alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

zaterdag 15 januari 2011

een onbedoelde practical joke

Gisteren was ik stevig uit gegaan en vandaag fietste ik kribbig door de stad. Wolken in mijn hoofd op zaterdag.

Nairobi is iets meer dan een eeuw geleden gebouwd aan de oever van de Nairobi river. Je kan het je niet voorstellen, maar het is een treurig, smerig, kabbelend vuilnisrivier
tje. Er zijn schrikbarend weinig bruggetjes over dat riviertje en ondanks de prulligheid er van is het een behoorlijke horde is dit deel van de stad. Als ik naar een ander deel van de stad moet, moet ik bijna altijd omrijden om bij een van de twee bruggen te komen; óf een file van 3 kilometer naar links óf een omweg van een paar kilometer, maar met een dunnere file naar rechts.

Vanwege de wolken in
mijn hoofd wilde ik extreem hele vis curry maken. Vis is gezond en van curry ga je grappig ruiken, als je hem heel heet maakt zweet je de rotzooi uit je lichaam. Daarbij had ik bedacht dat ik ook een Chili peper plant wilde hebben. Dat was een overzichtelijk boodschappenbriefje. In Lavington, een wijk zo'n 4 km van mijn huis is een indiaase winkel waar ze zowel plantjes verkopen als alle ingredienten voor curries worden verkocht en er naast zit een slager die ook vis verkoopt. Als ik daar vis koop heb ik altijd het idee dat ik vloek in de kerk. Het ruikt er binnen naar geronnen bloed. (dit schrijf ik alleen omdat ik het woord 'geronnen' mooi vind, en ik eigenlijk niet weet wat de tegenwoordige tijd er van is. quizz vraagje)

Ik ging op de fiets omdat ik geen auto heb en niet in een busje wilde zitten met andere stinkende mensen en niet tegen en taxichauffeur wilde praten.

Van mijn huis kan je doorsteken over het terrein van St Mary's School, maar dat mag niet. Dat is een uitgestrekt perceel met m
ooie bomen, een voetbalveld, een paar woningen, een kerk, schoolgebouwen en een begraafplaats, de Nairobi river stroomt sukkelig over het terrein heen en er is een klein bruggetje. Doorsteken scheelt een paar honderd meter, het scheelt een hoge klim, en het scheelt veel stinkend verkeer. Bij het hek staat een wacht; een man met een pet en een walkietalkie (ook al zo'n mooi woord, lekker sixties). Eigenlijk mag je het complex niet gebruiken als een short cut dus werd ik aangehouden. Hij vroeg me wat ik wilde en ik zei dat ik naar de kerk ging. Een mens mag niet liegen. Aan de andere kant, toen ik het terrein afreed zat de collega van de bewaker met ook zo'n walkietalkie en hij vroeg of ik de kerk niet gevonden had. 'Jawel', zei ik en stak mijn duim naar hem op.

Een uurtje later had ik mijn boodschappen gedaan, en fietste met een doosje met 3 piepkleine peper plantjes, een vijg en een kaffir lime plantje (hoe heet dat in het Nederlands) achterop mijn fiets terug. Ik wilde weer over het schoolterrein. De wacht vroeg mij wat ik wilde en ik zei, omdat ik niet een tweede keer de kerk wilde misbruiken, dat ik naar de begraafplaats wilde.
Toen ik 10 minuten later bij het andere hek aankwam zei de bewaker; "Hola mijnheer, als u naar de begraafplaats wil dat moet u daar heen..." en hij wees naar een afslag die ik eerder gemist had. Ik draaide een stormrondje op mijn fiets en nu zag de bewaker de plantjes en hij zei: "Heeft u een schepje?" Ik vroeg me af waar hij het over had, ik had nog steeds geen zin om te praten en zei nurks dat het allemaal wel goed zou komen.

Voor de vorm liep ik een rondje over het begraafplaatsje dat er keurig en mooi uit zag. Eigenlijk wel een fijne plek om dood te liggen. Ik schuierde wat tussen de graven, las een paar namen en verbaasde mij dat er wel erg vaak R.I.P. stond.
Ik vond het vreemd om op een zerk een afkorting te gebruiken. Er kwamen ook andere fraaie teksten voor. Door het hekje kwam een tuinman. Hij had van mijn bagagedrager het doosje met de planten meegenomen en had een schepje in zijn hand. Hij vroeg me voor wie ik kwam en ik zei dat ik alleen maar rondkeek. "Waar wilt u deze planten?" en ik wees op een vers graf dat nog maar net gegraven was, een maandje of twee. Twee uitgebloeide grafboeketten in plastic lagen er op.

Samen met de man met mijn plantendoos liep ik naar het graf en aan het voeteneind plantten we samen een klein chili peper plantje. Toen we klaar waren met die ene plant vroeg hij waar ik die anderen wilden zetten. "Nee, die neem ik weer mee...," zei ik, "...maar wilt u deze straks nog een flinke plens water geven?" Hij zou er voor zorgen en gezien de staat van de andere planten op de graven loog hij niet.


