Zondag 23 mei
Gisteren was het laat geworden, vandaag stonden we wat later op. Op de binnenplaats van het hotel stond een jonge en een oudere man. Het bleken een Australische vader en zoon, heel aardige en warme mensen die op extreem vriendelijke wijze de wereld ontdekken. Dergelijke mensen blijven een goed voorbeeld.
Rond een uur of 12 namen wij een taxi naar de grens. Hobbelend in een oude Lada Niva arriveerden we bij een container met een slagboom, een kleine plek op een grote lege vlakte. Het geile bokje had ons een paar centen gegeven om die aan de grensbewaker toe te schuiven zodat hij onze baggage niet ging checken. Hij had erbij gezegd dat we die aan de customs man moesten geven en niet aan de stempelaar, maar als je bij zo’n grens bent weet je niet precies wie wie is. De eerste man leek ons niet zo’n probleem. Hij bekeek onze visa en vroeg of wij onze tassen wilden openmaken. Die van Daan en mij stonden buiten en die van Wouter binnen. Wouter ritste zijn tas open en daar zat o.m. een Economist in. De customs man, in the middle of nowhere bladerde die door en bij iedere foto zei hij wie er op stond. Obama op de cover, Karzai op pagina 3 en tot zijn grote vreugde Hugo Chavez op pagina 5, in zijn camouflagepak met puntschoenen zat hij heel tevreden te zijn over Wouters leesmateriaal. De tassen hoefden verder niet gecontroleerd te worden.
We wandelden van de Tadikische grens naar de Oezbeekse grens, moesten daar wachten tot de lunchpauze over was, en zaten in heerlijk weer tussen een 20-tal mevrouwen in enorme jurken. Wij kregen uiteindelijk voorrang bij de customs en werden makkelijk doorgestempeld. We liepen naar een taxi en reden hobbelend de laatste 60 kilometer naar Samarkand.
Een van de Grote Doelen van deze reis.
cont.....
maandag 31 mei 2010
Tadjikistan, 23 mei 2010
Labels:
aerobie,
Alexander valeton,
Daan van der Wekken,
dushanbe,
foto,
Kazachstan,
mei 2010,
pendjikent,
Tadjikistan,
Uzbekistan,
Wouter Lindner,
zijderoute
Tadjikistan, 22 mei 2010
Zaterdag 22 mei
Regen regen... zachtjes polsten wij bij het bokje hoe het zou zijn om een hike in de regen te maken en hij zei gedecideerd dat dat niet kon. Je kon met de auto niet bij het beginpunt komen en als dat toch kon was het ongewis of je een paar uur later weer naar beneden kon rijden. Dus veranderde het in een dag lezen en een beetje hangen. Wouter las een boek over mijnheer Messi, een jonge Argentijn die iets met een bal kan. Wouter gaat er van uit dat dit boek binnenkort de volslagen onbekende auteur een Nobelprijs zal opleveren. Misschien komt deze verwachting vooral door Wouter’s encyclopedische kennis van de wereldliteratuur. We keken de motorhomo’s na die zich in vele lagen plastic inpakten, allerlei ingewikkelde instrumenten aan en op hun motoren hingen en uiteindelijk, met de moed der wanhoop, op de motor stapten en de plenzende regen inreden. Moedige mannen.
De Duitse Peter had besloten niet langer te wachten op nog meer tegenslagen en ging terug naar Tashkent waar vandaan hij naar Bangkok zou reizen om daar nog twee weken een relaxte vakantie te houden. Wij maakten voor hem een reisprogramma; beetje cultuur, natuur, mensen, stranden. Hopelijk zit hij nu, aanzienlijk minder teleurgesteld, een biertje te nippen op het strand van Kho Chang met een jongetje of meisje op zijn knie.
Rond een uur of twee klaarde het op en werd het meteen warm, de stad droogde op en wij maakten een wandelingetje. Daan ging de stad door rennen en ik schreef aan dit blog. We deden snack-achtige boodschappen en alles was bedekt onder een deken van lichte spanning voor de Champions League wedstrijd.
Bij het eten kwam Sitora in beeld, zij is een gids die werkt voor het geile bokje, ze is een beetje dikkig, wel lief en werd erg opgewonden van drie mijnheren die in hetzelfde guesthouse verbleven als zij. Ze begon giechelig, aangemoedigd door het bokje, en werd langzaamaan lacherig, maakte steeds minder verhullende opmerkingen en het bokje vroeg zich af waarom wij dit blaadje niet wilden grazen.
Na het eten spraken Daan en ik met haar verder (Wouter was met de wereldliteratuur bezig). Zij vertelde over het boy meets girl systeem in dit land, hoe zij zich onder de zachte dwang van haar ouders uitwerkte, hoe zij een relatie had die ze aan niemand mocht vertellen en hoe ze de toekomst ziet. Merkwaardig genoeg kwamen wij in die toekomst niet voor... Het moet verwarrend zijn eerst de USSR normen geleerd te hebben, dan de vrijheid in combinatie met het traditionalisme te proeven en nu een steeds grotere moslimdruk te voelen. Dit zijn ingredienten waarin de sexuele moraal zich maar lastig ontwikkelt.
Rond een uur of 11 waren de eerste voetbalbeelden op tv en werd ons prive flesje wodka opengeschroefd en sloten wij de deur van de jongenskamer om daar jongensdingen te doen: voetbal kijken na eerst nog effe een snelle quiz ronde.
Twee uur later hadden we een suffe wedstriijd gezien en vielen wij in een onbevredigde slaap.
Regen regen... zachtjes polsten wij bij het bokje hoe het zou zijn om een hike in de regen te maken en hij zei gedecideerd dat dat niet kon. Je kon met de auto niet bij het beginpunt komen en als dat toch kon was het ongewis of je een paar uur later weer naar beneden kon rijden. Dus veranderde het in een dag lezen en een beetje hangen. Wouter las een boek over mijnheer Messi, een jonge Argentijn die iets met een bal kan. Wouter gaat er van uit dat dit boek binnenkort de volslagen onbekende auteur een Nobelprijs zal opleveren. Misschien komt deze verwachting vooral door Wouter’s encyclopedische kennis van de wereldliteratuur. We keken de motorhomo’s na die zich in vele lagen plastic inpakten, allerlei ingewikkelde instrumenten aan en op hun motoren hingen en uiteindelijk, met de moed der wanhoop, op de motor stapten en de plenzende regen inreden. Moedige mannen.
De Duitse Peter had besloten niet langer te wachten op nog meer tegenslagen en ging terug naar Tashkent waar vandaan hij naar Bangkok zou reizen om daar nog twee weken een relaxte vakantie te houden. Wij maakten voor hem een reisprogramma; beetje cultuur, natuur, mensen, stranden. Hopelijk zit hij nu, aanzienlijk minder teleurgesteld, een biertje te nippen op het strand van Kho Chang met een jongetje of meisje op zijn knie.
Rond een uur of twee klaarde het op en werd het meteen warm, de stad droogde op en wij maakten een wandelingetje. Daan ging de stad door rennen en ik schreef aan dit blog. We deden snack-achtige boodschappen en alles was bedekt onder een deken van lichte spanning voor de Champions League wedstrijd.
Bij het eten kwam Sitora in beeld, zij is een gids die werkt voor het geile bokje, ze is een beetje dikkig, wel lief en werd erg opgewonden van drie mijnheren die in hetzelfde guesthouse verbleven als zij. Ze begon giechelig, aangemoedigd door het bokje, en werd langzaamaan lacherig, maakte steeds minder verhullende opmerkingen en het bokje vroeg zich af waarom wij dit blaadje niet wilden grazen.
Na het eten spraken Daan en ik met haar verder (Wouter was met de wereldliteratuur bezig). Zij vertelde over het boy meets girl systeem in dit land, hoe zij zich onder de zachte dwang van haar ouders uitwerkte, hoe zij een relatie had die ze aan niemand mocht vertellen en hoe ze de toekomst ziet. Merkwaardig genoeg kwamen wij in die toekomst niet voor... Het moet verwarrend zijn eerst de USSR normen geleerd te hebben, dan de vrijheid in combinatie met het traditionalisme te proeven en nu een steeds grotere moslimdruk te voelen. Dit zijn ingredienten waarin de sexuele moraal zich maar lastig ontwikkelt.
Rond een uur of 11 waren de eerste voetbalbeelden op tv en werd ons prive flesje wodka opengeschroefd en sloten wij de deur van de jongenskamer om daar jongensdingen te doen: voetbal kijken na eerst nog effe een snelle quiz ronde.
Twee uur later hadden we een suffe wedstriijd gezien en vielen wij in een onbevredigde slaap.
Labels:
Alexander valeton,
Daan van der Wekken,
geil bokje,
Kazachstan,
mei 2010,
pendjikent,
regen,
Tadjikistan,
taxi,
Uzbekistan,
Wouter Lindner
Tadjikistan, 21 mei 2010
Vrijdag 21 mei
Om 8 uur stond de chauffeur die we gisteren geregeld hadden klaar. Wij niet. Na dat malle ecquadoriaanse restaurant dronken we nog een klein nipje wodka en de ochtend er na bleek dat die fles bijna leeg was. Wouter was al eerder afgehaakt dus moesten Daan en ik dat in onze onschuld gedaan hebben. We konden het ons beide niet herinneren.
Eerst moesten we in het smerige hotel een Breznjev ontbijt doen bestaande uit vette worst, tomaten, sneue appels, brood van gisteren, Nescafe en koekjes die niet lekker waren. We zaten in ene protserige zaal, krakend parket, veel grauwe vitrage en achter een van de tafels zat de chef kok naar ons te kijken; een dikke man met vet haar in een grauwe buis. Dit zijn erg fijne taferelen voor als je de dag ervoor iets te veel wodka gedronken hebt. Je ervaart het als een verre stad in een vergeten hoek van de Sovjet Unie waar nog niet is doorgedrongen dat de nieuwe tijd is aangebroken.
In het autootje vertrokken we naar het noorden. binnen een kwartier waren we de stad uit en werden de wegen slecht. Voor het eerst in deze trip was er geen strakblauwe lucht, sterker nog, het begon te regenen. De wegen werden nat, de kuilen en gaten in de weg werden onzichtbaar. Helemaal spannend werd het toen we een pas opreden, een gebied waar nieuwe tunnels gebouwd werden. Door de bouwactiviteiten moesten we om de tunnels in aanleg heenrijden, over één auto brede schapenpaadjes. Sommige nieuwe tunnels waren af, genoeg om auto’s te tolereren. Dat er nog geen licht was was niet zo erg, maar dat er nog geen afwatering in aangelegd was, was lastiger. Door onzichtbare diepe plassen reden we stapvoets, de gaten in de weg vermijdend. Uit het plafond kwamen dikke waterstralen en in de pikdonkerte waren ook schimmen van mensen aan het werk. Ik ben blij dat ik een andere baan heb die ik langer kan volhouden.
Uiteindelijk kwamen we in een bergachtig en desolaat gebied terecht en sloegen af van de hoofdweg. Over een slingerend bergpad reden we naar het veelbelovende Iskander Kul. De regen nam toe, de chauffeur schudde zijn hoofd, hij wees ons het pad voor de twee uur durende hike naar een top van een berg. Wij schudden het hoofd en besloten alleen een foto te maken van Wouter in een oranje poncho voor een turquoise meer, in de regen.
Bij de entree van het parkje hadden wij naar een wacht moeten zwaaien, iemand met een slagboom, een pet en een hutje. Wij wilden in dat hutje zitten om de lunch te verorberen omdat het buiten te hard regende. De man had een trainingsbroek van gaten aan en een enkellang vest dat er niet zo mooi bij stond. Hij zag er slaperig uit. In het hokje was een onopgemaakt bed, een doos met lege wodka flessen, een klein scheef tafeltje en 4 verschillende stoeltjes. Binnen hing een dikke schapenvet lucht, de zure walm van dronkenmannenslaap en we besloten liever in de auto te eten dan bij onze nieuwe vriend.
