maar als verdedigingswerk was het eigenlijk wel slim. De muur komt recht uit de grond en wijkt dan naar achteren. Dat geeft niet alleen stevigheid, maar zorgt er ook voor dat een vijand die de muur op wil klimmen wel een heel eind moet gaan en dus makkelijk herkenbaar en te vernietigen is.
Tegenover de hoofdingang van dit fort is een oude Russische watertoren. Voor water is ie niet meer nodig, daar is waarschijnlijk een andere oplossing voor, maar nu kunnen geliefden en sullige toeristen een schriel wenteltrapje op klimmen (niet naar beneden kijken) en vanaf een plateau van boven het fort bekijken. We lazen wat waar was, wezen de kamer van de sultan, de ploert, zijn vrouwen en de stallen voor de maagden aan en besloten dat we meer behoefte hadden aan een stevige lunch dan aan nog een oud gebouw. Misschien ook wel omdat we drommen schoolkinderen naar binnen zagen gaan en ze boven op onze toren beneden hoorden krijsen en schreeuwen.
Via een moskee met een prachtig houten plafond (het was vrijdagmiddag en dus zagen wij strakgespannen billen en de voetzolen met kapotte sokken) liepen we naar een uitspanning. Buiten in de zon probeerden we iets te bestellen zonder lamsvlees (niet gelukt) en veel vitamines (niet gelukt).

Aan het begin van dit blog schreef ik al een keer dat het euvel van dit soort reizen is dat je niet verder komt dan 3 mannen in een decor. Het klinkt een beetje lullig, maar er is weinig leukers dan gedrieën door een onbekende stad te wandelen. We slenterden stevig door langs de lage behuizing, gooiden de aerobie op een dak en plukte die er met behulp van een man met een kar af. Op zich is dat geen Grote Gebeurtenis, maar het is wel charmant. Kinderen staan te kijken, wij mompelen wat onderling, we maken een grap en een plan en regelen een man met een kar. Passanten lachen schielijk, de man met de kar was slimmer dan wij dachten omdat ie de kar precies goed parkeert. Hij krijgt een hand, wij krijgen een tandeloze glimlach en we wandelen weer verder. Het is een vijf-minuten ervarinkje, niets meer en niets minder. Twee minuten later zijn we een poortje doorgelopen. Er is een binnenplaats en een mevrouw wil geld hebben om het dak op te kunnen, dus gaan we het dak niet op. Er staat een deur open en achter die deur is een fototentoonstelling. De fotograaf heeft zijn eigen foto’s van Bukhara opgehangen. Mooi en leuk om te zien dat het er in de winter heel anders uit ziet en dat het in de zomer heel warm kan zijn hier. Foto kopen? Nee, geen foto kopen maar doorlopen naar een minaret in de verte. Een kleine toren met een blauwe ui in top. De deur van de moskee is dicht. Voor de deur van de moskee is een diepe vijver met ver onder het straatniveau een paar druppels water, hel groen. Zo wordt een stad geconsumeerd, totdat we bij het hotel uitkomen. Ik ben verhaaltjes gaan schrijven. Daan en Wouter hadden nog een missie te vervullen en zijn de straat weer op gegaan.

De heren hadden een plek geregeld om te gaan dineren. Vanaf het plein bij de grote minaret zagen we een terras in de hoogte. Zij hadden bedacht dat het noodzakelijk was in verband met mijn verjaring een bijzondere plek te vinden om te eten. Nou waren we al een tijdje op pad en aten we iedere avond op een andere plek in een vreemd land, met steeds een wisselend uitzicht. Ik genoot iedere dag weer maar dat was niet bijzonder genoeg voor ze.


