alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

Posts tonen met het label Potsdam. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Potsdam. Alle posts tonen

donderdag 10 mei 2012

vrouw in de trein -haubtbahnhof



 
Er zit een jonge vrouw in de trein, aan telefoon. Ze praat en lacht
ze lacht hard, en harder, hilarisch. Ze heeft haar tas op d'r schoot.
Ze zet d’r bril af om d’r tranen te stelpen en is uitdagend.
Ze slaat op d'r knieen van de pret. 
Het is authentiek en mooi. 
De trein lacht met haar mee terwijl haar mascara uitloopt.

En dan is ze stil, ze luistert en denkt en luistert. 
Heel stil, ze bijt op dr lip.
haar kin krijgt putjes, haar ogen worden waterig
en zonder dat ze iets zegt drukt ze de telefoon uit.
En dan huilt ze. Een eerste traan biggelt, echt zoals biggelen hoort.
Ze huilt eerst zachtjes, een startende motor, dan steeds heftiger, naar een hogere versnelling en
Uiteindelijk met lange halen, zonder iets te zeggen.
Met d’r brilletje in d’r hand.

De trein kan niet anders, dan het horen, maar de andere reizigers doen of er niets aan de hand is.
Het lachen was gemeenschappelijk, het huilen is een privé aangelegenheid....
waarbij je alleen maar kan schuilen.

Als de trein stopt op het Haubtbahnhof stapt ze uit en loopt de trein uit alsof er niets gebeurd is. Ze droogt nog eens haar tranen met de rug van haar hand en daalt dan de trap af van het perron, naar de grote hal, waar de mensen zijn.

Er zijn in Berlijn veel Roma en andere olijfkleurigen die muziek maken in de trein.  In de 80-er jaren waren er in Amsterdam wel eens van die acteurs die op openbare plekken een act deden. 
Dit deed er erg aan denken, behalve dat ze geen geld ophaalde na afloop.

click hier voor filmpje: Haubtbahnhof

 




woensdag 2 mei 2012

Nairobi - Qatar - Berlijn

 
In de afgelopen tijd had ik in Nairobi niet zo heel veel te doen. Gelukkig was er om de hoek een tennisbaan en de Nederlander T.R. die ook op werk wacht (en op een container en een opgeleverd appartement). Het eerste potje won ik van hem, daarna volgde een lange rij van nederlagen. 
Het roer moest om.

Woensdag was ik klaar met al mijn dingetjes in Nairobi en ‘s avonds ben ik een biertje gaan drinken met R. in een café dat Havanna heet en er niet zo erg Cubaans uit ziet. Tussen de geparkeerde auto’s en de vrouwelijke bedelaars met een ‘rent-a-kid’ die als torren rondschuivelen dronken we een biertje. Er werd gevoetbald op TV en onder de enorme banner frisgroene die Heineken had opgehangen keuvelden we wat totdat het begon te regenen en de gaten in het asfalt vulden zich tot kleine meertjes. De bedelaars trokken zich terug in hun grotten, de parkeerdienst deed een enkellange regenjas aan, het bandje dat verwacht werd kwam niet opdagen en R. ontmoette een van zijn stiefdochters die op haar eerste avond uit was met haar nieuwe vriendje en R. helemaal niet tegen wilde komen. Voor de vorm vroeg ze of we mee gingen naar de karaoke bar. Wij bleven liever. 
Dat Nairoibi is zo kwaad nog niet.

Donderdagochtend moest ik dingetjes doen. Iets met een auto, iets met een External Hard disk, ik moest koffie drinken met M en later ook met B. Op het terras van Hans een Kees heerste een tropisch rust, de wevervogels plukten lange slierten uit een palm en paaiden hun wijfjes met ingenieuze nesten. Vanuit het zwembad  volgde ik hun werk. 
Er staan grote bomen in de tuin en Hans verzet veel werk om de nieuwe achterburen onzichtbaar te maken door meer snelgroeiende dingen te planten. De honden snuifden rond en Marren maakte een onstopbare stroom koffie.  Nee, dat Nairobi heeft echt erg goede kanten.