Even stond ik alleen naar dat kleine plantje aan de voeten van een onbekende dode te kijken. Over een jaartje is dat een grote struik met allemaal kleine knalhete pepers en dan zal iedereen zich afvragen of Sister Nancy toch niet iets met de duivel had.


Ik knikte naar de wacht toen ik het terrein affietste en hij knikte terug. Ik hoop van harte dat ik het mij herinner een keer terug te gaan om te checken of het wat geworden is tussen Sister Nancy en het plantje aan haar voeten.

zondag 9 januari 2011

Immigratie en Zuid Sudan...


Gisteren was mijn laatste dag in Dar, tenminste voorlopig. Ik heb de afgelopen week vrij veel gedaan en lekker inhoudelijk gewerkt. Het werken met een team is toch veel leuker dan in je eentje. Het werken aan iets concreets is lekker helder en als ik daar ben kan ik ook een verschil maken. Dat is ook leuk en het voelt als nuttig.
Alle dingen die ik in werking had gezet moesten
vrijdag naadloos in elkaar passen, maar rond lunchtijd kwamen de heren en dames van de immigratiedienst binnen. Die wilden van iedereen paspoorten en werkvergunningen zien. Dat leverde veel gedoe en onrust op. Toen wij op school zaten zochten wij altijd naar een onregelmatigheid in het vaste patroon. Of het nou in het weer zat, in een gebroken raam of een gek wordende leraar, dat soort verzetjes hadden maar een doel: vrij. Zo leek het ook met de immigratiemensen te werken; zij waren het verzetje en toen ze de deur uit waren na 3 uur babbelen waren alle trouwe medewerkers ook weg. Dus de planning van de vrijdag waarop alles in elkaar zou moeten vallen verviel en op zaterdag zat ik in mijn eentje op kantoor om de boel in elkaar te zetten en hoewel het niet 100% goed is, is het en hele verbetering. Ons tv programma daar is weer opgefrist en als de braverikken op kantoor niet geen muiten dan is het voor de komende maanden weer in orde.

Zaterdag was dus ineens een werkdag geworden; ik was van plan ‘iets’ te gaan doen, wist nog niet wat, maar in elk geval iets wat ik nog nooit gedaan had. Dat kwam er niet meer van, plannetje in duigen. Rond een uur of 5 was ik weer in het hotel terug en moest daar een ellenlange afrekening maken. Ondertussen sprak ik met een Ier die ook in dat hotel zit. Die vertelde dat hij er gek van wordt dat hij altijd alles moet controleren in Tanzania. Dat zijn personeel, ook mensen die al 15 jaar bij hem werken, nog steeds alles proberen te jatten, (en dat hij ze zonder er lang over na te denken dan meteen ontslaat... 1 maand in dienst of 15 jaar; hopla de deur uit). Ondertussen werkte ik mij door de rekening heen; een week kost en inwoning, hoe moeilijk kan het zijn? Maar ik vond 6 dikke fouten, die gek genoeg allemaal in het voordeel van de ander waren. De Ier vertelde dat zijn personeel ongeveer 2 keer per jaar de immigratiedienst op hem afstuurt; telkens weer hopen ze dat zijn papieren niet in orde zijn, dat hij het land wordt uitgezet en dat zij dan zijn bedrijf krijgen. De immigratiedienst is, eufemistisch gesproken, niet geheel vrij van corruptie. Zo iets merkte ik gisteren ook. Hij vertelde dat ze pas weg gaan als ze een ‘bruine enveloppe’ gekregen hebben. Dat merkte is gisteren ook. Zelfs als alles in orde is, vinden ze nog een mogelijkheid om niet weg te hoeven.


We spraken verder en besloten dat te doen in the Irish bar, omdat die aan het water is en dat is dus leuk. Maar die bar was een tikkie saai. We waren er om 23 uur en dat is natuurlijk veel te vroeg. Dus dronken we bier (op Guinness na geen Iers bier te krijgen) en het werd rond 1 uur inderdaad wat drukker, maar nog steeds vrij levenloos. We gingen dan maar naar een echte club en tot een uur of 5 misdroegen we ons in een glimmend witte discotheek met prachtige mensen.

Vanmorgen om 8 uur stond de chauffeur van de zaak klaar om mij naar het vliegveld te brengen. De hele rit heb ik glazig voor me uit gekeken.


Toen ik het land uitgestempeld wilde worden zag ik dat er op de computer van de immigratiedienst een rode blinkende warning bij mijn naam stond. Er was een opmerking die zei dat ik geen workpermit heb. De douanemijnheer keek er naar, haalde er een collega bij, draaide het scherm weg zodat ik het niet meer kon zien. Hij zei: “U heeft geen werkvergunning”. En ik zei “Dat klopt”. “...en waarom heeft u die niet?” “Sinds wanneer hebben toeristen een werkvergunning nodig?” Hij keek nog eens naar zijn scherm en zei: “Heeft u genoten van uw vakantie?” “Ja hoor, het was allemaal prima.” En hij stempelde mijn paspoort.

