alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

vrijdag 23 juli 2010

extra extra


Bij het verhaal dat ik vanmorgen schreef zat ik te vechten met de plaatjes. Ik uploadde het met een tweede keus, maar kwam daarna iets beters tegen.

Dus als extra bijdrage...
het onderschrift op het schilderij luidt: Ideas which never reach the next morning....
en over copyright... kweenie van wie het is... bijvoorbaat excuses.

Diner zonder opener

Wijn met een schroefdop is handig. Vooral als je naar een kurkentrekker zoekt. Ik had niet zelf opgeruimd en op onmogelijke plekken gekeken. In huis zaten drie vrienden te wachten op de goddelijke nectar en ik vond alleen een obersmes. Daarmee kan je wel een fles openmaken, maar dat is klungelen en ik weet dat ik een mooie opener heb. De onvolprezen l’Ideal van Brevete. Hij moest ergens zijn.

Het gesprek aan de eettafel kwam op gang. Uitwisselen van reis en vakantie ervaringen en wederwaardigheden (opa pappa mamma dochter zoon huis tuin roots toekomst). Ik was gastheer en had gekookt en bedacht dat ik dingen wilde maken waarvoor ik niet te lang in de keuken zou hoeven staan. Voorbereiding is het halve werk en in de keuken stond alles klaar. Het moest alleen pats boem in een pan, alleen de oven aan zetten en dan zou alles vanzelf gaan. E. had meer dan geholpen.
Een mens is een wankel product van de evolutie; het ontbreken van die ene opener duwde mij zachtjes van mijn sokkel. Waar kon dat ding zijn? Een verstandig mens, ik probeer hem vaak te visualiseren en zelden kom ik daarbij in de buurt, zou het obermes nemen, naar de eettafel lopen met 4 blinkende glazen neerzetten en de boel inschenken, proosten een stukkie worst delen en de hele kurkentrekkerexpeditie laten rusten. Dat lukte mij niet. Zo’n trekker, of het gebrek er aan, blijft trekken. Gedurende de worstjes en de paté werden de opa’s oma’s en kinderen oninteressant omdat ik dat vervloekte ding zocht.

Vriend P. vertelde van zijn reis naar Suriname. Inmiddels was de eerste fles leeg en zette ik een voorgerecht op tafel en de tweede fles wijn. Hij had een geweldige reis gehad, verschillende reizen eigenlijk, die resulteerden in een tentoonstelling waarvan ik de catalogus kreeg. Mooi boek.
We aten de Free Style Vietnam spring rolls en dronken lichte witte wijn. Die pasten wel aardig bij elkaar. De spring rolls waren een beetje merkwaardig na de worst en paté, maar het ging. Wijn stabiliseert en neutraliseert, als je er maar genoeg van drinkt.
Ik ging in de keuken dingen doen, die pats boem truc met alle voorgesneden groentes en dergelijke, maar vooral zocht ik door naar die trekker. Laatje open laatje dicht, maar niets gevonden. Het gezelschap P., zijn vrouw M. en mijn E. spraken over vreemde culturen, de diepe ervaringen er mee en de nieuwe museale opvattingen er over. Met een half oor hoorde ik het en wist dat er, zolang er gesproken werd door mij niet ingegrepen werd. Vissen in de oven, pasta op een steeds hoger vuur, slaatje erbij met dikke basamico, de combi tussen knapperig, hard, zacht, zuur, zoet, bitter was wel netjes, het kleurenpalet was wat bleekjes, maar een rode peper doet wonderen. Kurkentrekker, kurkentrekker. E. kwam een nieuwe fles halen. Voila, en ik opende hem met dat vermaledijde klote mes. Ging wel goed, maar gaf de lol niet.
M, de vrouw van P had gedurende de WK in Zuid Afrika een spannend project gedaan. Ze had urban en suburban levens en levenstijlen in kaart gebracht in Durban en daar vervolgens een installatie van gemaakt. Dit klinkt wel heel vaag ik zal haar eens een linkje vragen, dan volgt die later. Multiculturaliteit stond heel hoog in haar vaandel. E. is daar ook veel mee bezig.