Om 12 uur kwam de trouwe Thomas me afhalen en bracht met naar het vliegveld. Het overgewicht werd door de dame van de check in weggewimpeld (een beetje hulp met de opvoeding van haar welpen deed wonderen). 

Om 7 uur landde ik in Qatar en om 8 uur schoof ik aan bij Joost in een Jemenitisch café achter de Souk Waqif. Ik was nog nooit in een der Emiraten en het is vreemd om door een Arabische souk te lopen die het gevoel geeft al honderden jaren te bestaan, al een eeuwigheid aan 1001 nachten te hebben doorstaan, maar die pas twee jaar geleden uit de plotterprinter van de projectontwikkelaar rolde; Disney voor volwassenen.


Ik was naar Qatar omdat Joost daar een paar maanden zit; hij werkt als designexpert bij een tv programma van een Libanese producent en hij mag er niets over vertellen op straffe van een nekschot en een prijskaartje. Hij woont nu 3 maanden in een 5 sterren toren en hij heeft de geweldige gave om te kunnen kluizenaren zonder dat hij asociaal wordt of zijn baard laat staan. De eenzaamheid is een gegeven en geen last. De hitte en het stof zijn vaste factoren waar hij omheen manouvreert. Hij wordt er niet vrolijk van en houdt en vilein glimlachje, kijkt er naar en vraagt zich af of hij zijn paarlen voor de halal zwijnen werpt of dat hij een werkelijk constructieve bijdrage levert aan het designniveau van een subcontinent.
Vanuit de Yemenitische joint (tl buizen, Sprite en droge vis) wandelden we door de stad naar zijn hotel. Mijn eerste indrukken: snelle grote auto’s, witte en zwarte jurken, buikige mannen die heel hard niets doen en figuranten zijn in het Disney scenario. Dat hotel is niet alleen zijn hotel, maar ook het dakterras van de expat jet-set. Met uitzicht over de stoffige stad, wind in de haren en de vage lampjes van de Corniche drinkt men een cocktail en slurpt men aan de dikke Cohiba. Het Heineken biertje van gisteren kostte anderhalve euro, dat van vandaag was 10 keer zo duur. Toch plopten de kroonkurken er niet minder lustig om.
 
 Ik sliep in een ander hotel en toen ik daar om een uur of 1 aankwam babbelde ik met de jongens die er werkten. Ze kwam uit Pokara in Nepal en ik vertelde dat ik ooit door hun straat gewandeld heb. Daardoor kon ik niet voor 2 uur slapen.
’s Morgens ontmoette ik Joost weer bij het museum dat I.M.Pei gebouwd heeft. Dat wilde ik er graag zien. Het was vrijdag en dus was het dicht. De tuin ging om 10 uur open en tot dat moment stiefelden we over de Corniche. 
Er was geen wind en het water leek van crêpe papier. Joost vertelde over stedenbouw en langzaam werd de Weststad aan de overkant van de baai zichtbaar. We zagen het I.M.Pei museum vanuit verschillende hoeken. Het is een prachtige apenrots behalve dat er een heel vreemde lichtkoker aangeplakt is die de strakheid van het ontwerp verstoort en de kleuren doet verkruimelen. (Ik heb veel moeite gedaan dat niet op een foto te krijgen).  Om 10 uur stonden we als enigen te dringen voor het hek en liepen de uitgestrekte tuin door en dronken koffie aan het water tussen de internationale TED-gangers die confereren moesten en gezamenlijk meespeelden in de Disney productie. (het is ook gelukt hen uit de foto weg te houden). 
Het werd warm en het licht werd scherp. De schaduwen op het Pei gebouw werden hard. Een helikopter zette de windmachine aan en creëerde een stofwolk waardoor het licht ineens een roze gloed kreeg. Het leek niemand op te vallen.
Om 12 uur vloog ik door naar Berlijn daar tuimelde mijn overgewicht op de bagageband  en ’s avond aten we een pizza in Potsdam.

Op zaterdag moesten we een kastje kopen. In het Landrovertje van Stefanie reden we naar Ikea en bij de kassa drongen we tussen de buikige Duitsers door, aten we een smerige hotdog en ik verwonderde me over de gedweeheid, inclusief mijn eigen schaapachtige gewilligheid. Het regende en we propten in een winderige parkeergarage het bouwpakket in de achterbak, probeerden de kap van de Landrover dicht te krijgen en klappertandde weer langs de Wannsee terug naar de zolder. Ik kan soms zo'n grondige hekel aan mijzelf hebben.

