alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

vrijdag 16 juli 2010

Michael Jackson meets klassieke dans


Dansen in de regen | Flabber



Het lijkt mij zo mooi door de regen te lopen in een buitenwijk van een onzinnige Amerikaanse stad. Dan ineens zie je een paar jongen staan. De normale reactie is; wat doen die daar? Je loopt die koffiejoint binnen en bestelt iets, schuift op je stoel achter het raam en die jongens staan daar nog. Benieuwd verder kijken...
De ene gaat vreemd bewegen. Een licht gevoel van 'gossie' komt over je heen. Er is iets met hem. hij lijkt een tikkie agressief. Dan doet de ander een move. he... ziet er leuk uit, een halve stierenvecht beweging met een grote amerikaanse auto. Zouden ze wat in hun schild voeren? Nog een beweging; 't lijkt wel Michael Jackson meets klassieke dans. Smooth.. dat is vreemd, de bewegingen lopen steeds meer in elkaar over. Er is wel muziek, maar die doet er niet toe, alleen een beetje voor de stemming, niet voor het ritme, iets tegen de regen.
langzaam drink je je koffie op en op het moment dat de jongens de straat oversteken loop je naar buiten en met een blije verwondering ga je staan kijken. Daar zijn er meer; iets minder regenpakken, iets zichtbaarder. Tjonge....klote regen maakt de straat glad.
Het is een guerilla dance op een straathoek, een meeting van de kids van de dansschool die hun nieuwe moves tonen, een post tribale ontgroening... 't kan alles zijn, maar het is stoer knap, hip en mooi mooi mooi. Pretentieloos en vrolijk.
En als het klaar is, is het klaar. De regen blijft stromen en je loopt door, kraag op, handschoenen aan en blij. Een paar blokken lang.

woensdag 14 juli 2010

Tandarts





Vanmorgen moest ik naar de tandarts. Dat doe ik niet voor de lol, gelukkig is de tandarts erg aardig, innemend en slim. Hij vertelde dat ik vroeg moest komen want hij moet vandaag een rot klus doen. Een patiënt van hem is oud, heel oud. Ze heeft een oud gebit waar ze altijd trots op is geweest maar wat nu in elkaar aan het storten is. Het doet haar pijn. Ze is een Alzheimer patiënt geworden die ook nog vol kanker zit en ze loopt op haar allerlaatste benen. Mijn tandarts zei dat ze deze week waarschijnlijk niet zal overleven. Omdat haar gebit overlast bezorgt of andere medische reden moet hij vandaag naar haar toe om de rest van haar tanden en kiezen te trekken. Zij kan niet naar hem komen dus gaat hij straks met zijn injectiespuit, tang en breekijzer naar haar hospice.
Gisteren hoorde hij dat ie dat vandaag moest doen en had daardoor een rotdag, niet slecht geslapen, maar vandaag wel met lood in de schoenen. Hij is al tandarts sinds 1973, vertelde hij vanmorgen.
De ellende is niet het trekken of het klaarmaken voor de dood, maar het verminken, het wegnemen van iemand trots. De pijn toedienen aan iemand die het niet meer snapt.
Het was een genoegen voor hem om een vulling bij mij te vervangen.

