alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

zondag 17 oktober 2010

apartment hunting Nairobi

Het is avond in de tuin bij Hans en Kees. Brahms uit mij laptop komt nauwelijks over het geluid van de krekels en de andere nachtgeluiden heen. De lampen buiten worden gereflecteerd in het zwembad en drie honden liggen onder te tafel.
We aten net Chinese groenten en tuttelden de hele dag door. Boekje in de zon, even een beetje sporten, kopjes thee in de tuin.
Het leven kan bijna niet hollandscher, behalve dat de lege kopjes opgehaald worden door een mijnheer in een tuinoverall met een nogal donkere teint.

Het contrast tussen de vreedzame tuin en het hectische leven op straat is enorm. Niet in de straat hier (die is rustig lommerrijk en heeft aan het begin ene groot ijzeren hek met een man met een pet), maar op een paar minuten rijden van hier is een grote shoppingmall met allemaal keurige nette mensen die allemaal keurig nette dingen doen. De straat daar is redelijk georganiseerd, wel is alles voorzien van ene dun laagje Afrikaans stof. De honderden busjes rijden af en aan en houden zich verbazingwekkend goed aan de regeltjes. In andere Afrikaanse steden zag ik een vrolijke puinhoop, maar hier heerst een post-britse geordendheid. In andere buurten is het een beetje meer Rock ’n Roll, maar voor zover ik heb gezien en gehoord zijn de tijden dat Nairobi Nairobbery werd genoemd wel voorbij. Er zijn nog wel buurten en plekken waar je je in de endeldarm van de samenleving kan wanen en er zijn nog talloze verhalen van mensen die met alleen hun onderbroek aan thuis kwamen, maar het wordt beter. In vergelijking met 8/10 jaar geleden toen ik hier een paar keer filmde is het een stuk relaxter. Toen werd ons bij de poort van het hotel, midden in de binnenstad, nog een bewaker aangeboden omdat we beter niet zelf naar de supermarkt op de hoek konden lopen. Nu lopen naast de miljoenen Kenianen ook duizenden Europeanen op straat. ’s Avonds is dat een ander verhaal, maar dat geldt toch voornamelijk als een stevige voorzorg dan vanwege directe dreiging. Nogmaals; afhankelijk van de buurten.
Sinds ik hier ben ik alleen van dit geweldige huis en de fijne tuin, met auto’s naar de binnenstad gegaan en ben niet in ‘gevaarlijke’ wijken geweest.

De afgelopen week was een groot contrast met de vorige. Vorige week kwam ik aan, landde hier, reisde vrijwel meteen door naar Uganda, rende daar van hot naar haar, rende weer terug naar Nairobi en ging in datzelfde tempo even door; Als een idioot wilde ik deze stad in mijn vingers krijgen, wilde aan het werk (ook de tijd in Nl voordat ik naar hier ging was een beetje als of ik op het puntje van de duikplank stond; ik wilde wel springen, maar er zat nog geen water in het bassin) dat wachten wilde ik stoppen en hard aan het werk; dingen doen.
Maar er is nog niet zo heel veel dat gedaan kan worden. Wat werk betreft zitten we aan de vooravond van de Grote Sprong Voorwaarts in Kenia en in Tanzania moet er van alles gebeuren, maar daar was ik niet). Wat nodig is is het sociale netwerk opbouwen en dat is niet iets dat je heel erg actief kan gaan ondernemen, (in een café gaan staan met een bordje: "looking for friends, pls talkt to me"...) Het gedoe met een chauffeur is wel handig, maar ook vrij omslachtig. In tegenstelling tot Azië zijn dergelijke services hier niet heel erg goedkoop en het is dus handig om een aantal dingen bij elkaar in de buurt (zowel qua tijd als qua locatie) te plannen. Mijn actieradius is dus niet enorm en om een stad in je vingers te krijgen moet je dingen doen waarbij een chauffeur moet wachten. Museum, café, slenteren, lezen, beobachten, lunchen en dergelijke dingen. Mijn in en in calvinistische aard (Calvin and Hobbs?) zegt mij dat het dan zonde is om zo’n auto en zo’n man niets te laten doen.

Auto’s zijn hier vrij kostbaar. Een van de leuke dingen van Nairobi is dat er heel erg veel omgeving in de buurt is. Bergen, dalen, beesten, meren en allemaal even mooi en prachtig. Om daar heen te kunnen is het handig om een auto te hebben die een beetje steviger is dan de gemiddelde auto en is het noodzakelijk een auto te hebben die wat hoger op zijn poten staat. De gemiddelde Keniaan is niet een heel goede chauffeur. Ongelukken gebeuren vrij veel; en dan is het handig om een auto te hebben die wat stevig is en wat hoger op zijn poten staat... Wat wil nou het toeval; dat zijn extra dure auto’s. Ze zijn er wel, maar een oud model dat een onverklaarbaar laag aantal kilometers gereden heeft (het verraadt geklungel achter het dashboard) kost al snel $15.000.
Er zijn hier opvallend weinig motorfietsen. Wel van de Chinese brommers, maar dat zijn geen motorfietsen. Mij leek het wel een prima plan om mij op twee wielen door dit stroperige verkeer te bewegen. Er zijn echter een paar bezwaren. Bijna niemand doet het en dat zal wel een reden hebben; de wegen zijn vrij slecht en de eerder genoemde rijstijl is verontrustend; motorrijden is dus een inspannend werkje. Het is onduidelijke hoe jongens die op illegale wijze wat centen willen verdienen (overvallen oid) reageren op een motorfiets. Een auto kan je technisch gezien wel stelen, met een hand kan je wegrijden terwijl je met de ander je pief paf poef vasthoudt. Met een motor lukt dat niet, dan moet je twee handjes aan het stuur hebben. Dus wat betreft die motor... ik weet het nog niet. Maar dat gewacht in die files vind ik zo dom, dat ik toch hard zoek naar een oplossing.
(Vlak bij hier is een plek waar alle ‘overlanders’ lans komen. Mensen die van Europa naar Zuid Afrika reizen per auto of motor. Er is een camping en een kleine garage en daar staat wel de heel erg juiste motor te koop. Het kost een paar duiten, maar hij ís beschikbaar...Het is en aantrekkelijke gedachte)

