alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

zondag 27 juni 2010

Oezbekistan, 28/ 29/ 30 mei 2010

De nieuwe dag in Tashkent begon een beetje slordig. Ik wilde aan dit blog schrijven, Daan wilde een voetbalshirt van FC Tashkent op de kop tikken, en als dat niet lukte vond hij Oezbekistan United ook wel goed of desnoods iets van Almati. Op een gegeven moment was zijn ambitieniveau al gezakt naar een broekje van de Astana wielerploeg. Wouter wilde ‘iets’ in de stad gaan doen en het had te maken met sport, daarbij moest hij de finale van de quiz nog bij elkaar internetten.
De verschillende gidsen en boekjes over Tashkent vertelde allemaal dat we hoogst nodig naar de centrale markt zouden moeten. Toevallig zou het wel mogelijk zijn daar iets in de vorm van een souvenir te kopen, en misschien zelfs wel een sportgerelateerd shirtje.
Alledrie hadden we de behoefte om een souvenir mee te nemen. Daan is verreweg de braafste van ons allemaal, en zegt vol overtuiging dat ie het zelf ook leuk vind om ‘iets’ te hebben. Hij had ook al een fijne beker in KirgiziĆ« gekocht en een geborduurd lapje zonder kruissteken in Bishkek. Hij mompelde zo af en toe, volslagen onverwacht, dat ‘iets’ niet geschikt was voor Eva, daarmee verklapte hij dat ie over zijn dochter dacht. Eigenlijk bleek dat hij wel vaak overwoog of het transporteerbaar was naar Nederland, of het niet te groot, te klein, te duur, te onhandig, te harig, of simpelweg te lelijk was. Veel vaker dan gedacht overwoog hij een aanschaf en ik vermoed dat hij erge lijfstraffen vreesde als hij niet met een koffertje vol hebbedingen-voor-de-zolder op Schiphol zou verschijnen. Wouter had een geheel ander probleem; hij zou zich niet bedenken dat hij iets mee zou moeten slepen naar zijn holletje in Singapore, totdat hij zag dat Daan daar wel vaak aan dacht.


W: Ik ga niets meenemen hoor, onzin.
D: Nou, lul, dat vindt Irene leuk...
W: ken jij haar of zo?
D: Dat vinden Ɣlle vrouwen leuk, als je iets meeneemt. en by the way.. jouw zonen vinden dat ook leuk.
W: Ja hallo, dan moet ik zeker 3 dingen vinden. (hij houdt een harig poppetje met Oezbeekse muts in de lucht) Zo iets, of zo?
D; Nee, dus niet zo iets, kies effe iets wat ze echt leuk vinden. Dat ding is lelijk.
W: Oh, is dit lelijk, maar wat dan? Ze verkopen hier toch geen Feyenoord shirt?
D: nou, dat zou nog best wel kunnen, maar hoeveel hebben ze daar al van.... “
W: Drie

Hopeloze gesprekken, maar langzaam maar zeker werd Wouter een souvenir hunter. In Samarkand had hij zijn zinnen gezet op iets keramisch. Geen idee waarom hij juist van die hompen gebakken klei wilde exporteren. Misschien omdat er wel iets van die blauwe tegel motiefjes in terug te vinden was. Dat idee van keramiek liet hem niet los en toen wij in Bukhara aten, onderhandelde hij over de prijs van de borden en bekers. Hij wilde ze nog wel zelf afwassen, als ie ze maar voor een redelijke prijs meteen mee kon nemen. Het werd hem te duur.
Een tocht naar de Central Market vonden de beide heren een bijzonder goed idee omdat ze allebei nog steeds dat ultieme kado niet gevonden hadden.

