Vandaag is het zondag, gisteren kwam ik terug uit Tanzania. Precies een week geleden heb ik de bloempotten op het terras hier schoongemaakt, geschoffeld, geraniums gestekt en de bougainvillea gesnoeid, gras uitgetrokken en bemoedigende woordjes gepreveld. Een week later kwam ik terug in die week heeft het geregend heeft de zon geschenen en deed de natuur waar het zo goed in is; groeien en woekeren. een week nadat ik een uurtje aandacht aan die bakken gaf staat er een soort van tuin. dat groene spul explodeert de grond uit... wat een vuurwerk!
zondag 12 december 2010
huiselijk geweld III
Vandaag is het zondag, gisteren kwam ik terug uit Tanzania. Precies een week geleden heb ik de bloempotten op het terras hier schoongemaakt, geschoffeld, geraniums gestekt en de bougainvillea gesnoeid, gras uitgetrokken en bemoedigende woordjes gepreveld. Een week later kwam ik terug in die week heeft het geregend heeft de zon geschenen en deed de natuur waar het zo goed in is; groeien en woekeren. een week nadat ik een uurtje aandacht aan die bakken gaf staat er een soort van tuin. dat groene spul explodeert de grond uit... wat een vuurwerk!
huiselijk geweld II
Kenianen hebben een andere smaak dan ik en de buitenlanders die in Kenia wonen laten zich bedotten.
Ik heb dus meubels laten maken, geheel naar eigen ontwerp en eigen inzicht.
Dat inzicht kwam tot stand door wat ik dacht dat redelijk was op de lelijkheidsschaal en waarvan ik verwachtte dat de heren meubelmakers konden maken. Ik heb mijzelf in mijn voeten geschoten en ik wist van tevoren dat dat zou gebeuren. Ik wilde iets wat niet kon.
Ik tekende op de achterkant van een bierviltje een tafel en zette daar maten bij. Gewoonlijk worden meubels in dit land van dikke hompen illegaal gekapt tropisch hardhout gemaakt. Op de meubelboulevard hier liggen planken waarvan je de tranen in de ogen schieten, tot ca 80 cm breed, 6/7 centimeter dik teak, en daar worden de lelijkste deurknoppen van gedraaid, of neogotische tafelpoten. En er wordt heel veel afval geproduceerd. Schaafsel, zaagsel en mislukt zaagwerk; het ligt op smeulende bergjes weg te stomen, produceert heel veel rook en smog. Het is smerig en eeuwig zonde.
De prachtige planken worden verzaagd tot van alles,
De tafel die ik tekende, wilde ik proberen zo elegant mogelijk te maken. Dus zei ik dat ik een dun blad wilde en taps toelopende poten. De timmerman zou een dikke plank in twee dunne planken zagen. Ik besprak met hem de kans op lelijk zaagwerk (want met de hand). Hij verzekerde mij dat het in orde zou komen.Ik vroeg het mij af en gaf toch de opdracht. Er waren een paar andere dingen die ik niet wilde; geen houtlijm, geen vulmiddel om slordig zaagwerk te compenseren en een afwerking graag met het
Ik betaalde aan en 5 dagen laten kwam hij de tafel brengen.
Ik werd pissig want het gat voor de parasol was niet met een boor, maar met een beitel gemaakt; het prachtige hout was verkracht, midden op het blad.
De tafel staat hier buiten; het zonnetje schijnt (krachtig), het regent, het waait en ik merkte dat het hout ging werken. Het was heel jong en vochtig hout... nooit gedroogd geweest, springlevend. Ik belde de timmerman; hij zei dat dat het logische
Met vriendelijke schouderklopjes kom je er niet, maar iets anders kan ik mij ook niet voorstellen... Hij had zijn geld en ik een kromme tafel, dat was de patstelling. Het enige dat ik kan doen is zelf elke dag het tafelblad omdraaien, en de andere kant op laten kromtrekken.