De vis was niet goed, ik ken deze oven niet genoeg, te klein en niet te reguleren en die arme beesten waren nog niet gaar, maar wel al uit hun jas. Ze konden niet een, twee, drie terug in de oven. Dus dan maar in de pan, dat werd slordig, lelijk en minder lekker, maar toch, met de hakken over de sloot gered.
De gasten zeiden dat het geen probleem was, maar ze worstelden met de graat en het gedoe. Hele vissen serveren is een risico, ik weet het, maar zoveel mooier dan filets, rijker van smaak ook, als ze precies goed gaar zijn.
Fles nr 4 ging de tafel op en haalde het tot aan de desserts. Ik bleef maar om me heen kijken en plekkies verzinnen waar die opener kon zijn.
Amsterdam is een internationale stad. P. werk veel in Afrika, M. is van geboorte Indiaas, E. heeft Aziatisch bloed in de aderen en ik heb veel in buitenlanden gezeten en gereisd. Dat zo’n gezelschap aan één tafel zit is niet merkwaardig, maar wel opvallend. Dat het gesprek dan ook over de hele wereld gaat, en in dit gezelschap over cultuur en familie is niet vreemd. Het toetje: mango’s, yoghurtijs met wafels, basilicum en azijn... minstens zo internationaal. Ik had er niet bij nagedacht, maar het was bijna een metafoor. Tradities, culturen, gebruiken en dat bijgelicht door de Hollandse ondergaande zon gespiegeld in het raam van de overburen. De deuren naar het balkon staan open en de dames hebben iets wolligs losjes over de schouders.
Bij de koffie en de thee vroeg ik me af of we iets stevigers zouden drinken. Maar 4 mensen en 4 flessen is al een keurige score. Ik stelde het dus even uit tot na die donkere drab. Meer koffie? Nee, toch maar fles nr 5, dus de hele avond deze wijnen.

Ineens was er de gedachte aan die andere la.
Alsof ik iets in de keuken moest doen wandelde ik er heen (er werd sowieso al veel gewandeld, voornamelijk naar de WC). Achteloos trok ik de la open en toverde de l’Ideal tevoorschijn. Achter in de la, lag ie. Logisch.

Ik opende de laatste fles en geheel tevreden dronk ik een glas.
Onwillekeurig wilde ik dat deze veel lekkerder was dan alle glazen hiervoor. Ik probeerde hard, maar proefde geen verschil. De gasten hebben niets van deze zoektocht gemerkt en proefden ook geen verschil. (Maar deden dat eerder ook niet toen de wijn na eerste twee flessen na de voorgerechten veranderde in een andere wijn bij die beter paste bij die verdomde vissen.)

Rond één uur was ik volgegeten, volgeluisterd en volgedronken en was tevreden, omdat er toch niets meer aan te doen was en omdat dat ding er was. Misschien vooral omdat ie niet meer ontbrak.

donderdag 22 juli 2010

Stadsreparaties – M3H


klik op de foto's om ze te vergroten, dan kan je ook de teksten lezen


Afgelopen winter heb ik samen met Allard van der Hoek een serietje gemaakt van 3 foto’s en teksten. M3H is een architectenbureau in Amsterdam en zij geven zg Cahiers uit. Dat zijn, zoals het woord al zegt, schriften. De eerste die zij uitgaven ging over stadsvernieuwing, deze tweede, gaat over de stadsreparaties.

Allard maakte foto’s en ik heb mensen geïnterviewd die in die gerepareerde stad wonen en werken. Het geestige is dat de meeste bewoners helemaal niet weten wat er gebeurd is, en dus zijn wij op zoek gegaan naar mensen die ooit betrokken waren bij de reparatie aan hun buurt of hun huis. Het is ook maar beter dat de meeste mensen zich niet dagelijks realiseren dat ze in een groot levend organisme wonen waar van alles aan gecorrigeerd en gerepareerd moet worden.

De drie mensen die wij geportretteerd hebben en de drie verhalen zijn eigenlijk vrij indentiek, weliswaar vanuit hun eigen scope, maar toch. De stadsdeelvoorzitter, de buurt activist en de hippe nieuwe bewoner zeggen allemaal dat een wijk moet bestaan uit een mix van mensen (etnisch, inkomen, sexe en wat nog meer) dat het belangrijk is dat er een breed aanbod van winkels is (niet alleen een Albert Heijn, maar ook kleine grutters) en dat de straat schoon en goed onderhouden moet zijn. Niet opgehaald afval leidt direct tot verminderde betrokkenheid van de bewoners bij hun buurt en dat leidt linea recta tot verpaupering. Het is geen rocket science, maar wordt wel meteen ambtenarentaal.

Het bestuur, de bewoners, de planologen en de architecten hebben er gezamenlijk voor gezorgd dat buurten als de Pijp, de Staatsliedenbuurt en Oost beter geworden zijn. Zonder huursubsidie en dergelijk overheidsfratsen zouden de buurten inmiddels geheel wit zijn en vol met glanzende auto’s staan.