De metro in Tashkent is een van de fraaie overblijfselen van de Koude Oorlog. Het is een betonnen netwerk dat onder de hele stad ligt. Tunnels, stations en trappen, alles gezamenlijk is een gigantische atoomkelder. De stations zijn weelderig betegeld, de gangen en corridors zijn laag. Bij de ingangen is het marmer in de vloer en de muren onderbroken, de smalle strips kunnen verwijderd worden; daarachter vermoedden wij dikke deuren. Het is strikt verboden foto’s te maken omdat het nog steeds een militair object is, en dus maakte Daan wat foto’s. Soms is het beter net te doen of je niets weet en of je heel dom bent.
Naast de markt was een ronde toren met een brede trap aan de buitenkant er om heen. Het was een soort moderne mini versie van de Toren van Babel en smeekte om beklommen te worden. Boven op zagen we de omgeving. Een uitgebreide lage stad in een uitgebreid laag land. Rond ons hotel in het centrum ontwaarden we wat hogere gebouwen. In de verte was een belachelijk hoge tv toren. Verder was het een tragische bedoeling.
De koepel van de markt nodigde wel uit, en dan vanmiddag maar naar die tv toren...

De markt was wel geestig. Het is een enorm dak met daaronder een dodelijke rust. Een man verkocht augurken, een andere locale kruiden (in de grote souveniertas zat nu ook regionale saffraan en muntthee), een stalletje met voetbalshirts, maar om een een of andere reden wilde Wouter het Van Persie shirt niet kopen... of zijn zonen hadden dat al, of hij speelt bij de verkeerde club, of hij heeft ooit iets fout gedaan. Misschien dat W het toch ongepast vond om met een non-oezbeeks shirt thuis te komen. Vreemde machinaties.
Even ging het toeristenhart sneller kloppen toen er locale vlechtwerkjes van pitriet aangeboden werden, maar de wijsheid won. Ik denk dat we hem ook hard uitgelachen hadden. Naast de markt was nog een antiekachtig winkeltje. Wij wisselden daar een paar dollar voor een pakje sum en weer kwam Wouter in de verleiding een bordje te kopen, iets geligs met barsten. Het idee van de gebakken klei liet hem maar niet los...
Nu we weer geld hadden kon dat ook weer uitgegeven worden. Met een taxi gingen we naar de tv toren.
Deze trip had Wouter een keer een rondje gerend door Dushanbe en Daan had een keer hardgelopen in Penjikent en in Samarkand. Ik had niet eens sportschoenen bij me. Letterlijk onder de tv toren ontwaarden we een tennisbaan. En die was te huur.
Dit is geen lullig stadionnetje. Karimov, de president van Oezbekistan, is een man die er vreemde mores op na houdt. Hij heeft het niet op de vrije pers, verheerlijkt het plattelandsleven en gedraagt zich als de andere leiders van de omliggende ex-sovjet republieken, maar dan in een iets mildere vorm. Minder extremistisch, maar met des te harde hand tegen de mensen die het niet met hem eens zijn. Hij stimuleert, subjectief, de dingen die hij leuk vindt. Een van de dingen die hij goed keurt is, jawel: tennis. Overal in het land zijn er tennisbanen en mijnheer Karimov knikt er tevreden bij. Zijn mooie sport kan gespeeld worden door het gehele volk.
Twee uur lang speelden we op het center court van de nationale sportclub en de tribune bleef terecht leeg. Wouter heeft een chronisch dingetje met zijn knie, kan niet zo goed rennen en had al 10 jaar niet meer getennist. Zonder dat hij hoefde te rennen maaide hij Daan en mij van de baan. Wij zweetten in de blistering sun en Wouter stond stil, serveerde ballen met raketsnelheden over het net, wij doken hoeken in, renden, probeerden slaande bewegingen te maken met een racket, pufte en keken tegen ene achterstand aan. Aanvankelijk konden we nog klagen over de slechte ballen, de tweedehands verhuur rackets, de (uitstekende) kwaliteit van de ondergrond, de zon te hoog aan de hemel, (het gebrek aan) supporters en allerlei andere redenen, maar uiteindelijk moesten we toegeven dat W gewoon een paar tikkies te groot was.
Na de fotosessie voor de toegestroomde pers doken we het naburige zwembad in. Wouter rende nog een rondje door de stad en Daan en ik deden wat baantjes. We probeerden een weg naar de hoge duikplank te banen door dollars in het vooruitzicht te stellen bij de nurkse zwemjuffen , maar dat lukte niet. Het kleine meisje dat daar moest schoonzwemmen op muziek (bestaat er een lulligere sport?) won het van ons. Waarschijnlijk een nationaal talent op weg naar grote roem.
Ik moest terug naar het hotel. De reis naderde het einde en ik vreesde dat, als ik weer in Amsterdam zou zijn, ik nooit meer de laatste dagen van deze trip zou beschrijven. (Met de hakken over de sloot ben ik mijn eigen ongelijk nu aan het bewijzen). Ik wilde naar het hotel om stukkies te maken. Daan en Wouter deden iets nuttigs.