Gisteren legde ik het blad omgekeerd.
Vannacht regende het.
Ik schrok een paar keer wakker.
Vanmorgen zag ik het resultaat van het geweld van kromtrekkend hout.
Het maakt het geluid van een kleine oorlog.
Straks ga ik naar de tafelmaker, hij is nu nog bezig met 4 stoelen voor me, en voor het ijzeren plaatje voor het parasolgat en ik wil een potje olie hebben om de meubels in te kunnen oliën...
Eerst vriendelijk met hem doen, met opdrachten wapperen en dan toch nog eens opperen dat hij die tafel komt repareren...
Zo blijft het een tango of dependency: Ik heb alleen maar invloed op hem zo lang er een volgende opdracht in het vat zit. Misschien verstaat hij zijn vak toch beter dan ik.
zaterdag 11 december 2010
huiselijk geweld I

In Nederland wordt Sinterklaas gevierd. Dat is een jaarlijks excuus om veel dingen met kaneel en kruidnagel te kunnen eten.
Pepernoten, stooflapjes en speculaas in allerlei vormen en kwaliteiten.
Sinterklaas is weer vertrokken, maar die kruidnootjesdamp blijft nog wel even hangen.
Ik hou niet zo van die winterse Nederlandse feestdagen, er zit iets claustrofobisch aan.
Binnen zitten in een te warme ruimte met te veel mensen die gestaag op dronkenschap afstevenen en elkaar lastig vallen met welgemeende emotionaliteit, die je toch beter voor je kan houden. Morgen heb je spijt van dat je die woorden in je mond nam.
In beeld domineren de kaarsen, fluweel, rood.... op de smaakpapillen domineert kaneel, kruidnagel en zware wijn.
Ik vind het niet zo erg dat ik niet in Nederland woon gedurende de feestdagen.
Hier in Kenia wonen Nederlanders.
Afgelopen week was ik in Dar es Salaam en daar wonen
Ook zonder de Sinterklaasvieringen te bezoeken at ik hier en daar pepernoten. Bij de supermarkt hier ter stede lag een verloren pak speculaas, en ik kocht dat.
Er zit een soort hardnekkigheid aan, iets opdringerigs; ze kwamen op mijn weg.
Gisteren was ik aan het koken en bedacht mij dat ik mijn oven nog nooit gebruikt had. Ik had geen recept en het internet deed het gisteren niet.
Dus moest ik zelf iets verzinnen en bedacht dat ik een soort stevig zandgebak wilde maken en dat in twee lagen, om daartussen die veel te bittere grapefruit marmelade te kunnen smeren.
Ik worstelde wat met boter, suiker, meel, ei, zout, kaneel, citroenschilletje, kruidnagel... denderde de dingen in de oven en na een half uurtje werd ik opgeschrikt door de gezellige geur van de Hollandse decembermaand.
De horror.
Vanmorgen heb ik op mijn terras gezeten en de speculaastaart met grapefruit marmelade gegeten. Ik kon niet helemaal objectief proeven of het lekker was.
Kenia mag dan vrij ver van Nederland af zijn, maar de december walm kruipt onder deuren door, glipt vliegtuigen binnen en dringt zich op aan een ieder die er kwalijke associaties bij heeft. Ieder ander wordt ongemoeid gelaten.
zaterdag 27 november 2010
Vliegen in Kenia
In Afrika is dat anders, daar kan je wel een schuur vinden om een ding in elkaar te klussen, ligt er wel ergens een oude Nissan motor weg te rotten en is er wel een knollenveld om onder de radar te blijven.