Ik liep door en twee minuten later kwam hij achter mij aan en zei: “Ik kan die opmerking wel uit het bastand halen”.

Ik had niet zo lang geslapen en was niet in erg goede doen. Die opmerking van de kleine gluiperd schoot mij dubbel en dwars in het verkeerde keelgat en bijna kwam ik tot een woede-uitbarsting, realiseerde mij net op tijd dat als hij een opmerking op dat scherm weg kan halen, hij er dus ook een bij kan zetten. Ik lispelde alleen: “Laat maar...” waar ik 5 minuten later spijt van had. Het zou wel handig zijn als die opmerking weg is. Maar ja... de ergernis won van de rede en de ergernis groeide omdat ik niet adequaat was. Bruisend van irritatie kocht ik cappuccino die zo smerig was dat ik hem terug bracht naar de counter en vroeg of ze hem zelf wilden opdrinken. Maar dat wilden ze niet.


In het vliegtuig zat ik naast een meisje van 8 dat niet van vliegen hield. Ze reisde alleen en hield met een klam handje de hele vlucht lang mijn hand vast en vroeg wel 5 keer “Where are we now?” Toen de purser vroeg was ze wilde drinken keek ze vragend naar mij... ik zei dat ze echt zelf mocht kiezen en heel zachtjes zei ze, fluisterend in mijn oor. “I don’t have money...” Het was vertederend.


Op het vliegveld in Nairobi was het extreem druk. Vlak na onze landing vertrok er een vliegtuig naar Juba in Zuid Sudan. Vandaag is het referendum daar over de onafhankelijk. Het ziet er naar uit dat er een heel grote meerderheid vóór die onafhankelijkheid gaat stemmen, dan hebben we binnen een paar weken een land er bij op de wereld. De vorige keer dat er een nieuw land ontstond (Oost Timor) was ik binnen een maand een van de eerste toeristen, ik ga nu ook proberen binnen een maand dat stempeltje te halen. In de afgelopen weken zijn heel veel vluchtelingen (diaspora’s) uit de hele regio naar Zuid Sudan terug gegaan om vandaag te kunnen stemmen. Er was een enorme, maar een hoopvolle, remigratie op gang gekomen. Het merendeel van de reizigers die nu naar Juba wilden vliegen waren Indiërs en Chinezen. Er gaat heel veel NGO geld naar Zuid Sudan stromen en de VN wil ook graag dat het een succes gaat worden en omdat er olie is zou het heel goed kunnen dat het een van de rijkere landen in de regio wordt. De reizigers nu zijn de vliegen die op de stront afkomen. Als je nu je winkel opzet, je handel begint of een onmisbare dienst verleert dan is dat zakelijk geen onverstandig besluit. De koek gaat nu verdeeld worden. Er zit een naar en hebberig luchtje aan, maar het is logisch en op zich is het hoopvol dat deze verkenners hun duiten willen investeren in dit land, terwijl de toekomst nog helemaal niet zeker is.


In de afgelopen maanden hebben allemaal berichten in de krant hier gestaan over 'the shaping of a new country'. Hier is een foto van de deelnemers aan 's lands eerste beauty contest, er was een geinige wedstrijd wie het volkslied mocht componeren en vervolgens gedoe omdat het gekozen lied een soort dodenmars leek. Dan was er wat gesteggel over de vlag. Het decorum dat bij een nieuw land hoort zijn de handvatten voor de bevolking.


De komende maanden zal duidelijk worden wat er gaat gebeuren; Voor Kenia zou het een enorme opsteker zijn als Zuid Sudan een succes wordt; het is een landlocked land en alles zal geïmporteerd moeten worden; de haven van Mombasa in Kenia is de dichtstbijzijnde haven en alle transport zal door Kenia heen gaan, een groot deel van de miljarden die de VN heeft klaar liggen zullen in Kenia worden uitgegeven want daar in Juba is helemaal niets, op de winkels van de Chinezen en Indieers na dan, maar dat duurt nog wel even voordat die echt up and running zijn.

zaterdag 8 januari 2011

Die klote Hemmingway, wereldkampioen schrijven

Op het terrasje van mijn hotelkamer in Dar es Salaam herlas ik gisteren ik Hemingway’s avonturen in Kenya. Het is vervelend er achter te komen dat hij alles zo verdomd goed doet en er dan ook nog zo intrigerend over kan schrijven. Die man is overal geweest, heeft alles gedaan wat overal gedaan moest worden en deed er dan ook leuke dingen bij; lang in kroegen hangen, altijd de mooiste vrouw aan zijn arm en de huizen waar hij woonde waren ook nooit lullig. Hij had de beste en interesantste vrienden die hem onderdak gaven, hij beheerde een eindeloze stapel flappen uit een never ending oorlogskas. Hij sprkt een hand vol talen uit de regio (Kamba, Swahili en Masaai en met de Kamba vrouw uit zijn half legale relatie mompelt hij spaans, net als met de rhino’s).