Wij vinkten het turquoise meer af en reden weer terug naar de hoofdweg, klaar voor de laatste 4 uur rijden naar Pendjikent. De hele rit reden we langs een rivier, slingerend tussen de bergen door. Er waren bijna geen auto’s op de weg. Er wordt blijkbaar niet veel gebruik gemaakt van de grensovergang van Tadjikistan naar Oezbekistan. Uiteindelijk kwamen we in Pendjikent aan en reden meteen naar het hotel, een vriendelijke mijnheer begroette ons in vloeiend Engels, binnen stonden twee off the road motoren en op de binnenplaats heerste een ontspannen backpackers sfeer. We kregen eten en thee en praatten met de andere gasten. Een vreemde combinatie tussen een Nederlandse homo en een Kazachstaanse homo die elkaar op het internet hadden leren kennen en in hun kennismakings-afspraakje op de motor door Tadjikistan gingen cruisen, een Duitser die lispellend Duits sprak en die vertelde dat hij vooruit gevlogen was en dat zijn vriend met de auto uit Heidelberg achter hem aan zou komen. De vriend was in de knoop geraakt met de grensovergangen en was uiteindelijk niet verder gekomen dan de Turks-Iraanse grens had nog een tijdje staan posten bij de grens van Turkmenistan en was toen maar weer naar Heidelberg terug gegaan. Der Peter zat nu alleen in Pendjikent en vroeg of ie met ons mee mocht, morgen naar de 7 turquoise meren. Selbstverstandlich...
Pendjikent is belangrijk om drie redenen; de nabijheid van de Oezbeekse grens, de mogelijkheid in de omgeving een fraaie hike te maken en omdat er een hotel met een Champions League tv is.
De eerste namiddag in dit stadje gebruikten we alleen om een ommetje te lopen en te constateren dat het een saaie plek is, effe aerobieen op een nat voetbalveld omdat we van doel tot doel wilden kunnen gooien en verder niets bijzonders. Daan maakte een hand vol foto’s van kinderen en een oude man.
Die avond aten we met die malle motorhomo’s, Peter der Deutscher en dan was er nog een irritante Indieer die we niet echt te grazen konden nemen omdat hij een vriend van de huisbaas was. Die Indieer liep naast zijn schoenen, maakte generaliserende opmerkingen (all English are true gentlemen... the French are snobby and you can’t deal with them, we in India, the biggest democracy in the world, we truly know how to manage a country....). Hij sloot het gesprek af door te melden dat hij verwachtte binnen 5 jaar minister te zijn. Dat hij eerst nog even marmeren vloeren moest verkopen in Tadjikistan was een kleine horde op zijn weg naar eeuwige roem. Wij wilden hem in de zeik nemen door hem dubbel en dwars de hemel in te prijzen, maar dat kwam niet aan, hij accepteerde de complimenten met een meewarig hoofdknikje.
De eigenaar van het hotel zat constant te kibbelen met zijn vrouw. Hij was een klein geil bokje en zijn vrouw een statige verschijning met enorme geschilderde wenkbrauwen en een mond vol gouden tanden.
Het bokje maakte sexistische opmerkingen over alles waar een opmerking over te maken viel, vertelde flauwe grappen die ook nog lang duurden en waarvan je allang de clue zag aankomen, maar die toch nog uitverteld moesten worden. Hij had er een vrolijk hoofd bij wat de pijn verzachtte. Na het eten werd de wodka ter tafel gehaald en begon het hakken. Al vrij snel haakten wij af, de volgende dag wilden wij de 7 meren hike gaan doen en wilden niet met een kater door de bergen sjokken.
Om 8 uur stond de chauffeur die we gisteren geregeld hadden klaar. Wij niet. Na dat malle ecquadoriaanse restaurant dronken we nog een klein nipje wodka en de ochtend er na bleek dat die fles bijna leeg was. Wouter was al eerder afgehaakt dus moesten Daan en ik dat in onze onschuld gedaan hebben. We konden het ons beide niet herinneren.
Eerst moesten we in het smerige hotel een Breznjev ontbijt doen bestaande uit vette worst, tomaten, sneue appels, brood van gisteren, Nescafe en koekjes die niet lekker waren. We zaten in ene protserige zaal, krakend parket, veel grauwe vitrage en achter een van de tafels zat de chef kok naar ons te kijken; een dikke man met vet haar in een grauwe buis. Dit zijn erg fijne taferelen voor als je de dag ervoor iets te veel wodka gedronken hebt. Je ervaart het als een verre stad in een vergeten hoek van de Sovjet Unie waar nog niet is doorgedrongen dat de nieuwe tijd is aangebroken.
In het autootje vertrokken we naar het noorden. binnen een kwartier waren we de stad uit en werden de wegen slecht. Voor het eerst in deze trip was er geen strakblauwe lucht, sterker nog, het begon te regenen. De wegen werden nat, de kuilen en gaten in de weg werden onzichtbaar. Helemaal spannend werd het toen we een pas opreden, een gebied waar nieuwe tunnels gebouwd werden. Door de bouwactiviteiten moesten we om de tunnels in aanleg heenrijden, over één auto brede schapenpaadjes. Sommige nieuwe tunnels waren af, genoeg om auto’s te tolereren. Dat er nog geen licht was was niet zo erg, maar dat er nog geen afwatering in aangelegd was, was lastiger. Door onzichtbare diepe plassen reden we stapvoets, de gaten in de weg vermijdend. Uit het plafond kwamen dikke waterstralen en in de pikdonkerte waren ook schimmen van mensen aan het werk. Ik ben blij dat ik een andere baan heb die ik langer kan volhouden.
Uiteindelijk kwamen we in een bergachtig en desolaat gebied terecht en sloegen af van de hoofdweg. Over een slingerend bergpad reden we naar het veelbelovende Iskander Kul. De regen nam toe, de chauffeur schudde zijn hoofd, hij wees ons het pad voor de twee uur durende hike naar een top van een berg. Wij schudden het hoofd en besloten alleen een foto te maken van Wouter in een oranje poncho voor een turquoise meer, in de regen.
Bij de entree van het parkje hadden wij naar een wacht moeten zwaaien, iemand met een slagboom, een pet en een hutje. Wij wilden in dat hutje zitten om de lunch te verorberen omdat het buiten te hard regende. De man had een trainingsbroek van gaten aan en een enkellang vest dat er niet zo mooi bij stond. Hij zag er slaperig uit. In het hokje was een onopgemaakt bed, een doos met lege wodka flessen, een klein scheef tafeltje en 4 verschillende stoeltjes. Binnen hing een dikke schapenvet lucht, de zure walm van dronkenmannenslaap en we besloten liever in de auto te eten dan bij onze nieuwe vriend.
Wij vinkten het turquoise meer af en reden weer terug naar de hoofdweg, klaar voor de laatste 4 uur rijden naar Pendjikent. De hele rit reden we langs een rivier, slingerend tussen de bergen door. Er waren bijna geen auto’s op de weg. Er wordt blijkbaar niet veel gebruik gemaakt van de grensovergang van Tadjikistan naar Oezbekistan. Uiteindelijk kwamen we in Pendjikent aan en reden meteen naar het hotel, een vriendelijke mijnheer begroette ons in vloeiend Engels, binnen stonden twee off the road motoren en op de binnenplaats heerste een ontspannen backpackers sfeer. We kregen eten en thee en praatten met de andere gasten. Een vreemde combinatie tussen een Nederlandse homo en een Kazachstaanse homo die elkaar op het internet hadden leren kennen en in hun kennismakings-afspraakje op de motor door Tadjikistan gingen cruisen, een Duitser die lispellend Duits sprak en die vertelde dat hij vooruit gevlogen was en dat zijn vriend met de auto uit Heidelberg achter hem aan zou komen. De vriend was in de knoop geraakt met de grensovergangen en was uiteindelijk niet verder gekomen dan de Turks-Iraanse grens had nog een tijdje staan posten bij de grens van Turkmenistan en was toen maar weer naar Heidelberg terug gegaan. Der Peter zat nu alleen in Pendjikent en vroeg of ie met ons mee mocht, morgen naar de 7 turquoise meren. Selbstverstandlich...
Pendjikent is belangrijk om drie redenen; de nabijheid van de Oezbeekse grens, de mogelijkheid in de omgeving een fraaie hike te maken en omdat er een hotel met een Champions League tv is.
De eerste namiddag in dit stadje gebruikten we alleen om een ommetje te lopen en te constateren dat het een saaie plek is, effe aerobieen op een nat voetbalveld omdat we van doel tot doel wilden kunnen gooien en verder niets bijzonders. Daan maakte een hand vol foto’s van kinderen en een oude man.
Die avond aten we met die malle motorhomo’s, Peter der Deutscher en dan was er nog een irritante Indieer die we niet echt te grazen konden nemen omdat hij een vriend van de huisbaas was. Die Indieer liep naast zijn schoenen, maakte generaliserende opmerkingen (all English are true gentlemen... the French are snobby and you can’t deal with them, we in India, the biggest democracy in the world, we truly know how to manage a country....). Hij sloot het gesprek af door te melden dat hij verwachtte binnen 5 jaar minister te zijn. Dat hij eerst nog even marmeren vloeren moest verkopen in Tadjikistan was een kleine horde op zijn weg naar eeuwige roem. Wij wilden hem in de zeik nemen door hem dubbel en dwars de hemel in te prijzen, maar dat kwam niet aan, hij accepteerde de complimenten met een meewarig hoofdknikje.
De eigenaar van het hotel zat constant te kibbelen met zijn vrouw. Hij was een klein geil bokje en zijn vrouw een statige verschijning met enorme geschilderde wenkbrauwen en een mond vol gouden tanden.
Het bokje maakte sexistische opmerkingen over alles waar een opmerking over te maken viel, vertelde flauwe grappen die ook nog lang duurden en waarvan je allang de clue zag aankomen, maar die toch nog uitverteld moesten worden. Hij had er een vrolijk hoofd bij wat de pijn verzachtte. Na het eten werd de wodka ter tafel gehaald en begon het hakken. Al vrij snel haakten wij af, de volgende dag wilden wij de 7 meren hike gaan doen en wilden niet met een kater door de bergen sjokken.
Labels:
aerobie,
Alexander valeton,
breznjev,
Daan van der Wekken,
Dushambe,
geil bokje,
iskaderkul,
Kazachstan,
mei 2010,
pendjikent,
poncho,
Tadjikistan,
Uzbekistan,
Wouter Lindner
Tadjikistan, 20 mei 2010
Donderdag 20 mei
De volgende ochtend stonden we vroeg op, althans dat was het plan, omdat we vroeg bij de Oezbeekse ambassade wilden zijn. Om een uur of half tien kwamen we daar aansloffen en buiten stond een groep mannen en vrouwen in folkloristische kledij. Hoewel zij dat dagelijks doen is het toch leuk om er tussen te staan en een licht carnavals gevoel te krijgen. Het is dan moeilijk om de neiging tot polonaise te onderdrukken. Een kwartiertje later draaide een klein deurtje open en bromde een mijnheer met een goedkoop kunstgebit tegen de mensen dat ze zich netjes moesten gedragen. Ondertussen pakte hij paspoorten, stapeltjes geld en formulieren aan. Elk van deze items verdween in een andere zak van zijn jasje. Hij was niet erg vriendelijk en riep alleen tegen ons: ‘pa ruski... ruski... no english.’ Uiteindelijk werden we als laatsten zijn hokje ingeroepen en vulden de formulieren in. Bij onze formulieren zaten pasfoto’s, de uitnodigingsbrieven, de bewijzen van de tickets, de betaalbewijzen van de hotels (blijkbaar zijn ze bang dat we er illegaal onder eeen bruggetje gaan slapen). De standaardformulieren die wij van het internet gehaald haddden waren niet de goede, die waren tweetalig en wij moesten die in exclusief russisch hebben. We leverden het hele zootje bij het kunstgebit in en werden verordonneerd te wachten. Wachten duurt lang, ook als het kort is. We hadden geen idee hoe lang het zou duren om het visum te krijgen. Als we het vandaag zouden krijgen was dat een reden tot feest. Als het op vrijdag was, dan moesten we wachten totdat het er was en dus nog in ieder geval 24 uur in deze niet heel erg charmante stad doorbrengen. Als het niet op vrijdag zou zijn moesten we een plan hebben om het weekend door te komen (inclusief een Champions League tv) en dan heel erg hard hopen dat we het op maandag wel zouden krijgen.
We hadden dergelijke scenario’s bedacht en waren tot de conclusie gekomen dat er in Tadjikistan wel heel erg veel te doen valt, maar dat dat wel in andere regio’s in het land is dan waar wij waren. Om effe een weekend te killen en ook nog iets te doen dat bijzonder was, zouden we uren in een auto moeten zitten, om dan naar een turquoise meer te kunnen kijken, of een rustiek dorpje te kunnen zien. Die plekken ontbeerden allemaal een infrastructuur voor reizigers. Het gevaar van dit soort reizen is dat je door een gebied rijdt, dat je kijkt naar een berg, een meer of een dorp en dat het als een filmset is. Het verhaal moet je dan nog zelf in die setting maken, maar indien je alleen in een auto zit wordt de setting van die film al snel een dialoog van drie mannen met een chauffeur en de kans is groot dat die dialoog bestaat uit het roepen van slecht uitgesproken plaatsnamen tegen de chauffeur en verder de standaard items: dingetjes over voetbal, over bookkeeping en opmerkingen over wat ze zien: Hé een berg, kijk een ezel, hé een man met een karretje, oeps, een mooie vrouw (x4) en dan weer opnieuw. Het is noodzakelijk om iets te doen in een gebied, dorp of stad om er profiel aan te geven. We waren dus bang dat het tripje naar een turquoise meer niet veel meer zou zijn dan een tripje naar zo’n meer en zagen op tegen een weekend in de regio terwijl het echt mooie van Tadjikistan te ver weg zou zijn om te bereizen.