Blijft wel dat het handig als je een beetje kennis van zaken hebt, een lasser met een diploma kent en iets langer nadenk dan alleen op je leeuwenmoed te vertrouwen.
toch wel een erg fijn Jip en Janneke apparaat, leuke kleuren ook.
maandag 22 november 2010
National Museum of Kampala... een les museologie
Tentoonstellen is een van de meest basale manieren van kennisoverdracht; je pronkt wat met mooie spullen, plaatst dat ik een context waarin de bezoeker zich prettig voelt. Voor de echt geïnteresseerde doe je er tekstborden bij (de luistertoer en de digitale oprispingen zijn een multimediale aanpak van het tekstbordje) Uiteindelijk blijft het tentoonstellen een oud beroep; De verzamelaar laat zijn mooi opgepoetste kloten zien. Er zijn duizend opvattingen over museologie, maar in de kern blijft het neerkomen op het pronken met andermans veren. Misschien is tentoonstellingsmaken wel de ultieme vorm van toegepaste kunst. Het plaatsen van een lijst om een schilderij, het op een sokkel zetten van een beeld. Het mooi belichten van een zaal of hal en het drukken van een fijne catalogus. Alles ter meerdere glorie van De Werken.
Dan is er nog het bijzondere van de collectie zelf. Je moet een keuze maken: een kunstenaar, een tijd, een plaats, een bericht, een thema... allemaal mogelijkheden om tot een selectie te komen van de werken die in die lijst worden gehangen of op die sokkel worden geplaatst. Er zijn mensen wereldberoemd geworden om op het juiste moment de vinger aan de pols te hebben en te weten waarvoor de entreekaartjes gedrukt moesten worden.
(opmerking tussendoor: Vlak voordat ik naar Kenia ging was ik op de opening van de Alexander de grote tentoonstelling in de Hermitage. Nog nooit hoorde ik zoveel aardige dingen over mij gezegd worden: “Die Alexander was wel erg knap he”. “Goh, wat is die man reislustig geweest, maar echt geen toerist...” “Die Alexander heeft echt wel wat van zijn leven gemaakt”. Ik liet het mij graag aanleunen, jammer dat het zoveel oude vrouwen en gepocheerde nichten waren die dat zeiden...Afleiding afleiding.)
Vaak is het museumbezoek een van de leuke dingen als ik op reis ben. Het hoeft niet lang te duren, maar het geeft wel een fijn inkijkje in waar men trots op is, wat men voor het nageslacht behouden wil. Hoe men over bepaalde dingen nadenkt. Museologie komt dan vaak in een ultieme vorm naar boven. In Maleisië liet de Sultan van Kuala Terrenganu trots zijn golfballen zien in een protserig betonnen gebouw, ergens achterin een erker gingen ook wat prachtige batiklapjes, meer gat dan lap en klungelig op triplex plankjes genageld. In Pakistan bezocht ik een museum waar de vader van Kipling directeur was en waarover Kipling jr in ‘Kim’ schreef, er zou een collectie van porno miniaturen moeten zijn; pas nadat ik verklaarde geen moslim te zijn mocht ik die zien. Prachtige werkjes decent verstopt achter een gordijntje.
Het gaat mij niet om het bezoeken van merkwaardige musea (hoewel het Ensor museum in Oostende wel de ideale reden is voor een tochtje naar de Belgische kust) in het bezemmuseum zal je mij niet vinden, hoewel ik de antropologie niet schuw. Het gaat mij om het merkwaardige van die verzamelaar die een doel had, daar een gebouw omheen zette en vond dat anderen moesten betalen om er naar te kijken.
Vaak zie je een strijd, een strijd tegen het verval, een strijd van opvattingen en modes, of een strijd van tomeloze hebberigheid. De tentoonstellingsmakers doen net alsof er helemaal geen strijd was en als je daar dan toch doorheen kan kijken, dan is het interessant. Wat waren de reden om keuzes te maken.
Afgelopen week van ik in Uganda en een van de afspraken was afgezegd. Ineens had ik twee uur de tijd en liep mij bij het museum afzetten.
De portier en de kaartjes verkoper keken argwanend. Ja, ik wilde echt een kaartje. Ik gaf geld maar kraag geen kaartje. De kaartjes waren op. Ik denk dat de centjes niet bij de museumdirectie terecht gekomen zijn maar bij de portier en de kaartjesverkoper bleven hangen. Al jaren.