vrijdag 2 juli 2010

Lempad in ARMA, bali

Vandaag wil ik naar een museum omdat ik zin heb om iets heel moois te zien. (Tegenwoordig hoef je daarvoor niet naar een museum. Je kan ook op het wereldwijde web iets heel moois gaan zoeken. Maar de sensatie van een museum, de schatkamer is onovertroffen. Doordat je langs de werken loopt kan je minder snel wegklikken. De fysieke aanwezigheid is sterker en heeft een grotere uitstraling dan als ie virtueel wordt opgeroepen. Daarbij kom je op weg naar het moois altijd eerst heel veel lelijks tegen.)
Ooit werkte ik in een museum op Bali. Het ARMA heeft twee gebouwen, een voor Balinese kunstenaars en een voor kunstenaars van over de hele wereld die op Bali gewerkt hebben. Twee grote gebouwen in een steeds mooier wordende tuin. (In Nederland geldt het adagium; ‘boompje groot, plantertje dood’, omdat tuinontwerpers hun creatie nooit af zagen. In Bali geldt dat niet. In tien jaar tijd is de tuin van het Arma van een aangelegd parkje met gras, struiken en wat bomen een getemd oerwoud geworden.) Het museum in het algemeen is een westerse uitvinding, kunst niet. Wij hebben bedacht dat wij al die fraaie dingen kunnen opslaan en uitstallen, dat we daar kaartjes voor kunnen verkopen en daarmee de aanschaf en de uitstalling kunnen bekostigen. In veel andere culturen is het anders. Kunst is daar meestal toegepaste kunst; een plaatjes bij een verhaal, een mooi versierde decoratie aan een huis of tempel, ter ere van de goden of anderen die gepaaid moeten worden. Een schilderij, tekening of dans alleen maar om de schoonheid er van bestaat eigenlijk niet. De drijfveren van de kunstenaar is niet “omdat het er uit moet’ zoals het hier wel gebeurt, maar meestal omdat het handig is en goed is voor een verering of iets dergelijks.
Het idee om geld te kunnen vragen voor kunst stond de eigenaar van de collectie wel aan; hij bouwde een gebouw hing de kunst er in vroeg een meisje bij de kassa te gaan zitten en wachtte. Er kwamen niet zo veel mensen en om het succes te vergroten vroeg hij mij om het museum te runnen. Hij was de belichaming van ene spagaat. Zijn instelling was een Aziatische. (Kunst is toegepaste kunst en dus vervangbaar). Maar zijn handelwijze was westers. (Kunst kan je ophangen en er geld voor vragen). Bij de laatste theorie hoort ook het idee dat kunst uniek is.
In een van de zalen hingen tekeningen van mijnheer Lempad. Lempad was oud, 101 jaar of zo, en hij maakte illustraties bij de grote epische Hindu verhalen. Hij maakte deze op flinterdun rijstpapier met aangelengde inkt. De tekeningen van Lempad waren fragiel en prijzig. De tekeningen hingen in het museum ingelijst, maar zonder glas er voor. In de zaal was wel airconditioning, maar die was niet sterk genoeg om de warmte buiten te houden, daarom werden de ramen ook open gezet. De tekeningen hingen in een zaal waar het warm was en waar de wind doorheen waaide. De luchtvochtigheid in Indonesie is hoog en dat is niet goed voor rijstpapier. De rij prenten klapperde in de tocht en na vier uur ’s middags scheen de zon door het raam en werden de omstandigheden voor de werkjes alleen maar slechter.
Ik vertelde de eigenaar dat dit niet goed was, dat de tekeningen weldra verbleekt zouden zijn en dat het papier zou verkruimelen of verrotten.
Hij pakte de telefoon en belde Lempad. Twee minuten later zei hij: “Het is niet erg, Lempad zegt dat zijn zoon het nu ook kan en als de tekeningen op zijn krijgen we nieuwe.”
Ik vond het een verhelderende manier om met cultureel erfgoed om te gaan. Het maakt het in elk geval een stuk eenvoudiger voor de archivarissen.
Het is erg warm vandaag en ik ga naar een museum toe.

maandag 28 juni 2010

oezbekistan, Istanbul FINALE

Rond 2 uur maakten we ons met erg veel moeite los uit de swingende massa. Om half 3 waren we in het hotel, om kwart voor 3 sliepen we en om 5 uur ging de wekker weer. Om kwart over 5 gaven we Wouter een hand, om half zes zaten we in een taxi, om 6 uur checkten we in voor de vlucht naar Istanbul en om half 7 kwamen we er achter dat ie te laat was. We wachten, steeds geïrriteerder en daarna gelatener op het Turkish Airlines toestel. We zagen het aankomen, we zagen de schoonmakers erin gaan, en een uurtje later er weer uit komen. Daarna het gedoe met de karretjes met koffers. Het leek een soort stiptheidsactie, maar die mensen werkten gewoon. Ze deden wat ze moeten doen en hebben daar tijd voor nodig. Maar ik wilde ook doen wat ik moest doen en daarvoor had ik een stoel nodig: ik wilde slapen. Daan zei al een uurtje niets meer.

In Istanbul hadden we op de heenweg al een hotel geregeld.
De taxi kon niet in de buurt komen, de straatjes zijn te nauw en eenrichtingsverkeer zou een uitkomst bieden. Bepakt liepen we door het toeristengebied en werden slechts 35 keer gevraagd of we een hotel zochten. Doodmoe en lichtgeraakt liepen we naar ons hotel. Het is wel bijzonder om zo door zo’n stad te lopen. Beide wisten we dat het heel makkelijk mis kon gaan, dat er niets hoefde te gebeuren voordat een van beide een woede-uitbarsting zou krijgen. We wisten dat we heel voorzichtig moesten zijn met prikkelingen, leuke opmerkingen, of andere dingetjes. Als Daan ook maar het kleinste commentaar had gehad over iets wat ik deed, was ik geëxplodeerd. Als ik iets fouts gedaan had was hij zo onbedaarlijk boos geworden. Dit was nogal duidelijk en dus stapten we op kousenvoeten door deze ochtend en vonden het hotel.
We checkten in, rommelden wat rond.
De kamer die we gereserveerd hadden was er niet, het alternatief wel heel erg klein.
Er iets aan doen of niet....
Nu niet...