Hij noemt zichzelf Papa en de vrouw waar hij de tent mee deelt als hij niet bij zijn Kamba protegé is noemt hij Miss Mary. Hij slaapt met een jachtgeweer onder de lakens en gin-tonic onder handbereik, ontbijt met bier en thee en onderhoudt een kudde personeel, half voor de jacht half voor zijn eigen eten en transport.


Miss Mary moet een grote dikke oude leeuw schieten en driekwart van het boek gaat er over dat ze zitten te wachten totdat die leeuw een fout maakt en eindelijk de spill gebroken kan worden. Ondertussen blust hij vuurtjes bij de dorpen in de buurt, vliegt over de steppe en rotzooit er op los met de Kamba girl en Miss Mary.

Terwijl ik het lees denk ik aan zijn verhalen in Ronda, vistochtjes in Cuba die niet helemaal goed afliepen, een oorlogje her of der, stieren vechten in Madrid, deep sea fishing in Florida, blokhut leven in Minnesota, zijn ontmoetingen in Parijs met Orwell, de mythische boekhandel Shakespeare & Co (volgens mij bestaat ie nog steeds in de Marais).

Het is jaloersmakend om zo te kunnen reisschrijven, de helft er bij te verzinnen, een onderliggend plotje te bouwen, een spanningsboog te maken die nauwelijks voelbaar is, naar ondersteund wordt door kleinere bogen. Een boog voor de persoonlijke ontwikkeling (blijft Miss Mary het pikken dat iemand anders verliefd is op Papa), een bigger picture (gaat Miss Mary die leeuw omleggen of gaat dat niet lukken) een nog bigger picture (komen de Mau Mau de blanken hun land uit zetten, de dreiging is steeds voelbaar), nog een langzame grote boog (zorgen over de toekomst; hoe moet het als we hier weg gaan, waar gaan we wonen, kunnen we deze mensen en deze beesten alleen laten) en dan weer de kleine zorgen: het bier is op; er moet een bokje geschoten worden voor het diner, maar dan moet er een moslim mee om hem halal te slachten. En dan wordt alles weer doorsneden omdat het ineens 2 dagen gaat regenen en Papa door zijn verzameling Simenons heen is (a compilation of 5 books would make 3 good ones).Al die lijnen en bogen worden samengevlochten tot een grote stroom daden, dromen en gedachten.., soms een tikkie saai, maar dan ten minste prachtig geschreven.


Toen ik genoeg gelezen had wandelde ik naar de bar en dronk een biertje met uitgebluste blanken. Er is hier een Canadees die hier voor niets woont in ruil voor een website, al maanden probeert hij die te maken. Volgens mij is het zijn doel dat dat ding nooit af komt. Er is een Belg die hier al 20 jaar woont en ver weg in de jungle blokhutten bouwt voor de werkers van infra projecten. Hij was 2 weken met zijn ouders en zus op stap geweest en verlangde naar de stilte van ‘buiten’ waar hij dagelijks 5 uur in het vuur kijkt (2 uur ’s morgens om te denken over het werk, 3 uur ’s avonds om te denken over het leven). Hij wordt door zijn medewerkers voor gek wordt verklaard en hij wil niet al te succesvol worden, want dan heeft hij niet genoeg denk-tijd meer.

Er loopt hier een Nieuwzeelandse Maori rond die al 9 maanden een proces aan het voeren is tegen de internationale school. Hij is bijna blut en gisteren kwam eindelijk de uitspraak; hij heeft gewonnen, maar de school gaat in hoger beroep en hij heeft daar geen geld voor. Vandaag vertrekt hij naar Kiwi land.


Ik kon het niet laten hun levens (en de mijne incluis) te vergelijken met dat van Hemingway. Of wij doen iets fundamenteel fout; of die Hemingway kon het allemaal gewoon beter verwoorden. Dear Ernest heeft zich ook vele dagen zich zitten vervelen, heeft ook last gehad van muggen en buikloop, heeft onzekerheden gekend, had miscommunicatie met zijn staff en heeft emmers liefdesverdriet overleefd. Hij schrijft er niet over, maar gezien zijn ijdelheid moeten het slagen in zijn gezicht geweest zijn.


Terug in mijn kamer wilde ik verder lezen, maar merkte dat ik mijn boek vergeten was, op de bar laten liggen. Weg.