Het was de laatste gezamenlijke avond op deze trip. Morgenochtend zouden Daan en ik in alle vroegte naar Istanbul vliegen en Wouter moest de andere kant op. Hij vloog met een schimmige maatschappij naar Almati, zou daar een nachtje blijven en dan de volgende dag naar Bangkok vliegen. Daar ging hij met Khun naar een voetbalpotje kijken, bleef dan bij de familie Brandt slapen om nog een dagje later naar Singapore terug te gaan. Het klonk als een leuke internationale hink-stapsprong. Om deze laatste dag te vieren bedachten we dat we eindelijk eens echt uit zouden gaan. Iedere keer als we op straat liepen en iemand zagen die er leuk (= goed gekleed, fijn opgemaakt, in goed gezelschap en flirterig, niet te dik, niet te dun) uitzag vroegen wij waar wij uit zouden moeten gaan. 3 van de 4 keer kregen wij te horen dat we naar Catacombe (later bleek deze tent K.T. Kombe te heten) moesten, maar er werd aan toegevoegd dat we er waarschijnlijk niet in zouden komen.
Dat is natuurlijk een extra reden om het te gaan proberen.

Voordat we uit mochten moesten we nog een diner doen. Niet zomaar een diner, maar een hapje met de finale ronde van de grote quiz. We zaten buiten onder een boompje op een binnenplaats van een restaurant. Daan en ik aten iets heerlijks en Wouter pasta bolognese. We dronken een glaasje bier en Wouter had 3 rondes van 10 vragen gemaakt. Ik won de eerste ronde, Daan de tweede. De stand in de series was 1 -1, de stand in de rondes was 1- 1. Er was dus een laatste en beslissende ronde nodig. We lieten nog een klein rondje bier komen, lieten de tafel afruimen, bestelde nieuwe potloden en nieuwe schrijfvellen. Daan en ik keken elkander diep (in een poging tot intimidatie) in de ogen. Op de achtergrond van achter de coulissen hoorde wij de roffel van de trommels zachtjes luider worden. De lichten werden gedimd en de vragen werden of ons afgevuurd. Eerst 10 vragen, wij schrijven de antwoorden op, en dan de 10 antwoorden. Om de beurt als eerste een antwoord geven. Wouter had de vragen onderverdeeld in onderwerpen, een beetje gerangschikt naar de kennisgebieden van ons beide. Er zaten vragen bij als: welke 2 Nederlandse schaatsers hebben gedurende hun carriere hun nationaliteit veranderd zodat zij voor andere landen uit konden komen, of hij liet een rijtje zien van de silhouetten van de 5 hoogste torens op de wereld en vroeg: waar staan deze, hoe heten ze en zet ze in de juiste volgorde van grootte.
Daan zweette en dacht na, maakte schema’s en streepte antwoorden door om ze te verbeteren. Ik zweette en deed maar wat... wachtte op inspiratie en deed alsof ik, heel cool, alle antwoorden meteen wist. Meteen iets opschrijven en dan ongeduldig gaan wachten en met het potlood spelen. Het klinkt als een tactiek maar het maakte Daan, onvoorzien, zenuwachtig.
Uiteindelijk bij de antwoorden bleek dat ik een paar heel makkelijk dingen fout had en een paar heel vreemde dingen goed. Maar dat gold eigenlijk ook voor Daan. De punten en halve punten stapelden zich langzaam op. Bij vraag zeven kreeg ik een voorsprong van een halve punt, bij vraag 8 was die voorsprong te niet gedaan, ik kreeg een halve en Daan een heel punt. Bij 9 stond ik weer een half punt voor. Dus tot de 10-de vraag hadden wij beide kunnen winnen. Deze laatste vraag bestond uit een serie foto’s van wereldberoemde mensen in vreemde situaties. Ik zou ze eigenlijk moeten afbeelden hier, maar ik heb de foto’s niet. Daan wist dat die twee kinderen Michael en Ralf Schumacher waren, hij raadde de kinderfoto van J. Lo wel en ik die van Axl Rose zonder bandana. Uiteindelijk wist ik dat die man met die veel te grote bakkenbaarden in dat formule 1 pakje geen F1 racer is maar Carlos Menem, een ex-president an Argentinie. Met de hakken over de sloot, puffend van inspanning nam ik een klein slokje bier en wist dat de wisseltrofee, het gouden Lachebekje, voor 2 jaar bij mij thuis zou komen te staan.
Ik vind het wel leuk om te winnen, maar niet zo heel erg belangrijk. Maar Daan haat het om te verliezen. Dat maakt het winnen dan wel weer leuker.