Op dat terras hadden ze de beste plek geregeld, aanbetaald en zich ervan vergewist dat er iets anders geserveerd werd dan lamsvlees.
De zon was aan het onder gaan als een grote rode bal links achter ons en de maan kwam op rechts voor ons. Deze trok een baan over de medressa en de moskee en ging richting minaret. Het plein voor onze neus was leeg, de gevels stonden in een avondgloed en de ober bracht Champagne. Evelyn had geregeld dat Daan en Wouter op een speurtocht gegaan waren naar bubbelwijn en de heren waren met Russische sprudel aan komen zetten. ’s Middags hadden ze die al in de ijskast van het restaurant gelegd. Ik belde Evelyn om haar te bedanken en voelde mij een tikkie jarig. We aten, maakten foto’s en genoten van het uitzicht. Het was waarschijnlijk niet echt nodig geweest om de plek te reserveren omdat we de enigen waren die deze avond van dit prachtige uitzicht genoten en van de kookkunsten van de kok. Voor de eerste keer op deze trip aten we echt lekker en was ik blij dat de oekaze van Wouter tegen lamsvlees mij niet betrof.
Toen we klaar waren met eten toverden Wouter en Daan een fles Alexandercognac uit hun tas. Een lelijke gitaarvormige fles met een soort cognac die niet erg naar cognac smaakte maar meer naar suikerwater met dropsmaak. Dit enorme cadeau had hun de volle €1,50 gekost en uiteraard was ik des te dankbaarder dat ik het niet op hoefde te drinken. Ik weet niet of het iets met mijn verjaardag te maken had, maar ik won de tweede ronde van de quiz. Gezien het chagrijn dat dit bij Daan opleverde had hij dit niet als een verjaardagscadeau gepland. Op het plein voor het hotel dronken we nog een paar kleine glaasjes bier en verbaasden ons opnieuw over de vrijpostige videoclips in contrast met de tafelende gezinnen met hoofddoekjes en snorren.
In het hotel viel Wouter in een diepe slaap en besloten Daan en ik nog wat sigaretjes te roken, een biertje te drinken en uiteindelijk was ook die fles Alexandercognac ineens leeg. We hebben in klaarblijkelijke staat het leven, onze huwelijken, de kinderen en het gebrek daar aan, de wereldtoestand, vroegere relaties en aanstaande verwantschappen doorgenomen en concludeerden dat het een zootje is, maar wel een aangenaam zootje. Er valt van alles te verbeteren op vele terreinen en op sommige gebieden is dat uiterst dringend nodig. Ook waren we tevreden dat we dat netjes in kaart gebracht hadden en dat we niet op onze lauweren hoeven te rusten.
We besloten, broodje nuchter, dat we over twee jaar, als we weer op reis zijn, opnieuw een lijstje zouden maken met dingen die we moeten verbeteren en dat daar geen van de punten op voor komt die er nu op staan.

De slaap die volgde was als een coma: wat die heerlijke cognac niet vermag...

oezbekistan, 25 mei 2010

Gisteren aerobiede we op straat voor het hotel. Kinderen werden er door aangetrokken als vliegen naar poep. Een jongen kreeg de aerobie in zijn gezicht en jankte de tranen uit zijn hoofd. Een meisje probeerde deze magische ring te gooien en dus kwam ie op het dak van het hotel terecht.