Het is nog niet eens zo lang geleden dat bijvoorbeeld de Staatsliedenbuurt niet heel vrolijk was, dat het enorm spannend was om daar naar de kraakcafés te gaan en illegale dingen te doen in een oude leren jas. Het is nog niet zo lang geleden dat niemand opkeek als er in een straat een afgebrande auto stond en dat die daar een paar dagen bleef staan en het is niet zo lang geleden dat Ed. van Thijn, de oud-burgemeester, de Staatsliedenbuurt uitgeslagen werd (met behulp van een taart in zijn gezicht).
Nu is het er allemaal fraai, wemelt het van de aangeharkte kinderspeelplaatsen, staan de huizen en huisjes netjes geverfd in een rij en als appartement te koop op Funda met walmende makelaarsteksten er bij. Mensen gedragen zich zoals de plannenmakers hebben bedacht, doen hun kinderen naar de gemixte scholen, voetballen en hockeyen bij de juiste club, wassen hun auto niet meer op straat en de consensus is innige ronkende tevredenheid. Dit deel van de wereld is razendsnel veranderd.
Het spannende is er af, het comfortabele is er voor terug gekomen.
Er valt veel minder te dromen over de mogelijkheden van de stad, die dromen zijn nu ingevuld door ‘de markt’.

Gelukkig zijn er architecten zoals M3H die op de vierkante centimeter, en met minimale budgetten reparaties kunnen aanbrengen in de stad, waardoor die echt beter wordt (voor de meeste mensen).

Als je dit boekje wilt bestellen (gratis) kan je contact opnemen met M3H; http://www.m3h.nl/


Als je meer van die geweldige foto’s van Allard van der Hoek wilt zien moet je maar zijn site, oeps, die heeft ie niet...
dan maar naar Mimoa; http://www.mimoa.eu/browse/photographers/Allard%20van%20der%20Hoek/

dinsdag 20 juli 2010

l'ideal en andere slachtoffers

Per wanneer zal de kurkentrekker uit het straatbeeld verdwenen zijn? Het maakt mij niet zo veel uit of er schroefdoppen, kroonkurken of andere afsluiters op de fles zitten, maar het ritueel van het kurkentrekken, met dat fraai vormgegeven apparaat is mooi. De tragiek van de afgebroken kurk, het gepiel om hem uit de hals te krijgen en het dramtische doorduwen zal er binnenkort niet meer zijn kan mij gestolen worden. Maar het apparaat... en al die arme kurkentrekkers komen eerst nog een paar jaar achter in de keukenla te liggen om dan te verdwijnen en als een opa-vertelt-kleinzoon object slechte tijden door te maken.

De allerbeste kurkentrekker ooit is een heel simpele harmonica. Hij is mooi, simpel en vooral: hij werkt. Nooit problemen mee gehad. En dat komt door de uitgekiende simelheid. Hoop ik.
Een paar keer heb ik er een gehad en steeds bij verhuizingen werd ie steeds gekaapt door de ex. Ik weet een winkeltje in Amsterdam waar ze er af en toe wel eens een hebben. Ook daar weten ze de kwaliteit te erkennen, en ze vragen er inmiddels een klein godvermogen voor. Verder kwam ik hem nooit tegen. Ik deed wel eens een Google poging en merkte dat L’ideal Brevette een kleine doch enthousiaste groep liefhebbers heeft. Brevette is niet de enige fabriek die hem maakte, er zijn er verschillende, maar ik vind l’ideal zo’n toepasselijke naam. Het zou de moeite waard zijn deze firma’s langs te gaan; waarschijnlijk allemaal mooie verlaten bedrijfspanden in treurige delen van Frankrijk.

Als ik in huis eens rondkijk heb ik eigenlijk wel vrij veel keukenapparaten die ooit belangrijk waren maar waarvoor betere oplossingen gevonden zijn. Meestal zijn ze in onbruik geraakt door makkelijker dingen, niet betere.

De vleesmolen (van het merk: AlexanderWerk uit de DDR en daarom gekocht). Ik heb hem wel gebruikt om paté mee te maken. Die werd beter dan bijna iedere andere paté behalve die van wijlen slager Rodiguez. Het is zo’n teringzooi om dat apparaat aan de praat te krijgen en vooral om alle onderdelen weer schoon te maken nadat je er nieren, levers en spieren van lammetjes, herten of koeien doorheen gedraaid hebt. Niemand maakt nog zelf paté’s, het is teveel werk en goede levers zijn slecht te krijgen. Maar die heel erg goede patémaker in Amsterdam ken ik ook niet.