De locatie van het gebouw was prachtig. Uganda is gebouwd op vele heuvels en dit ding stond op een helling die vroeger net buiten de stad geweest moet zijn. Vanuit de tuin had je een prachtig zicht over de stad en het Lake Victoria daar achter.
Het gebouw zag er uit alsof het in de late jaren 60 gebouwd was, het exterieur althans. Het interieur kwam uit een eerder decennium. Er was een soort routing, maar die was niet duidelijk. Via de kaartjes en de tafel met boeken (met daarachter een dralerige ex collega van mij... zo heb ik er waarschijnlijk ook wel een bijgezeten als ik ’s morgens al wist dat ik tegen de avond nog niets verkocht zou hebben) kwam ik op een centraal plein. Daar vandaan liepen verschillende straten naar de windrichtingen. Straten klinkt wel chique, maar dat was het niet. Drie treden naar boven was een doodlopende straat; het leek alsof de tentoonstellingsschotten er even weggezet waren, wachtend op die volgende tentoonstelling; maar dat was niet zo, de hele geschiedenis van Uganda werd op volgetypte A4-tjes
uit de doeken gedaan, aan het eind van de zaal stond een groot fotokopieerapparaat, model 450 uit 1985. Bij het fotocopierding moest je rechtsomkeert maken om dezelfde weg weer terug te lopen.
Op het ‘centrale plein’ kwam nu een school kinderen binnen. Mooie diepblauwe uniforms. Er was ook een juf (oud) en een juf (jong) . Die praatte met elkaar en lette niet op de kinderen. Dat hoefde ook niet was A; alles was childproof en stond achter glas en B, niets kon stuk, want het was allemaal al stuk.
De eerste straat was een beetje een tegenvaller de tweede beloofde diorama’s. Volgens mij is er geen een museum in de wereld dat nog diorama’s heeft. Van die nagebouwde landschappen waar je voorin, vlak bij het glas wat potten en scherven uit de grond ziet komen, op de oppervlakte staan stoffige grassen die de fauna van dat deel van de wereld vertegenwoordigen en iets verder staat een uitgehold en opgezet luipaard met vulsel dat uit zijn aars en oren komt. Het beest ziet er niet uit; de vormen kloppen niet; het lijkt meer een ezel met een verkeerde jas aan, een Tijgertje uit Winnie the Pooh, een knuffelbeest van de kermis in 1950. Verstoft en met een glimlach. Dat beest weet niet dat er een man met een speer anderhalve meter verderop staat. Als deze man in een westers museum zou staan zouden er belangengroepen opstaan om te vertellen dat het beledigend is een inheems volk zo uit te beelden. Het was een karikatuur van een neger. Op het achterdoek was een kraal met een kookpot geschilderd met daaromheen dansende zwarte mannen en vrouwen. Het was niet moeilijk je daar een Oad bus bij voor te stellen; de neger doet een neger na omdat de blanke toerist de getemde wilde mannen wil aanschouwen. Maar de Oad bus bestond nu uit een school blauwgeüniformeerde kinderen. Ze vergaapen zich. Ik hield een kort diepte interview met een paar kinderen en ze vertelde mij dat ze het prachtig vinden en er veel van geleerd hadden. Er waren nog een paar van dit soort regionale diorama’s. Allemaal even bijzonder.
Buiten was er nog een opstelling zoals in het Afrikamuseum in 1970. Strooien hutjes met linten voor de deur en binnen kookpotten, afgekloven botten en rieten manden. Het zag er uit alsof de misdadigers die deze puinhoop hadden achtergelaten al een paar maanden weg waren. Overal stonden bordjes bij met nummers, waardoor het leek alsof het politieonderzoek nog in volle gang was. Er was en tiental van deze hutten, allemaal bijna hetzelfde, het verschil was dat ze uit verschillende delen van het land kwamen en dus verschillende soorten gras op het dak hadden. Tjonge wat een rijke en gevarieerde cultuur.