Laten we hopen dat een slimme Tanzaniaan zijn tanden er op stuk bijt en in vervoering raakt over de mooischrijverij.

dinsdag 4 januari 2011

nieuw jaar in Diani

Mijn huis heeft iets van een duiven til, het is hoog boven de stad. Via de gate kom ik binnen, knik naar de portier en ga een lange rij trappen op naar boven en kom dan in mijn eigen geïsoleerde wereld. Zie alleen maar boomtoppen en de bergen in de verte. Het is heerlijk en fijn, maar je kan makkelijk de connectie met de aarde verliezen. J.M. uit NL adviseerde mij mijn computer eens een tijdje uit te zetten en iets te gaan doen. J.M. weet wat goed voor me is, maar het is niet makkelijk altijd haar adviezen op te volgen. Het werd tijd de horizon te verbreden en daar had ze gelijk in.


Dit ‘festive season’, dat we net achter de rug hebben, betekent in dit land dat iedereen als een idioot ergens ander hen gaat rijden, dat alle vluchten vol zitten en dat alle hotels volgeboekt zijn. David, een kennis, heeft een huis aan de kust en nodigde mij uit. Misschien zag hij dat mijn horizon verbreedt moest worden, misschien deed ie het omdat hij wist dat ik toch geen ticket kon krijgen. Hij is een white Kenyan en heeft zo'n familiehuis daar, al 200 jaar. ‘t Leek mij wel geestig, zijn moeder, zijn zus en familie en vrienden en hij en zijn man zouden daar zijn, en zouden nog meer mensen uit Nairobi komen. Dus zette ik er iemand op een ticket te krijgen en die belde na twee uur al op dat er nog één ticket naar Diani was en dat boekte is; toen smsde ik David, en hij berichtte terug dat er wat gedoe was en dat het huis vol was. Ineens vond ik hem minder aardig. Ik ben heel hard aan allemaal touwtjes gaan trekken en uiteindelijk kreeg ik een heel klein, heel heet en heel rabbig hutje onder een boom vlak naast het strand. Het leek me best en kostte geen drol... Maar het was niet zo best want het dak van het huisje was de springplank voor alle apen in de buurt om van het strand de boom in te komen. Binnen in de hut hoorde je alleen een heel harde klaboem en dan daalde het eeuwen oude stof als een zachte regenbui uit het palmbladeren dak neder. Dat begon om ca 3 uur 's nachts en hield op tegen de tijd dat het in het hutje te warm werd, rond 9 uur. Heel geestig; stadse jongen maakt inschattingsfoutje foutje in Afrika.... De apotheose was op 1 januari, na een feestje op het strand tot 5 uur, dansende apen boven mijn hoofd, werd ik op 8 uur gewerkt omdat het om 9 uur check out time was. Ik was nog lichtelijk beneveld en had niet echt een alternatief om verder te slapen. Ik voelde me als een 14 jarige scholier die voor het eerst op tienertoer is en nog niet weet hoe de wereld werkt na een fles aldi huiswijn... dat was geen fijne start van het nieuwe jaar.


Daar op het strand waren de hele week door allemaal feesten en zo variërend van een Michael Jackson contest voor 3 tot 10 jarige (pure kinderporno), tot house parties met Duitse DJ's, met heftige opgeschoten blanken en indiaase jongeren die een soort spring break parties hielden (al die witte Kenianen studeren in Zuid Afrika of Londen en komen dan rond kerst terug om zich te misdragen).


Diani is een stuk strand van ca 10 km lang met prachtig wit zand aan een lauwe blauwe zee. Op een paar honderd meter uit de kust is een koraal rif zodat de haaien niet bij het strand kunnen komen, het is ver genoeg weg zodat ze zee niet een zeikerig binnenmeer wordt. Langs dat strand zijn tientallen grote hotels, van chique internationale ketens tot een soort Cubaanse clubs met verkeerde bandjes met Midden-Amerikaanse salsa (terwijl muziek een van de weinige dingen is die niet geïmporteerd hoeft te worden) en met groen kunstgras langs het zwembad... en een paar plekken waar kamers verhuurd worden aan onberekenbare passanten en white trash.

Om middernacht was er een imposant vuurwerk langs de kustlijn... (Ik snap het economische concept nog steeds niet; waarom gaan die all inclusive hotels zich zo te buiten, terwijl het beter is je gasten, als ze eenmaal betaald hebben, weg te sturen. Dan consumeren ze toch minder?)


Daar in Diani ontmoette ik via via een Nederlandse film maakster en cameravrouw die met haar Keniaanse man een ienieminie productiebedrijf heeft en bezig was een film te maken voor een festival dat daar plaatsvond. Met open armen werd ik ontvangen en haakte in bij haar gang en huppelde zo het nieuwe jaar in. Overdag liep ik lange enden over het strand langs alle all inclusive hotels naar de enige tent waar zwervers gewone koffie kunnen drinken en dan kwam ik die gang van Jessi ergens tegen en deed mee in de grote brainstorm van hoe het mogelijk zou zijn voor haar een economische basis te vinden zonder als blanke in de charity hoek geduwd te worden. (Het is echt ziekmakend om te bedenken hoe in dit deel van Afrika iedereen er van uit gaat dat je als buitenlander rijk bent, getalenteerd bent en dat je die kwaliteiten gratis komt afleveren. Dat ze geen ‘dank je’ hoeven te zeggen en er zelfs sloppy mee om kunnen gaan omdat het gratis was, hoe ze kunnen overvragen zonder na te denken wat de echte behoefte is en jou nog het gevoel geven dat zij iets voor jou doen.)