Na 20 minuten werden wij het hokje van het kunstgebit ingeroepen, hij bulderde wat in het russisch en maakte het oudtestamentische geld gebaar (duim en wijsvinger over elkaar). Wij deden of we dat niet begrepen en kregen onze paspoorten terug: mét de visa voor Uzbekistan. Lichtelijk verbaasd over hoe snel dat gegaan was bestudeerden we de visa’s; we waren blij dat we ze hadden, maar de data klopten niet. Onze vlucht terug vanuit Tashkent naar Singapore en Amsterdam is op de 29-ste en de visa liepen tot de 27-ste. Wij gingen terug naar de bulderbak en legden het uit, er werd een jongen bij gehaald die perfect Engels sprak, die veranderde de data, maakte het geld gebaar, wij haalden de schouders op en liepen met de visa de deur uit.
In een snelle middag deden wij het museum van oude dingen. Daar lag een gigantische buddha, haddden wij gelezen. Er bleek inderdaad een gigantische buddha te ligggen, waar wel een paar kleine stukjes oud van waren, maar de rest van op zijn sovjets opnieuw in elkaar gemacrameet. Een wel erg vrije interpretatie van een ‘oud beeld’. Overigens was dit beeld van dezelfde categorie als de buddha beelden die iets van 10 jaar geleden door de Tabilan in Afghanistan zijn opgeblazen. Het is een prachtige stijl van beeldhouwen. Lord Buddha heeft ineens Indiaas-Afghaanse trekken, is minder spleetogig dan de Oostaziatische varianten en heeft toch zo’n serene glimlach. Maar de setting maakte er iets on-devoots van (hoewel er wel een dikke meloen voor hem geofferd was met een wierookje). Het zaaltje was te klein en de bewaker, die met ons mee liep om voor ons uit het licht aan te doen en achter ons weer uit te doen stamelde steeds in haar mobiele telefoon. Volgens de verhalen zou er ook een beeld van Alexander de Grote moeten zijn. Ik ben op zoek gegaan naar mijn naamgever en kon hem tussen de speerpunten, lelijke ringetjes en potscherven niets vinden. Toen ik er naar vroeg bleek dat ie op een tentoonstelling in Mannheim was. Ik vroeg wanneer hij terug zou komen: ”Next year”, was het antwoord en dat is volgend jaar pas. Ik vroeg ook hoe lang ie daar al was, dat bleek al 5 jaar te zijn. Vervolgens vroeg ik of het zeker was dat ie volgend jaar terug komt en de bewaker zei: “we hope so.” Het beste museum van Centraal Azie heeft dus mooie stukjes aan elkaar geplakte Buddha en een gebrek aan Alexander de Grote en toch houden ze vol dat Tadjikistan een natte droom is voor archeologen.
Daan ging belangrijke dingen doen in het ranzige hotel en Wouter en ik gingen vervoer regelen om de volgende dag de stad uit te kunnen, naar Pendjikent. Onderweg daar heen zou een fraai meer moeten zijn, het Iskandar Kul, genaamd naar Alexander de Grote en binnen een uur of 7 zouden we dan in dat grensplaatsje moeten aankomen. We waren verwezen naar het zuidelijke busstation, terwijl we naar het noorden moesten. Bij dat busstation was niets te beleven behalve vriendelijke jongens die ons een telefoon in de hand duwde waarachter iemand zat die Engels sprak. Die vertelde dat we via deze jongens transport konden regelen voor 1 US$ per kilometer. Wij wilden zo’n 300 km rijden en dat was dus een tikkie duur. Creatief als wij zijn gingen we toch even bij het noordelijke busstation proberen, daar vonden wij talloze mannen die ons voor een vergelijkbaar tarief daar wel heen wilden brengen. Uiteindelijk was er een man die tussen neus en lippen door het geheim verklapte: Nog iets verderop is de cementfabriek, daar staan de long distance auto’s. Dus reden we daar heen en werden omringt door duwende en trekkende mannen met gouden tanden die allemaal hun diensten wilden verkopen. Wij probeerden cool te blijven in de leeuwenkuil. Het enige wat wij konden zeggen was: “Iskander Kul, Pendjikent... how much, which car?” Keiharde onderhandelingen zonder een gemeenschappelijke taal. Inmiddels waren we gewend aan de onderhandelingen via een telefoon. Na een half uurtje was de groep mannen wat uitgedund en bleven er eigenlijk twee kandidaten over. Eén met een heel grote auto, een vriendelijke glimlach en een stevige prijs, en één met een kleinere auto, een schuchtere lach en een lagere prijs. Daarbij had de laatste als pre dat aan zijn telefoon een jongen zat die heel goed duits sprak en vertelde dat zijn vader een hotel in Pendjikent had, en dat bleek het hotel te zijn waar wij wilden overnachten. Dus werd de deal gesloten. Morgenochtend om 8 uur zou hij ons komen halen.
Wouter ging een rondje hardlopen. Ik schaarde mij bij Daan die zijn belangrijke dingen van het hotel, via het park verplaatst had naar het Segafreddo terras. Een half uurtje later kwam Wouter daar ook bezweet aan. Het gesprek op dat terras wilde niet vlotten, voornamelijk omdat er een extreem mooie zwarte amerikaanse vrouw aan het belendende tafeltje zat. Bij zoveel schoonheid verschrompelde de Tadjikistaanse vrouwen tot muffige muisjes en werden wij stinkende reizigers.
Pas nadat zij wegging vertrokken wij ook en schoven laat aan bij een dis in een Mexicaans Ecquadoriaans restaurant. De centraal Aziatische cuisine is geen aanbeveling. Wouter houdt niet van lamsvlees en die penetrante smaakt dringt door in alles. Al is er twee weken geleden in een pannetje een stukje schaap gekookt, nog smaakt het gebakken ei van vandaag naar lam. Dan is de uitvlucht naar Ecquador een voor de hand liggende. We waren de enige gasten in een lege kelder in een buitenwijk.
Veel leuker was het wandelingetje terug, via woonwijken en achterbuurten, door lanen met bomen en eeuwig blaffende honden. Het was allemaal zo gruwelijk vredig. Echt iedereen is aardig en voorkomend, de auto’s toeteren niet, er is geen gespuis op straat, mensen groeten vriendelijk en zijn toch niet onderdanig. Dit is nu al het derde land in serie waar de aardigheid bepalend is. Je zou er bijna achterdochtig van worden.
De volgende ochtend stonden we vroeg op, althans dat was het plan, omdat we vroeg bij de Oezbeekse ambassade wilden zijn. Om een uur of half tien kwamen we daar aansloffen en buiten stond een groep mannen en vrouwen in folkloristische kledij. Hoewel zij dat dagelijks doen is het toch leuk om er tussen te staan en een licht carnavals gevoel te krijgen. Het is dan moeilijk om de neiging tot polonaise te onderdrukken. Een kwartiertje later draaide een klein deurtje open en bromde een mijnheer met een goedkoop kunstgebit tegen de mensen dat ze zich netjes moesten gedragen. Ondertussen pakte hij paspoorten, stapeltjes geld en formulieren aan. Elk van deze items verdween in een andere zak van zijn jasje. Hij was niet erg vriendelijk en riep alleen tegen ons: ‘pa ruski... ruski... no english.’ Uiteindelijk werden we als laatsten zijn hokje ingeroepen en vulden de formulieren in. Bij onze formulieren zaten pasfoto’s, de uitnodigingsbrieven, de bewijzen van de tickets, de betaalbewijzen van de hotels (blijkbaar zijn ze bang dat we er illegaal onder eeen bruggetje gaan slapen). De standaardformulieren die wij van het internet gehaald haddden waren niet de goede, die waren tweetalig en wij moesten die in exclusief russisch hebben. We leverden het hele zootje bij het kunstgebit in en werden verordonneerd te wachten. Wachten duurt lang, ook als het kort is. We hadden geen idee hoe lang het zou duren om het visum te krijgen. Als we het vandaag zouden krijgen was dat een reden tot feest. Als het op vrijdag was, dan moesten we wachten totdat het er was en dus nog in ieder geval 24 uur in deze niet heel erg charmante stad doorbrengen. Als het niet op vrijdag zou zijn moesten we een plan hebben om het weekend door te komen (inclusief een Champions League tv) en dan heel erg hard hopen dat we het op maandag wel zouden krijgen.
We hadden dergelijke scenario’s bedacht en waren tot de conclusie gekomen dat er in Tadjikistan wel heel erg veel te doen valt, maar dat dat wel in andere regio’s in het land is dan waar wij waren. Om effe een weekend te killen en ook nog iets te doen dat bijzonder was, zouden we uren in een auto moeten zitten, om dan naar een turquoise meer te kunnen kijken, of een rustiek dorpje te kunnen zien. Die plekken ontbeerden allemaal een infrastructuur voor reizigers. Het gevaar van dit soort reizen is dat je door een gebied rijdt, dat je kijkt naar een berg, een meer of een dorp en dat het als een filmset is. Het verhaal moet je dan nog zelf in die setting maken, maar indien je alleen in een auto zit wordt de setting van die film al snel een dialoog van drie mannen met een chauffeur en de kans is groot dat die dialoog bestaat uit het roepen van slecht uitgesproken plaatsnamen tegen de chauffeur en verder de standaard items: dingetjes over voetbal, over bookkeeping en opmerkingen over wat ze zien: Hé een berg, kijk een ezel, hé een man met een karretje, oeps, een mooie vrouw (x4) en dan weer opnieuw. Het is noodzakelijk om iets te doen in een gebied, dorp of stad om er profiel aan te geven. We waren dus bang dat het tripje naar een turquoise meer niet veel meer zou zijn dan een tripje naar zo’n meer en zagen op tegen een weekend in de regio terwijl het echt mooie van Tadjikistan te ver weg zou zijn om te bereizen.
Na 20 minuten werden wij het hokje van het kunstgebit ingeroepen, hij bulderde wat in het russisch en maakte het oudtestamentische geld gebaar (duim en wijsvinger over elkaar). Wij deden of we dat niet begrepen en kregen onze paspoorten terug: mét de visa voor Uzbekistan. Lichtelijk verbaasd over hoe snel dat gegaan was bestudeerden we de visa’s; we waren blij dat we ze hadden, maar de data klopten niet. Onze vlucht terug vanuit Tashkent naar Singapore en Amsterdam is op de 29-ste en de visa liepen tot de 27-ste. Wij gingen terug naar de bulderbak en legden het uit, er werd een jongen bij gehaald die perfect Engels sprak, die veranderde de data, maakte het geld gebaar, wij haalden de schouders op en liepen met de visa de deur uit.
In een snelle middag deden wij het museum van oude dingen. Daar lag een gigantische buddha, haddden wij gelezen. Er bleek inderdaad een gigantische buddha te ligggen, waar wel een paar kleine stukjes oud van waren, maar de rest van op zijn sovjets opnieuw in elkaar gemacrameet. Een wel erg vrije interpretatie van een ‘oud beeld’. Overigens was dit beeld van dezelfde categorie als de buddha beelden die iets van 10 jaar geleden door de Tabilan in Afghanistan zijn opgeblazen. Het is een prachtige stijl van beeldhouwen. Lord Buddha heeft ineens Indiaas-Afghaanse trekken, is minder spleetogig dan de Oostaziatische varianten en heeft toch zo’n serene glimlach. Maar de setting maakte er iets on-devoots van (hoewel er wel een dikke meloen voor hem geofferd was met een wierookje). Het zaaltje was te klein en de bewaker, die met ons mee liep om voor ons uit het licht aan te doen en achter ons weer uit te doen stamelde steeds in haar mobiele telefoon. Volgens de verhalen zou er ook een beeld van Alexander de Grote moeten zijn. Ik ben op zoek gegaan naar mijn naamgever en kon hem tussen de speerpunten, lelijke ringetjes en potscherven niets vinden. Toen ik er naar vroeg bleek dat ie op een tentoonstelling in Mannheim was. Ik vroeg wanneer hij terug zou komen: ”Next year”, was het antwoord en dat is volgend jaar pas. Ik vroeg ook hoe lang ie daar al was, dat bleek al 5 jaar te zijn. Vervolgens vroeg ik of het zeker was dat ie volgend jaar terug komt en de bewaker zei: “we hope so.” Het beste museum van Centraal Azie heeft dus mooie stukjes aan elkaar geplakte Buddha en een gebrek aan Alexander de Grote en toch houden ze vol dat Tadjikistan een natte droom is voor archeologen.