Op het water zijn een paar zeilbootjes, met mannen in dikke rode jassen. Dikke auto’s rijden in een langzame stroom. De winter laat zich slecht verjagen en de blaadjes aan de bomen zijn maagdelijk groen. Voorzichtig proberen ze iets voorjaar-achtigs uit te stralen, maar het is niet overtuigend.



zondag 25 december 2011

berlijn trein

Berlijn trein...

Hij staat stil bij een elektriciteitshuisje en ik zit er in. Bij kleine volkstuinhuisjes. Links is er bos met naakte dennenbomen. Rechts is er een remise-achtig terrein met gebouwtje, stapels hekken, grijze ijzeren deuren met gele bordjes er op genageld. De volkstuintjes zijn aangelegd tussen de weg en de rails; een hopeloos stukje niets voor armoedige mensen met een armoedige hobby. In de regen in december is het troosteloos.

In het TL licht in de trein zitten mannen met donkere kleren aan. Eén leest een dik boek met kleine letters, één leest de krant, één doet iets met een telefoon en een zit wazig voor zich uit te kijken met zijn ene hand op het zadel van zijn fiets, de andere in zijn broekzak; hij speelt met muntjes. Alle mannen hebben een fiets mee. Dure fietsen met beugels en klemmen, mooie schone versnellingsbladen en de kabels goed gespannen, licht voor en achter is in orde en ze hebben stevige velgen en ongesleten banden. Nette fietsen, die goed onderhouden zijn, fietsen die geschikt zijn voor het zware werk.

De mannen zijn stil en ze hebben pluizig haar omdat ze net hun mutsen hebben afgezet. Het is niet koud in de trein, en gelukkig ook niet warm. De mannen hebben allemaal gemakkelijke schoenen aan. Eén, die met zijn hand in zijn zak zit en wazig kijkt heeft sneakers aan in een paar verschillende tinten wit, dat verschil in de kleuren komt omdat ze opgebouwd uit verschillende materialen, leer, rubber iets teflon-achtigs (kan ook keflar zijn) misschien nog gewoon textiel aan de hielrand. De andere mannen hebben leren schoenen met rubberen zolen. Een van de mannen, die een krant leest, heeft zijn muts nog wel op. Het is een vreemd gezicht...Een man die binnen zit met zijn muts op, of is een trein niet binnen. Hoe dan ook; ik kan niet zien of hij ook vlassig haar heeft. hij pakte net, terwijl hij al een tijd aan het lezen was zijn leesbril uit zijn borstzak, nu hij die op heeft kijkt hij een stuk tevredener, misschien is ie eindelijk iets in de krant tegengekomen dat hem echt interesseert.

We staan nog steeds stil, het begint ergerlijk te worden en ik vraag me af of iemand weet dat we hier zijn. De mannen lijkt 't niets te interesseren. Ze blijven gewoon verdiept in krant, boek, telefoon en ledigheid. Er was wel een bericht, dat werd omgeroepen. Het kraakte en dat paste niet bij het keurige strakke interieur van de trein, je zou smetteloos geluid verwachten. Er was iets over 'leider' und 'geht nicht', maar het bracht geen schok teweeg onder de reizigers. Behalve dat de man met de muts mij vroeg of hij mijn handy mocht benutzen en in mijn telefoon zei hij iets over 'leider' en 'geht nicht'. Dat was niet echt een schokkende reactie. Als hij een belangrijke vergadering mist dan lijdt hij daar niet onder, als zijn moeder met een kopje thee wacht, vind ie dat blijkbaar niet zo erg en als hij zijn tandartsafspraak mist is ie ook niet opgelucht. De gelatenheid is vreemd, zelfs de mannen die een fiets hebben willen niet uitstappen, doen daar althans geen poging toe, terwijl ze zo de wijde wereld in kunnen pedalen. Zonet regende het nog, nu is het fijn fietsweer. Als ik een fiets zou hebben zou ik het wel weten. Dan zou ik uitbreken en wegrijden. Maar misschien is het verboden in Duitsland om uit te breken en zomaar een deur open te doen en met een mooie fiets te gaan wandelen langs een rails mat van dat grove puntige grind.