Gelukkig kon ik inhoudelijk een heel klein beetje helpen aan Jessi's productie en kon zij mij een heel fijn appartementje in haar compound leveren, nog steeds voor een zeer vriendelijke prijs, want daar onder die apen was toch niet goed voor de nachtrust...

Wat is het toch fijn om klusjes te hebben, hoe klein dan ook. wat is het toch fijn om omringt te zijn met geestverwanten.


Ik ben inmiddels helemaal opgewarmd van de tropische zon, de liters strand bier, de houseparties met twintigers in strakke lijfjes (“you hair is grey, nice you’re here anyway, yeah happy new year to you, mister”) en de gesprekken met Jessi en haar gang over inhoudelijke, productionele en ontwikkelingszaken in een Keniaanse context... erg prettig. Langzaam leer ik steeds meer over dit vreemde land, langzaam leer ik dat ik niet de enige ben die er geen donder van begrijpt (waarom doen ze niet wat ze zeggen.....?) De reviaanse man van Jessi was geen uitzondering, ook hij verbaast zich dagelijks over de gang van zaken. Heel bemoedigend.


Van Diani beach gisteren naar Dar es Salaam gereisd. Het is hemelsbreed misschien 100 kilometer. De weg werkt niet, de douane werkt niet en dus moet je vliegen. (Of 10 uur in een hobbelbus zitten). Om 5 uur ging ik met een taxi naar Mombasa, om 2 uur was ik op Zanzibar airport en om 4 uur op kantoor. In totaal was het 11 uur reizen voor 100 km... fietsend zou het in Nederlandd sneller zijn.


Op de verschillende vliegvelden las ik kranten en las onder meer dat het familiebedrijf van David, die mij aanvankelijk uitnodigde, een heel zware waarschuwing aan de aandeelhouders had gegeven. De zaken gingen toch niet zo goed als aanvankelijk voorgesteld was. Ik kan mij voorstellen dat ze met de hele familie bij elkaar iets anders te bespreken hadden dan het happy new year te vieren met vage bekenden.


Op kantoor ontdekte ik dat de crew besloten had dat er vandaag geen uitzending van ons dagelijks programma zou zijn omdat ze nog een beetje te veel in de vakantiestemming waren. Ik heb iedereen terug laten komen en ze hebben uit oud materiaal een aflevering in elkaar gezet die om 5.45 uur bij de omroep werd afgeleverd en om 6 uur werd uitgezonden. Ziedend vroeg ik mij af of ik gek was of zij... hoe je het in je hoofd kan halen om te besluiten dat de tv maar een half uurtje op zwart zou moeten... de gotspe!

Heb het gevoel dat ik niet voor niets een hele dag op vliegvelden zat en heb het

gevoel dat het nieuwe jaar echt begonnen is.

Nu nog een weekje in Tanzania. Lekker concreet werken met leuke mensen. Heerlijk.

zaterdag 25 december 2010

terrastuin, vallen en opstaan en de schade


Het verhaal hier onder publiceerde ik nog niet, schreef het al een weekje geleden.


Gisteren en vandaag waren drukke dagen. De voorlopige score: 1 ontslag, 4 blaren, een vies trappenhuis en voor ‘het werk’ moet een aanvraag geschreven worden. Centen binnen halen is belangrijk. Eerder is het gelukt, dus moet het nu ook lukken. Het komt op meer aan dan alleen fijn formuleren.

Afgelopen zondag stond ik op mijn achterbalkon, (niet te verwarren met het voor-terras) en ik keek naar de bouwput achter mijn woonst. Sommige dingen in Kenia gaan tergend langzaam, andere dingen gaan snel. Toen ik hier kwam wonen (4 weken geleden) keek ik uit op een prachtige villa, met een fraaie oude tuin. Ineens was het dak van die villa af en zag je de geweldige ruimte indeling, de muren stonden nog overeind en talloze mannen waren de leidingen aan het strippen en waardevolle dingen aan het slopen. Nog een dag later waren de muren weg en al afgevoerd.

Wat overbleef was rode aarde en een slordige tuin. De grond is hier vrij duur en er zal beslist iets hoogs en rendabels gebouwd worden. “De tuin zal slinken”, bedacht ik mij. Toen werd er een week weinig gedaan (er werd een wc gebouwd en een opzichtershutje) en ik keek uit over de tuin en zag nu planten en bomen staan.

Al een tijd rij ik door deze stad en bedenk mij dat ik gewassen voor mijn terrastuin wil kopen. Het is leuk de tuin in te richten, het is leuk om daarover na te denken en het is niet leuk om geld uit te geven aan nutteloos kruid. Dus dacht ik iets langer dan ik wilde over wat ik wilde.