Daan ging belangrijke dingen doen in het ranzige hotel en Wouter en ik gingen vervoer regelen om de volgende dag de stad uit te kunnen, naar Pendjikent. Onderweg daar heen zou een fraai meer moeten zijn, het Iskandar Kul, genaamd naar Alexander de Grote en binnen een uur of 7 zouden we dan in dat grensplaatsje moeten aankomen. We waren verwezen naar het zuidelijke busstation, terwijl we naar het noorden moesten. Bij dat busstation was niets te beleven behalve vriendelijke jongens die ons een telefoon in de hand duwde waarachter iemand zat die Engels sprak. Die vertelde dat we via deze jongens transport konden regelen voor 1 US$ per kilometer. Wij wilden zo’n 300 km rijden en dat was dus een tikkie duur. Creatief als wij zijn gingen we toch even bij het noordelijke busstation proberen, daar vonden wij talloze mannen die ons voor een vergelijkbaar tarief daar wel heen wilden brengen. Uiteindelijk was er een man die tussen neus en lippen door het geheim verklapte: Nog iets verderop is de cementfabriek, daar staan de long distance auto’s. Dus reden we daar heen en werden omringt door duwende en trekkende mannen met gouden tanden die allemaal hun diensten wilden verkopen. Wij probeerden cool te blijven in de leeuwenkuil. Het enige wat wij konden zeggen was: “Iskander Kul, Pendjikent... how much, which car?” Keiharde onderhandelingen zonder een gemeenschappelijke taal. Inmiddels waren we gewend aan de onderhandelingen via een telefoon. Na een half uurtje was de groep mannen wat uitgedund en bleven er eigenlijk twee kandidaten over. Eén met een heel grote auto, een vriendelijke glimlach en een stevige prijs, en één met een kleinere auto, een schuchtere lach en een lagere prijs. Daarbij had de laatste als pre dat aan zijn telefoon een jongen zat die heel goed duits sprak en vertelde dat zijn vader een hotel in Pendjikent had, en dat bleek het hotel te zijn waar wij wilden overnachten. Dus werd de deal gesloten. Morgenochtend om 8 uur zou hij ons komen halen.
Wouter ging een rondje hardlopen. Ik schaarde mij bij Daan die zijn belangrijke dingen van het hotel, via het park verplaatst had naar het Segafreddo terras. Een half uurtje later kwam Wouter daar ook bezweet aan. Het gesprek op dat terras wilde niet vlotten, voornamelijk omdat er een extreem mooie zwarte amerikaanse vrouw aan het belendende tafeltje zat. Bij zoveel schoonheid verschrompelde de Tadjikistaanse vrouwen tot muffige muisjes en werden wij stinkende reizigers.
Pas nadat zij wegging vertrokken wij ook en schoven laat aan bij een dis in een Mexicaans Ecquadoriaans restaurant. De centraal Aziatische cuisine is geen aanbeveling. Wouter houdt niet van lamsvlees en die penetrante smaakt dringt door in alles. Al is er twee weken geleden in een pannetje een stukje schaap gekookt, nog smaakt het gebakken ei van vandaag naar lam. Dan is de uitvlucht naar Ecquador een voor de hand liggende. We waren de enige gasten in een lege kelder in een buitenwijk.
Veel leuker was het wandelingetje terug, via woonwijken en achterbuurten, door lanen met bomen en eeuwig blaffende honden. Het was allemaal zo gruwelijk vredig. Echt iedereen is aardig en voorkomend, de auto’s toeteren niet, er is geen gespuis op straat, mensen groeten vriendelijk en zijn toch niet onderdanig. Dit is nu al het derde land in serie waar de aardigheid bepalend is. Je zou er bijna achterdochtig van worden.
Labels:
Alexander valeton,
ambassade,
champions league,
Daan van der Wekken,
duddha,
Dushambe,
Kazachstan,
mei 2010,
Tadjikistan,
taliban,
Uzbekistan,
visa,
Wouter Lindner
Kirgystan, 19 mei 2010
Woensdag 19 mei
Woensdagochtend moesten we de foto’s bekijken van de talloze trips die Zoja naar Nederland maakte. Paul Veerman, dochter Ljuda en allerlei familieleden kwamen langs op skies, in zwempakken, in sauna’s en op fietsen. Pas daarna mochten we naar het vliegveld. Het vliegveld van Bishkek is een ambitieus architectonisch project; een volslagen lege vertrekhal waar het rontgenapparaaat voor de koffers werd aangezet, waar onze tasjes door gepropt werden, waarna het apparaat weer werd uitgezet. De computer werd opgestart voor het paspoort gedoe en nadat wij gepasseerd waren werd ie weer uitgelogd. Een enorme hal, groot genoeg voor de aankomst en het vertrek van 4 a 5 vliegtuigen per uur, maar nu in gebruik voor 5 vluchten per week. Op de landingsbaan was te zien waar dit door kwam. Er stonden een 10 tal matzwarte US airforce machines, klaar voor bevoorrading van de mannetjes in Afghanistan. Op het vliegveld onmoetten wij een mijnheer die er doorreisd en geoefend uit zag, die zich voorstelde als Canadees die iets bij een NGO doet en daardoor alle landen in de regio moet afreizen. Door ons werd hij meteen uitgekozen als CIA agent; dat soort gedachten komen makkelijk op als je hier rondwandelt; een hoog geheime dienst/ 2-de hands James Bond gehalte (goed gesneden linnen jasje, fiere tred, compacte handbagage en her en der handen geven).
Met het allerlulligste vliegtuigje ooit vlogen wij naar Dushanbe in Tadjikistan. Niet zo veel mensen hadden de ambitie in een dergelijk vliegtuig te zitten of naar deze stad te gaan. Meestal wil ik een aisle seat hebben maar op deze vlucht wilden we alledrie bij een raam en zaten verspreid over het vliegtuig. We vlogen over twee bergketens, één vlak buiten Bishkek en één vlak voor Dushanbe. De besneeuwde bergtoppen kwamen vlak bij waardoor je het gevoel kreeg dat we met moeite over de kammen scheerden. De motoren maakten afwisselend snerpende en brommende geluiden. Voor de goede orde: er waren geen verstelbare gordels, de purser die ook onze kaartjes scheurde (alsof het een bus was), kwam rennend langs met een glaasje water en bleek later ook de piloot te zijn. Er werd wel iets omgeroepen, maar dat was alleen in het Tadjikistaans, denk ik. Dit soort dingen maakt reizen echt leuk. We vlogen over turquoise meren en over perfecte cirkelvormige steden en langs vrolijke groene dalen met dorpjes die door middel van zandpaden met elkaar verbonden waren (het is niet moeilijk hier familievetes en sprookjes te verzinnen... ijskoude winters en snikhete droge zomers goed voor houtvuurgeschiedenissen en zwetende nachten). Op de landingsbaan werden we tegemoetgefietst door de assistent verkeersleider, die met zijn twee pannenkoeken op stokjes meefietste met het vliegtuigje, met één hand aan het stuur en één zwaaiend met de verkeersborden.
We werden makkelijk het land ingestempeld en we vonden een taxi die ons naar een hand vol hotels reed. Alles was vol.
cont....
Woensdagochtend moesten we de foto’s bekijken van de talloze trips die Zoja naar Nederland maakte. Paul Veerman, dochter Ljuda en allerlei familieleden kwamen langs op skies, in zwempakken, in sauna’s en op fietsen. Pas daarna mochten we naar het vliegveld. Het vliegveld van Bishkek is een ambitieus architectonisch project; een volslagen lege vertrekhal waar het rontgenapparaaat voor de koffers werd aangezet, waar onze tasjes door gepropt werden, waarna het apparaat weer werd uitgezet. De computer werd opgestart voor het paspoort gedoe en nadat wij gepasseerd waren werd ie weer uitgelogd. Een enorme hal, groot genoeg voor de aankomst en het vertrek van 4 a 5 vliegtuigen per uur, maar nu in gebruik voor 5 vluchten per week. Op de landingsbaan was te zien waar dit door kwam. Er stonden een 10 tal matzwarte US airforce machines, klaar voor bevoorrading van de mannetjes in Afghanistan. Op het vliegveld onmoetten wij een mijnheer die er doorreisd en geoefend uit zag, die zich voorstelde als Canadees die iets bij een NGO doet en daardoor alle landen in de regio moet afreizen. Door ons werd hij meteen uitgekozen als CIA agent; dat soort gedachten komen makkelijk op als je hier rondwandelt; een hoog geheime dienst/ 2-de hands James Bond gehalte (goed gesneden linnen jasje, fiere tred, compacte handbagage en her en der handen geven).
Met het allerlulligste vliegtuigje ooit vlogen wij naar Dushanbe in Tadjikistan. Niet zo veel mensen hadden de ambitie in een dergelijk vliegtuig te zitten of naar deze stad te gaan. Meestal wil ik een aisle seat hebben maar op deze vlucht wilden we alledrie bij een raam en zaten verspreid over het vliegtuig. We vlogen over twee bergketens, één vlak buiten Bishkek en één vlak voor Dushanbe. De besneeuwde bergtoppen kwamen vlak bij waardoor je het gevoel kreeg dat we met moeite over de kammen scheerden. De motoren maakten afwisselend snerpende en brommende geluiden. Voor de goede orde: er waren geen verstelbare gordels, de purser die ook onze kaartjes scheurde (alsof het een bus was), kwam rennend langs met een glaasje water en bleek later ook de piloot te zijn. Er werd wel iets omgeroepen, maar dat was alleen in het Tadjikistaans, denk ik. Dit soort dingen maakt reizen echt leuk. We vlogen over turquoise meren en over perfecte cirkelvormige steden en langs vrolijke groene dalen met dorpjes die door middel van zandpaden met elkaar verbonden waren (het is niet moeilijk hier familievetes en sprookjes te verzinnen... ijskoude winters en snikhete droge zomers goed voor houtvuurgeschiedenissen en zwetende nachten). Op de landingsbaan werden we tegemoetgefietst door de assistent verkeersleider, die met zijn twee pannenkoeken op stokjes meefietste met het vliegtuigje, met één hand aan het stuur en één zwaaiend met de verkeersborden.
We werden makkelijk het land ingestempeld en we vonden een taxi die ons naar een hand vol hotels reed. Alles was vol.
cont....
Labels:
Alexander valeton,
Bishkek,
champions league,
CIA,
Daan van der Wekken,
Dushambe,
hotel,
Kazachstan,
mei 2010,
Tadjikistan,
taxi,
Uzbekistan,
Wouter Lindner
Kyrgystan, 18 mei 2010
Dinsdag 18 mei
De lover van Marcha is een waardevolle opvolger van Fjodr. In Kirgizie zijn 7 toppen van boven de 7000 meter en Sergej is ze allemaal op geweest. Hij is Kirgisisch kampioen bergoprennen (ja, dat bestaat er er is nog een echte naam voor ook: air running) en was net terug van een interland in de Kaukasus. Hij verlaagde zich tot ons niveau door ons mee te nemen op een wandeling door de bergen. Een hike klinkt een stuk spannender. Twee uur rijden met een dikke fourwheeldrive die we eerst bij zijn moeder moesten ophalen. Daar stonk het naar geronnen melk en toch dronken wij de thee op. De hike was prachtig. Vier uur lang liepen we de bergen over, langs en door rivieren, via een canyon met rode rotsen, vlak onder de sneeuwgrens door en we beeindigden ons tochtje met een eindsprint die gloedvol gewonnen werd door Daan, maar die is dan ook de jongste en heeft de langste benen. Hoewel er niet veel te vertellen valt over een hike was het wel een van de indrukwekkendste dingen die wij deden. De wijdsheid en de leegte waren indrukwekkend. Net als de patrijzen die nauwelijks bang voor ons leken en het koude water van de rivier, kuddes paarden en schapen... veel meer kan je er niet over kwijt hoewel het natuurlijk wel tof is om te kunnen zeggen dat we op de helling van de bergen bij Tokmak geaerobied (u kent het werkwoord) hebben.