Het laatste hutje in de rij was het openbare toilet; de kinderen renden daar keihard naar toe, voor het pissoir was een rij en ook hier kon ik de jongens vragen wat zij het leukste en bijzonderste vonden. Nu waren ze iets minder goed in het geven van het wenselijke antwoord: het voetbal veld; de busrit en dat ze niet naar school hoefden vandaag.
Dit museum bewijst dat het volslagen onnodig is om veel geld te pompen in museologische opvattingen. Gewoon recht voor zijn raap dingen laten dien, een context creëren en mensen, liefst gekleurde jongeren gratis naar binnen laten. Dan heb je hoge bezoekcijfers en je bedient alle minderheden. Maak er leuk bustochtje bij en iedereen is blij. Je voldoet ook nog eens aan de targets en je moet vooral niet te veel investeren in de presentatie; binnen 30 jaar is het allemaal weer heel hip.
Niet alleen op mij, maar ook op deze jongens had het National Museum of Uganda en onuitwisbare indruk gemaakt.
zondag 21 november 2010
een gewone week...
Die dingen die ik afgelopen dagen schreef waren allemaal saai en herhalend. Ongeschikt om op het wereldwijde web te zetten. Dat gevaar zit er nu weer in. Maar dat is misschien ook indicatief voor wat ik doe hier.
Mijn ogen en hersens raken gewend. Inmiddels verbaas ik mij niet meer over hoe de stad in elkaar zit en waarom er files zijn (sinds de onafhankelijkheid in 1963 zijn er 2 wegen bij gebouwd en maar een handjevol verbreedt terwijl het aantal auto’s wel enorm is toegenomen. Dan is er nog een factor ‘potholes’ en de factor ’rijstijl’ gecombineerd met corrupte politieagenten. Dan heb de alle ingrediënten voor een verkeersinfarct wel bij elkaar). Ik verwonder me minder over het feit dat de armen in dit land (veel) niet in opstand komen tegen de rijken (veel minder) en ik verwonder mij minder over de duizenden mensen die elke dag naar werk lopen of rennen. (fraai gezicht vanuit een auto).
De eerste aanblik daalt en is ingeklonken.
Sinds m’n laatse blog ben ik natuurlijk wel dagelijks aan het werk geweest, ben in twee dagen heen en weer geweest naar Uganda en heb daar met potentiële co-producenten voor ons programma gesproken. Met wie moeten we aan de slag? Een moeilijke keuze; de ene partij bestaat uit twee jonge jongens die al een aantal programma’s op tv hebben en die met slimme deals en zakelijk vernuft sponsoren aan zich hebben weten te binden. Ze opereren vanuit een discotheek, waar ’s middags om 3 uur mannen flessen whisky drinken en mevrouwen heel mooi zijn en daar gezellig bij kijken. De jongens willen graag met ons samenwerken en zullen beslist een eigen draai aan het format geven en er voor zorgen dat heel Uganda dit programma leuk vindt en het kent. De vraag is of wij wel een kantoor in een discotheek willen en of wij wel willen dat het format deuken gaat oplopen.
De andere partij zijn in en in serieuze mensen die radio maken en dat door het hele land doen, die het ethische van ‘goede journalistiek’ hoog in het vaandel hebben en die zorgvuldig formuleren, die alle valkuilen willen bespreken en die meteen aangaven dat het niet hun gewoonte is naar de pijpen van de adverteerders te dansen. Een niet onbelangrijk punt in deze: ze hebben nog nooit TV gemaakt.
Welke zou je nemen?
Ja, misschien toch de radio jongens, goede journalistiek is veel waard en de tv kennis kunnen wij wel brengen...
Of toch die disco boys? Misschien moeten we accepteren dat in ieder land het programma een eigen look en feel heeft; maar dat meteen al accepteren?