Toen ik wakker werd stond Daan in de kamer, zweterig en zwaar hijgend. Hij was effe up en down naar de Registan gerend en had meteen de aerobie van het dak van het hotel geplukt. Hij vertelde dat het hardlopen over straat in Oezbekistan vreemde reacties oproept, mensen keken hem gapend na. Blijkbaar weet hij niet dat hardlopen op straat in Nederland ook verbazingwekkend is maar dat de NL massa al gewend is aan die lelijkheid.
Na het zelfde ongeïnspireerde ontbijt als gisteren, hingen we wat rond in de courtyard van het hotel. We lazen boekjes en luisterden naar muziek. Wouter zat een spreadsheet te maken en Daan probeerde de uit de hand lopende kosten van deze trip in kaart te brengen.
Rond een uur of 12 vertrokken we met een taxi naar het treinstation. Gisteren hadden we al tickets gekocht en nu reisden we per trein naar Bukhara.
Op het station was een dronken en vervelende man. Een van de eerste in dit land en eigenlijk op deze reis. Andere reizigers en mevrouwen die broden verkochten wezen op hun voorhoofd en de man gaf nog een veel te stevige kleverige hand en droop toen af. Uiteindelijk vond hij het leuker om in het Russisch tegen mooie meisjes te praten dan in het Russisch tegen mijnheren die in het Nederlands terugspraken. Het meisje met de zonnebril werd er warm noch koud van hoewel de man een paar centimeter van haar gezicht luidruchtig stond te walmen.
We hadden ons verheugd op de trein, maar er was eigenlijk geen donder aan. Geen fijne restauratiewagen met eten en drank, geen bijzondere mensen met ingewikkelde verhalen, geen spannend uitzicht (vlakte na vlakte). Dommelend reisden we, maar we reisden tenminste.
In Bukhara namen we een taxi. De keuze van de taxichauffeurs is altijd een ingewikkeld werkje. Het zijn mannen die gebruik maken van de onwetendheid van de reiziger. Als je ze betrapt op leugens, die altijd gaan over de prijs en de afstand, dan vinden ze dat niet erg, dat hoort bij hun vak. Als je ze wegstuurt zonder moeite te doen ze op een leugen te betrappen, heeft dat niets meer met beroepseer te maken, maar gaat het ineens om iets persoonlijks. Een van de redenen om niet met een taxichauffeur mee te willen is dat ie stinkt, er uit ziet als Hitler of omdat ie de hele tijd aan je zit. Er stonden nu drie van die in goedkoop leder gestoken mannen om mij heen aan wie ik duidelijk probeerde te maken dat wij niet met hen mee wilden omdat ieder aan een van de bovenstaande kwalificaties voldeed. De stinker en de aanraker vielen meteen af, de Hitler vond ik nog wel een tikkie interessant omdat ik me niet kan voorstellen dat je vrijwillig op die Germaanse schooier wil lijken en dat ik mij niet voor kan stellen dat deze taxichauffeur nooit hoorde over, of een plaatje zag van mijnheer H. Uiteindelijk werd de keuze van de chauffeur makkelijk gemaakt omdat er een man in een oranje shirt bij een wrakkige Lada stond. De combinatie was doorslaggevend.
We werden gedropt aan een lommerrijk pleintje met een meertje in het midden van het centrum van de stad. Aan de andere kant van het meer was ons hotel. Een eeuwenoud gebouw met een dakterras. Aan dat terras waren een paar kamers, een van die kamers was voor ons.
We checkten in en wandelden een rondje.
Bukhara is de kleine zus van Samarkand. Waar de laatste die enorme Registan heeft, handen vol moskeen en mausoleums waar busladingen toeristen uitgestort worden en op het kruisje gaan staan om de beste foto te maken, is het in Bukhara rustig en stil. (het lijkt nu alsof er veel toeristen in Samarkand waren; dat is niet het geval; waren er in S 100, dan waren er hier 5)
Het eerste rondje liepen we langs kleine medressa’s met aanzienlijk minder blauwe tegels. De sfeer was plezieriger omdat de gebouwen een meer menselijke maat hebben. Het zag er minder megalomaan uit, minder overdonderend. Waar Samarkand een proeve is van het kunnen in die tijd, is Bukhara meer praktisch en handzaam. In de wijken waarin de monumenten liggen wonen ook gewoon mensen. Er staan huisjes, winkeltjes die niets met toeristen te maken hebben en er is een gewone school. Natuurlijk wordt het geld verdiend met de toeristen dollars, maar het is er allemaal iets minder op gericht.
’s Avonds aten we aan het kleine meertje in de stad, en zagen hoe de mannen heel veel bier en wodka dronken, hoe de toeristen oncomfortabel waren op te kleine stoelen, hoe kinderen voetbalden tussen de mensen door en dat alles overstemd door een paar grote tv’s die een Russisch equivalent van MTV uitzonden. Daarbij mag opgemerkt worden dat de Russische clips een slag pornografischer zijn dan die wij vanuit de VS krijgen. Wel een vreemd gezicht, gezellige moslim families die een maaltje knabbelen en daarboven een tv met hard core dames en tering muziek. Twee werelden in een beeld die niets met elkaar te maken lijken te hebben.

Cont...

zondag 13 juni 2010

Oezbekistan, 24 mei 2010

Hoewel het hotel heel prettig was, stelde het ontbijt niets voor. De groep Fransen had al gegeten en kwam al niet vrolijk uit de zaal en wij gingen er toch zitten, als een tuttig gezinnetje aan een tafel met bakjes fabrieksjam, klef brood en Nescafe. Hmm, niet mijn idee van een goed ontbijt op een exotische plek met mijn beste vrienden. Ik probeer al jaren het family life te voorkomen en dan krijg je het op zo’n manier opgediend.