In de taxi naar K.T.Kombe. We werden gedropt op een doorlopende straat met auto’s.
Door een klein poortje liep een pad naar benee langs een snelstromende rivier, die van de overkant verlicht was. Het pad liep naar een deur in de rotsen. Het fijne gedreun van de muziek was buiten te horen. Er stonden een paar mijnheren met te brede borstkas buiten. Daan maakte een praatje met een der mannen, en maakte ook een praatje met een mevrouw in zo’n zelfde pak. Het was niet mogelijk te horen wat hij zei. Daan lulde ons naar binnen want hij vertelde de mevrouw dat wij Dutch Press waren en dat we gespecialiseerd zijn in discotheken. Zonder te betalen werden we naar binnen geklooid en kregen alleen nog toegeslist dat we beslist geen foto’s mochten maken.

De indeling van de discotheek was simpel en helder. Voorste deel bar, middendeel dansen, achterste deel eten en nachtbar. Binnen bar? Was de rest dan buiten? Jawel... de hele discotheek is gebouwd langs die snelstromende rivier. Het schuimende water was prachtig verlicht. Het heeft een verkoelend effect en is nog mooi ook. Binnen is het minstens zo mooi. Dat komt niet door de aankleding, maar door de mensen. We zijn er zo’n 3 uur geweest en vermaakten ons. Mooie mensen kijken is leuk, mensen die dansen en eten, mensen die kijken en bekeken worden, mensen die versieren en versierd worden. Groepen jongens en groepen meisjes die als scholen vis om elkaar heen draaien. Een rijke (ik denk heel rijke) mijnheer die aan tafel zat te eten en tafelgenoten die te ver van hem vandaan zitten om te kunnen converseren. Ze prikten een vorkje kreeft en nipten champagne. Een jongen die zich een klein beetje misdragen had, werd door twee bouncers van achter uit de zaak naar de voordeur geslagen.... twee danseressen die niet veel om het lijf hadden, op palen boven de dansvloer de boel oppeppend - met succes. De decadentie en de schoonheid, de verzorgdheid en de zichtbare hoeveelheden geld. Dit is het stadse gevoel waar ik het gisteren over had. Bruisend, opwindend en als lijm.
Om 2 uur gingen we naar het hotel. Geheel tegen onze wil, maar o zo verstandig.