In Amsterdam zijn een paar huizen die je van de straat kan zien die bomen op het dakterras hebben. Aan de Amstel is er één met kromme dennen, aan de onvolprezen Haquartstraat en zelfs mijn overburen op de Brederodestraat hadden een boom (maar dat was zo’n kerstding die ze na bewezen diensten op het dak hadden gegooid en die ineens was gaan groeien). Een boom op een terras zegt iets over de grootte van het terras, over een soort rijkdom en over langdurigheid. Dat laatste is tegenwoordig niet meer waar omdat je complete bomen naar boven kan laten takelen, maar er is nog zo’n zweem en dat verlekkert.

Het was dus vrij logisch om bomen te willen en ik had geen idee welke. Maar uitkijkend over de tuin beneden bedacht ik mij dat ik eens een praatje met de opzichter zou moeten maken over wat de plannen waren met al dat fraaie groen. Als mijn veronderstelling klopte dan zouden de bomen, planten en struiken van beneden spoedig gerooid worden of op zijn best in handen komen van een tuincentrum zoals die hier langs de weg staan. Als ik mijn boom daar zou kopen dan had een handelaar geld verdiend en had ik meer betaald. Het waren zo van die gedachten.

Maandagochtend om een uur of 7 stond ik te douchen. Mijn badkamer kijkt uit over die bouwput en ik hoorde een merkwaardig geluid. Mannen met grote hakmessen waren bezig de door mij begeerde bomen en struiken om te hakken.

Ik spoedde mij, handdoek om mijn middel, naar het balkon en schreeuwde tegen de heren dat ze even moesten ophouden omdat ik die dingen wel wilde kopen. Geld maakt gelukkig en ze hielden meteen op. Ik had afspraken en wriemelde er nog een kort bezoekje aan de bouwplaats tussen. De vriendelijke man leidde mij rond en ik wees aan wat ik wilde hebben; een frangipane boom, een bottle brush boom, ik wilde graag die stam van die boom die hij net geveld had en een heel Grote Struik met kleine witte blommetjes. Ik maakte een prijs af, inclusief naar boven brengen (5 hoog) en haastte mij naar mijn afspraak, met klei aan mijn zolen. Vriendelijk zwaaiend naar de mannen.

Halverwege de dag werd ik door de mevrouw gebeld die mijn huis schoonmaakt (Dorcas heet ze). Ze vertelde dat er spaken in het wiel gestoken waren. Thuis hoorde ik het verhaal: De man had geen buitenlanders op de bouwplaats mogen toelaten en was onverwijld ontslagen. Op de valreep had wij nog wel de bottlebrush boom en de in stukken gehakte frangipane boven gebracht. Dorcas had hem betaald. Het woei hard en ik zette de fragipanestronken in een emmers water en zette de bottlebrush op de hoek van mijn terras, zekerde hem met touwen en ging weer aan de aanvraag schrijven.

Anderhalf uur later werd ik wakker uit een computercoma en keek rond, maar zag alleen de wortels van de bottlebrusk parmantig over de reling van het terras steken. De boom was weggewaaid, over het hekje en hing nu ondersteboven met de kruin naar beneden. Ondanks die aanvraag moest ik hier wel snel iets aan doen. Met vier mannen die hier op deze compound werken haalden we de boom naar boven. Zwetend en puffend zette ik hem in een windstillere hoek.

Vanmorgen heel vroeg, een uur of 7 ging ik naar de tuincentra in de buurt om een heel grote pot te kopen waar de boom gelukkig in moest worden. Om 8 uur was ik terug met 10 hibiscussen, 2 papaya bomen, een vierkante meter bamboe, 8 potten een een heel grote lelijke witte teil en 2 mannen met wie ik alles naar boven bracht. De witte teil was een substituut voor de heel grote pot. Er zijn blijkbar niet zo veel mensen die hele bomen in potten willen op hun terras.

Om 9 uur begon de werkdag maar er was geen elektriek, ik had de hele operatie best iets minder haastig kunnen doen en besloot dan maar naar de bank te gaan en een printertje gaan kopen (ik heb 2 printers in Nederland).

Tegen de tijd dat ik weer terug was, zonder printer want ik was besluiteloos, en zonder geld want de bank doet er 4 weken over om een account te openen was ik een tikkie kribbig. Thuis merkte ik dat de elektriciteit, en dus het internet het nog steeds niet deden en besloot dan maar plan B uit te gaan voeren. Eerst op de fiets naar een cafe met internet en dan wat zakelijke dingen te gaan doen (we komen maar extreem langzaam op gang hier en in levende lijve verschijnen kan de boel wel eens iets versnellen). Op de weg terug van het internetcafé belde ik de wacht van de compound en hij vertelde dat er weer elektriciteit was, dus repte ik mij naar huis en begon eindelijk het echt constructieve deel van de dag.