Het is makkelijk te refereren aan onze trip in Mongolie, het landschap leek er wel wat op, maar het gevoel is anders, dit is minder vijandig (maar dat kan er ook mee te maken hebben dat we hier nu een maand later in het jaar waren en dat er bloemen bloeiden en de paarden niet uitgemergeld waren. En daarmee is het dus een onzin vergelijking.) In de auto terug dronken wij het fijne Kirgisische bier en zongen liederen. Sergej bracht ons naar een restaarant waar een veel te luid feest gaande was met hoppende en drinkende Kirgizen, en wij dronken meer bier, Marcha schoof aan, gezamenlijk aten wij en probeerden over de muziek heen te praten en dat lukte niet. Uit arremoede besloten wij het maal op een uiterst decente tijd en schoven in bed in huize Zoja.
De lover van Marcha is een waardevolle opvolger van Fjodr. In Kirgizie zijn 7 toppen van boven de 7000 meter en Sergej is ze allemaal op geweest. Hij is Kirgisisch kampioen bergoprennen (ja, dat bestaat er er is nog een echte naam voor ook: air running) en was net terug van een interland in de Kaukasus. Hij verlaagde zich tot ons niveau door ons mee te nemen op een wandeling door de bergen. Een hike klinkt een stuk spannender. Twee uur rijden met een dikke fourwheeldrive die we eerst bij zijn moeder moesten ophalen. Daar stonk het naar geronnen melk en toch dronken wij de thee op. De hike was prachtig. Vier uur lang liepen we de bergen over, langs en door rivieren, via een canyon met rode rotsen, vlak onder de sneeuwgrens door en we beeindigden ons tochtje met een eindsprint die gloedvol gewonnen werd door Daan, maar die is dan ook de jongste en heeft de langste benen. Hoewel er niet veel te vertellen valt over een hike was het wel een van de indrukwekkendste dingen die wij deden. De wijdsheid en de leegte waren indrukwekkend. Net als de patrijzen die nauwelijks bang voor ons leken en het koude water van de rivier, kuddes paarden en schapen... veel meer kan je er niet over kwijt hoewel het natuurlijk wel tof is om te kunnen zeggen dat we op de helling van de bergen bij Tokmak geaerobied (u kent het werkwoord) hebben.
Het is makkelijk te refereren aan onze trip in Mongolie, het landschap leek er wel wat op, maar het gevoel is anders, dit is minder vijandig (maar dat kan er ook mee te maken hebben dat we hier nu een maand later in het jaar waren en dat er bloemen bloeiden en de paarden niet uitgemergeld waren. En daarmee is het dus een onzin vergelijking.) In de auto terug dronken wij het fijne Kirgisische bier en zongen liederen. Sergej bracht ons naar een restaarant waar een veel te luid feest gaande was met hoppende en drinkende Kirgizen, en wij dronken meer bier, Marcha schoof aan, gezamenlijk aten wij en probeerden over de muziek heen te praten en dat lukte niet. Uit arremoede besloten wij het maal op een uiterst decente tijd en schoven in bed in huize Zoja.
Labels:
aerobie,
air running,
Alexander valeton,
Bishkek,
Daan van der Wekken,
hike,
hotel,
Kazachstan,
mei 2010,
Tadjikistan,
Uzbekistan,
Wouter Lindner
Kyrgystan, 17 mei 2010
Maandag 17 mei
Op maandag moesten we ‘zaken’ doen in Bishkek. Voor ons vertrek hadden we de dingen niet erg uitgebreid geregeld. Uiteindleijk had Wouter vanuit Singapore wel een visumaanvraag voor Uzbekistan gedaan, maar die was nog in behandeling. Om 9 uur stonden we voor de Uzbeekse ambassade, maar die was dicht. We hadden ook nog geen ticket om van Bishkek naar Dushanbe in Tadjikistan te vliegen. Vlak naast de ambassade was een reisbureau. Ons werd gevraagd in de hoek te wachten. Ik chargede de batterijen van computer, camera en film cameraatje en Wouter was ‘belangrijke dingen aan het doen’ terwijl Daan met het bedienende personnel geintjes maakte, athans, het vrouwelijke deel van dat personeel. Die mevrouwen speelden graag mee, een beetje besmuikt, zich half verschuilend achter een telefoon, een printer, lang haar of iets anders dat voorhanden was om hun rode koontjes niet te laten zien. Nadat we het ticket hadden, dronken we vieze koffie bij een café naast het reisbureau. Reizen is leuk, op vreemde plekken zitten is nog leuker, het gevoel van exotisme en buitennissigheid is bijzonder. En als er dan ineens aan de tafel naast je twee mijnheren uit Doetinchem zitten die enge fabrieken verkopen dan smaakt de koffie ook ineens naar smerige DE prut, is de fruitsalade ineens laf en wordt alle glans en glinstering van de bijzondere bestemming afgepeuzeld. En dat dan ook net met een lelijk accent. Snel weg, staart tussen de benen in de hoop deze engerds te vergeten. Een loopje door de stad van het ene monument naar het volgende plein, een ommetje over de campus van de universteit en een lunch met Anar. Wij waren gevraagd namens Nederlandse vrienden geld aan haar te geven om in haar onderhoud te voorzien of de eerste nood te ledigen. Bij de rellen van de afgelopen maand was haar man doodgeschoten. Zij bleek een bange kleine mus die, hoe kan het ook anders, dubbel en dwars geraakt was door de gebeurtenissen van de afgelopen maanden. Ze wil nu niet meer hier blijven en wil ook haar land niet verlaten. Haar leven ligt overhoop terwijl ze de verantwoordelijkheid heeft over haar dochter. Ze krijgt wel werk aangeboden, maar durft dat niet aan te nemen. Het liefst zou ze voor haar PhD naar het buitenland gaan, maar ze heeft geen geld en.. nou ja, tussen droom en daad.... Hoe voer je een gesprek met een volledig onbekende vrouw van wie je weet dat ze in een gruwelijke tijd doorgemaakt heeft en dat die marteling nog voort duurt? We konden haar een enveloppe geven, haar sterkte wensen en een klopje op de schouder geven en vertrekken. Maar het leek ons toch aardiger haar mee uit lunchen te nemen. Dan ineens zit je een redelijk intiem gesprek te voeren, eerst over de algemene situatie in het land (het kan alle kanten op gaan en de corruptie is nog niet afgelopen, de maffia heerst nog altijd en de huidige president.... we moeten maar zien wat dat wordt) en dan wordt het gesprek allengs persoonlijker. Zij vertelde over de demonstratie waar haar man aan meedeed en dat er door snipers vanaf het dak geschoten werd, dat er gericht geschoten werd op mensen met een bril of een stropdas omdat die de vermeende leiders van de opstand waren. Ze vertelde met nauwelijk droge ogen dat haar man onder zijn oog geraakt was en Godzijdank meteen stierf en niet op de stapel stervenden werd neergelegd. Er waren niet genoeg ambulances en de ziekenhuizen waren te snel vol. De honderden gewonden konden niet goed verpleegd worden en de ontzetting was enorm.
(Nu ik dit schrijf overvalt me hetzelfde gevoel dat een oorlogsjournalist moet kennen; zodra je het schrijft wordt het abstract en afstandelijk, worden het standaard zinnen die iedereen al honderden keren in kranten heeft gelezen over alle conflictgebieden in de wereld. Zinnen die niet meer aankomen. Maar zodra je met superlatieven en emo-talk begint wordt het speculatieve prietpraat...) Ondertussen zat Anar dit te vertellen met een zachte stem. Wij zijn domme reizigers die een enveloppe komen brengen, waarom zou ze haar verhaal aan ons willen vertellen. Toch wil ik ook weten waar we zijn, wat het onzichtbare is, wat er speelt, hoe een stad gelezen moet worden. Het journalisten hart ging sneller kloppen maar ik vond het ongepast een journalistiek interview met haar te houden. De balans vinden tussen het naadje van de kous willen weten en een geinteresseerd sympathiserend gesprek met een eerste hands getuige (en slachtoffer) willen voeren.
Het is maar een positie die je kiest. Hoewel ze hard geraakt is door de recente geschiedenis maakte ze een krachtige en stabiele indruk (wat is dit voor psychologen geleuter). Ze sprak van paniek en angst, maar daar was niets van te merken. Anar moest naar een afspraak en wij bleven achter. De nabijheid van zoveel leed maakt je meewarig en niet al te vrolijk.
Desalniettemin moest er verder gewandeld worden om een stevige indruk te krijgen van deze stad. Het verhaal van Anar drukte een stempel, maar dat was slechts een van de vele stempels die op die ene dag gedrukt werden. Via een park en een plein met veel groen en lelijke Breznjev gebouwen (vier verdiepingen in beton, met een centrale afgebladderde ingang. ‘This was the best Leonid could give us’.) kwamen we bij het stadion in de stad. Aan de buitenkant stonden mannen te pingpongen en breed te lachen. Rijen gouden en stalen tanden moesten gefotografeerd worden en wij werden voorgesteld aan een jongen van een jaar of 20 die de Kyrgisische schaakkampioen was. Een kleine buiging en een extra foto waren op zijn plaats. In het stadion was de Kyrgisische atletiek selectie aan het trainen, jonge langebenige hindes die over hordes zweefden kregen speciale aandacht van ons. Wat ons betreft wonnen ze misschien niet op het nummer ‘hordes’, maar wel in alle andere categorieen. Er waren sprinters die tap tap tap voorbij denderden, ze gingen ons te snel. Op de buitenring van de sintelbaan kwamen de langeafstand sukkels voorbij (duurt lang en levert niets op). Wij zaten te azen om op het veld, binnen de sintelbaan, met de aerobie heen en weer te gooien, maar we durften niet echt, bang dat hij zou doorschieten en voor de voeten van een sprinter zou komen met een bloederige val tot gevolg. We delibereerden en toen we eindelijk besloten het toch maar te gaan doen werd het veld ingenomen door de nationale voetbal selectie. Die jongens bleven heen en weer tikken zonder dat het spannend werd waardoor we toch maar doorliepen en op weg naar het Victory plein voor het parlementsgebouw uitkwamen. Een fraaie mat asfalt waar we de lange afstandsworpen oefenden en de vangtechnieken verfijnden, de aerobie vloog statig afstanden van vele tientallen meters. Na deze lichte inspanning mochten we naar een terras op De Grote Straat.
We liepen langs The White House, de plek waar de rellen waren en de scherpschutters op het dak zaten. De ramen waren nog ingegooid (ingeschoten, want ook de demonstranten hadden wapens...misschien was het wel uitgelokt en zat er politie onder de demonstranten) en in een hoekje bij het hek lag verwoest meubilair en kapotte computers, was het asfalt verbrand en waren de bloemen vertrapt en lelijk. Vanaf het terras van het cafe keken we uit over de massa en dronken we bier, namen de dag door (veel indrukken, redelijk mooie stad, aangenaam gevoel, aardige mensen en vriendelijkheid alom, veel erg lange benen van mooie vrouwen, maar niet zo geraffineeerd als in Almati, weinig te merken van spanningen en gedoe, weinig militairen op straat en een belachelijke hoeveelheid kinderspeelplaatsen... thanks Leonid).
’s Avond aten we in een lullig restaurant en deden ondertussen de mail en het wereldnieuws, iPhone en wifi is een uitkomst. De sessies die we bij eerdere reizen in internetcafé’s hadden zijn nu vervangen tot restaurants waarbij we alledrie met een iphone op tafel zitten en soms een kleine kreet geven over een bericht, een facebook dingetje, een beursbericht of een voetbal uitslag/transfer/weetje. (wie stond er bij het derde elfal op doel in 1974 in zuid Hongarije? Dat was die man met die snor die later met zijn moeder trouwde!... Precies...)
Vroeg naar bed, morgen vroeg op.