We liepen naar de straathoek en vonden een loungeachtige bank, bekleedt met dikke kelims. Met toegeknepen ogen tegen de zon aten we veel fruit, dronken lekkere koffie, nibbelden aan goede gebakken eitjes (oh, wat is goed eten toch fijn...) en anderhalf uur laten sjokten we weer terug.
Daan sliep op bed ik op het balkon en werd pas wakker toen een zweetdruppel langs mijn slaap sijpelde. Ik lag in de zon en de lente in Istanbul is een stuk warmer dan die in Tashkent (of Amsterdam).
Die middag hadden we een afspraak in de binnenstad. We wandelden van uit Sultannamet naar de brug en klommen de berg op naar Taksim. Aan de voet van de toren daar, ontmoetten we Imma. Roelandt, ja, dezelfde die ooit mee was naar Mongolie, woont in China. Imma is correspondent voor de Italiaanse Vanity Fair en gebruikt Roelandt wel eens als local producer/stringer. Zij doet ook wel eens dingen in Indonesië en heeft daar dan ook stringers nodig. Nou ben ik ook wel vrij vaak in die hoek van de wereld en help graag mensen, vooral als die aardig zijn. Dus wilde ik haar leren kennen. Ze vertelde wat zij zoal doet (reizen, oorlogen en ellende, soms als douceurtje iets leuks en liefs). Daan en ik keken elkaar aan en zonder veel woorden er aan vuil te hoeven maken, knikten we instemmend: oorlogen, geweld, enge landen, vreemde mensen.. aha, dat wilden wij ook wel... Later vertelde zij over haar verhuizing van Beirut naar Istanbul, waarom ze niet meer in Italië kan wonen en over haar onthechtheid, geen vrienden, nooit op feestjes. Dat is wel een enorme flipside van het verhaal. ’t Geheel werd aanzienlijk minder attractief, maar het kuifje gehalte was spannend.

Na een uurtje wandelden wij terug richting hotel. Hoewel we een beetje geslapen hadden waren we niet echt uitgerust en voelde we ons ranzig en plakkerig. We kozen de terugroute op gevoel. Links, rechts rechtdoor, straatje met winkels, straatje met café’s, straatje met... heee, een badhuis... ja...

Een turks badhuis is een geweldige oplossing voor als je je smerig en moe voelt. Dit badhuis pronkte met het feit dat ze het oudste badhuis is en dat een heleboel celebraties er schoongepoetst zijn. Het was duur en het was geweldig. Een mooie marmeren koepel met zacht licht, hete marmeren platen om op te liggen, een grote snor die ons schoon boende en dan maar wachten in de hitte tot het zweet je uitbreekt om nog een keer hetzelfde rondje te gaan doen. Twee uur later stonden we weer rozig op straat. We wandelden naar het hotel, wierpen een snelle blik in een moskee met tegeltjes (niet blauw) en konden geen interesse opbrengen voor nog meer moois.
We hadden nog maar drie hoofdstukken te gaan in deze trip:
Eten, drinken en naar Amsterdam vliegen. (en ergens tussendoor moesten we ook nog slapen...)
Eten deden we op het dak van de buren; een dikke zeebaars met luidruchtige Amerikaanse toeristen.
We dronken een fles champagne op ons eigen terras met uitzicht over de Bosporus.
We sliepen samen in een klein bed, en sliepen dus niet. Ik snurkte Daan wakker en hij woelde mij weer wakker.
6 uur ‘s morgens na 4 uur slaap.
De taxichauffeur probeerde ons af te zetten. De rit kost normaal 35 lira, hij wilde 80. Wij gaven hem 35, keken boos en hij hield zijn bek. Heel geestig, reizen is leuk.
We kregen een sms van Wouter, hij was via Almati naar Bangkok gevlogen, had wonder boven wonder het voetbalgedoe geschrapt en was meteen doorgevlogen naar Singapore. Hij wilde natuurlijk al die cadeaus aan zijn kinderen en vrouw geven, die brandden in zijn handen en hij wilde de blije en tevreden blikken zien.

Zonder een woord te veel stapten we in het klaarstaande vliegtuig, gingen zitten en sliepen tot Amsterdam.
Op Schiphol stonden Mirella en Eva op Daan te wachten.

Eva lachte toen ze Daan zag en huilde toen ik naar haar keek. (for the record: Eva is 1 jaar oud).
Samen met Eva zat ik op de achterbank, zij keek boos naar mij en ik stak m’n tong naar haar uit.