We wandelden zo snel mogelijk weer naar het historische centrum en bezochten opnieuw de Registan, nee we willen niet een minaret op, we overlaadden ons met nog meer plaatjes van de gebouwen. In tegenstelling tot gisteren waren er iets meer toeristen, maar nog steeds kon je een kanon afvuren zonder dat er een ambulance hoefde uit te rukken. We dronken geen koffie maar aten een ijsje omdat bij het ijspaleis mooie meisjes zaten en er geen koffie verkocht werd. We liepen het ene gebouw in, het andere uit, kochten suffige souvenirs waar onder ook een paar historische foto’s van de Registan.
Het idee wat ik schreef over een tegeltje dat in de bakkende zon wat flets geworden is, was blijkbaar toch iets vrijer geïnterpreteerd dan ik gisteren nog dacht. De historische foto’s laten een bruisend markplein zin, markt met tenten en paarden, een scheve en verzakkende minaret die gestut is met palen en banden en verrassend weinig tegels tegen de gevels aan. De gebouwen zoals wij die nu zien zijn dus geen gevolg van een restauratie project, maar hebben meer te maken met sovjet herbouw, waarbij de amateur architectuurhistoricus zich natuurlijk meteen afvraagt waarop deze herbouw dan gebaseerd is. Ach, wat dondert het ook; zij verkopen een verhaal and we buy it...
We deden wat toeristen horen te doen op zo’n plek. Kijken, foto’s maken en geschiedenis lezen. Marco Polo wandelde hier rond, Alexander de Grote vond het hier mooi en Dzjengis Khan, niet de grootste liefhebber van mooiigheden op de wereld, was zo onder de indruk dat hij deze gebouwen, in tegenstelling tot de andere moskeeën, mausoleums en medressa’s die hij op zijn werkreizen tegen kwam, niet vernietigde.
Het blijft een bijzondere gedachte dat hier allemaal kleine jongens rondliepen die studeerden. Vanaf 1450 deden ze wiskunde, sterrenkunde en filosofie, wandelden naar de naburige moskee en sliepen op de vloer. Sinds de dagen van de USSR gebeurt dat niet meer, maar het kost weinig moeite ze rond te zien schuifelen.


Na een paar uur rondhangen, lunchten we op dezelfde minst vervelende plek als waar we gisteren dineerden. Vandaag voornamelijk omdat er naast deze plek een internetcafé zat. Ondanks het rijke bezit van iPhones en de alom aanwezige wifi-verbindingen, moest Wouter iets werkachtigs doen waarvoor hij een echte computer nodig had. Terwijl hij een booreiland kocht of zo haalde hij ook de plaatjes binnen voor de quiz.
In Mongolië zijn we begonnen met het houden van quizzen. Roelandt, Daan en ik waren daar de kandidaten in een weetjes quiz en Wouter was de quizmaster met een bijzonder klein Fred Oster gehalte. Bij mijnheer Oster heb je het gevoel dat hij alle antwoorden weet. Wouter weet vakkundig te verbergen dat hij enige kennis over de onderwerpen heeft waar hij vragen over stelt. Desalniettemin verzamelt hij echt goede vragen van over de hele wereld, inclusief geluidsfragmenten en illustraties voor de plaatjesrondes. Bijzonderder nog is de vaste ronde vragen over de plek waar we zijn en de actualiteit die we op de reis hebben meegemaakt. Dat verraadt toch een inhoudelijke kennis, vooral omdat de vragen over het algemeen niet lullig zijn. Roelandt was er op deze trip niet bij, dus werd het een wedstrijd van Daan tegen mij. In Mongolië had Daan lofrijk gewonnen. Mongolië ligt bezaaid met botten en resten van dode beesten. De prijs, de wisseltrofee, bestaat uit een ruggenwervel van een paard. Het bovenaanzicht van de ruggenwervel is prachtig. Door de gaten en de welvingen die er in zitten lijkt het op het gezicht van een lachende clown. De wisseltrofee heeft twee jaar lang aan het voeteinde van de echtelijke sponde op de Plantage Muidergracht gestaan, en Daan had Het Gouden Lachebekje nu meegenomen naar The Stans. De quiz om het lachebekje werd gestreden op verschillende zweterige avonden waarin drie rondes gespeeld moesten worden. Daan won de eerste. Iedereen met een heel klein beetje cijfermatig inzicht weet dan dat ik de tweede ronde won. Er kwam dus een derde ronde aan te pas en Wouter moest aan het werk om vragen te verzamelen en te verzinnen. Het is goed en bijzonder dat iedereen zijn taak op zo’n reis serieus neemt. Het mag dan allemaal wel een spel zijn, maar wel een vrij serieus spel.

