alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

Posts tonen met het label Africa. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Africa. Alle posts tonen

zaterdag 17 mei 2014

Verplichte vakantie in Addis

-->

 
Een paar weken geleden schreef ik dat ik om vage redenen Ethiopië niet in kwam. Liever gezegd, ik werd op de eerste vlucht teruggezet naar Nairobi. Dat was in januari. Nadien heb ik in samenwerking met de NL ambassade uitgezocht wat het probleem was en via de ambassade kreeg ik de bevestiging dat ik van alle zwarte lijsten af was. Dus in april ging ik het opnieuw proberen. Zonder horten of stoten kwam ik het land binnen en twitterde enthousiast dat het geluk was en dankte de ambassade voor de hulp, die tweet werd zelfs door de ambassade overgenomen; tevreden klanten worden op de bok gehesen. Maar toen ik weer weg wilde vliegen naar Nairobi ontstonden er toch problemen; op het vliegveld werd ik een uurtje vastgehouden (doordat mijn paspoort in een hermetisch gesloten kantoor verdween) en allemaal jonge mannen met hippe spijkerbroeken en t-shirt om mij heen kwamen drentelen. Niet onaardig, maar wel streng. Ik werd uiteindelijk onvriendelijk verzocht het land te verlaten. De vraag was: hoe ben je hier binnen gekomen? Nou, gewoon, door de voordeur.
Vanuit Nairobi had ik weer contact met de ambassade, er werd een zg note-verbale uitgegeven en die werd via de chauffeur aan de immigratie overhandigd, en er kwam een antwoord op papier terug.
Dat zou nu echt genoeg moeten zijn. Ik weer niet wat er in dat velletje staat, het was in het Armaic, een fijn spijkerschrift met kriebels.
Afgelopen week moest ik weer naar Addis en ik vloog er heen, ging een dag eerder om eventuele problemen op te kunnen lossen en wandelde weer zonder moeite de grens over.
het kantoor waarin mijn paspoort verdween
De vergadering was puik en twee dagen later wilde ik de nachtvlucht weer naar Nairobi terug nemen. Weer werd ik teruggeroepen van de roltrap en weer stond er een klein peloton mannen met spijkerbroeken en t-shirts om mij heen. Weer ging mijn paspoort naar het kantoortje en dit keer liet ik ook de note-verbale zien. Onmiddellijk kwam er een man in een pak bij; hij vertelde mij dat dit niet zo kon, dat deze brief betekende dat de hoge baas moest beslissen en dat de hoge baas sliep, en dat ik morgen (vrijdag) mij op het kantoor van Immigratie moest melden.
Praktisch betekende dat dat ik een nachtje moest blijven, dat mijn tas met schone kleren wel naar Nairobi vloog en dat ik lichtelijk prikkelbaar werd.

iedereen is ingecheckt... ik wacht nog even, onvrijwillig.
Ik checkte weer in in het plezierige hotel, en ging me lang douchen omdat ik al een kleine 18 uur zweterige kleren aan had. Ik waste mijn onderbroek en mailde het kantoor dat ik een dagje later zou komen. Die presentatie moest dan maar door de crew worden opgevangen, en andere dingen zou ik wel online kunnen regelen.

Vrijdagochtend was ik om een uur of 9 bij de Immigratie.
Ik had met de mevrouw van de ambassade overlegd en zij vertelde mij: ga er heen, volg de procedure en als het te ingewikkeld wordt; bel dan terug.
Black Lion Building...
Het immigratiekantoor heet ‘Black Lion’.   