Het aanzetmes is een moordenaar voor je messen, tenzij je weet hem te hanteren. Toen ik 16 was werkte ik in een heel slecht restaurant op het strand en de kok was ooit een goede kok, maar hield erg van wodka. Hij kon niets meer als ie dronken was, behalve zijn vrouw slaan en schol bakken. Hij liet mij in het geniep elke dag zijn messen slijpen met een aanzetmes. Ik moest elke dag zo’n 10 messen slijpen, die nooit gebruikt werden, maar voor de gevallen kok z’n status waren als maître. Omdat hij een oude bullebak was die het niet op had met de jeugd, en zeker niet met dat omhooggevallen zoontje van de boekhandel, ben ik door het stof gegaan omdat ik zijn messen vernachelde. Ik heb het daar hardhandig geleerd en nog steeds slijp ik met grote regelmaat mijn messen. Een goed scherp is met bijna net zo fijn als een strak gestreken overhemd. Ik koester mijn aanzetmes zoals snobs hun schoenenpoets kistje.

’t Komkommerschaafje. Ik heb er een, net als een eiersnijder, een nootmuskaatschaaf een champignonborstel maar ik heb ze nooit gebruikt en kan ze zo weggooien. Onzindingen zonder waarde.
Op de nootmuskaatschaaf na; dat is een mooi koloniaal ding, maar ik hou niet van nootmuskaat. Alles smaakt seventies als je dat ding gebruikt (net als de foelieolie... heel gezond voor de spieren maar brrrr). Dat ding gaat niet weg, maar is verder zinloos. Achterin de la dus.

second thoughts

Het bericht hier onder is te lang. Mijn followers en de lezers die wel lezen, maar geen follower willen zijn, zeggen dat ik te lange dingen schrijf. Maar het kon niet korter. Ik zal proberen mijn leven te beteren en van korte verhaaltjes te maken. Het is niet eenvoudig eenduidig te zijn. Maar het moet: Form follows function. Length follows media, zoals dit stukkie, hoewel het nergens meer over gaat. Toch een foto er bij? Toe maar, een willekeurige die eigenlijk bij het vorige stukje past over het tadeloze recreëren in Amsterdam.

Half vrolijk als de zon schijnt

Vanaf augustus wordt het weer druk, maar nu is het te rustig. Ik bel met collega’s die vergelijkbaar werk doen. Daar is het hetzelfde. Ik bel met opdrachtgevers, die vragen of ik ook in september en oktober tijd heb. Nou, tegen die tijd loopt het allemaal wel vol. Toch zeg ik uit volle borst dat ik beschikbaar ben. Maar dat is dan en nu is het nu en nu heb ik niet genoeg te doen. Dat is irritant en er vormt zich een wolkje boven mijn hoofd. De zon schijnt.


Een verstandig man gaat dan zijn website verbeteren, gaat dan eindelijk die boekhoudkundige dingen oplossen, gaat dan een nieuwe versie van dat ene programma installeren, gaat dan zijn huis schoonmaken en de was strijken, gaat dan al die dingen doen die steeds blijven liggen.

Ik moet naar de zeilmaker, het zeil van mijn bootje was gescheurd en nu weer gerepareerd. Ik fiets door de stad en zie van mijn huis tot aan de Geldersekade heel veel mensen en niemand werkt. Zelfs de meisjes die een vakantiebaantje hebben bij Albert Heijn staan voor de deur een sigaret te roken. De kapitein van de rondvaartboot zit op de kade, das los maar wel met van die gezonde schoenen. Er zijn in oranje gestoken mannen die prullenbakken moeten legen in een elektrisch vrachtwagentje (jip en janneke eat your heart out) zij wandelen naar de bak, kijken er in, halen hun schouders op en lopen weer naar het wagentje. Alles aan hun werk is ‘leuk’ gemaakt; best stoere kleren, een hip karrteje, mooi groene vuilniszakken, i-pod in de oortjes en pak shag in het borstzakje. Het ziet er niet uit als werk. Richting de pont naar Amsterdam Noord is een file van mensen in dunne kleren, ze hebben nieuwe batavussen en andere fietsen waar van alles in, op en aan geïntegreerd is. Het ziet er naar uit dat ze langs de dijk gaan fietsen, het is windstil en het is een mooi tochtje. Brood mee en koffie bij dat leuke tentje. Lekker consumeren. De enige buzz is die van vrije tijd en ijsjes eten.