Ondertussen ben ik ook bezig geweest een appartement te vinden of om ten minste te bepalen wat ik zou willen. Gemeubileerd is handig omdat ik nog niet precies weet wat ik zou willen. Maar ik ben er wel achter dat de dingen waarmee gemeubileerde dingen vol gezet worden wel zo onnoemlijk lelijk zijn dat ik liever in een leeg appartement zit met een matras op de vloer dan dat ik in een krullenbed ga slapen of op een veel te grote bank ga zitten in een woonkamer die ook 100% synthetisch is ingericht en ook nog lelijk is. Middenoosters lelijk, of Afrikaans lelijk. Liever niets dan lelijk. By the way; om de gruwel meubels bij een appartement te krijgen moet je ca 35% huur extra betalen. (Ik ga nog wel eens een verhaal schrijven over de noodzaak van kwaliteit...)

Het is ook mogelijk een leeg appartement te huren. Die zijn bijna allemaal min of meer hetzelfde en kosten tussen 600 en 800 dollar (ja er zijn ook goedkopere en er zijn ook duurdere...maar gezien mijn wensen zal ik in een dergelijke hoek uitkomen). Bij het zoeken van die plekken veranderen m’n normen de hele tijd. Aanvankelijk wilde ik alleen een mooi appartement hebben in een leuke straat. Dat werd al snel een niet lelijk appartement in een leuke buurt. Inmiddels weet ik dat ik niet in een heel groot complex wil wonen, dat ik alleen op hogere verdiepingen wil wonen (lichtinval en frisse wind) en dat ik een plek wil waar ik buiten kan zitten, of ten minste een grote deur naar iets buitens open kan zetten. De buurt is nog wel van belang, maar een dergelijk appartement is per definitie in een aardige buurt (aardig = veilig). Iets binnen 15 minuten lopen van een shoppingmall is handig. Al was het maar omdat ik anders niets anders doe dan in een auto zou zitten. (boodschappen doen op een motorfiets is geklungel). Inmiddels heb ik een plek gevonden waar niets slechts aan is; niet lelijk, niet onhandig gelegen, geen groot complex, op de bovenste verdieping, uitzicht over een valleitje (weliswaar volgebouwd, maar toch vrij wijds). We moeten het alleen nog even eens worden over de prijs. Afdingen gaat op een andere manier dan ik hoopte. Ik dacht; ik doe een bod dat flink onder de prijs is (20%), maar toen hoorde ik al niets meer. Dus toch maar een volgend mailtje; noppes, via via iets geprobeerd en toen ging hij met zijn prijs naar benee: 2%. Hij klonk ook nog geërgerd. Dat kan best onderhandelingsstrategie zijn, maar ook een kwestie van eer, van gedoe, of van iets heel bijzonders cultureels dat ik geheel niet kan inschatten. Misschien wel gewoon van rijkdom?

Een heel andere mogelijkheid is om een huis te huren. Nu ik bij Hans en Kees zit zie ik wel wat de voordelen van een huis met een tuin zijn. Hoewel het niet extreem warm is ben ik bijna de hele dag buiten.Ik zit overdag buiten te werken, slaap met ramen open (tralies) en doe zoveel mogelijk buiten. Dan is een tuin wel een heerlijke extra. In die appartementencomplexen zijn ook wel tuinen, maar die zijn er meer zodat er een hogere huur gevraagd kan worden; soms is er een armoedig groen algerig zwembadje, dat zijn geen plekken waar je uit vrije wil gaat zitten; achter zo’n kale muur met prikkeldraad er bovenop, een terras is dan veel beter, maar weegt nog niet op tegen een tuin. Het merkwaardige is dat huizen helemaal niet zoveel duurder zijn dan appartementen. De huur althans. Maar dan moet je nog beveiliging en staff en allemaal van dat soort extra’s berekenen (planten en bomen kopen). Ik heb alle mogelijkheden bedacht; maar zonder die extra’s gaat het niet. Dan is het wel weer mogelijk om een house-share te doen. Er zijn hier nogal veel van die mannetjes als ik, die hier terecht gekomen zijn, er voor een langere of kortere tijd zitten en geen zin hebben om alleen op een paar vierkante meters te gaan zitten, geen meubels te hebben en geen liefhebber zijn van kale muren. Als je dan een leuke shareder vindt kan het prima uitpakken. (bij voorkeur iemand die in bezit is van ijskast, bank en leuke vrienden).
Toen ik ooit in Indonesië woonde deelde ik op die manier een huis met Guido en Pieter en later met Niels en Nick. Het waren geweldige tijden. Door die extra mensen is er altijd wat te doen, komen er anderen over de vloer is er een plezierige onrust. Ik zou niet weten of ik dat nu nog steeds leuk zou vinden. Inmiddels ben ik wel 10 jaar ouder en gezapiger. Maar er zijn ook anderen die inmiddels 10 jaar ouder zijn, die spoeling wordt natuurlijk wel dunner. Ik ben inmiddels wel een uitzondering als non-homo zonder kinderen. Maar er zijn allemaal mogelijkheden, dat weet ik zeker, ik ken ze alleen nog niet.
En dat is de vrolijke stelling; ik weet dat die mogelijkheden er zijn, maar ik heb geen zin om te wachten totdat ik ze ken. Dus ga ik een appartement huren, wetend dat dat second best is. Het grootste debacle is dat dat appartement toch ingericht moet worden. Echt, van het theelepeltje tot het bed, van de deurmat tot de gordijnen, van de ijskast tot de handdoek. Ik ben nog nooit met een vrachtwagentje boodschappen gaan doen, het lijkt me wel een uitdaging.
Op zoek te zijn naar een second best geeft een twisted gevoel. Dat is een van de nadelen om in een stad te landen die ik niet ken en om werk te gaan doen waarvan ik niet kan inschatten hoeveel tijd ik daadwerkelijke in dat huis ga zitten, of hoe mijn dagen er uit gaan zien, waar mijn behoefte uit bestaat. Heel merkwaardig en zoals ik eerder zei; ik vind het een horror om tussen lelijke dingen in te zitten, of in een huis te zitten dat stom gebouwd is. In en hotelkamer is dat al niet leuk, maar in een ‘eigen’ huis is het niet te verkroppen.