Op maandag moesten we ‘zaken’ doen in Bishkek. Voor ons vertrek hadden we de dingen niet erg uitgebreid geregeld. Uiteindleijk had Wouter vanuit Singapore wel een visumaanvraag voor Uzbekistan gedaan, maar die was nog in behandeling. Om 9 uur stonden we voor de Uzbeekse ambassade, maar die was dicht. We hadden ook nog geen ticket om van Bishkek naar Dushanbe in Tadjikistan te vliegen. Vlak naast de ambassade was een reisbureau. Ons werd gevraagd in de hoek te wachten. Ik chargede de batterijen van computer, camera en film cameraatje en Wouter was ‘belangrijke dingen aan het doen’ terwijl Daan met het bedienende personnel geintjes maakte, athans, het vrouwelijke deel van dat personeel. Die mevrouwen speelden graag mee, een beetje besmuikt, zich half verschuilend achter een telefoon, een printer, lang haar of iets anders dat voorhanden was om hun rode koontjes niet te laten zien. Nadat we het ticket hadden, dronken we vieze koffie bij een café naast het reisbureau. Reizen is leuk, op vreemde plekken zitten is nog leuker, het gevoel van exotisme en buitennissigheid is bijzonder. En als er dan ineens aan de tafel naast je twee mijnheren uit Doetinchem zitten die enge fabrieken verkopen dan smaakt de koffie ook ineens naar smerige DE prut, is de fruitsalade ineens laf en wordt alle glans en glinstering van de bijzondere bestemming afgepeuzeld. En dat dan ook net met een lelijk accent. Snel weg, staart tussen de benen in de hoop deze engerds te vergeten. Een loopje door de stad van het ene monument naar het volgende plein, een ommetje over de campus van de universteit en een lunch met Anar. Wij waren gevraagd namens Nederlandse vrienden geld aan haar te geven om in haar onderhoud te voorzien of de eerste nood te ledigen. Bij de rellen van de afgelopen maand was haar man doodgeschoten. Zij bleek een bange kleine mus die, hoe kan het ook anders, dubbel en dwars geraakt was door de gebeurtenissen van de afgelopen maanden. Ze wil nu niet meer hier blijven en wil ook haar land niet verlaten. Haar leven ligt overhoop terwijl ze de verantwoordelijkheid heeft over haar dochter. Ze krijgt wel werk aangeboden, maar durft dat niet aan te nemen. Het liefst zou ze voor haar PhD naar het buitenland gaan, maar ze heeft geen geld en.. nou ja, tussen droom en daad.... Hoe voer je een gesprek met een volledig onbekende vrouw van wie je weet dat ze in een gruwelijke tijd doorgemaakt heeft en dat die marteling nog voort duurt? We konden haar een enveloppe geven, haar sterkte wensen en een klopje op de schouder geven en vertrekken. Maar het leek ons toch aardiger haar mee uit lunchen te nemen. Dan ineens zit je een redelijk intiem gesprek te voeren, eerst over de algemene situatie in het land (het kan alle kanten op gaan en de corruptie is nog niet afgelopen, de maffia heerst nog altijd en de huidige president.... we moeten maar zien wat dat wordt) en dan wordt het gesprek allengs persoonlijker. Zij vertelde over de demonstratie waar haar man aan meedeed en dat er door snipers vanaf het dak geschoten werd, dat er gericht geschoten werd op mensen met een bril of een stropdas omdat die de vermeende leiders van de opstand waren. Ze vertelde met nauwelijk droge ogen dat haar man onder zijn oog geraakt was en Godzijdank meteen stierf en niet op de stapel stervenden werd neergelegd. Er waren niet genoeg ambulances en de ziekenhuizen waren te snel vol. De honderden gewonden konden niet goed verpleegd worden en de ontzetting was enorm.
(Nu ik dit schrijf overvalt me hetzelfde gevoel dat een oorlogsjournalist moet kennen; zodra je het schrijft wordt het abstract en afstandelijk, worden het standaard zinnen die iedereen al honderden keren in kranten heeft gelezen over alle conflictgebieden in de wereld. Zinnen die niet meer aankomen. Maar zodra je met superlatieven en emo-talk begint wordt het speculatieve prietpraat...) Ondertussen zat Anar dit te vertellen met een zachte stem. Wij zijn domme reizigers die een enveloppe komen brengen, waarom zou ze haar verhaal aan ons willen vertellen. Toch wil ik ook weten waar we zijn, wat het onzichtbare is, wat er speelt, hoe een stad gelezen moet worden. Het journalisten hart ging sneller kloppen maar ik vond het ongepast een journalistiek interview met haar te houden. De balans vinden tussen het naadje van de kous willen weten en een geinteresseerd sympathiserend gesprek met een eerste hands getuige (en slachtoffer) willen voeren.
Het is maar een positie die je kiest. Hoewel ze hard geraakt is door de recente geschiedenis maakte ze een krachtige en stabiele indruk (wat is dit voor psychologen geleuter). Ze sprak van paniek en angst, maar daar was niets van te merken. Anar moest naar een afspraak en wij bleven achter. De nabijheid van zoveel leed maakt je meewarig en niet al te vrolijk.
Desalniettemin moest er verder gewandeld worden om een stevige indruk te krijgen van deze stad. Het verhaal van Anar drukte een stempel, maar dat was slechts een van de vele stempels die op die ene dag gedrukt werden. Via een park en een plein met veel groen en lelijke Breznjev gebouwen (vier verdiepingen in beton, met een centrale afgebladderde ingang. ‘This was the best Leonid could give us’.) kwamen we bij het stadion in de stad. Aan de buitenkant stonden mannen te pingpongen en breed te lachen. Rijen gouden en stalen tanden moesten gefotografeerd worden en wij werden voorgesteld aan een jongen van een jaar of 20 die de Kyrgisische schaakkampioen was. Een kleine buiging en een extra foto waren op zijn plaats. In het stadion was de Kyrgisische atletiek selectie aan het trainen, jonge langebenige hindes die over hordes zweefden kregen speciale aandacht van ons. Wat ons betreft wonnen ze misschien niet op het nummer ‘hordes’, maar wel in alle andere categorieen. Er waren sprinters die tap tap tap voorbij denderden, ze gingen ons te snel. Op de buitenring van de sintelbaan kwamen de langeafstand sukkels voorbij (duurt lang en levert niets op). Wij zaten te azen om op het veld, binnen de sintelbaan, met de aerobie heen en weer te gooien, maar we durften niet echt, bang dat hij zou doorschieten en voor de voeten van een sprinter zou komen met een bloederige val tot gevolg. We delibereerden en toen we eindelijk besloten het toch maar te gaan doen werd het veld ingenomen door de nationale voetbal selectie. Die jongens bleven heen en weer tikken zonder dat het spannend werd waardoor we toch maar doorliepen en op weg naar het Victory plein voor het parlementsgebouw uitkwamen. Een fraaie mat asfalt waar we de lange afstandsworpen oefenden en de vangtechnieken verfijnden, de aerobie vloog statig afstanden van vele tientallen meters. Na deze lichte inspanning mochten we naar een terras op De Grote Straat.
We liepen langs The White House, de plek waar de rellen waren en de scherpschutters op het dak zaten. De ramen waren nog ingegooid (ingeschoten, want ook de demonstranten hadden wapens...misschien was het wel uitgelokt en zat er politie onder de demonstranten) en in een hoekje bij het hek lag verwoest meubilair en kapotte computers, was het asfalt verbrand en waren de bloemen vertrapt en lelijk. Vanaf het terras van het cafe keken we uit over de massa en dronken we bier, namen de dag door (veel indrukken, redelijk mooie stad, aangenaam gevoel, aardige mensen en vriendelijkheid alom, veel erg lange benen van mooie vrouwen, maar niet zo geraffineeerd als in Almati, weinig te merken van spanningen en gedoe, weinig militairen op straat en een belachelijke hoeveelheid kinderspeelplaatsen... thanks Leonid).
’s Avond aten we in een lullig restaurant en deden ondertussen de mail en het wereldnieuws, iPhone en wifi is een uitkomst. De sessies die we bij eerdere reizen in internetcafé’s hadden zijn nu vervangen tot restaurants waarbij we alledrie met een iphone op tafel zitten en soms een kleine kreet geven over een bericht, een facebook dingetje, een beursbericht of een voetbal uitslag/transfer/weetje. (wie stond er bij het derde elfal op doel in 1974 in zuid Hongarije? Dat was die man met die snor die later met zijn moeder trouwde!... Precies...)
Vroeg naar bed, morgen vroeg op.
Labels:
Alexander valeton,
Daan van der Wekken,
Kazachstan,
mei 2010,
Tadjikistan,
Uzbekistan,
Wouter Lindner
Tadjikistan, 19 mei 2010
Woensdag 19 mei
We klauterden uit het kleine vliegveld op het airport van Dushanbe en werden makkelijk Tadjikistan ingestempeld. We vonden een taxi die ons naar een hand vol hotels reed. Alles was vol en van eerste keus degradeerden wij ons naar de tweede en de derde om tenslotte bij de vierde keus uit te komen.
De onderhandeling met de taxichauffeur ging via de telefoon, hij kende geen engels en wij geen russisch, tadjieks of wat hij verder sprak. Zijn zoon kon wel engels en zat thuis, en zo tijdens het overhandigen per telefoon kwamen we tot een bestemming en een prijs. We reden de stad in (eerst naar de ambassade van Uzbekistan, die al dicht was... de spanning stijgt). We ontdekten dat de gebouwen hier hoger en ouder waren dan in Bishkek, dat de vrouwen vreemde jurken aan hadden die het midden hielden tussen een lelijk, goedkoop gordijn, een op de kermis gewonnen deken, een Iraanse moslim tent en een onhandig trainingspak. Deze stad is een slordige 1000 kilometer van Bishkek verwijderd en gaf een heel ander gevoel. Tadjikistan is islamitischer en de taal valt niet, zoals in Kazachstan, Kyrgistan en Uzbekistan onder de Turkse talen, maar is een variant van het Iraanse farsi.
Tadjikistan heeft, net als de andere landen in dit gebied, ernstig te lijden onder corruptie en nepotisme, het is een door de maffia beheerst zootje dat in de hand gehouden wordt door een kunstmatige balans tussen de clans. In tegenstelling tot Kirgizie zijn hier de meeste Russen weggegaan. Officieel wordt de export van werkkracht (voornamelijk naar Rusland) gezien als een groot probleem, maar de import van het geld dat deze lui terug sturen naar hun thuisland om de familie’s te onderhouden is goed voor ca 50% van het bruto nationaal product. In tegenstelling tot de andere voormalige Sovjet Republieken in deze regio heeft Tadjikistan, net als Kirgizie, geen grondstoffen op een beetje goud en dergelijk moeilijk te winnen spul na. Het land is veel armer dan de andere landen die we tot nu toe bezochten en heeft, door de vreemde imperialistische regels van Stalin en andere overheersende machten een vreemde geografische vorm. Tot een tiental jaar geleden heersten hier stammen- en clanoorlogen. In de Russische tijd was het geloof verboden (‘opium voor het volk’, blijft een fijne term) en nu, sinds 1996, mag het weer en komen er allerlei buitennissige godsdiensten om de hoek kijken, voornamelijk varianten van de islam, die allemaal gesponsord worden door islamitische belangenbehartigers elders in de wereld. Het varieert van Al Qaeda tot de Aga Khan, van de Saudi’s tot Teheran en Amerikaanse sufi’s.
Uiteindelijk heb ik The Great Game van Hopkirk nergens gevonden, niet in mijn kast thuis, niet in airport winkels en niet in boekhandels hier, en dus ook niet gelezen, Dat is jammer want het geeft een fijn historisch beeld van de vele slagen en de lange strijd om dit gebied; de bergketens bij de Pamir highway, de wegen tussen Samarkand in Uzbekistan en Herat in Afghanistan, de toegang tot de Karakoram highway die de verbinding is tussen Urumchi in China en de Pakistaanse vlaktes. Het gaat hier over verbindingen en transport; de brug tussen Rusland en de zee, de olievelden in Kazachstan en toegang tot de wereld, de as tussen China en Europa. De slag die vanaf de tijd van de zijderoutes tot nu toe gevoerd wordt om belangen veilig te stellen. Die wegen worden nu nog steeds gebruikt maar dan voor andere goederen dan zijde en kaneel. Nu is Tadjikistan de grote doorvoerder voor de verdovende middelen uit Afghanistan. Men gaat er van uit dat zo’n 80% van de producten die met de papaver gemaakt worden uiteindelijk via dit landje naar de wereld getransporteerd worden. Voor de vorm worden er duizenden kilo’s per jaar aangehouden om aan te tonen dat de Tadjiek republiek een loyale partner is in de hopeloze strijd tegen de verslavingen. Maar waarschijnlijk is dit een fractie van de totale doorvoer. Verder rijdt de top league van dit land in extreem dikke auto’s en hebben rekeningen in Zwitserland. Hoe zou dat toch komen?
Dergelijke dingen zie je allemaal niet als je met de taxi van het vliegveld het land in rijdt. Dan zie je alleen brede straten met bomen, met van die vrouwen in lelijke gordijnen en mannen in leren jassen. De auto’s zijn minder dik dan in Kyrgizie en
er staan meer Breznjev gebouwen slecht in de verf en meer kinderspeelplaatsen. (maar die zagen we pas toen we het obligate wandelingetje gingen maken.) De tocht met de taxi duurde lang; door de relatieve stabiliteit van dit land is het door veel NGO’s gekozen als hun uitvluchtshaven voor hun werk in de grote regio. De stad wemelde van de conferenties en dus konden wij kiezen tussen een suite in Hotel Tadjikistan (850 USD) en een dump in een Breznjev hotel met stinkende dekens, grauwe handdoeken en een gebrek aan lakens. De kribbige dame bij de receptie vroeg nog steeds een klein godsvermogen voor tja.. voor wat, een negatieve service ... dus kozen wij de laatste optie.