Een groot gebouw met een lange rij buiten. Via een zijdeur kon ik naar binnen en moest meteen naar kamer 89. In die kamer waren een paar bureaus neergezet, op die bureaus stond alleen een telefoon. In de kamer waren ook wat archiefkasten en ernaast, erop, ertegen en eronder lagen stapels ‘files’ roze omslagdingen met erin paspoorten en vellen papier. Niet een soort systeem waarin je makkelijk een paspoort terugvind, leek mij.
De twee mannen zaten hard pratend en sticulerend achter hun bureau en voor de bureaus stonden mensen, allemaal met een klein roze papiertje in hun hand. Precies zo’n papiertje had ik ook gekregen toen mijn paspoort werd ingenomen.
het roze fliebertje... tijdelijk paspoort
Na een tijdje voordringen werd mijn fliebertje aangenomen en werd gevraagd wanneer mijn paspoort was ingenomen; ‘gister avond’. Het bleek dat de ingenomen paspoorten nog niet van het vliegveld het immigratiekantoor bereikt hadden. Ik moest even wachten. De heren wilden of konden niet vertellen hoe lang. Met een vriendelijke glimlach wezen ze naar een klein zaaltje vol wachtende mensen. Ik dacht: ‘nou, daar heb ik geen zin in, ik sjees even naar het vliegveld en haal mijn bagage op en probeer mijn ticket van gisteren om te boeken naar vanavond’. Op het vliegveld was mijn bagage niet en in de computer konden ze die nog niet vinden. Bij het Ethiopian Airlines kantoor werd ik ongelooflijk vriendelijk geholpen door een snuggerik. Hij vond in zijn computer mijn bagage, vertelde dat het beter was even te wachten met het terugsturen uit Nairobi omdat meer handeling kunnen leiden tot meer verdwijntrucs en hij reserveerde een vlucht voor me op zaterdag ochtend, dat was zo’n $300 goedkoper dan vrijdagnacht. Aanzienlijk minder dan een nachtje in een hotel hier. Puik plan en hij zette me op een waitinglist omdat ik mijn paspoort nog niet had en niets zeker was. Pappenheimers.

welkom bij de immigratie..
Om 2 uur was ik terug in de Black Lion. Meer een naam voor een obscure discotheek, een achterhoekse motorclub of een geuzennaam voor een voetbalteam dan een servicegericht overheidskantoor. Ik wandelde semi energiek het kantoortje weer binnen en de mannen gingen semi energiek aan het zoeken naar de zending van die dag. Ze stuurden me naar boven, naar het kantoor van hun baas, daar wachtte ik op een pianokruk met 3 poten wiebelend tot de baas mij binnenliet in zijn zaaltje met skai banken en hij keek naar mij, keek naar mijn papiertje en zei dat ik naar kamer 89 moest. Ik vertelde hem dat ik naar boven gestuurd was door 89 en hij belde om te zeggen dat ik op weg terug was. Het enige verstandige van hem was dat hij wist dat het zinloos is te zoeken naar iets dat er niet is. Ik probeerde slim te zijn en zei; ik sta dus blijkbaar ten onrechte op een zwarte lijst, ik zou eraf zijn en hoewel ik mijn paspoort niet heb, kunnen we misschien wel regelen dat ik definitief van die lijst af ben en dat jullie een brief schrijven dat ik er niet op hoor, dat die lijst niet helemaal up to date is en dat ik mij vrij in en uit Ethiopie mag bewegen.
Hij keek mij niet aan toen hij vertelde dat ik naar 89 terug moest omdat ze daar op mij wachten.
Dus ging ik naar 89, de mannen waren nog immer aardig en ik zat op een stoel en hoorde hoe zij een ondervraging doen in het Armaic. De ondervraagde werd van twee kanten bestookt en de ondervragers schreven alles op, op de achterkant van een reeds beschreven velletje. Het klonk niet vriendelijk en de ondervraagde bibberde. Uiteindelijk werd hij meegenomen naar een ander kantoor en daarvandaan hoorde ik het onvriendelijke gesprek doorgaan op een iets luidere toon. Ondertussen bleven ze mij vertellen dat ik moest wachten, de paspoorten waren nog niet aangekomen van het vliegveld.
Deze keer besloot ik dat te doen, en ondertussen belde ik de ambassade maar weer eens om te vertellen dat het niet echt opschoot en dat ik nogal bang werd het weekend in Addis te moeten doorbrengen.
In de wachtruimte werden de kinderen inmiddels opstandig, in de galmende hal klonk hun gekrijs en dat werkte aanstekelijk, zodat ook andere kinderen gingen jammeren. Een gesluierde vrouw vond dat haar kind niet genoeg lawaai maakte en begon hem heel hard te slaan en aan onvolgroeide armpjes te trekken. Het werkte, het geluid werd harder.
Op de bankjes waren de Chinezen in slaap gevallen en hun ‘agent’ in een superstrak rokje en super strak t-shirtje rende tippelend op haar hakjes heen en weer met pakken roze files en maakte hen om de beurt wakker, sleepte ze een kantoor binnen en een kwartier later sloften ze dan weer naar hun plek om weer verder te slapen. Een Amerikaanse blonde moslim, met een rode baard en een moslimpetje op beende van de ene deur naar de andere en werd overal weggestuurd, mannen met jurken, mannen met wijde vlekkerige pakken, vrouwen met te strakke spijkerbroeken en te hoge hakken, vrouwen met lange moslimgewaden… het was er druk, maar een soort gelaten drukte met de audio van krijsende kinderen. (vergeet niet; tientallen overheidsdienaren die rondsloften met een velletje in de hand en heel erg actief niemand aankeken). Ik kon me niet voorstellen dat van al deze mensen een paspoort was ingenomen bij de grens en dat ze dat nu weer kwamen ophalen, maar wist ook niet wat ze hier dan wel deden. Uiteindelijk sprak ik met niemand.
Het gewone nummer van de ambassade werd niet opgenomen. Het noodnummer van de ambassade wilde ik niet proberen. Wanneer bel je een noodnummer? Doe je dat pas als je al in de gevangenis zit? Doe je dat als je gemolesteerd wordt, doe je dat als je je been breekt?
Na nog een half uur belde ik dat toch maar. Het werd niet opgenomen. En nog een half uur later belde ik het nogmaals. Ik kreeg een vriendelijke mevrouw aan de lijn, vertelde de situatie en zij zei dat de ambassade reeds dicht was, maar dat ze contact zou opnemen met de consulaire afdeling. Ze zei erbij dat het nu vrijdagmiddag was en dat het waarschijnlijk lastig zou zijn om het nu nog te regelen.
Langzaam begon ik aan het idee te wennen dat ik nog een dagje moest blijven, wat praktisch betekende dat ik het weekend in Addis zou doorbrengen.