Half slapend zeulde ik mijn tasjes naar binnen, strompelde de trap op en glimlachend viel ik in slaap.
Het regende licht in Amsterdam.

zondag 27 juni 2010

Oezbekistan, 28/ 29/ 30 mei 2010

De nieuwe dag in Tashkent begon een beetje slordig. Ik wilde aan dit blog schrijven, Daan wilde een voetbalshirt van FC Tashkent op de kop tikken, en als dat niet lukte vond hij Oezbekistan United ook wel goed of desnoods iets van Almati. Op een gegeven moment was zijn ambitieniveau al gezakt naar een broekje van de Astana wielerploeg. Wouter wilde ‘iets’ in de stad gaan doen en het had te maken met sport, daarbij moest hij de finale van de quiz nog bij elkaar internetten.
De verschillende gidsen en boekjes over Tashkent vertelde allemaal dat we hoogst nodig naar de centrale markt zouden moeten. Toevallig zou het wel mogelijk zijn daar iets in de vorm van een souvenir te kopen, en misschien zelfs wel een sportgerelateerd shirtje.
Alledrie hadden we de behoefte om een souvenir mee te nemen. Daan is verreweg de braafste van ons allemaal, en zegt vol overtuiging dat ie het zelf ook leuk vind om ‘iets’ te hebben. Hij had ook al een fijne beker in Kirgizië gekocht en een geborduurd lapje zonder kruissteken in Bishkek. Hij mompelde zo af en toe, volslagen onverwacht, dat ‘iets’ niet geschikt was voor Eva, daarmee verklapte hij dat ie over zijn dochter dacht. Eigenlijk bleek dat hij wel vaak overwoog of het transporteerbaar was naar Nederland, of het niet te groot, te klein, te duur, te onhandig, te harig, of simpelweg te lelijk was. Veel vaker dan gedacht overwoog hij een aanschaf en ik vermoed dat hij erge lijfstraffen vreesde als hij niet met een koffertje vol hebbedingen-voor-de-zolder op Schiphol zou verschijnen. Wouter had een geheel ander probleem; hij zou zich niet bedenken dat hij iets mee zou moeten slepen naar zijn holletje in Singapore, totdat hij zag dat Daan daar wel vaak aan dacht.


W: Ik ga niets meenemen hoor, onzin.
D: Nou, lul, dat vindt Irene leuk...
W: ken jij haar of zo?
D: Dat vinden álle vrouwen leuk, als je iets meeneemt. en by the way.. jouw zonen vinden dat ook leuk.
W: Ja hallo, dan moet ik zeker 3 dingen vinden. (hij houdt een harig poppetje met Oezbeekse muts in de lucht) Zo iets, of zo?
D; Nee, dus niet zo iets, kies effe iets wat ze echt leuk vinden. Dat ding is lelijk.
W: Oh, is dit lelijk, maar wat dan? Ze verkopen hier toch geen Feyenoord shirt?
D: nou, dat zou nog best wel kunnen, maar hoeveel hebben ze daar al van.... “
W: Drie

Hopeloze gesprekken, maar langzaam maar zeker werd Wouter een souvenir hunter. In Samarkand had hij zijn zinnen gezet op iets keramisch. Geen idee waarom hij juist van die hompen gebakken klei wilde exporteren. Misschien omdat er wel iets van die blauwe tegel motiefjes in terug te vinden was. Dat idee van keramiek liet hem niet los en toen wij in Bukhara aten, onderhandelde hij over de prijs van de borden en bekers. Hij wilde ze nog wel zelf afwassen, als ie ze maar voor een redelijke prijs meteen mee kon nemen. Het werd hem te duur.
Een tocht naar de Central Market vonden de beide heren een bijzonder goed idee omdat ze allebei nog steeds dat ultieme kado niet gevonden hadden.

De metro in Tashkent is een van de fraaie overblijfselen van de Koude Oorlog. Het is een betonnen netwerk dat onder de hele stad ligt. Tunnels, stations en trappen, alles gezamenlijk is een gigantische atoomkelder. De stations zijn weelderig betegeld, de gangen en corridors zijn laag. Bij de ingangen is het marmer in de vloer en de muren onderbroken, de smalle strips kunnen verwijderd worden; daarachter vermoedden wij dikke deuren. Het is strikt verboden foto’s te maken omdat het nog steeds een militair object is, en dus maakte Daan wat foto’s. Soms is het beter net te doen of je niets weet en of je heel dom bent.
Naast de markt was een ronde toren met een brede trap aan de buitenkant er om heen. Het was een soort moderne mini versie van de Toren van Babel en smeekte om beklommen te worden. Boven op zagen we de omgeving. Een uitgebreide lage stad in een uitgebreid laag land. Rond ons hotel in het centrum ontwaarden we wat hogere gebouwen. In de verte was een belachelijk hoge tv toren. Verder was het een tragische bedoeling.
De koepel van de markt nodigde wel uit, en dan vanmiddag maar naar die tv toren...