De ranzigheid, het vettige stof en de doorleefdheid van de kamer zorgden er voor dat we een authentiek ex-USSR gevoel kregen. Alles wat je aanraakt doe je met tegenzin, bij het douchen heb je het gevoel dat je alleen maar plakkeriger wordt. Het was dus noodzakelijk om zoveel mogelijk tijd buiten de kamer door te brengen. Gelukkig was er in de grote straat, de Rudaki, een cafe met een uitnodigend Sagafredo bord. Nou ben ik niet zo van de multinationals die voor mij bepalen wat wel en niet lekker is. (da’s een beetje een lastige opmerking als je met een Unilever-man op reis bent maar MacD, Captain Saunders,Wendy noch Starbucks zijn mijn vrienden). Sagafredo komt al aardig in de buurt van die league maar was hier toch een uitkomst. Vanaf het terras konden we kijken en zagen dat de vrouwen minder mooi waren dan in Bishkek en zeker in Almati, zagen we dat de regeringswagens geen voorrang kregen maar namen, zagen we dat de trolley bus niet bij het bushokje, maar 10 meter verder stopte, zagen we dat zelfs mevrouwen in vreemde jurken kunnen lonken hier hoewel het er niet spannender op wordt. Voor het eerst op deze reis zagen we bedelaars. Dat natuurlijk onder het genot van een kopje Segafreddo koffie bediend door jongens die goed Engels kunnen en ons de weg konden wijzen en richting konden geven.
Op het terras zat een man met een professionele camera die er buitenlands uit zag en die ik Engels hoorde spreken. Symon is een brit die bezig is een documentaire te maken over de labour export hier. Hij vertelde dat deze labour export projecten aanvankelijk gericht waren op het leveren van vrouwen als huishoudster in Rusland, dat er vervolgens mannen werden geexporteerd voor de bouw. Hij vertelde dat iedereen die in de voormalige USSR geboren is een visum kan krijgen voor Rusland en dat de export van werkkracht een grote bron van inkomsten is geworden en dat nu de vrouwen als maids geexporteerd worden naar de Emiraten en dat de mannen als bouwers zullen volgens. Een heel nieuwe dimensie aan deze tak. Het zijn staatsbedrijven die het regelen, die commissies nemen en die de lonen uitbetalen. Veel van de mensen komen in de knel in de verre vreemde landen en dan zorgt de staat niet voor hen, maar zolang ze succesvol zijn neemt de tadjiekse staat een percentage. Hij plaatste dit in een historische context, al eeuwen is Tadjikistan een transit plek, mensen komen, mensen gaan, van joden en moslims, zigeuners en christenen, mensen uit Turkije, Rusland, Azarbeijan, Syrie, China, India en noem de hele rits maar op: de hele buurt is langs gekomen, iedereen heeft iets achtergelaten of meegenomen. Dan zijn er nog clans die historisch hier zitten en van alles claimen uit historisch perspectief maar geworteld zijn in een non-litteraire en middeleeuwse traditie (tegenwooordig wel voorzien van mobile phone en mercedes)... maar het ging om de transit van werkkracht en niet over die andere wortels. Tegenwoordig zijn grenzen een belemmering en worden eeuwenouden tradities doorsneden door de mannen van de customs met een stempelapparaat en een barcode lezer. Grenzen zijn een postkoloniale interventie in dit gebied dat nooit gekoloniseerd is. Als je het communistische Rusland als een van de laatste koloniserende mogendheden ziet, dan is de dekolonisatie hier pas 15 jaar oud. Binnen dat koloniale stelsel was het eenvoudig om een baantje in Leningrad of Moskou te nemen, nu is het een landverhuizing om naar St Petersburg te gaan en geldt de dienst van Western Union als een kapitaal im/export. De Britse documentaire maker Symon-met-de scheve-bril pleitte er voor de grenzen tussen de ex-sovjetstaten in deze regio op te heffen en er het eerste grenzenloze gebied ter wereld van te maken. Op zich een visionaire gedachte, maar een beetje onpraktisch en illusionair.
Wel was het betoog van hem een duik in het bad van de status quo hier. Hij reist al een kleine 15 jaar in deze buurt rond, kent het klappen van de zweep, maar ik betwijfel of hij genoeg afstand heeft om de helicopter view op de stituatie te behouden.
Desalniettemin was het interessant om met hem te spreken.
Na deze eerste blikken op de stad verruilden we de veilige haven van het cafe terras en wandelden we naar een Libanees restaurant dat ons was aanbevolen, via een pleintje met een gruwelijk lelijk beeld van een van de eerste leiders van deze regio, mijnheer Ismael Samani. Wat ie precies gedaan heeft weet ik niet, maar het zal niet veel goeds geweest zijn, want anders hadden ze wel wat meer hun best gedaan op dit beeldhouwwerkje. Maar het voordeel van dat soort pleinen is dat er ruimte was om tussen het verkeer door te aerobieën. Bij de Libanees konden we buiten zitten waardoor we geen last haden van de teringherrie van de muziek binnen, maar door het glas heen wel konden lonken naar de buikdanseres. Internationale delegaties van NGO’s zaten er wat besmuikt naar te kijken naar de gloedvolle vetrolletjes van de danseres, todat de vrouwen uit de gezelschapjes vertrokken waren en de heren hun jasjes uitdeden. De sfeer sloeg meteen om.
De derde woensdag in mei is een belangrijke dag voor voetbalfanaten. De finale van de Champions League mag niet gemist worden. Op elke plek in de stad waar we geweest waren vroegen we of er een tv was en of ze die avond de finale zouden broadcasten. Steeds kregen we een negatief of een ontwijkend antwoord. Uiteindelijk besloten we dan maar naar het duurste hotel in de stad te gaan om daar in de lobby een van de grote flat screens zender voor zender af te zoeken. De staff vond het niet zo’n goed idee dat we met stoelen gingen slepen, maar dat vonden wij niet erg. Om half twaalf (lokale tijd) waren de voorbeschouwingen nog op geen één zender te vinden, de 15 Russische, 1 Oezbeekse, en 3 Tadjikische zenders zonden allemaal iets anders uit dan sport. Om kwart voor twaalf was dat nog zo, Wouter en Daan begonnen rond te benen en naar andere afstandbedieningen te zoeken, om 12 uur was er nog geen verandering, de wedstrijd was begonnen en werd op geen een beschikbare zender uitgezonden. Dat was onmogelijk, de afstandbediening werd ingeruild voor een telefoon en Wouter belde zijn vader en Daan zijn vriendin om er gelijktijdig achter te komen dat de wedstrijd niet vandaag, maart zaterdag zou zijn. Kribbig, teleurgesteld en opgelucht wandelden we naar het hotel terug. Kribbig omdat de heren niet geinformeerd waren over de verandering in het schema, teleurgesteld omdat die fijne voetbalpot niet doorging, opgelucht omdat er nog niets gemist was. Nu kwam er echter wel een grote druk te liggen op de slaapplaats van zaterdag nacht... dat moest ineens een plek zijn met een tv.
Terug in het hotel dronken we nog een klein slokje wodka en gingen tussen de vettige lakens liggen.
We klauterden uit het kleine vliegveld op het airport van Dushanbe en werden makkelijk Tadjikistan ingestempeld. We vonden een taxi die ons naar een hand vol hotels reed. Alles was vol en van eerste keus degradeerden wij ons naar de tweede en de derde om tenslotte bij de vierde keus uit te komen.
De onderhandeling met de taxichauffeur ging via de telefoon, hij kende geen engels en wij geen russisch, tadjieks of wat hij verder sprak. Zijn zoon kon wel engels en zat thuis, en zo tijdens het overhandigen per telefoon kwamen we tot een bestemming en een prijs. We reden de stad in (eerst naar de ambassade van Uzbekistan, die al dicht was... de spanning stijgt). We ontdekten dat de gebouwen hier hoger en ouder waren dan in Bishkek, dat de vrouwen vreemde jurken aan hadden die het midden hielden tussen een lelijk, goedkoop gordijn, een op de kermis gewonnen deken, een Iraanse moslim tent en een onhandig trainingspak. Deze stad is een slordige 1000 kilometer van Bishkek verwijderd en gaf een heel ander gevoel. Tadjikistan is islamitischer en de taal valt niet, zoals in Kazachstan, Kyrgistan en Uzbekistan onder de Turkse talen, maar is een variant van het Iraanse farsi.
Tadjikistan heeft, net als de andere landen in dit gebied, ernstig te lijden onder corruptie en nepotisme, het is een door de maffia beheerst zootje dat in de hand gehouden wordt door een kunstmatige balans tussen de clans. In tegenstelling tot Kirgizie zijn hier de meeste Russen weggegaan. Officieel wordt de export van werkkracht (voornamelijk naar Rusland) gezien als een groot probleem, maar de import van het geld dat deze lui terug sturen naar hun thuisland om de familie’s te onderhouden is goed voor ca 50% van het bruto nationaal product. In tegenstelling tot de andere voormalige Sovjet Republieken in deze regio heeft Tadjikistan, net als Kirgizie, geen grondstoffen op een beetje goud en dergelijk moeilijk te winnen spul na. Het land is veel armer dan de andere landen die we tot nu toe bezochten en heeft, door de vreemde imperialistische regels van Stalin en andere overheersende machten een vreemde geografische vorm. Tot een tiental jaar geleden heersten hier stammen- en clanoorlogen. In de Russische tijd was het geloof verboden (‘opium voor het volk’, blijft een fijne term) en nu, sinds 1996, mag het weer en komen er allerlei buitennissige godsdiensten om de hoek kijken, voornamelijk varianten van de islam, die allemaal gesponsord worden door islamitische belangenbehartigers elders in de wereld. Het varieert van Al Qaeda tot de Aga Khan, van de Saudi’s tot Teheran en Amerikaanse sufi’s.
Uiteindelijk heb ik The Great Game van Hopkirk nergens gevonden, niet in mijn kast thuis, niet in airport winkels en niet in boekhandels hier, en dus ook niet gelezen, Dat is jammer want het geeft een fijn historisch beeld van de vele slagen en de lange strijd om dit gebied; de bergketens bij de Pamir highway, de wegen tussen Samarkand in Uzbekistan en Herat in Afghanistan, de toegang tot de Karakoram highway die de verbinding is tussen Urumchi in China en de Pakistaanse vlaktes. Het gaat hier over verbindingen en transport; de brug tussen Rusland en de zee, de olievelden in Kazachstan en toegang tot de wereld, de as tussen China en Europa. De slag die vanaf de tijd van de zijderoutes tot nu toe gevoerd wordt om belangen veilig te stellen. Die wegen worden nu nog steeds gebruikt maar dan voor andere goederen dan zijde en kaneel. Nu is Tadjikistan de grote doorvoerder voor de verdovende middelen uit Afghanistan. Men gaat er van uit dat zo’n 80% van de producten die met de papaver gemaakt worden uiteindelijk via dit landje naar de wereld getransporteerd worden. Voor de vorm worden er duizenden kilo’s per jaar aangehouden om aan te tonen dat de Tadjiek republiek een loyale partner is in de hopeloze strijd tegen de verslavingen. Maar waarschijnlijk is dit een fractie van de totale doorvoer. Verder rijdt de top league van dit land in extreem dikke auto’s en hebben rekeningen in Zwitserland. Hoe zou dat toch komen?
Dergelijke dingen zie je allemaal niet als je met de taxi van het vliegveld het land in rijdt. Dan zie je alleen brede straten met bomen, met van die vrouwen in lelijke gordijnen en mannen in leren jassen. De auto’s zijn minder dik dan in Kyrgizie en
er staan meer Breznjev gebouwen slecht in de verf en meer kinderspeelplaatsen. (maar die zagen we pas toen we het obligate wandelingetje gingen maken.) De tocht met de taxi duurde lang; door de relatieve stabiliteit van dit land is het door veel NGO’s gekozen als hun uitvluchtshaven voor hun werk in de grote regio. De stad wemelde van de conferenties en dus konden wij kiezen tussen een suite in Hotel Tadjikistan (850 USD) en een dump in een Breznjev hotel met stinkende dekens, grauwe handdoeken en een gebrek aan lakens. De kribbige dame bij de receptie vroeg nog steeds een klein godsvermogen voor tja.. voor wat, een negatieve service ... dus kozen wij de laatste optie.