Rond 5 uur waren de paspoorten er nog steeds niet, was er niemand die wilde bewegen en werd de Black Lion gesloten, iedereen werd naar buiten geveegd en ik droop af naar m’n hotel.
In de dagen dat ik hier was had ik een ‘eigen’ taxichauffeur gekregen Salomon werkt ook voor een Keniaanse mevrouw die bij de African Union werkt. Op weg van Black Lion naar mijn hotel wilde hij haar even ophalen en thuis droppen en dan mij wegbrengen. Hij had de hele tijd op mij gewacht (wel af en toe een klein klusje tussendoor gedaan) maar toch. Dus reden we naar het AU kantoor wachtte even op madame Anne en reden via haar huis, dat best een heel eind om was, door de vrijdagmiddagfile naar mijn hotel aan de andere kant van de stad. Madame Anne was verbaasd dat ik nog in de stad was, ze wist dat ik bij de AU een meeting had en ik vertelde wat er aan de hand was. In een zachte sluimertaal vertelde ze dat hier iedereen alles van elkaar weet en dat daarom niemand iets zegt. Dat er overal ‘agents’ zijn. Iedereen in dit land is aardig, maar niemand zegt iets uit angst. Iedereen kan een agent zijn.
Het was een soort feestdag, iets bijzonders met Maria en bij iedere kerk sloeg Salomon een kruisje. In Ethiopië is een feestdag slecht nieuws voor het vee. Het had geregend en dat was weer slecht nieuws voor het verkeer. Dus door de file heen op de drukke straten werden kuddes koeien, schapen en geiten naar het slachthuis gedreven. Wij moesten ook langs dat slachthuis en de scenes waren vrij bruut. De honderden koeien en stieren, een model van ca 1,5 x de Nederlandse maat, met imposante horens, stonden buiten het abattoir te wachten, de stieren werden opgewonden en de veedrijvers sloegen ze met stevige houten balken uit elkaar. De straat, de stoep en de muren waren bevlekt met bloed. Een bloedende stier lag de loeien op de stoep en de mannen eromheen maakte ruzie over wie de schade ging betalen. Door de langzame file was het een vochtige scene uit een slechte film. De chauffeur Salomon vertelde dat het abattoir een plek was die vroeger ver buiten de stad lag, maar dat de stad het omsloten heeft en nu vrij onhandig aan een grote weg ligt. De kopers kopen hun vee buiten het gebouw en nemen het levend mee naar huis; als het kan lopen is het transport goedkoper dan het in het slachthuis af te laten maken en dan in een vrachtwagentje naar huis te transporteren. De beesten en de mensen waren vol adrenaline. De file kroop verder en Salomon vertelde over de oorlogen die Ethiopië gevoerd heeft, dat de Italianen tot de tanden gewapend waren maar door de Ethiopiërs met messen werden verdreven, hij vertelde over de moedige strijd op Eritrea. Iedereen is een warrior, vertelde hij en als het nodig is staat iedereen zijn mannetje, de kordons worden meten gesloten. Hij vertelde over de dammen die Ethiopië aan het bouwen is in de Blauwe Nijl en hoe iedere Ethiopiër er aan bijdraagt en dat Egypte fel protesteert tegen deze dammen omdat ze afhankelijk zijn van het water van de Nijl, maar omdat iedere Ethiopiër bijgedragen heeft het een breed gedragen project is en dat Egypte een schijn van kans maakt.