De markt was wel geestig. Het is een enorm dak met daaronder een dodelijke rust. Een man verkocht augurken, een andere locale kruiden (in de grote souveniertas zat nu ook regionale saffraan en muntthee), een stalletje met voetbalshirts, maar om een een of andere reden wilde Wouter het Van Persie shirt niet kopen... of zijn zonen hadden dat al, of hij speelt bij de verkeerde club, of hij heeft ooit iets fout gedaan. Misschien dat W het toch ongepast vond om met een non-oezbeeks shirt thuis te komen. Vreemde machinaties.
Even ging het toeristenhart sneller kloppen toen er locale vlechtwerkjes van pitriet aangeboden werden, maar de wijsheid won. Ik denk dat we hem ook hard uitgelachen hadden. Naast de markt was nog een antiekachtig winkeltje. Wij wisselden daar een paar dollar voor een pakje sum en weer kwam Wouter in de verleiding een bordje te kopen, iets geligs met barsten. Het idee van de gebakken klei liet hem maar niet los...
Nu we weer geld hadden kon dat ook weer uitgegeven worden. Met een taxi gingen we naar de tv toren.
Deze trip had Wouter een keer een rondje gerend door Dushanbe en Daan had een keer hardgelopen in Penjikent en in Samarkand. Ik had niet eens sportschoenen bij me. Letterlijk onder de tv toren ontwaarden we een tennisbaan. En die was te huur.
Dit is geen lullig stadionnetje. Karimov, de president van Oezbekistan, is een man die er vreemde mores op na houdt. Hij heeft het niet op de vrije pers, verheerlijkt het plattelandsleven en gedraagt zich als de andere leiders van de omliggende ex-sovjet republieken, maar dan in een iets mildere vorm. Minder extremistisch, maar met des te harde hand tegen de mensen die het niet met hem eens zijn. Hij stimuleert, subjectief, de dingen die hij leuk vindt. Een van de dingen die hij goed keurt is, jawel: tennis. Overal in het land zijn er tennisbanen en mijnheer Karimov knikt er tevreden bij. Zijn mooie sport kan gespeeld worden door het gehele volk.
Twee uur lang speelden we op het center court van de nationale sportclub en de tribune bleef terecht leeg. Wouter heeft een chronisch dingetje met zijn knie, kan niet zo goed rennen en had al 10 jaar niet meer getennist. Zonder dat hij hoefde te rennen maaide hij Daan en mij van de baan. Wij zweetten in de blistering sun en Wouter stond stil, serveerde ballen met raketsnelheden over het net, wij doken hoeken in, renden, probeerden slaande bewegingen te maken met een racket, pufte en keken tegen ene achterstand aan. Aanvankelijk konden we nog klagen over de slechte ballen, de tweedehands verhuur rackets, de (uitstekende) kwaliteit van de ondergrond, de zon te hoog aan de hemel, (het gebrek aan) supporters en allerlei andere redenen, maar uiteindelijk moesten we toegeven dat W gewoon een paar tikkies te groot was.
Na de fotosessie voor de toegestroomde pers doken we het naburige zwembad in. Wouter rende nog een rondje door de stad en Daan en ik deden wat baantjes. We probeerden een weg naar de hoge duikplank te banen door dollars in het vooruitzicht te stellen bij de nurkse zwemjuffen , maar dat lukte niet. Het kleine meisje dat daar moest schoonzwemmen op muziek (bestaat er een lulligere sport?) won het van ons. Waarschijnlijk een nationaal talent op weg naar grote roem.
Ik moest terug naar het hotel. De reis naderde het einde en ik vreesde dat, als ik weer in Amsterdam zou zijn, ik nooit meer de laatste dagen van deze trip zou beschrijven. (Met de hakken over de sloot ben ik mijn eigen ongelijk nu aan het bewijzen). Ik wilde naar het hotel om stukkies te maken. Daan en Wouter deden iets nuttigs.

Het was de laatste gezamenlijke avond op deze trip. Morgenochtend zouden Daan en ik in alle vroegte naar Istanbul vliegen en Wouter moest de andere kant op. Hij vloog met een schimmige maatschappij naar Almati, zou daar een nachtje blijven en dan de volgende dag naar Bangkok vliegen. Daar ging hij met Khun naar een voetbalpotje kijken, bleef dan bij de familie Brandt slapen om nog een dagje later naar Singapore terug te gaan. Het klonk als een leuke internationale hink-stapsprong. Om deze laatste dag te vieren bedachten we dat we eindelijk eens echt uit zouden gaan. Iedere keer als we op straat liepen en iemand zagen die er leuk (= goed gekleed, fijn opgemaakt, in goed gezelschap en flirterig, niet te dik, niet te dun) uitzag vroegen wij waar wij uit zouden moeten gaan. 3 van de 4 keer kregen wij te horen dat we naar Catacombe (later bleek deze tent K.T. Kombe te heten) moesten, maar er werd aan toegevoegd dat we er waarschijnlijk niet in zouden komen.
Dat is natuurlijk een extra reden om het te gaan proberen.