Na dat inladen van data en eten liepen we verder. Achter de bazaar is een moskee. Natuurlijk moesten we eerst de bazaar over en dan lijkt het ineens of de mensen die hier wonen en werken zich niet interesseren voor al die prachtige gebouwen die er in hun stad staan. Ze zijn gewoon bezig schapenkoppen en uien te verkopen, bergen groene gemalen tabak die je handig onder je tong kan stoppen en allerlei andere ondefinieerbare dingen. Van de ene verheven historische setting ben je in een kleine minuut weer in de dagelijkse economie. De moskeeën waren prachtig. Gevels, binnenplaatsen, koepels, zwaluwen... ga er maar heen om het zelf te zien.

Achter de Registan, twee kilometer verderop, is een begraafplaats. Praktisch zal ik het een ‘levende begraafplaats’ noemen, omdat ie nog gebruik wordt. Nog steeds worden er Samarkanters bijgezet, voorzien van grafstenen met afbeeldingen van de doden die in het keiharde marmer getatoeëerd lijken. De gezichten van de recente doden zijn schrikbarend echt. Het lijkt een soort 3D afbeelding en ze zijn nagemaakt van foto’s van de dooien. In sommige gevallen kan je zien dat het best een leuke foto was. Vaker zijn het een soort geposeerde paspoortfoto’s, knalhard geschoten in een gebrekkig fotostudiootje. Je kunt je voorstellen hoe de nabestaanden op zoek zijn geweest naar een foto van opa om die op zijn steen te laten graveren, niets leuks konden vinden en dan maar die foto uit zijn reispas namen. De graveur was zo aardig om de gaatjes van de nietjes niet mee te nemen in het finale beeld maar verder is het niets verhullend. We kwamen niet naar deze dodenakker om de recente doden te zien, maar om de oude graftombes te aanschouwen. Het centrum van de begraafplaats is het Guri Amir Mausoleum. Dat ligt in een straatje dat opwaarts loopt, een paar treden op en dan verder. Aan dit straatje liggen een 30 tal mausoleums, allemaal kleine juwelen. Het verbaast niet dat er blauwe tegels aan te pas komen. Eigenlijk zijn het kapelletjes, een soort stupa’s waarbinnen niet veel gebeurt, behalve dat er een soort langwerpig huisje in staat (daar lijkt de dooie in te zitten, gefopt, die ligt in de ontoegankelijke kelder, dit huisje is alleen ter aanbidding en om de dode niet te storen.). De buitenkanten van de mausoleums zijn simpel en strak, maar rond de entree is het een wirwar van de tegelpatronen, de Arabische schriften en veel reliëfs, hoekjes en ribbels, allemaal van tegels.
We wandelden rond, raakten elkaar kwijt en troffen elkaar weer. We hadden nog een missie op deze dag en dan was het oude-stenen-bekijken ten einde. Daan wilde naar het graf van Daniël. Ik ben niet zo bijbelvast, maar Daan vertelde dat hij naar de oudtestamentische profeet Daniël vernoemd is. Nu is Daan ook niet zo bijbelgevoelig en wist niet zo heel veel over de Goede Oude Daan te vertellen (behalve dat hij in een leeuwenkuil werd gegooid en dat uiteraard overleefde). Misschien dat we eens bij de ouders van Daan ten rade moeten gaan, want die weten natuurlijk wel naar wie zij hun zoon vernoemden. De profeet Daniël ligt hier begraven en hij kan een kunstje. Op de helling van een berg, vlak bij een lieflijk riviertje waar jongens aan het zwemmen waren onder de bomen, is de laatste rustplaats van Daniël. Voor een dode is het een merkwaardig lang gebouw. Als je binnen komt is het nog vreemder. Die oude Daan heeft een extreem lange tombe, echt heel lang. De hele lengte van het huisje is gevuld met een hoge rechthoekige vorm, daar overheen ligt een fluwelen doek die voorzien is van Arabische teksten, lekker dik geborduurd. De tombe is 18 meter lang! De Oude Daan kan een kunstje want hoewel hij dood is blijft ie door groeien, zeggen ze. Hij groeit met zo’n anderhalve centimeter per jaar en dat doet ie al vanaf de 5-de eeuw voor Christus. Ja, dan kom je al snel op een respectabele lengte van zo’n 17 meter nog wat. Daan wandelde er rond, waste zijn gezicht in de het heilzame water van de beek, strekte zich voor de foto uit naast Daan–De-Lange en we verlieten de plek weer, een tikkie lacherig.