Vlak bij het hotel ging ik langs bij een winkel waar ik een nieuw schermpje voor mijn Iphone kocht. Er werd benadrukt dat het een origineel scherm was en dat het $20 kostte. Die twee rijmen niet met elkaar.
Terwijl mijn gebroken scherm werd vervangen door een nieuwe werd er een kopie gemaakt van al mijn apps. Ik denk dat ook al mijn contacten gekopieerd zijn. En tegelijkertijd werd door de baas een prachtig meisje van achter de balie met veel misbaar ontslagen. De andere meisjes keken er gelaten naar. Het was een schreeuwende bende, met een lelijke boze baas en een mooi jankend meisje.

Terug in het hotel was eindelijk internetverbinding en kon ik iedereen vertellen dat ik er een weekend niet zou zijn, berichtte ik aan het kantoor in A’dam en in Nairobi dat het allemaal nog wel effe kon gaan duren, en maakte een afspraak met de NL ambassade voor maandagochtend. Belde met Ethiopian Airlines dat ze de stoel konden verkopen aan de hoogste bieder en vroeg of ze mijn bagage toch naar Addis konden sturen.

Vanmorgen, zaterdagochtend, ging ik mijn bagage van het vliegveld ophalen. Het duurde heel lang voordat ik het vliegveld bereikt had. De president en de rebellenleider van Zuid Sudan zijn hier in de stad aan het confereren en hebben gisteren een vredesding getekend. We hopen dat de vrede stand houd. Vanmorgen gingen zij van het Sheraton hotel weer weg naar het vliegveld. Alle straten waren afgezet en om de 100 meter stond er een agent met een AK47 en op straat wemelde het van de jongens in spijkerbroeken en strakke t-shirts. Op het vliegveld werd 3 keer opgeschreven wie ik was en wat ik kwam doen. Ineens zie je hoeveel mannen en vrouwen gemobiliseerd kunnen worden voor de veiligheid van twee obscure leiders. Het systeem heeft de zaken straks onder controle.
Er was geen bagage aangekomen.

Ik heb vanmorgen een lelijke broek en een lelijk poloshirt gekocht, een nieuwe onderbroek en slechtzittende sokken.
Mijn fraaie schoenen zitten onder de modder en hebben krassen opgelopen. Het is zoals het is. Ik heb geen zin om nieuwe (lelijke) schoenen te kopen.






maandag 30 augustus 2010

Fietsen door de Slum (fout woord)

Vorige week schreef ik een blogje over het zoeken naar en Gym in Dar es Salaam, Tanzania. Het ging daar niet over, maar het kwam er wel veel in voor. Ik kreeg nogal veel reacties, mensen die bang zijn dat ik heel veel kilo’s zwaarder geworden ben en langzaam vervet omdat ik geen gym gevonden had. Voor hen de troostende opmerking: ‘spieren zijn zwaarder dan vet… ik kom inderdaad weer zwaarder terug. Heb gym gevonden, heb gezweet en getraind, en vond er, zoals gewoonlijk, geen donder aan.’ Maar de dag er na voelde ik me wel beter, steeds weer.

Afgelopen week heb ik mijn klus in Dar es Salaam voorlopig afgerond en ben doorgereisd naar Arusha nabij de Keniaanse grens. Woensdag reizen F. en ik verder en zijn dan nog en paar dagen in Nairobi. Er is daar een Afrikaanse tv beurs. Ben heel benieuwd hoe anders het is dan de tv beurzen in Europa.