Voordat we uit mochten moesten we nog een diner doen. Niet zomaar een diner, maar een hapje met de finale ronde van de grote quiz. We zaten buiten onder een boompje op een binnenplaats van een restaurant. Daan en ik aten iets heerlijks en Wouter pasta bolognese. We dronken een glaasje bier en Wouter had 3 rondes van 10 vragen gemaakt. Ik won de eerste ronde, Daan de tweede. De stand in de series was 1 -1, de stand in de rondes was 1- 1. Er was dus een laatste en beslissende ronde nodig. We lieten nog een klein rondje bier komen, lieten de tafel afruimen, bestelde nieuwe potloden en nieuwe schrijfvellen. Daan en ik keken elkander diep (in een poging tot intimidatie) in de ogen. Op de achtergrond van achter de coulissen hoorde wij de roffel van de trommels zachtjes luider worden. De lichten werden gedimd en de vragen werden of ons afgevuurd. Eerst 10 vragen, wij schrijven de antwoorden op, en dan de 10 antwoorden. Om de beurt als eerste een antwoord geven. Wouter had de vragen onderverdeeld in onderwerpen, een beetje gerangschikt naar de kennisgebieden van ons beide. Er zaten vragen bij als: welke 2 Nederlandse schaatsers hebben gedurende hun carriere hun nationaliteit veranderd zodat zij voor andere landen uit konden komen, of hij liet een rijtje zien van de silhouetten van de 5 hoogste torens op de wereld en vroeg: waar staan deze, hoe heten ze en zet ze in de juiste volgorde van grootte.
Daan zweette en dacht na, maakte schema’s en streepte antwoorden door om ze te verbeteren. Ik zweette en deed maar wat... wachtte op inspiratie en deed alsof ik, heel cool, alle antwoorden meteen wist. Meteen iets opschrijven en dan ongeduldig gaan wachten en met het potlood spelen. Het klinkt als een tactiek maar het maakte Daan, onvoorzien, zenuwachtig.
Uiteindelijk bij de antwoorden bleek dat ik een paar heel makkelijk dingen fout had en een paar heel vreemde dingen goed. Maar dat gold eigenlijk ook voor Daan. De punten en halve punten stapelden zich langzaam op. Bij vraag zeven kreeg ik een voorsprong van een halve punt, bij vraag 8 was die voorsprong te niet gedaan, ik kreeg een halve en Daan een heel punt. Bij 9 stond ik weer een half punt voor. Dus tot de 10-de vraag hadden wij beide kunnen winnen. Deze laatste vraag bestond uit een serie foto’s van wereldberoemde mensen in vreemde situaties. Ik zou ze eigenlijk moeten afbeelden hier, maar ik heb de foto’s niet. Daan wist dat die twee kinderen Michael en Ralf Schumacher waren, hij raadde de kinderfoto van J. Lo wel en ik die van Axl Rose zonder bandana. Uiteindelijk wist ik dat die man met die veel te grote bakkenbaarden in dat formule 1 pakje geen F1 racer is maar Carlos Menem, een ex-president an Argentinie. Met de hakken over de sloot, puffend van inspanning nam ik een klein slokje bier en wist dat de wisseltrofee, het gouden Lachebekje, voor 2 jaar bij mij thuis zou komen te staan.
Ik vind het wel leuk om te winnen, maar niet zo heel erg belangrijk. Maar Daan haat het om te verliezen. Dat maakt het winnen dan wel weer leuker.

In de taxi naar K.T.Kombe. We werden gedropt op een doorlopende straat met auto’s.
Door een klein poortje liep een pad naar benee langs een snelstromende rivier, die van de overkant verlicht was. Het pad liep naar een deur in de rotsen. Het fijne gedreun van de muziek was buiten te horen. Er stonden een paar mijnheren met te brede borstkas buiten. Daan maakte een praatje met een der mannen, en maakte ook een praatje met een mevrouw in zo’n zelfde pak. Het was niet mogelijk te horen wat hij zei. Daan lulde ons naar binnen want hij vertelde de mevrouw dat wij Dutch Press waren en dat we gespecialiseerd zijn in discotheken. Zonder te betalen werden we naar binnen geklooid en kregen alleen nog toegeslist dat we beslist geen foto’s mochten maken.