Ondertussen ben ik natuurlijk ook gewoon aan het werk; dat lijkt nu een soort bijzaak, en ik denk dat dit landen en plek vinden een gewoon onderdeel is van de dingen die ik hoor te doen, eigenlijk een soort deel van het werk is. Komende weer wordt het, zowel op het gebied van wonen, transport en werken decision time...

zondag 10 oktober 2010

twee dagen in Uganda

Twee dagen ben ik in Uganda geweest en was diep onder de indruk. Twee dagen lang heb ik hard gewerkt en ben met een aantal mensen echt verder gekomen. Ik denk dat er goede mogelijkheden zijn om ons programma snel op tv te krijgen hier. Gedurende deze dagen merkte ik wel dat wij een beetje ambitieus zijn. Niet alleen vanwege het voornemen om 4 belangrijke afspraken op een dag te plannen, maar ook vanwege het idee dat er in die vergaderingen meteen beslissingen genomen worden en dat je meteen afspreekt een follow up te geven.
Inmiddels zit ik in het vliegtuig terug naar Nairobi. Vanaf het moment van vertrek vliegen we over de duizenden eilanden van Lake Victoria. Met Wouter en Daan, met wie ik eerder dit jaar een memorabel tripje in de Centraal Aziatische Republieken (a.k.a. The Stans, zie eerdere blogs) maakte, besprak ik het een paar maanden geleden het plan om in volgende gezamenlijke reis een rondje Lake Victoria te doen. Toen wist ik nog niet dat ik een paar maanden later aan beide kanten van dat Lake zou werken en het dus in de race om de landenpunten geen goed idee meer vind om hier af te spreken. Maar nu ik er overheen vlieg lijkt het mij geweldig om dit gebied letterlijk op grassroot level beter te onderzoeken. Een vlak meer, duizenden eilanden, op die eilanden dorpjes, en stranden, kleine bootjes die er vanuit de lucht uit zien als dikke vissen. De schaduw van ons vliegtuig op het water reist met ons mee en hoe hoger we vliegen, hoe groter en diffuser die wordt.
Ik was bijna te laat voor deze vlucht hoewel Frank gisteren nog belde dat het een gedoe is bij het inchecken en dat ik mij echt echt op tijd, minstens een uur voor vertrek, moest melden. Dat haalde ik niet, hoewel ik het echt van plan was.

Gisteren ontmoette ik Nathan een jonge producent die mij vertrouwenwekkend over kwam. (we ontmoetten er ook een paar die aanzienlijk minder vertrouwenwekkend waren waar onder een dikkige vrouw in een slangenleren bodysuit die in een lage toon zei: ‘Come... work with me... it will be a success...” Ze ging er nachtclubzwoel bij kijken). Nathan was groot, rustig, bedeesd en wist waar hij het over had. Misschien was nog wel het intrigerendste dat hij, ondanks zijn rust, heel ambitieus over kwam. Ik legde onze plannen en uit en hoewel hij gereserveerd was, was hij geïnteresseerd en stelde scherpe en betrokken vragen en legde uit waarom hij wel, maar ook waarom hij niet onze partner zou moeten worden. Het gesprek eindigde en ik zei hem dat ik graag zijn business partner wilde ontmoeten. Nathan had al verteld dat hij er een heeft, een marketing man die ook programma's op tv presenteert. Een soort live lucky draw waar hij brommers en auto's namens Pepsi weggeeft en dan de winnaar belt om ze te feliciteren (allemaal mensen die helemaal niet verrast zijn, eigenlijk vinden dat het een paar jaar te lang geduurd heeft voordat hij hun nummer intikte... Heel geestig).
Gisteren at ik in het restaurant van Els de Temmerman, de Belgische journaliste die ook ooit voor de Volkskrant schreef maar die wel een te zeer betrokken raakte bij verschillende partijen en clubjes in Afrika en haar eigen leven en de journalistiek naadloos in elkaar liet over lopen. Samen met haar man, een Belgische ex-politicus runt zij nu een lodge in Kampala en een restaurant met het mooiste uitzicht over de stad, over Lake Victoria. Hoewel het een beetje mistig was was het abembenemend om het donker te zien worden. Fraaie rode luchten. Het hotel en het restaurant zagen er uit al een redelijk nieuw Belgisch ding, saai, met dikke balken en veel ijzeren hekken, gedempte kleuren (grijzen en lichter bruinen) weinig spannends aan; zoals een goedkoop hotel; niemand zal zich er aan storen en het is maar voor één nachtje. Het eten was goed en ik sprak met een jonge Nederlandse journalist die mij door de persmijnheer op de Nl ambassade was aangeraden. De jonge Nederlandse journalist woont hier met zijn Ugandese vrouw en hun 9 maanden oude dochter.
Hij is een huis aan het bouwen en voornemens hier nog wel een tijdje te blijven zitten. Er is niet voldoende nieuws hier om een zekere boterham te verdienen en tegenwoordig moeten journalisten hun eigen tripjes betalen om een stuk te kunnen schrijven en dan maar hopen dat de krant of een persdienst het wil afnemen. Hij vertelde over bustochten naar Zuid Sudan en into the Congo. Voor een paar tientjes met de bus omdat een vliegtuig te duur is. Dat klinkt niet als een lekkere comfortabele reis, maar eigenlijk ben ik ook wel jaloers en zou ik misschien wel leuk vinden. Ik zal het opsparen voor het rondje Lake Victoria met Wouter en Daan.
Ik denk dat wij wel samen kunnen werken met onze jonge Kuifje uit Friesland.