We daalden af naar ons hotel om daar ’s avonds in de buurt een traditionele pasta bolognese te eten naast het internet cafe met de betere verbinding. Weer niet laat in bed, de rock ’n roll was ver te zoeken.

maandag 31 mei 2010

Tadjikistan, 23 mei 2010

Zondag 23 mei

Gisteren was het laat geworden, vandaag stonden we wat later op. Op de binnenplaats van het hotel stond een jonge en een oudere man. Het bleken een Australische vader en zoon, heel aardige en warme mensen die op extreem vriendelijke wijze de wereld ontdekken. Dergelijke mensen blijven een goed voorbeeld.

Rond een uur of 12 namen wij een taxi naar de grens. Hobbelend in een oude Lada Niva arriveerden we bij een container met een slagboom, een kleine plek op een grote lege vlakte. Het geile bokje had ons een paar centen gegeven om die aan de grensbewaker toe te schuiven zodat hij onze baggage niet ging checken. Hij had erbij gezegd dat we die aan de customs man moesten geven en niet aan de stempelaar, maar als je bij zo’n grens bent weet je niet precies wie wie is. De eerste man leek ons niet zo’n probleem. Hij bekeek onze visa en vroeg of wij onze tassen wilden openmaken. Die van Daan en mij stonden buiten en die van Wouter binnen. Wouter ritste zijn tas open en daar zat o.m. een Economist in. De customs man, in the middle of nowhere bladerde die door en bij iedere foto zei hij wie er op stond. Obama op de cover, Karzai op pagina 3 en tot zijn grote vreugde Hugo Chavez op pagina 5, in zijn camouflagepak met puntschoenen zat hij heel tevreden te zijn over Wouters leesmateriaal. De tassen hoefden verder niet gecontroleerd te worden.
We wandelden van de Tadikische grens naar de Oezbeekse grens, moesten daar wachten tot de lunchpauze over was, en zaten in heerlijk weer tussen een 20-tal mevrouwen in enorme jurken. Wij kregen uiteindelijk voorrang bij de customs en werden makkelijk doorgestempeld. We liepen naar een taxi en reden hobbelend de laatste 60 kilometer naar Samarkand.

Een van de Grote Doelen van deze reis.

cont.....




Tadjikistan, 21 mei 2010

Vrijdag 21 mei

Om 8 uur stond de chauffeur die we gisteren geregeld hadden klaar. Wij niet. Na dat malle ecquadoriaanse restaurant dronken we nog een klein nipje wodka en de ochtend er na bleek dat die fles bijna leeg was. Wouter was al eerder afgehaakt dus moesten Daan en ik dat in onze onschuld gedaan hebben. We konden het ons beide niet herinneren.
Eerst moesten we in het smerige hotel een Breznjev ontbijt doen bestaande uit vette worst, tomaten, sneue appels, brood van gisteren, Nescafe en koekjes die niet lekker waren. We zaten in ene protserige zaal, krakend parket, veel grauwe vitrage en achter een van de tafels zat de chef kok naar ons te kijken; een dikke man met vet haar in een grauwe buis. Dit zijn erg fijne taferelen voor als je de dag ervoor iets te veel wodka gedronken hebt. Je ervaart het als een verre stad in een vergeten hoek van de Sovjet Unie waar nog niet is doorgedrong
en dat de nieuwe tijd is aangebroken.