De indeling van de discotheek was simpel en helder. Voorste deel bar, middendeel dansen, achterste deel eten en nachtbar. Binnen bar? Was de rest dan buiten? Jawel... de hele discotheek is gebouwd langs die snelstromende rivier. Het schuimende water was prachtig verlicht. Het heeft een verkoelend effect en is nog mooi ook. Binnen is het minstens zo mooi. Dat komt niet door de aankleding, maar door de mensen. We zijn er zo’n 3 uur geweest en vermaakten ons. Mooie mensen kijken is leuk, mensen die dansen en eten, mensen die kijken en bekeken worden, mensen die versieren en versierd worden. Groepen jongens en groepen meisjes die als scholen vis om elkaar heen draaien. Een rijke (ik denk heel rijke) mijnheer die aan tafel zat te eten en tafelgenoten die te ver van hem vandaan zitten om te kunnen converseren. Ze prikten een vorkje kreeft en nipten champagne. Een jongen die zich een klein beetje misdragen had, werd door twee bouncers van achter uit de zaak naar de voordeur geslagen.... twee danseressen die niet veel om het lijf hadden, op palen boven de dansvloer de boel oppeppend - met succes. De decadentie en de schoonheid, de verzorgdheid en de zichtbare hoeveelheden geld. Dit is het stadse gevoel waar ik het gisteren over had. Bruisend, opwindend en als lijm.
Om 2 uur gingen we naar het hotel. Geheel tegen onze wil, maar o zo verstandig.

vrijdag 25 juni 2010

oezbekistan 27 mei 2010

27 mei 2010,
Uzbekistan-Bukhara Tashkent


De kans dat het zou gebeuren was al erg groot en dan is het wel bijzonder irritant als het ook gebeurt; we zijn al 3 weken terug en ik heb dit blogje van de reis nog niet af. Inmiddels zijn er wel al allemaal andere dingen gebeurd (tripje London, huis vol manke, labbekakkerige mannen, zon aan de hemel en boot in het water, etc etc).
Excuses genoeg en een gebrek aan discipline is de bottom line.
Drie dagen moet ik nog schrijven en dat ga ik vandaag doen. Het kleine pluspunt van de vertraging is dat ik iets meer in retrospect schrijven kan en iets minder heet van de naald. Zal dus ook wel korter worden en minder gaan over Daan die over ene kiezeltje struikelde, Wouter die een lamsboutje niet zo lekker vond of ikzelf die alleen maar dromerig voor me uit keek, wachtend op inspiratie.

We eindigden op 26 mei en komen dan op 27 mei aan. We zijn nog in Bukhara in Oezbekistan, de zon staat ook hier hoog aan de hemel, de lucht is blauw. Daan en ik zijn een tikje misselijk van de smerige Alexandercognac van gisteren en Wouter is fris en fruitig. Gewapend met een reisgidsje zit hij aan het ontbijt. Vandaag is een verplaatsdag. We zijn al in het rijke bezit van de treinkaartjes naar Tashkent en we hoeven dus alleen maar het smerige ontbijt te eten in de prachtige eetzaal, de spulletjes in te pakken, vriendelijk te knikken naar het bedienend personeel, een taxi te regelen en naar het station te gaan.
Dat doen we dan ook in die volgorde, een beetje haastig uiteindelijk omdat Daan en ik niet vooruit te branden zijn. Cognac gaat blijkbaar in je voeten zitten.
Op het station staat de trein klaar en in een streep reizen we naar het einddoel van deze trip. Drie uur in een trein kaboem kaboem kaboem is heerlijk als je katerig bent. En droog brood helpt ook en het scheelde dat het uitzicht nog steeds saai was. Steppes met licht, lente groen gras, soms een beetje wuivende korenvelden, kleine nietszeggende dorpjes en steeds de bergen in de verte. Heel af en toe een man in een pak op een paard, een kudde geiten of schapen en verder niets bijzonders.