Dergelijke keuzes hangen de hele tijd in mijn hoofd; nu een short term werkvergunning?
Weer van die talloze keuzemomenten: Eigenlijk vind ik alles hier lelijk. Ik wil niet in lelijke dingen wonen. Liever geen bank dan een lelijke. Een dus heb ik de essentiële dingen langs de straat gekocht; tientallen houtwerkplaatsen. Hans, waar ik nog steeds in huis woon, waarschuwde; alleen dingen kopen die er al staan, dan kan je bepalen of het goed genoeg is; als je iets laat maken gaat het onherroepelijk fout. Dus liet ik iets maken en ging dat fout. Aanvankelijk fout; deze dingen zijn
Ondertussen hebben wij ons programma verkocht aan de beste broadcaster die wij ons wensten. (Best bekeken zowel in de stad als in de ommelanden) Als het gaat zoals we willen komen wij hier vanaf half januari op TV. Maar dan moet er nog wel het een en ander gebeuren. Natuurlijk is het een voorwaarde om een broadcaster te hebben, en het was noodzakelijk om aan die voorwaarde te voldoen voordat de volgende stappen gezet konden worden. Dat moet dan dus als een haas gebeuren. Het scheelt al te weten wát er allemaal moet gebeuren, maar ook hier zijn er eerste stapen en volgende stappen. Voor ons programma is het noodzakelijk dat wij een goede auto hebben. In Tanzania heeft F, toen ik hier nog lang niet was, samen met techneuten uit Tanzania en Nederland zijn tanden op stuk gebeten om de auto precies zo te maken dat het goed is. Om te voorkomen dat die exercitie weer helemaal opnieuw gedaan moet worden besloten wij precies dezelfde auto ook voor Kenia (en straks ook Uganda) aan te schaffen. Autos’ worden in dit land niet gemaakt, alle auto’s, op LandRovers na, komen uit Japan. Daar is een wet of regel die zegt dat auto’s van voor 2003 (en in januari van voor 2004) niet meer doorverkocht mogen worden. Die worden dus massaal op de boot gezet naar Oost Afrika. Het is een weekje of twee varen en dus kan je binnen 3 weken na je bestelling je auto ophalen in Mombasa of Dar es Salaam, de havensteden in de buurt. Dan doet de Keniaanse overheid er een heel stevige premie bovenop die gebaseerd is op de nieuw prijs; dat voorkomt dat er te oude barrels ingevoerd worden; daarvan zijn er wel genoeg hier. Dan is de auto uity de folder in Kenia en kan je rijden.
Het is om moedeloos van te worden en uiteindelijk denk ik dat we voor een seconde best moeten gaan, een auto die niet te duur is, niet te veel kilometers heeft gereden, die makkelijk in te bouwen is, die airconditioning heeft die het goed doet, niet krankzinnig duur is en aan bijna al die eisen voldoet, maar misschien niet 100% is. Keuzes, keuzes en ik weet bijna zeker dat 2 dagen nadat we een auto gekocht hebben een van de talloze mannen die wij bij onze zoektocht hebben ingezet belt om te vertellen dat hij de perfecte auto voor ons heeft. Ik weet nu al dat ik dan die auto niet wil zien en ik heb nu al besloten dat die man een leugenaar, oplichter en flessentrekker is.
Komende week moeten wij een beslissing nemen omdat de tijd wel heel erg hard dringt.
Voordat we in januari op TV kunnen moeten we ook een paar adverteerders hebben.
Het regelen van adverteerders gaat hetzelfde als in Nederland. Een bedrijf opbellen en zeggen dat je nog een reclameblokje over hebt is niet de juiste methode. Dat gaat via via, in de week leggen, mensen in spanning houden, tipjes van sluiers, er voor zorgen dat ’ze er van gehoord hebben’. Het is een traject van opwarmen, opgeilen, inkleuren en uiteindelijk inkoppen. Maar aan de andere kant van de tafel zitten mensen die wel vaker iemand met een leuk plan hebben zien langskomen. Zij weten dat ze opgewreven en opgegeild worden, zij zijn die aandacht en de inspanningen gewend. Zij weten dat hoe aardig wij ook zijn en hoe fantastisch ons plan ook is er op een gegeven moment een cheque uitgeschreven moet worden. Ondanks de vriendelijke glimlach en de aardige woorden heerst toch de achterdocht en een gezond wantrouwen.