De dagen in Dar begonnen een beetje op de tast met voelsprieten, met eerste initiële reacties, een eerste kijk in de keuken en klungelig heen en weer rijden met een auto met een autistische chauffeur. Op een één of andere manier kon ik geen grip op die stad krijgen. In veel steden lukt het wel om bakens te herkennen, om een grid van de wegen te snappen, en steeds te weten waar Noord en dus Zuid is. Door de merkwaardige ligging van Dar lukte dat daar niet. Net te noorden langs de kust is er een schiereiland in zee, op dat schiereiland (niet te veel bij voorstellen) stond ons kantoor en ook de rest van de luxe villa wijk. Doordat de wegen niet recht lopen maar kronkelen langs bergen, langs de zee, en langs oude gebouwen of dingen die er waren voordat er wegen gemaakt werden, raak je de oriëntatie kwijt, doordat de zee dan weer links en dan weer rechts van je is weet je niet meer waar het noorden is. Echt belangrijk is dit niet, maar het idee om een stad, in elk geval geografisch te begrijpen, helpt wel bij het accepteren en begrijpen er van.
80% van het werk deed ik op kantoor en aan het kantoor vast was een klein appartement dat ik bewoonde. Er was dus ook niet veel noodzaak de deur uit te gaan. Maar op een gegeven moment vond ik het toch echt te dol. Via via hoorde ik van cycletours door de stad. Ik reserveerde en meldde mij ’s morgens, met een paar mensen die ik slecht kende, bij een shoppingmall. Daar zat een benige jonge man met een indrukwekkende bos haar in een theedoek gewikkeld met een bosje fietsen. De fietsen zagen er puik uit, de bandjes vol lucht, en hij vertelde schematisch wat we gingen doen; een kleine 30 kilometer door de slums fietsen.
Er zijn nogal veel slums in Afrika en in alle landen verschillen die van kleur gevoel, ontstaansgeschiedenis en waarschijnlijk ook van toekomst.
Nou ben ik wel eens eerder in een slum geweest en die zijn over het algemeen niet opbeurend. Tegenwoordig mag je niet meer slum zeggen, maar heet het ‘informele stadsuitbreiding’. Valt waarschijnlijk in dezelfde Amerikaans gedreven correctheid waarmee ook ‘eskimo’, ‘zwarte’, ‘indiaan’ en nog wat termen (voorlopig) in de ban gedaan zijn. Slum mag dus ook niet meer.
Goed, wij reden door de slum en eigenlijk vond ik het allemaal wel netjes. Vrolijke kinderen die beschaamd lachten, ze speelden met een lekke bal. De straten waren niet verhard, maar dat geld voor wel erg veel straten op dit continent en de boel was redelijk schoon, redelijk aan kant, redelijk kalm en zonder heel veel smerige vliegen en vooral; de lucht was schoon. Een van de plezierige dingen van Dar is dat er niet zo veel industrie is en dat het aan de kust ligt. Het waait er vaak schoon en de lucht wordt niet zo intens vies. Zo’n slum, met smerige riviertjes waar uitbuikende kinderen zich in wassen terwijl hun broertje er een paar meter verderop in staat de zeiken is een weinig hoopgevend gezicht. Een ander ding was dat die slums hier niet zo eindeloos waren. Van de ene buurt pedaalden we naar de volgende, we keken bij een gezin thuis; 17 mensen in 4 kamers, en iedereen lachte erop los, we kregen thee en een vettige verse boterham, vader zat op de stoep schoenen te lappen, zoonlief oefende engelse woordjes en het beeld was eigenlijk wel vredig. We fietsten door en kwamen bij een mini coöperatie; de ene man levert koffie bonen, de ander heeft en vuurtje, de derde een pan en de vierde kan heel goed roeren. Dan is een jongen die de versgebrande koffiebonen heel mooi kan verpulveren en een mevrouw voor de finishing touch: zij kookt het water en giet dit over de verse bonen. Resultaat: een grote pot koffie; daarmee gaan ze de markt over en iedereen die een kopje wil krijgt een schoon kopje, een bodempje drabbige koffie en de makers, krijgen allemaal een paar centen. Het economische model is schimmig; ik ben erg voor outsourcen, maar niet tegen elke prijs; ik denk dat een iemand dit klusje best in een kwartiertje in zijn eentje had kunnen fiksen; maar dat gaat in tegen het algemeen belang dat er zoveel mogelijk mensen een bammetje kunnen verdienen en waarschijnlijk zou de geldverdiener netto toch tegen het onderhouden van de andere makkers aan lopen. Dan kan je ze maar beter een baantje geven en zelf ook in de schaduw gaan zitten wachten, zonder de status van ‘het baasje met personeel’, maar gewoon met je vrienden, je partners in crime.