Vanmorgen dus nog een tweede afspraak met Nathan en zijn makker die Daniel heet maar J.K. genoemd wil worden. Ik wilde hun kantoor zien. Daar werd ik keurig ontvangen, twee editors waren aan het werk, een cameraman kwam binnen om de spullen te halen voor een shoot. Ik vertelde hen opnieuw over de plannen, over ons ambitieuze idee om niet klein te beginnen en dan langzaam te groeien, maar om meteen groot in de markt aanwezig te zijn. Nahan en Daniel vonden dat wel spannend. ze zeiden de plannen te snappen en er in te geloven en dat ze mee willen doen.
Daniel is een entrepeneur pur sang; hij is een soort Ugandeze Jos Brink, de ideale schoonzoon die allerlei programma’s presenteert die het goed doet bij jong en oud, een beetje hip, een beetje gedurfd en toch o zo aardig. (alleen geen dominee noch homo).
Hun kantoor en studio is in een discotheek die ook van hem is en waar op zaterdagmiddag om 12 uur al mensen flessen whisky zitten te drinken, terwijl er ook nog gedweild en geboend wordt. Het huis achter de disco is te koop en zou ons ‘kantoor’ moeten worden; een stevige villa met uitzicht over een van de vele heuvels van de stad. Geen slechte plek, maar om nou een kantoor in een discotheek te beginnen. Misschien is dat wel heel normaal in dit land.

Vanaf het moment dat ik in Entebbe landde reed ik rond met Robinson een jeugdige man die mij was aangeraden door een oud correspondent. Hij was fluks en verdraagzaam en vond het niet erg om voor stevige dollars drie dagen lang twee Nederlanders over de heuvels van Kampala te rijden en vooral lange uren te wachten. Hij vertelde trots dat hij geleerd had vaak kort te slapen en dat dat netto uitkwam op een makkelijke baan die goed betaalt en genoeg dag en nachtrust. Vanaf de discotheek reed hij mij weer terug naar het vliegveld. Lekker vroeg zodat ik rustig kon inchecken en Franks orders van op tijd zijn kon inwilligen. Het was warm en redelijk druk op straat. Uganda voetbalt vandaag in Nairobi tegen Kenia en vuvuzela’s klonken uit bussen, uit auto’s en uit de ontelbare café’s met tv aansluiting. De weg vanuit Kampala naar het vliegveld in Entebbe 40 kilometer lang en niet zo heel breed. De rijstijl van de Ugandezen is, hoe zal ik het zeggen, onvoorspelbaar. Robinson reed snel, maar niet roekeloos. Ik zat voorin en maakte filmpjes van het verkeer. Halverwege stopte hij voor een stilstaande auto, de auto achter ons deed dat echter niet. Met een stevige klap werd ik tegen het handschoenen kastje gesmakt en de auto schoot vooruit door de rem heen en botste tegen de auto voorons op. stond aan en ik zwiepte weer naar achter en werd zo hard in mijn stoel gedrukt dat de rugleuning afbrak en ik languit lag. In een reflex trok ik mijn knieën op maar we stonden la stil. Het duurt dan 2 seconden voordat je door hebt wat er gebeurde en in die twee seconde stond er een politieman naast mijn raampje die tegen mij riep dat ik reed en dat hij zag dat Robinson en ik van stoel verwisseld waren. Ik had geen idee wat ik zou moeten zeggen en Robinson sprong uit de auto en begon de politieagent heel rustig te vertellen dat dat niet het geval was en dat ik een passagier was en dat hij de chauffeur was. De agent hield nog een tijdje vol en vroeg mij om mijn papieren. Ik kon alleen om een heel rustige toon vertellen dat ik niet reed en dat ik alleen naar het vliegveld wilde. Waarom zou ik gereden hebben en de chauffeur in de bijrijderstoel hebben laten plaatsnemen?
De auto die achter op ons klapte was een grote stevige landcruiser; die had bijna geen schade. De achterkant van onze auto zag er niet zo plezierig uit en de auto voor ons was ook een beetje korter geworden. Uiteindelijk was er alleen blikschade, de scheurde bumpers en natuurlijk een vrolijk oploopje. Het politiekantoor was aan de andere kant van de straat en aanvankelijk stonden er 15 politieagenten om de scène heen mar dat werden er steeds minder totdat er uiteindelijk een man een rapport opmaakte. De agent die mij beschuldigde reed weg op ene brommer over zijn schouder roepend: “It’s ok, It’s ok...”, en dat vond ik toen ook. Ik masseerde mijn nek en voelde eigenlijk alleen dat mijn scheen paars werd van de klap tegen het handschoenenkastje en dat mijn tanden pijn deden, ik heel hard mijn tanden op elkaar geslagen bij de klap.
De brave Robinson was zijn auto kwijt, die lag als de gesandwichte van achter en van voren in elkaar en zijn eerste zorg was mij op het vliegveld te krijgen. Hij regelde een andere auto en vriendelijke chauffeurs. Het gedoe duurde toch bijna een uur en het zou niet meer mogelijk zijn om lekker op tijd op het vliegveld te komen ondanks Franks waarschuwing.
De nieuwe chauffeur reed stevig door en haalde op onverantwoorde wijze auto’s in reed een kilometer of wat over de vluchtstrook en haalde de file voor het vliegveld in, zwaaiend met een een of ander pasje uit zijn raam. Vlak voor de check-in balie stopte hij en ik rende naar binnen, 20 minuten voor het vertrek van het vliegtuig en dus meer dan een half uur te laat. De check in lady was net haar bureau aan het opruimen en ik gooide mijn ticket en mijn paspoort op haar tafeltje en zij zuchtte vermoeid... ‘We have already booked someone else in your chair, sir...”. “I was in a traffic accident” zei ik, “I can proof that...” en liet haar foto’s zien van de kapotte auto. Zij opende haar computer en zei alleen: “Yes, that is proof, hope you are OK, Sir...” en ik zei; “Yes, I will be OK if you can still give me a seat on that flight” waarop zij allen zei: “Yes, you will be OK, but hurry”.