Toen ik net een uurtje bezig was ging de stroom er weer af en in een lichte woede liep ik door mijn lege huis op zoek naar iets wat ik kapot kon gooien en op dat moment kwam er een jongen boven. Ik kende hem niet. In slecht engels vertelde hij dat hij op de bouwplaats beneden werkt en dat hij voor de deur stond met een paar dingen die ik gisteren had aangewezen.

De kleine rebel wist natuurlijk dat er met zijn collega gisteren gebeurd was en toch was de aantrekkingskracht van de klare munt te groot geweest. Samen met een paar collega’s hadden ze de stoute schoenen aangedaan en hadden ze met name een heel Grote Struik uit de grond geworsteld, waren er mee de straat door gelopen en hadden aangeklopt. Benden zag ik dat de struik wel heel erg groot was, en vertelde de heren dat ze hem wel naar boven konden brengen, maar dat ik niet helemaal zeker wist of dat wel zou kunnen. Na een uur worstelen met dat loodzware ding was het trappenhuis een puinhoop, waren de muren voorzien van groene (bladeren) en rode (wortels) strepen en stond de beheerder hoofdschuddend te kijken en had ik drie blaren.

De mannen kregen schouderklopjes, glaasjes water en geld en ik zat opgescheept met een heel Grote Struik.

Het was 2 uur en uiteindelijk deed het internet het weer. Rond een uur of zes ben ik planten in potten gaan zetten en ben een beetje met die dingen over het terras gaan slepen. Ondanks de boom, de bamboe, de bananenbomen, de papaja, de frangipane struik en de nieuwe Grote Struik is het terras nog steeds vrij leeg. Morgen moet ik weer een grote witte teil gaan kopen en moet nog iets verzinnen voor de planten die niet in de potten pasten of die nog geen pot hebben.

Ik ben erg benieuwd of de boom en de struik het overleven.

Het is nu 10 uur ’s avonds en ik ben de verloren tijd aan het inhalen en de aanvraag aan het schrijven. Maar ik zit niet erg rustig. Toch bang dat er weer een boom of struik van het terras weg waait.



-------


We zijn nu een week verder.

Mijn buren zijn Indiërs en spelen kerstliedjes, de hele dag al. 'Oh dennenboom' en 'jingle bells' in een opera uitvoering. Sommige dingen in het leven snap ik echt niet.

Inmiddels is de hele boel keihard aan het groeien, verse blaadjes, nieuwe bloemen. Sommige planten hebben het vervoer en het gesol niet overleefd. De hele Grote Struik gaat waarschijnlijk een bladloze toekomst tegemoet. Hij gaat het niet overleven, maar het is te veel werk hem weer naar beneden te krijgen. de bottlebrush heeft al nieuwe bladeren... die haalt het wel... ooit.

Ik heb een mijnheer betaald om het trappenhuis opnieuw te schilderen.


Wat een braaf getut allemaal... ik denk dat ik de volgende keer over de afwas, het schoonmaken en het zilverpoetsen ga schrijven.

vrijdag 24 december 2010

de achterkant van Facebook

Smack

Bof

*knock out*


Dat facebook een populair communicatiemiddel is is wel bekend. Er zijn alleen een paar zonderlingen en bejaarden die vinden dat het niet nodig is om mee te doen.

Het hele leven ligt ineens in de etalage en soms kom je dingen tegen die je niet wil zien. De dingen dringen zich op. Er zijn overledenen wiens digitale nalatenschap niet wordt opgeruimd (zo’n pagina krijgt dan iets heel illusters) en zijn mensen die je opsporen en heel vriendelijk doen terwijl de herinnering aan hun in alcoholdampen is vervaagd en zijn mensen die wendingen in hun leven aankondigen die als een stomp in je maag aankomen.


Een gesprek is de beste manier van communiceren, soms kan een brief daar overheen. Dat is ook een vorm van gestolde aandacht. Daaronder in de ranking staat een e-mail, het is wel een brief, maar zonder de aandacht van de antieke postzegel, en zonder het karakter van het handschrift. De laffere vorm daarvoor is een sms. (“Ik zal het nooit meer doen en hou van je...” ) De nederigste vorm van communicatie is facebook, het is het in het donker schreeuwen van een bericht. Je weet niet wie het hoort, je weet niet wie het oppikt. Het open domein is de etalage van de ziel.


De vraag is dan of zo’n ‘au’ bericht een persoonlijke gerichte pijl is, of dat het een schot hagel was dat toevallig doel trof. Ik denk dat het internet een groot hagelkanon is, met zo af en toe een kogel met een strikje er om.


Afgelopen week die saaie film over facebook oprichter Zuckerberg gezien, alle berichten gelezen waarom hij Time’s man of the year werd en misselijk geworden over de berichten van the new lover op dit medium. Het beeld begint te kantelen. Van een onmisbaar en een ‘normaal’ communicatiemiddel, zeker als je ver weg bent, wordt het ineens een opdringerig, tegen je been aanrijdend hondje. Het brengt de wereld dichterbij, ook ongevraagd.