De huisjes in het bos staan er nog treuriger bij dan net, op het remiseterrein gebeurt niets... er kwam een wit autootje aanrijden en verdween achter een gebouw. Het kwam er aan de andere kant niet achter vandaan. Het zal nu wel geparkeerd staan. De chauffeur moest misschien iets uitladen, dat zal ie dan wel doen, of hij moest vergaderen en is naar binnen gegaan door een deur aan de achterkant die voor ons onzichtbaar is, misschien zit hij wel in zijn auto te wachten, of slaapt ie even.

In de trein: niemand kijkt naar elkaar, niemand zegt een woord.

We staan stil, de zon schijnt maar het glas van de ramen voelt nog koud. Het heeft veel geregend en alles is nog nat. De huizen, de schuren de auto’s op het remiseterrein. Het is allemaal nat koud, maar door de zon zal het wel snel opdrogen. De platte oppervlakken eerst, zoals de straat en de daken.

We staan nu meer dan een uur stil en de wazige staarder ontvangt een telefoontje. Iets over zijn werk en dat de computertechnicus langs gaat komen maar de protocollen niet kent, die moet dus wachten tot de staarder er is, maar hij hoopt dat de technicus ook in de trein zit dus niet zo lang op kantoor hoeft te wachten. Hij zegt ook iets over 'leider' en 'nicht gut'.

ik ben benieuwd of iedereen straks, als de trein weer gaat rijden, elkaar verlost aankijken zal.

als de trein gaat rijden.

Ooit

Als.



Na anderhalf uur sukkelde de trein naar een nabijgelegen stationnetje. Grunewald. We moeten met de bus verder.

maar dat moeten nog 150 mensen die allemaal in de trein zitten. Ik heb geen zin om bij ene halte te wachten totdat er eindelijk plek is. Ik ga lopen.

Op het moment dat de trein weer ging rijden kwam de aankondiging over de bussen vanaf Grunewald... daar luisteren iedereen naar dus de weddenschap over het elkaar aankijken viel in het water.

Toen ik door Grunewald liep, een fijne voorstad met grote huizen en grote tuinen, moest ik pissen. Op donderdag ochtend om 11.30 uur is er niemand op straat in Grunewald en ik kon iedere tuin kiezen. Ik koos een oud huis om in de tuin te plassen en tijdens het plassen keek ik om mij heen en naast de voordeur hing er een plakkaat waarop stond dat Isadora Duncan in dit huis geleefd heeft.


Ik wandelde verder en groef in mijn brein, wie was dat ook alweer, er was een vage bel die klingelde maar ik kon geen klepel vinden.

Danseres, dat wist ik, zal wel iets interbellum-achtig geweest zijn. Er was ook iets met een Russische dichter.... Jessenin dreef in mijn gedachten boven.

Ik kende een gedicht van hem en kende dat dat alleen in het Duits uit een boekje dat ik jatte toen ik 30 jaar geleden bij boekhandel Pegasus werkte.


Wikipedia maakte het geheel nog mooier:

Serge Jessenin nahm sich am 28. Dezember 1925 in einem Zimmer des Hotels Angleterre in Leningrad das Leben. Er hatte sich die Pulsadern aufgeschnitten und anschließend an den Heizungsrohren der Zimmerdecke erhängt. Kurz vor seinem Tod schrieb er mit seinem eigenen Blut das folgende Abschiedsgedicht:

Freund, leb wohl. Mein Freund, auf Wiedersehen.

Unverlorner, ich vergesse nichts.

Vorbestimmt, so wars, du weißt, dies Gehen.

Da's so war: ein Wiedersehn versprichts.

Hand und Wort? Nein, laß - wozu noch reden?

Gräm dich nicht und werd mir nicht so fahl.

Sterben -, nun, ich weiß, das hat es schon gegeben;

doch: auch Leben gabs ja schon einmal.



Ach wat is het toch geweldig om van de malle saaie mannen in een kapotte trein naar zo iets moois geleid te worden.