In het autootje vertrokken we naar het noorden. binnen een kwartier waren we de stad uit en werden de wegen slecht. Voor het eerst in deze trip was er geen strakblauwe lucht, sterker nog, het begon te regenen. De wegen werden nat, de kuilen en gaten in de weg werden onzichtbaar. Helemaal spannend werd het toen we een pas opreden, een gebied waar nieuwe tunnels gebouwd werden. Door de bouwactiviteiten moesten we om de tunnels in aanleg heenrijden, over één auto brede schapenpaadjes. Sommige nieuwe tunnels waren af, genoeg om auto’s te tolereren. Dat er nog geen licht was was niet zo erg, maar dat er nog geen afwatering in aangelegd was, was lastiger. Door onzichtbare diepe plassen reden we stapvoets, de gaten in de
weg vermijdend. Uit het plafond kwamen dikke waterstralen en in de pikdonkerte waren ook schimmen van mensen aan het werk. Ik ben blij dat ik een andere baan heb die ik langer kan volhouden.
Uiteindelijk kwamen we in een bergachtig en desolaat gebied terecht en sloegen af van de hoofdweg. Over een slingerend bergpad reden we naar het veelbelovende Iskander Kul. De regen nam toe, de chauffeur schudde zijn hoofd, hij wees ons het pad voor de twee uur durende hike naar een top van een berg. Wij schudden het hoofd en besloten alleen een foto te maken van Wouter in een
oranje poncho voor een turquoise meer, in de regen.

Bij de entree van het parkje hadden wij naar een wacht moeten zwaaien, iemand met een slagboom, een pet en een hutje. Wij wilden in dat hutje zitten om de lunch te verorberen omdat het buiten te hard regende. De man had een t
rainingsbroek van gaten aan en een enkellang vest dat er niet zo mooi bij stond. Hij zag er slaperig uit. In het hokje was een onopgemaakt bed, een doos met lege wodka flessen, een klein scheef tafeltje en 4 verschillende stoeltjes. Binnen hing een dikke schapenvet lucht, de zure walm van dronkenmannenslaap en we besloten liever in de auto te eten dan bij onze nieuwe vriend.