Met een boarding pass in mijn hand rende ik door de douane, vulde krabbelend een formulier in, werd het land uit gestempeld, rende langs (ja langs) de beveiligingspoortjes, en de trap af naar de landingsbaan, daar werd net de rem van de trap naar het vliegtuig weggehaald om dat ding weg te rijden. Ik rende naar boven en de stewardess keek eerst op haar horloge en toen op mijn boarding pass en zei: “Very welcome sir, you’ll be seated here”. Ze wees naar de eerste stoel vooraan. Ik had nog niet gezien dat de dame bij de in check mij op een businessstoel had gezet. Ik zeeg neer en zuchtte, deed een paar seconde mijn ogen dicht en hoorde toen de vriendelijke stem van de stewardess: “You care for champagne?”
Ik vlieg nu over Lake Victoria en nip Champagne, masseer mijn nek en kijk uit over de wereld onder ons, schrijf een verhaaltje en glij door de lucht naar Nairobi.

donderdag 30 september 2010

te lang in Amsterdam

Eigenlijk wilde ik helemaal niet over perikelen schrijven, maar het bloggen schept verplichtingen (ik zie het aantal lezers dramatisch afnemen... wat wil je, er staat al weken niets nieuws te lezen). Ik wilde schrijven over leuke, mooie enthousiasmerende dingen, bijzonder inzichten en licht ironische constateringen doen. Ik ben al een paar keer begonnen met zo'n vrolijk stukje, maar dat past helemaal niet in mijn state of mind. Voel me als een vlinder die vastgeklonken is aan de zware steen, wel zinloos klapwieken, maar niet opvliegen.

Ongeveer drie weken geleden kwam ik terug uit Oost Afrika en ik had besloten daar een tijd (een paar jaar) te gaan werken. Ik kwam naar Nederland om een koffertje op te pakken en naar Kenia af te reizen. Ik wilde op 1 oktober daar beginnen.
Morgen is het 1 oktober en ik ben nog in Nederland.

Ik verdrink in allerlei dagelijksheden en wordt vastgehouden door dingetjes. De verkoop van mijn BV, de aanbieding van de KLM, wat moet ik waar op gaan slaan, de gezondheid van de familie, de liefste en de lieve aandacht van vrienden... het zijn allemaal redenen om een tikkie later weg te gaan, om steeds de tocht naar Kenia een dagje later te plannen. Uitstel. Het wordt allemaal stroperig, rennen door de modder. Het gevoel om flux effe een paar jaar in Afrika te gaan wonen verandert in een lang afscheid. Woorden als 'emigreren', 'uitschrijven' en 'long term' maken het baksteenzwaar en dan wil ik niet. Maar het is onmogelijk om die woorden te vermijden. Zo heet het nou eenmaal. Ik kan makkelijk bedenken hoe ik het zou willen, maar familie, vrienden, de gemeente en de belastingdienst denken daar heel anders over. Met hen moet je afspraken maken, moet je aan plannen voldoen. Bij dergelijke exercities kan het niet anders dan een plan te maken, de stappen in dat plan zorgvuldig uit te voeren en er zo min mogelijk van af wijken. Maar... tussen droom en daad....
Omdat het toch een beetje (en in sommige gevallen Heel Erg) emotioneel is ben ik nu al weken in een bedrukte stemming. De fluxheid is ver weg. Ik ga op zoek naar de vlinderlichtheid.

Weggaan is leuk, is spannend. Dat heeft te maken met nieuwe horizonten, nieuwe mogelijkheden; een nieuwe pagina in het boek, een blanke lei, nieuw licht, verse lucht. Het heeft iets fris en energieks. Achterlaten is bitter en heeft iets tragisch. Afsluiten, opbergen, doodlopende wegen, onneembare kliffen. Het heeft iets mossigs, vochtigs en ouds.

Het is onmogelijk alleen het leuke en frisse te zien. Het kan niet, hoe graag ik dat ook zou willen. Een ik kan wel duizend keer roepen dat ik binnen 8 uur weer in nederland ben, maar dat geldt niet. Kenya is best ver. Uit het oog uit het hart? Ik kan duizend keer roepen dat skype, mail en telefoons prachtige hulpmiddelen zijn om de afstanden te verkleinen, maar toch is het ver weg.

Toen ik zo'n 15 jaar geleden naar Azie vertrok maakte ik nooit echt een keuze van: Nu ben ik weg. Ik landde daar een keer, bleef er eens wat langer, kwam dan weer naar Amsterdam, deed hier nog een klusje, maar was daar ook bezig en langzaam maar zeker kwam het gewicht meer daar te liggen. Huurde daar een huis en na verloop van tijd verhuurde ik het mijne in Amsterdam en verkocht dat later. Er was geen duidelijk moment van vertrek, er waren er tientallen. Nu is dat er wel.

Ik zie uit naar het werken daar, zie uit naar de nieuwe uitdagingen en zie uit naar de verse energie van een nieuw continent. Zie uit naar het uitzetten van bakens, van geursporen en het in de vingers krijgen van al het nieuwe.

Het pakken van je koffer is een ontnuchterend werkje en dat moet je snel en gewiekst doen. Voor je het weet pakken de donkere wolken zich samen boven de polder.

vrijdag 10 september 2010

Ian Dury in Nairobi


Vorige week zat ik in een taxi in Nairobi. Ik had gewerkt en was moe, had een hand vol indrukken te verwerken, maar voelde mij tevreden.
De radio in de taxi stond aan en meestal vraag ik of die uit mag. Dat was ik nu vergeten. De chauffeur zat vrolijk te knikkebollen in de file en ik was goedgeluimd en vond alles best. En dan brak het volgende nummer aan op de radio: 'Hit me with your rythm stick' van Ian Dury and the Blockheads. Ik werd er intens vrolijk van en intens triest. De vrolijkheid betrof het nummer zelf en de grandioze tekst (zie hier onder). De triestheid kwam alleen door de nietigheid van het bestaan, de lulligheid van het leven en de vergankelijkheid van de herinneringen, de eeuwig durende file in Nairobi hielp daar ook bij.