Mijn zeil breng ik naar mijn bootje, er is geen wind dus zeilen is zinloos en dobberen maakt alleen de wens te gaan werken groter. Onderweg zie ik weer die Batavussen. Ze maken gebruik van de door overheidswege uitgereikte bankjes. Ze doen precies wat de planologen afgelopen jaren bedacht hebben; fietsen, rusten, consumeren, genieten. Dat is goed voor de sociale cohesie. Het hele land is ingericht op makkelijk, lekker, leuk en veilig (fietsers steken over op een plateau waardoor auto’s moeten afremmen, dat plateau is voorzien van een andere kleur asfalt, er staan dikke witte strepen voor en achter, er zijn zebra’s geschilderd en een bundeltje verkeersborden omheen gezet, er is over nagedacht en een plan voor gemaakt... veiligheid is een uitgangspunt ongeacht de hoeveelheid werk en ongeacht de lelijkheid). Nederland is een pretland. En niet alleen voor mensen met een Batavus, ook voor mensen met een auto, een bakfiets, ook voor de vogels en ander beestjes. Ook voor hen zijn er bruggen, tunnels, passages en planologische uitvindingen. De boeren hebben waarschijnlijk al arbeidstijdverkorting aangevraagd en krijgen nu gesubsidieerde hulpjes die de gesponsorde koeien van en naar de wei begeleiden terwijl die beesten zo vol met tags en chips zitten dat ze ook met een afstandsbediening bestuurbaar zijn. Er staat een man op een ladder een kastje te repareren. Zou dat nou de laatste werkende Nederlander zijn of een hobby vogelaar die zijn gedoogde webcam voorziet van een batterij?

Uit nieuwsgierigheid rij ik via Amsterdam Noord naar de stad terug. Ik wil zien of de hangjongeren in de Vogelaarwijk zich ook zo toeleggen op pret. Het is even zoeken voordat ik in een buurt terecht kom die ik best Vogelaarachtig vind. Kleine huisjes, groezelige galerijflats en goedkope auto’s op straat. Het is er oorverdovend stil. Iedereen is met vakantie, is bezig het recht op vrije tijd te vieren. In sommige straten is de oranje voetbalversiering nog niet weggehaald en ondanks de stormen van de afgelopen dagen hangt het er nog (dank zij de geklonken stalen spijkers uit het doe het zelf centrum en de vrijwilliger met korte broek en witte sokken). In een straat is een file van ariola’s geparkeerd. Ik vermoed dat hier alle ziekenfondsgevallen samengebracht zijn in huizen waar de drempels uit weggesloopt zijn. Dan zie ik dat ze vrolijk geschilderd zijn en bij een van de laatste in de rij zijn jongeren aan het klooien met het motortje. Ja, als je zo’n Ariola een tikkie opvoert heb je een overkapte brommer. Het heeft niets te maken met de slecht ter been zijnde ziekenfondsers, maar met goedkope hobbies voor jongen met gladgeschoren haartjes. Ook hier; alles voor de lol in de gemanicuurde parkjes, met de frisse vuilnisbakken, opgeschilderde tuinbankjes en tweekleurig asfalt. Het inkomen is niet hoog, maar voor de randvoorzieningen is gezorgd.

Ik wordt er nurks van en rij naar huis. Ik vraag mij af; waarom zo kribbig? Tuurlijk vind ik dat iedereen plezier mag hebben, tuurlijk is het goed voor de economie als iedereen ijsjes koopt, tuurlijk heeft dat een vorm en een kleur, tuurlijk mag iedereen zijn swing er aan geven.
Het enige waar ik op kan komen is dat het getuigt van zo weinig creativiteit en rebellie als iedereen doet wat de planologen hebben verzonnen, wat de beleidsmaken goed en acceptabel vinden en hoe de marketeers van Batavus en Ola dat beleid invulling hebben gegeven.

Het hele beeld is dichtgemetseld en van ’s morgens tot ’s avonds geregisseerd. Nu ik maar half vrolijk ben denk ik, terwijl ik op de brug sta bij het IJ. Dit is wat wij willen, dit is de visualisatie van de Nederlandse compromis. Hier kan niemand bezwaar tegen maken omdat wij hier allemaal verantwoordelijk voor zijn, er aan mee betalen en er lekker in participeren.


Een verstandig man gaat dan zijn website verbeteren, gaat dan eindelijk die boekhoudkundige dingen oplossen, gaat dan een nieuwe versie van dat ene programma installeren, gaat dan zijn huis schoonmaken en de was strijken, gaat dan al die dingen doen die steeds blijven liggen.