Zo fietsten we van de ene wijk naar de volgende, de ene moslim, de ander christen, de ene heel arm, de andere iets minder arm. Op de markt zagen we wat mensen eten en werden daar niet gelukkig van, nogal veel vliegen (hier wel). Een paar staten verderop zagen we hoe de zak van Max geleegd wordt; de spijkerbroeken uit Denemarken, Oostenrijk en Nederland worden gewassen, gerepareerd en verkocht. Puike broeken voor een paar Euro’s. Het zou nog best en business model kunnen zijn om ze zelf hier weer op te halen en... nee: focus.
Rijen en rijen winkels met spijkerbroeken, t-shirts, sleetse pakken, specialisten in witte overhemden en ik kon mij die goedbedoelende tante in Zwolle, Zutphen, Zaandam en Zierikzee voorstellen die, ach en wee knikkend en in gedachten bij dat kleine zwarte mannetje met die dikke buik de oude kinderkleren in een Zak van Max propt. Ze weet niet dat het keiharde handel is op een levendige markt in Tanzania. Belerende speakers, sjansende meisjes, een paar miljoen vliegen, handige afdingers en een paar blanken op mountain bikes.

Na een paar uur kwamen we weer terug bij de shopping mall. Ik was blij dat ik andere delen van de stad gezien had dan waar ik tot nu toe was geweest was, maar had ook een vreemde smaakt in mijn mond. Geld betalen, (nee, het was niet veel, maar toch...) om naar mensen te kijken die geen geld hebben. Je te vergapen aan het gebrek aan van alles; geen wegen, geen water, geen scholen, geen toekomst... je kan bijna niet anders dan ‘oh gossie’ zeggen en er meewarig bij kijken bij de aanblik van de endeldarm van de samenleving. De vergelijking is cru, maar het had toch iets van een dierentuin waar je naar de ijsberen kijkt en denk: tjonge klein en smerig hokkie, hmmm ziet er niet zo leuk uit, en dan ijsjes likkend doorloopt naar de wolven die gefrustreerd hetzelfde traject draven, je denkt: sukkels, en de vogels hebben last van uitvallende veren, de giraffe kan niet door de deur en aan het eind van de dag sta je buiten heb je een smakt centen uitgegeven en denk je: ”wat een fantastische dag; lekker veel gelopen ook”.

Toen we fietsten vroeg ik mij af: deze slum is niet heel prettig om in te wonen, maar is echt veel minder erg dan die ik Kenia, in India in Brazilië... Deze jongen hier heebn het niet lekker, maar die mensen elders... dat zijn verwarrende gedachten: Zo’n gevoel hoor je niet te hebben als je de slums uit komt en weer in de airco auto naar huis rijdt, de chauffeur een paar centen geeft, biertjes koopt bij de supermarkt en ’s avond fantastische pizza’s eet bij een Italiaanse joint aan de kust. Dit soort gedachten passen niet in het beeld als je gewapend met een fles wijn naar een feestje gaat, ’s nachts hossend door een discotheek stuitert en de volgende dag toch maar niet dat boottochtje gaat maken omdat de goedkope wijn voor een klotsende kater zorgt. Die werelden passen niet bij elkaar en toch zijn ze hier maar een paar meter bij elkaar vandaan. Het is een mind game om die dingen toch op elkaar aan te laten sluiten.


Effe wat anders, iets heel anders:

De afgelopen dagen zijn er ineens allemaal mensen die ik ken overleden. 3. Nou staat ‘de dood’ in Afrika in het algemeen dichter bij ‘het leven’ dan bij ons, maar deze doden die te betreuren waren, waren allemaal Nederlanders die er ineens, als donderklap bij heldere hemel, mee ophielden. Op zich zijn het 3 mensen die ik een beetje tot redelijk ken, maar die ik wel allemaal al heel lang ken.
Ik zal er, om het bruut te zeggen, geen minuut minder om slapen, maar toch merk ik dat ik de hele dag aan de doden, de nabestaanden, de vrienden en vooral die kleine kinderen die ze achterlaten, denk. Ik merk dat ik er toch narig van wordt, en weet dat mijn narigheid een kruimeltje is in vergelijking met het eindeloze leed dat de nabij-en is aangedaan door het verdwijnen van de lui.
Het idee dat het ineens zomaar voorbij kan zijn is gruwelijk, en toch ook wel weer comfortabel. Dat geldt natuurlijk vanuit de optiek van de dode. Voor alle anderen is het wel heel erg anders.

Zal ik nog een kleine speculatie loslaten op... Nee, deze keer niet.