Ik was ooit 14 toen ik de met mijn fiets naar Alkmaar ging (6 kilometer dagelijkse tegenwind) en de trein naar Amsterdam nam. Ik had geen geld had en liep van het Centraal Station naar het Leidseplein. Daar vroeg ik aan passanten waar dat Paradiso toch zou moeten zijn en voor de deur van de tempel van de popmuziek kocht ik een kaartje en wandelde naar binnen. Ik was op een missie, geen idee meer waardoor ik geinspireerd was. het zou best Ad Vissers TopPop geweest kunnen zijn, maar misschien had ik de LP ('new boots and panties') van de man al gekocht.
Toen in Paradiso zag ik mijn eerste echte concert: Ian Dury and the Blockheads.

Het was in de hoogtijdagen van de punk, in de dagen dat popmuziek en een eeuwige verslaving aan enge verdovende middelen naast elkaar lagen, de dagen dat alles stuk moest en ik een button op mijn jas had ('I'm a mess'... geen idee wat dat betekende). Daar trad een kleine epileptische manke lunatic op die een volslagen dada-istische act opvoerde. Als 14 jarige snapte ik dit niet, maar was wel gefascineerd. Natuurlijk ook door Chaz Jenkel(?) die een solo toeterde op 2 saxofoons tegelijkertijd. Dat was iets tastbaars.

Ik weet nog dat ik naar buiten kwam en dat mijn wereld veranderd was. Er was ruimte gekomen. Zoals ik later ook bij het Festival of Fools ervoer en bij andere Eerste Ervaringen uit die tijd (de eerste keer vrijen, eerste keer slapen op het strand, de eerste keer dronken, het eerste zelf verdiende geld, het eerste jointje, de eerste keer Celine lezen... ja het was een drukke tijd toen).

Nog steeds is Ian Dury een held, zijn dood doet daar niet aan af, behalve dat de stroom merkwaardige liedjes is afgenomen. Maar hij heeft er genoeg gemaakt en blijkbaar vond de programmeur van K24 radio in Nairobi dat ook.

Dat een zo'n liedje, in een file in Kenia zo'n train of thoughts teweeg kan brengen is bijzonder...echt.Het is bijzonder jezelf ineens te zien als 14-jarige, niet een echt sexy leeftijd. Maar toch was ik daar toen en ben de hele omgeving vergeten, behalve dat Ian Dury zong en mij tot een post-puber maakte.

toch een fraaie link naar dit wonderschone nummer:

http://www.youtube.com/watch?v=u6idHmoe5EM

nu nog de tekst: Echt zeer bizar eigenlijk niets aan, maar ik droomde weg en dacht dat die kleine mankepoot op al die plekken geweest was die hij noemde.


In the deserts of Sudan and the gardens of Japan
From Milan to Yucatan, ev'ry woman, ev'ry man

Hit me your rhythm stick, hit me, hit me
Je t'adore, ich liebe dich, hit me, hit me, hit me
Hit me with your rhythm stick
Hit me slowly, hit me quick
Hit me, hit me, hit me

In the wilds of Borneo and the vineyards of Bordeaux
Eskimo, Arapaho, move their body to and fro

Hit me with your rhythm stick, hit me, hit me
Das ist gut, c'est fantastique, hit me, hit me, hit me
Hit me with your rhythm stick
It's nice to be a lunatic
Hit me, hit me, hit me

Hit me, hit me, hit

In the dock of Tiger Bay, on the road to Mandalay
From Bombay to Santa Fé, o'er the hills and far away

Hit me with your rhythm stick, hit me, hit me
C'est si bon, mm? Ist es nicht? Hit me, hit me, hit me
Hit me with your rhythm stick
Two fat persons, click, click, click
Hit me, hit me, hit me
Hit me, hit me, hit me - hit me, hit me ....

woensdag 8 september 2010

regen in amsterdam

de foto's bij dit blog heb ik allemaal netjes geleend (gejat) van andere blogs, van andere mensen dus. Thanks!


Samen het Michael at ik een smerige pizza. Kan het decadenter: klagen over te veel truffel in de sla. Het ging niet om de truffel; het was goedkoop chemisch truffelaroma. Beide wandelden we naar buiten met een opgeblazen gevoel. Alsof je een potje MSG hebt leeg gelepeld. Heel onplezierig. Het beste is dan de boel zo snel mogelijk te verbranden en dan gaan twee veertigers een ommetje lopen door een park.

Het regende in Amsterdam, het was heiig en warm. Het vocht kwam uit de hemel en van het gras van het Vondelpark.

Rond negen uur is er nog een schijnsel van licht in de lucht, tussen de wolken door was er een diepblauwe kleur. De platanen in de lange laan van het park druppelden, maar het kon ook regen zijn. Drie mevrouwen kwamen kwebbelend en joggend voorbij, een hond met een lampje aan zijn halsband piste tegen een boom en wij wandelden een rondje. Langzaam kwam er lucht in de gelederen en de druppels van de bomen werden nu echte regen. Via een brug, donker water met een kleine reflectie van de lucht, via een bochtig straatje en de overkant van het park naar de muziektent met de nieuwe bestrating (er staat een boom midden op het pad... oppassen als je dronken zonder licht de doorsteek door het park wilt maken). Daarvandaan toch nog even naar het terras van Vertigo onder het aanstaande ex filmmuseum. Van onder een parasol bekeken wij de schimmen die zich, als in een film noir, met natte ondergrond en dramatisch tegenlicht, door het park verplaatsten. Het gesprek ging van werk naar ouders, van school en kinderen naar de toekomst, van plannen naar de dingen die zijn zoals ze zijn. Half speculerend op een betere toekomst, half rekening houdend met de gegevens. De eeuwige banaliteit van de werkelijkheid, de noodzaak van het dromen.
Het kinderlijke enthousiasme om onze eigen luchtkastelen en de grote schoenen waarmee we stevig verankerd zijn in hier en nu. En de blikken gleden weer af naar een groepje Duitse toeristen die het wirklich toll hadden in Amsterdam, ondanks de regen, naar een vrouw die joggend Vertigo in ging, haar jas losknoopte en joggend de wc in rende om een paar minuten later, opgelucht weer naar buiten de joggen. (hoe zat ze daar?) Het werd donkerder. Onze gesprekken liepen ten einde. We wandelden terug langs de manege en wierpen een blik naar binnen. Vier dampende paarden renden in stilte hun rondjes, op hun ruggen stille geconcentreerde mensen.