Wij vinkten het turquoise meer af en reden weer terug naar de hoofdweg, klaar voor de laatste 4 uur rijden naar Pendjikent. De hele rit reden we langs een rivier, slingerend tussen de bergen door. Er waren bijna geen auto’s op de weg. Er wordt blijkbaar niet veel gebruik gemaakt van de grensovergang van Tadjikistan naar Oezbekistan. Uiteindelijk kwamen we in Pendjikent aan en reden meteen naar het hotel, een vriendelijke mijnheer begroette ons in vloeiend Engels, binnen stonden twee off the road motoren en op de binnenplaats heerste een ontspannen backpackers sfeer. We kregen eten en thee en praatten met de andere gasten. Een vreemde combinatie tussen een Nederlandse homo en een Kazachstaanse homo die elkaar op het internet hadden leren kennen en in hun kennismakings-afspraakje op de motor door Tadjikistan gingen cruisen, een Duitser die lispellend Duits sprak en die vertelde dat hij vooruit gevlogen was en dat zijn vriend met de auto uit Heidelberg achter hem aan zou komen. De vriend was in de knoop geraakt met de grensovergangen en was uiteindelijk niet verder gekomen dan de Turks-Iraanse grens had nog een tijdje staan posten bij de grens van Turkmenistan en was toen maar weer naar Heidelberg terug gegaan. Der Peter zat nu alleen in Pendjikent en vroeg of ie met ons mee mocht, morgen naar de 7 turquoise meren. Selbstverstandlich...
Pendjikent is belangrijk om drie redenen; de nabijheid van de Oezbeekse grens, de mogelijkheid in de omgeving een fraaie hike te maken en omdat er een hotel met een Champions League tv is.
De eerste namiddag in dit stadje gebruikten we alleen om een ommetje te lopen en te constateren dat het een saaie plek is, effe aerobieen op een nat voetbalveld omdat we van doel tot doel wilden kunnen gooien en verder niets bijzonders. Daan maakte een hand vol foto’s van kinderen en een oude man.
Die avond aten we met die malle motorhomo’s, Peter der Deutscher en dan was er nog een irritante Indieer die we niet echt te grazen konden nemen omdat hij een vriend van de huisbaas was. Die Indieer liep naast zijn schoenen, maakte generaliserende opmerkingen (all English are true gentlemen... the French are snobby and you can’t deal with them, we in India, the biggest democracy in the world, we truly know how to manage a country....). Hij sloot het gesprek af door te melden dat hij verwachtte binnen 5 jaar minister te zijn. Dat hij eerst nog even marmeren vloeren moest verkopen in Tadjikistan was een kleine horde op zijn weg naar eeuwige roem. Wij wilden hem in de zeik nemen door hem dubbel en dwars de hemel in te prijzen, maar dat kwam niet aan, hij accepteerde de complimenten met een meewarig hoofdknikje.
De eigenaar van het hotel zat constant te kibbelen met zijn vrouw. Hij was een klein geil bokje en zijn vrouw een statige verschijning met enorme geschilderde wenkbrauwen en een mond vol gouden tanden.
Het bokje maakte sexistische opmerkingen over alles waar een opmerking over te maken viel, vertelde flauwe grappen die ook nog lang duurden en waarvan je allang de clue zag aankomen, maar die toch nog uitverteld moesten worden. Hij had er een vrolijk hoofd bij wat de pijn verzachtte. Na het eten werd de wodka ter tafel gehaald en begon het hakken. Al vrij snel haakten wij af, de volgende dag wilden wij de 7 meren hike gaan doen en wilden niet met een kater door de bergen sjokken.

Kyrgystan, 18 mei 2010

Dinsdag 18 mei
De lover van Marcha is een waardevolle opvolger van Fjodr. In Kirgizie zijn 7 toppen van boven de 7000 meter en Sergej is ze allemaal op geweest. Hij is Kirgisisch kampioen bergoprennen (ja, dat bestaat er er is nog een echte naam voor ook: air running) en was net terug van een interland in de Kaukasus. Hij verlaagde zich tot ons niveau door ons mee te nemen
op een wandeling door de bergen. Een hike klinkt een stuk spannender. Twee uur rijden met een dikke fourwheeldrive die we eerst bij zijn moeder moesten ophalen. Daar stonk het naar geronnen melk en toch dronken wij de thee op. De hike was prachtig. Vier uur lang liepen we de bergen over, langs en door rivieren, via een canyon met rode rotsen, vlak onder de sneeuwgrens door en we beeindigden ons tochtje met een eindsprint die gloedvol gewonnen werd door Daan, maar die is dan ook de jongste en heeft de langste benen. Hoewel er niet veel te vertellen valt over een hike was het wel een van de indrukwekkendste dingen die wij deden. De wijdsheid en de leegte waren indrukwekkend. Net als de patrijzen die nauwelijks bang voor ons leken en het koude water van de rivier, kuddes paarden en schapen... veel meer kan je er niet over kwijt hoewel het natuurlijk wel tof is om te kunnen zeggen dat we op de helling van de bergen bij Tokmak geaerobied (u kent het werkwoord) hebben.
Het is makkelijk te refereren aan onze trip in Mongolie, het landschap leek er wel wat op, maar het gevoel is anders, dit is minder vijandig (maar dat kan er ook mee te maken hebben dat we hier nu een maand later in het jaar waren en dat er bloemen bloeiden en de paarden niet uitgemergeld waren. En daarmee is het dus een onzin vergelijking.)
In de auto terug dronken wij het fijne Kirgisische bier en zongen liederen. Sergej bracht ons naar een restaarant waar een veel te luid feest gaande was met hoppende en drinkende Kirgizen, en wij dronken meer bier, Marcha schoof aan, gezamenlijk aten wij en probeerden over de muziek heen te praten en dat lukte niet. Uit arremoede besloten wij het maal op een uiterst decente tijd en schoven in bed in huize Zoja.