In Tashkent namen wij een taxi naar het hotel. Hotel Uzbekistan is een geweldig gebouw. De gevel is een soort vlechtwerk van dik beton. De vorm van het hotel is als een opengeslagen boek dat rechtop staat. Ineens zie je weer de lange sovjet invloed. De lobby werd bevolkt door zakenmannen uit de hele wereld, er was een huwelijk gaande met een bruid die zoveel wit spul aan had dat haar popperige hoofdje wegzakte in een vallei van goedkoop thule en ze niet kon zien hoe haar hakjes vastraakten in de kanten sleep. Gelukkig had ze een batterij dames om haar heen in lichtroze, lichtgroen en lichtblauw die haar uit de knoop haalden. Haar man in spé stond buiten sigaretjes te roken met zijn vrienden. Maffiapakken en maffiakoppen. Er liepen busladingen bejaarde Franse toeristen rond. Rijke mensen die safaripakken hebben gekocht omdat die zo goed tegen het zware werk kunnen. Die pakken zullen, of ze nou in de stad zijn of op de prairie, gedragen worden. De gestreken safaripakken zullen geen kreukje krijgen.
We zijn aan het eind van de middag aangekomen en na het bestuderen van de kaart besluiten we een rondje linksom te lopen. Via een plein, een lege shoppingstreet die de saaiste avenue van centraal azie wordt genoemd, maar waar je wel goed kan aerobieen, komen we ineens bij een deur waar allemaal langbenige dames achter verdwijnen. Langbenig met intellectuele brilletjes. Na kort onderzoek bleek dat er een Franse chansonnier optrad... waarom was die outfit van die dames niet verbazingwekkend? Het ontbrak nog net aan stokbroden onder een arm en koele rode wijn. Onze dialoog was kort:
“zullen we naar binnen gaan?”
“waarom?”
”nou, daar gebeurt blijkbaar wat.”
“Ja een overjarige Franse zanger gaat in het donker liedjes zingen en dan gaat iedereen weer naar huis”
“ Nou....”
“Dan ga je maar in Amsterdam naar een Franse zanger luisteren.”

Wij stiefelden verder, via een heel erg brede fontein die het gebouw daarachter onzichtbaar maakte, langs een openlucht tentoonstelling met de 100 beroemdste schilderijen uit de westerse cultuur. Van Gogh, van Dijk, Rembrandt vertegenwoordigden NL. De Fransen hadden een veel grotere delegatie en ook daar kwam Van Gogh in voor. Naast de moslimarchitectuur hadden we niet zo veel cultuur in een klap te verduren gekregen. Gelukkig was er ook een park met bomen en een heuse espressobar met de zoetgevooisde naam ‘Bon Ton’. Het lijkt of ‘Frans’ synoniem is aan ‘kwaliteit’ in Tashkent.

De indruk van de stad was een heel andere dan we eerder zagen in deze regio. Het was er schoon opgeruimd en overzichtelijk, dat was dan nog wel hetzelfde als de andere steden. Het verschil zat ‘m in de grootstedelijkheid. Hier waren avenues, musea, theaters, parken. Hier staan gebouwen die macht en kracht moesten uitstralen; banken, hotels, rechtbanken en ambassades. Mensen gaan zich dan ook meteen grootsteeds gedragen, de hakken van de dames worden hoger, de pakken van de mannen donkerder, de tred wordt sneller en de blikken (achter de zonnebrillen) worden serieuzer. Bozig kijken betekent: ‘in ben belangrijk, tenminste, dat vind ik’.

Op de kaart hadden we een plek gezien waar we wilden eten. Geen idee waarom die keuze zo uitgevallen was, maar ik weet wel dat we er vrij lang over deden een keuze te maken en daarom gaven we het niet zo makkelijk op om een alternatief te kiezen, ook niet toen we het niet vonden.
Kaarten in boekjes kloppen niet altijd. De schaal deugde niet, het aantal te passeren zijstraten was fout en op de plek waar we dachten dat we moesten zijn was nu een heel heftige discotheek gekomen. Iedere reiziger denkt dan; ha, leuk, een heftige discotheek, daar moeten we eens effe binnen kijken. Wij niet. Wij dachten alleen: “verdomme, die klote kaart deugt niet...” ons niet bekommerend over de mogelijkheid dat wij misschien niet deugden.
De buikige eigenaar van een winkel om de hoek wist waar wij heen wilden, en probeerde dat uit te leggen. Dat ging niet, maar hij stuurde zijn zoon er op uit. Deze vlezige knul sprak redelijk engels en vergezelde ons naar een taxi, en reed mee naar het restaurant waar wij heen wilden, heel wat blokken verder op. Ondertussen vertelde de jongen dat hij Engels wilde leren, omdat hij naar Engeland wilde omdat hij bij Arsenal wilde voetballen. Zo zijn er vreemde drijfveren om Engels onder de knie te willen krijgen en natuurlijk babbelden wij graag met hem om hem wat kilometers in die vreemde taal te gunnen. Niemand van ons maakte een opmerking over het gegeven dat je niet alleen Engels moet kennen om bij Arsenal aan de slag te kunnen, maar ook een paar andere vaardigheden onder de knie moet hebben, en dat een paar kilo’s overgewicht geen aanbeveling is bij dat clubje.

Bij een Syrisch (ja, Syrisch! Waarom niet Syrisch?) restaurant aten wij humus, baba ganoush, meze, fattouch en forellen... dronken een beetje bier en stapten in een taxi naar... nee, niet terug naar die hippe discotheek, maar naar een oudemannencafe waar we nog een klein biertje dronken en vervolgens naar het hotel wandelden.