Michael belde met een editor over een klusje van morgen. Ik had nog een paar punten die ik met hem bespreken moest; saaie werk dingen. En zo verdween het lucide Amsterdamse regenachtige in de dagelijkse agenda van morgen, overmorgen, projecten, deadlines afspraken en rekeningen.

Als je dingen afsluit merk je ineens dat heel gewone dingen een zwaardere lading krijgen, dat het gewicht komt te liggen op schijnbaar normale zaken en dat je dingen doet die je normaal niet doet (wandelen in de regen) maar die wel heel mooi kunnen zijn. De accenten komen anders te liggen, je merkt dat ze verplaatsen, maar je kan onmogelijk vertellen waar ze terecht gekomen zijn.

maandag 30 augustus 2010

Fietsen door de Slum (fout woord)

Vorige week schreef ik een blogje over het zoeken naar en Gym in Dar es Salaam, Tanzania. Het ging daar niet over, maar het kwam er wel veel in voor. Ik kreeg nogal veel reacties, mensen die bang zijn dat ik heel veel kilo’s zwaarder geworden ben en langzaam vervet omdat ik geen gym gevonden had. Voor hen de troostende opmerking: ‘spieren zijn zwaarder dan vet… ik kom inderdaad weer zwaarder terug. Heb gym gevonden, heb gezweet en getraind, en vond er, zoals gewoonlijk, geen donder aan.’ Maar de dag er na voelde ik me wel beter, steeds weer.

Afgelopen week heb ik mijn klus in Dar es Salaam voorlopig afgerond en ben doorgereisd naar Arusha nabij de Keniaanse grens. Woensdag reizen F. en ik verder en zijn dan nog en paar dagen in Nairobi. Er is daar een Afrikaanse tv beurs. Ben heel benieuwd hoe anders het is dan de tv beurzen in Europa.

De dagen in Dar begonnen een beetje op de tast met voelsprieten, met eerste initiële reacties, een eerste kijk in de keuken en klungelig heen en weer rijden met een auto met een autistische chauffeur. Op een één of andere manier kon ik geen grip op die stad krijgen. In veel steden lukt het wel om bakens te herkennen, om een grid van de wegen te snappen, en steeds te weten waar Noord en dus Zuid is. Door de merkwaardige ligging van Dar lukte dat daar niet. Net te noorden langs de kust is er een schiereiland in zee, op dat schiereiland (niet te veel bij voorstellen) stond ons kantoor en ook de rest van de luxe villa wijk. Doordat de wegen niet recht lopen maar kronkelen langs bergen, langs de zee, en langs oude gebouwen of dingen die er waren voordat er wegen gemaakt werden, raak je de oriëntatie kwijt, doordat de zee dan weer links en dan weer rechts van je is weet je niet meer waar het noorden is. Echt belangrijk is dit niet, maar het idee om een stad, in elk geval geografisch te begrijpen, helpt wel bij het accepteren en begrijpen er van.
80% van het werk deed ik op kantoor en aan het kantoor vast was een klein appartement dat ik bewoonde. Er was dus ook niet veel noodzaak de deur uit te gaan. Maar op een gegeven moment vond ik het toch echt te dol. Via via hoorde ik van cycletours door de stad. Ik reserveerde en meldde mij ’s morgens, met een paar mensen die ik slecht kende, bij een shoppingmall. Daar zat een benige jonge man met een indrukwekkende bos haar in een theedoek gewikkeld met een bosje fietsen. De fietsen zagen er puik uit, de bandjes vol lucht, en hij vertelde schematisch wat we gingen doen; een kleine 30 kilometer door de slums fietsen.
Er zijn nogal veel slums in Afrika en in alle landen verschillen die van kleur gevoel, ontstaansgeschiedenis en waarschijnlijk ook van toekomst.
Nou ben ik wel eens eerder in een slum geweest en die zijn over het algemeen niet opbeurend. Tegenwoordig mag je niet meer slum zeggen, maar heet het ‘informele stadsuitbreiding’. Valt waarschijnlijk in dezelfde Amerikaans gedreven correctheid waarmee ook ‘eskimo’, ‘zwarte’, ‘indiaan’ en nog wat termen (voorlopig) in de ban gedaan zijn. Slum mag dus ook niet meer.
Goed, wij reden door de slum en eigenlijk vond ik het allemaal wel netjes. Vrolijke kinderen die beschaamd lachten, ze speelden met een lekke bal. De straten waren niet verhard, maar dat geld voor wel erg veel straten op dit continent en de boel was redelijk schoon, redelijk aan kant, redelijk kalm en zonder heel veel smerige vliegen en vooral; de lucht was schoon. Een van de plezierige dingen van Dar is dat er niet zo veel industrie is en dat het aan de kust ligt. Het waait er vaak schoon en de lucht wordt niet zo intens vies. Zo’n slum, met smerige riviertjes waar uitbuikende kinderen zich in wassen terwijl hun broertje er een paar meter verderop in staat de zeiken is een weinig hoopgevend gezicht. Een ander ding was dat die slums hier niet zo eindeloos waren. Van de ene buurt pedaalden we naar de volgende, we keken bij een gezin thuis; 17 mensen in 4 kamers, en iedereen lachte erop los, we kregen thee en een vettige verse boterham, vader zat op de stoep schoenen te lappen, zoonlief oefende engelse woordjes en het beeld was eigenlijk wel vredig. We fietsten door en kwamen bij een mini coöperatie; de ene man levert koffie bonen, de ander heeft en vuurtje, de derde een pan en de vierde kan heel goed roeren. Dan is een jongen die de versgebrande koffiebonen heel mooi kan verpulveren en een mevrouw voor de finishing touch: zij kookt het water en giet dit over de verse bonen. Resultaat: een grote pot koffie; daarmee gaan ze de markt over en iedereen die een kopje wil krijgt een schoon kopje, een bodempje drabbige koffie en de makers, krijgen allemaal een paar centen. Het economische model is schimmig; ik ben erg voor outsourcen, maar niet tegen elke prijs; ik denk dat een iemand dit klusje best in een kwartiertje in zijn eentje had kunnen fiksen; maar dat gaat in tegen het algemeen belang dat er zoveel mogelijk mensen een bammetje kunnen verdienen en waarschijnlijk zou de geldverdiener netto toch tegen het onderhouden van de andere makkers aan lopen. Dan kan je ze maar beter een baantje geven en zelf ook in de schaduw gaan zitten wachten, zonder de status van ‘het baasje met personeel’, maar gewoon met je vrienden, je partners in crime.