Waar het toe gaat leiden wordt de komende weken duidelijk. Het zou wel bijzonder zijn als het lukt om voordat we op TV komen, nog een paar grote dikke klanten binnen te halen. Het positieve is dat tot nu toe nog niet een van de partijen heeft gezegd dat ze het niet willen, het negatieve is dat er nog niet een volmondig ‘ja’ gezegd heeft en, dat is misschien wel het ergste, bij die besprekingen krijg je nooit een kopje koffie.
Voordat we in januari op TV komen moeten we ook nog een crew selecteren. De regisseur is al binnen. Hij is afgelopen week al in Dar es Salaam geweest om daar het klappen van de zweep te bekijken en is erg enthousiast terug gekomen. Hij mailde waslijsten van dingen die hij gedaan heeft en hij bibberde van opwinding over zijn taak en rol hier in Kenia.
Vanaf morgen is hij full time aan de slag om dit programma op te gaan bouwen. Hij heeft er zin in en dat is bijzonder. Geen scepsis en geen ironie, alleen maar enthousiasme.
Werk huis, stad, leven.. het zijn zo de ingrediënten van een bijna normaal bestaan.
Kenia mag dan geografisch, cultureel en emotioneel ver weg zijn, maar ik merk steeds dat het grosso modo het wel erg vergelijkbaar is. Veel werk met aardige mensen, sommigen doen wat ze zeggen, anderen niet, net als Nederland. TV maken is een intensief werkje, net als in Nederland. De kneepjes van het vak zijn lastig en the devil is in the detail, net als in Nederland. Je komt niet verder als je geen mensen kent, net als in NL. Mensen zijn aardig en geïnteresseerd, willen mee doen met een succesvol plan, dat is in Nederland ook niet anders. Het verschil zit um in het decor; wij hebben iets minder mensen langs de weg zonder benen die centen willen. Wij hebben weinig stammenstrijd tussen de Limburgers en de Friezen, wij hebben een taal die iedereen spreekt en kan lezen, bij ons werkt het internet bankieren iets makkelijker en wij hebben geen leeuwen in de achtertuin die dartele zabra’s verschalken (nou heb ik die hier ook nog niet gezien, maar ik weet dat ze er zijn). Iedereen wil dat zijn familie gezond is, iedereen wil dat de kinderen naar school gaan en het beter hebben dan zijzelf, iedereen heeft een pesthekel aan files, maar heeft geen keuze. Iedereen wil een stress free bestaan en wil ‘lekker leven’.
Hoe ver en hoe vreemd het allemaal ook moge klinken. Eigenlijk zijn de overeenkomsten groter dan de verschillen in het dagelijks leven. Gewoon de dingen doen die je moet doen, uit je bed komen, computer aan, koffie drinken
Voor mijzelf is het grote verschil dat ik niet de baas ben die de uiteindelijke verantwoordelijkheid heeft, maar een van de mensen uit een klein team. De verantwoordelijkheid voelt er niet minder om, maar de mogelijkheid te overleggen maakt het wel plezieriger. Het andere verschil is dat ik nooit zoveel kijkers had voor dingen die ik voor de Nederlandse TV maakte, als die wij hier hebben in Tanzania en hopelijk gaan krijgen in Kenya en Uganda.
Dat zijn in elk geval al dingen die het leven een stuk plezieriger maken.
Hup, dit verhaal verzenden en naar bed; morgen handdoeken kopen, internet aansluiten en die dikke adverteerder binnenslepen.
We’re not ducks on a canal, but steamers on an ocean....