Zo fietsten we van de ene wijk naar de volgende, de ene moslim, de ander christen, de ene heel arm, de andere iets minder arm. Op de markt zagen we wat mensen eten en werden daar niet gelukkig van, nogal veel vliegen (hier wel). Een paar staten verderop zagen we hoe de zak van Max geleegd wordt; de spijkerbroeken uit Denemarken, Oostenrijk en Nederland worden gewassen, gerepareerd en verkocht. Puike broeken voor een paar Euro’s. Het zou nog best en business model kunnen zijn om ze zelf hier weer op te halen en... nee: focus.
Rijen en rijen winkels met spijkerbroeken, t-shirts, sleetse pakken, specialisten in witte overhemden en ik kon mij die goedbedoelende tante in Zwolle, Zutphen, Zaandam en Zierikzee voorstellen die, ach en wee knikkend en in gedachten bij dat kleine zwarte mannetje met die dikke buik de oude kinderkleren in een Zak van Max propt. Ze weet niet dat het keiharde handel is op een levendige markt in Tanzania. Belerende speakers, sjansende meisjes, een paar miljoen vliegen, handige afdingers en een paar blanken op mountain bikes.

Na een paar uur kwamen we weer terug bij de shopping mall. Ik was blij dat ik andere delen van de stad gezien had dan waar ik tot nu toe was geweest was, maar had ook een vreemde smaakt in mijn mond. Geld betalen, (nee, het was niet veel, maar toch...) om naar mensen te kijken die geen geld hebben. Je te vergapen aan het gebrek aan van alles; geen wegen, geen water, geen scholen, geen toekomst... je kan bijna niet anders dan ‘oh gossie’ zeggen en er meewarig bij kijken bij de aanblik van de endeldarm van de samenleving. De vergelijking is cru, maar het had toch iets van een dierentuin waar je naar de ijsberen kijkt en denk: tjonge klein en smerig hokkie, hmmm ziet er niet zo leuk uit, en dan ijsjes likkend doorloopt naar de wolven die gefrustreerd hetzelfde traject draven, je denkt: sukkels, en de vogels hebben last van uitvallende veren, de giraffe kan niet door de deur en aan het eind van de dag sta je buiten heb je een smakt centen uitgegeven en denk je: ”wat een fantastische dag; lekker veel gelopen ook”.

Toen we fietsten vroeg ik mij af: deze slum is niet heel prettig om in te wonen, maar is echt veel minder erg dan die ik Kenia, in India in Brazilië... Deze jongen hier heebn het niet lekker, maar die mensen elders... dat zijn verwarrende gedachten: Zo’n gevoel hoor je niet te hebben als je de slums uit komt en weer in de airco auto naar huis rijdt, de chauffeur een paar centen geeft, biertjes koopt bij de supermarkt en ’s avond fantastische pizza’s eet bij een Italiaanse joint aan de kust. Dit soort gedachten passen niet in het beeld als je gewapend met een fles wijn naar een feestje gaat, ’s nachts hossend door een discotheek stuitert en de volgende dag toch maar niet dat boottochtje gaat maken omdat de goedkope wijn voor een klotsende kater zorgt. Die werelden passen niet bij elkaar en toch zijn ze hier maar een paar meter bij elkaar vandaan. Het is een mind game om die dingen toch op elkaar aan te laten sluiten.


Effe wat anders, iets heel anders:

De afgelopen dagen zijn er ineens allemaal mensen die ik ken overleden. 3. Nou staat ‘de dood’ in Afrika in het algemeen dichter bij ‘het leven’ dan bij ons, maar deze doden die te betreuren waren, waren allemaal Nederlanders die er ineens, als donderklap bij heldere hemel, mee ophielden. Op zich zijn het 3 mensen die ik een beetje tot redelijk ken, maar die ik wel allemaal al heel lang ken.
Ik zal er, om het bruut te zeggen, geen minuut minder om slapen, maar toch merk ik dat ik de hele dag aan de doden, de nabestaanden, de vrienden en vooral die kleine kinderen die ze achterlaten, denk. Ik merk dat ik er toch narig van wordt, en weet dat mijn narigheid een kruimeltje is in vergelijking met het eindeloze leed dat de nabij-en is aangedaan door het verdwijnen van de lui.
Het idee dat het ineens zomaar voorbij kan zijn is gruwelijk, en toch ook wel weer comfortabel. Dat geldt natuurlijk vanuit de optiek van de dode. Voor alle anderen is het wel heel erg anders.

Zal ik nog een kleine speculatie loslaten op... Nee, deze keer niet.