De ranzigheid, het vettige stof en de doorleefdheid van de kamer zorgden er voor dat we een authentiek ex-USSR gevoel kregen. Alles wat je aanraakt doe je met tegenzin, bij het douchen heb je het gevoel dat je alleen maar plakkeriger wordt. Het was dus noodzakelijk om zoveel mogelijk tijd buiten de kamer door te brengen. Gelukkig was er in de grote straat, de Rudaki, een cafe met een uitnodigend Sagafredo bord. Nou ben ik niet zo van de multinationals die voor mij bepalen wat wel en niet lekker is. (da’s een beetje een lastige opmerking als je met een Unilever-man op reis bent maar MacD, Captain Saunders,Wendy noch Starbucks zijn mijn vrienden). Sagafredo komt al aardig in de buurt van die league maar was hier toch een uitkomst. Vanaf het terras konden we kijken en zagen dat de vrouwen minder mooi waren dan in Bishkek en zeker in Almati, zagen we dat de regeringswagens geen voorrang kregen maar namen, zagen we dat de trolley bus niet bij het bushokje, maar 10 meter verder stopte, zagen we dat zelfs mevrouwen in vreemde jurken kunnen lonken hier hoewel het er niet spannender op wordt. Voor het eerst op deze reis zagen we bedelaars. Dat natuurlijk onder het genot van een kopje Segafreddo koffie bediend door jongens die goed Engels kunnen en ons de weg konden wijzen en richting konden geven.
Op het terras zat een man met een professionele camera die er buitenlands uit zag en die ik Engels hoorde spreken. Symon is een brit die bezig is een documentaire te maken over de labour export hier. Hij vertelde dat deze labour export projecten aanvankelijk gericht waren op het leveren van vrouwen als huishoudster in Rusland, dat er vervolgens mannen werden geexporteerd voor de bouw. Hij vertelde dat iedereen die in de voormalige USSR geboren is een visum kan krijgen voor Rusland en dat de export van werkkracht een grote bron van inkomsten is geworden en dat nu de vrouwen als maids geexporteerd worden naar de Emiraten en dat de mannen als bouwers zullen volgens. Een heel nieuwe dimensie aan deze tak. Het zijn staatsbedrijven die het regelen, die commissies nemen en die de lonen uitbetalen. Veel van de mensen komen in de knel in de verre vreemde landen en dan zorgt de staat niet voor hen, maar zolang ze succesvol zijn neemt de tadjiekse staat een percentage. Hij plaatste dit in een historische context, al eeuwen is Tadjikistan een transit plek, mensen komen, mensen gaan, van joden en moslims, zigeuners en christenen, mensen uit Turkije, Rusland, Azarbeijan, Syrie, China, India en noem de hele rits maar op: de hele buurt is langs gekomen, iedereen heeft iets achtergelaten of meegenomen. Dan zijn er nog clans die historisch hier zitten en van alles claimen uit historisch perspectief maar geworteld zijn in een non-litteraire en middeleeuwse traditie (tegenwooordig wel voorzien van mobile phone en mercedes)... maar het ging om de transit van werkkracht en niet over die andere wortels. Tegenwoordig zijn grenzen een belemmering en worden eeuwenouden tradities doorsneden door de mannen van de customs met een stempelapparaat en een barcode lezer. Grenzen zijn een postkoloniale interventie in dit gebied dat nooit gekoloniseerd is. Als je het communistische Rusland als een van de laatste koloniserende mogendheden ziet, dan is de dekolonisatie hier pas 15 jaar oud. Binnen dat koloniale stelsel was het eenvoudig om een baantje in Leningrad of Moskou te nemen, nu is het een landverhuizing om naar St Petersburg te gaan en geldt de dienst van Western Union als een kapitaal im/export. De Britse documentaire maker Symon-met-de scheve-bril pleitte er voor de grenzen tussen de ex-sovjetstaten in deze regio op te heffen en er het eerste grenzenloze gebied ter wereld van te maken. Op zich een visionaire gedachte, maar een beetje onpraktisch en illusionair.
Wel was het betoog van hem een duik in het bad van de status quo hier. Hij reist al een kleine 15 jaar in deze buurt rond, kent het klappen van de zweep, maar ik betwijfel of hij genoeg afstand heeft om de helicopter view op de stituatie te behouden.
Desalniettemin was het interessant om met hem te spreken.
Na deze eerste blikken op de stad verruilden we de veilige haven van het cafe terras en wandelden we naar een Libanees restaurant dat ons was aanbevolen, via een pleintje met een gruwelijk lelijk beeld van een van de eerste leiders van deze regio, mijnheer Ismael Samani. Wat ie precies gedaan heeft weet ik niet, maar het zal niet veel goeds geweest zijn, want anders hadden ze wel wat meer hun best gedaan op dit beeldhouwwerkje. Maar het voordeel van dat soort pleinen is dat er ruimte was om tussen het verkeer door te aerobieën. Bij de Libanees konden we buiten zitten waardoor we geen last haden van de teringherrie van de muziek binnen, maar door het glas heen wel konden lonken naar de buikdanseres. Internationale delegaties van NGO’s zaten er wat besmuikt naar te kijken naar de gloedvolle vetrolletjes van de danseres, todat de vrouwen uit de gezelschapjes vertrokken waren en de heren hun jasjes uitdeden. De sfeer sloeg meteen om.
De derde woensdag in mei is een belangrijke dag voor voetbalfanaten. De finale van de Champions League mag niet gemist worden. Op elke plek in de stad waar we geweest waren vroegen we of er een tv was en of ze die avond de finale zouden broadcasten. Steeds kregen we een negatief of een ontwijkend antwoord. Uiteindelijk besloten we dan maar naar het duurste hotel in de stad te gaan om daar in de lobby een van de grote flat screens zender voor zender af te zoeken. De staff vond het niet zo’n goed idee dat we met stoelen gingen slepen, maar dat vonden wij niet erg. Om half twaalf (lokale tijd) waren de voorbeschouwingen nog op geen één zender te vinden, de 15 Russische, 1 Oezbeekse, en 3 Tadjikische zenders zonden allemaal iets anders uit dan sport. Om kwart voor twaalf was dat nog zo, Wouter en Daan begonnen rond te benen en naar andere afstandbedieningen te zoeken, om 12 uur was er nog geen verandering, de wedstrijd was begonnen en werd op geen een beschikbare zender uitgezonden. Dat was onmogelijk, de afstandbediening werd ingeruild voor een telefoon en Wouter belde zijn vader en Daan zijn vriendin om er gelijktijdig achter te komen dat de wedstrijd niet vandaag, maart zaterdag zou zijn. Kribbig, teleurgesteld en opgelucht wandelden we naar het hotel terug. Kribbig omdat de heren niet geinformeerd waren over de verandering in het schema, teleurgesteld omdat die fijne voetbalpot niet doorging, opgelucht omdat er nog niets gemist was. Nu kwam er echter wel een grote druk te liggen op de slaapplaats van zaterdag nacht... dat moest ineens een plek zijn met een tv.
Terug in het hotel dronken we nog een klein slokje wodka en gingen tussen de vettige lakens liggen.
Labels:
Alexander valeton,
Daan van der Wekken,
Kazachstan,
mei 2010,
Tadjikistan,
Uzbekistan,
Wouter Lindner
Kyrgystan, 16 mei 2010
Zondag 16 mei
Nadat we met veel gedoe Kazachstan uitgekomen waren en in Kyrgizie binnen kwamen was onze bus allang vertrokken. Voor een volslagen willekeurige prijs namen we een taxi naar het huis van Zoja. Paul Veerman is al eeuwen een goede vriend van mij en de reis die Wouter en ik 10 jaar geleden maakten van Jakarta naar Nederland eindigde op het huwelijk van Paul en Marijke. In zijn studentenjaren reisde hij vanuit Amsterdam liftend en treinend met no budget naar China. Hij kwam door Kirgizie, dat toen nog een provincie van de USSR was. Omdat hij geen uitnodiging had voor China moest hij terug en stuitte daar op Fjodr. Met deze man maakte hij een hike door de bergen, leerde diens vrouw kennen en hun kinderen en raakte innig bevriend. Paul ging terug naar Amsterdam en werd een gevierd advocaat en met enige regelmaat ging en gaat hij naar Kirgizie om daar met Fjodr en Zoja ‘dingen te doen’. Hij nodigde de familie uit naar Amsterdam, hij liet Fjodr zijn huis in Amsterdam verbouwen en bracht zijn Saab naar Bishkek als cadeau. Hij onderhield zulke goede banden dat dochter Ljuda in Amsterdam ging studeren en daar nu nog woont en dat Fjodr nu weer klussen in Nederland heeft. Zoja runt inmiddels een guesthouse, dochter Marscha spreekt vloeiend Engels en de lover van Marscha is net als Fjodr een berggids die niet snel moe wordt.
De taxi zette ons af bij het Crocus Guest house en Zoja stond ons breed glimlachend op te wachten. Marscha had de hele dag op ons gewacht en was uiteindelijk toch maar weg gegaan. We waren een uur of 8 te laat. Wij checkten in in 3 fraaie kamertjes, nieuwe schrootjes, frisse badkamer, opgeruimd gevoel. Na thee en sociale dingetjes bracht een familievriend ons naar de stad om te eten en te zien hoe het er uit zag, hoe het voelde. In de afgelopen maanden was Kyrgizie in het nieuws. Er waren rellen met doden en gewonden, de president was afgezet omdat de meute hem te corrupt vond en hem beschuldigde van nepotisme. De president wilde niet aftreden en er werd een interim regering geinstalleerd. De onrust en instabiliteit ging door, de ex-president vluchtte via de stad Osh naar bevriende dictators in het buitenland, zijn zoon naar Londen en later naar Litouwen. Veel mensen uit de clique van de ex-president bleven op hun plek. Amerika en Rusland keken toe en keurden de machtsovername goed, op voorwaarde dat ze hun bases konden behouden. Dat kon, de rekening werd alleen verhoogd. Er werden verkiezingen binnen 6 maanden aangekondigd en zo verdween Kirgizie weer uit de kranten. Echter, voordat we hier naar toe gingen polsten we de ambassade die zei dat als we hier niets te zoeken hebben we beter niet kunnen gaan. We vroegen mensen, belden kennissen en raadpleegden blogs en sites, maar kwamen niet veel verder dan de informatie dat er niet veel aan de hand was, maar dat je beter niet kan gaan. De tweespalt die in dat antwoord zat was voor ons, domme optimisten, een reden om onze plannen niet te veranderen en wel te gaan. Daan kreeg een noodpakket muesli repen mee, ik een lijstje telefoon nummers en Wouter... die was gewoon veilig met zijn monday till friday sokken en foto’s van zijn kinderen. Doordat er mensen zijn die zeggen dat je beter niet kan gaan en dat je niet de situatie kan inschatten stijgt de spanning. Als er dan nog mensen zijn die een onthutsend document van een warrige Christelijke NGO gaan mailen, is dat als een paar blokjes hout op het smeulende vuur van de spanning. Als je vragen krijgt om hulpgoederen mee te nemen is dat als een frisse wind die het vuuurtje aanwakkert en als iemand dan zegt dat je zijn money belt moet lenen omdat je makkelijk en snel weg moet kunnen komen en dus altijd je waardevolle dingen op je lichaam moet dragen, dan is dat alsof er een druppeltje olie op het vuur komt. (Moneybelt en dergelijke stemmingmakerij bleven thuis, de muesli repen waren in Almati al op en de hulpgoederen bestonden uit slechts een goedgevulde enveloppe.) Almati was als een veilig en warm bad met dampende geiligheid en hippe mensen, en bij aankomst in Kyrgizie hadden we de neiging alles spannend te vinden maar erg veel spannends was er eigenlijk niet te bespeuren. Maar als je dit alles weet dan loop je op zo’n eerste avond een beetje met de staart tussen de benen door zo’n stad.
Voorzichtig en zo onopvallend mogelijk, maar hoe doe je dat als je met 3 mijnheren bent die in lengte uitsteken boven het gemiddelde en ook hun kleding niet aanpassen aan het Kyrgisisch modebeeld? Na een een maaltje bij de Italiaan en een klein wandelingetje over een plein door een park (boksbal rammen en stand–up karaoke bij een krakende tv), taxiden we weer naar het bastillion van Zoja. In de tuin onder de kamperfoelie dronken we een klein flesje wodka en sliepen als een roos.
Nadat we met veel gedoe Kazachstan uitgekomen waren en in Kyrgizie binnen kwamen was onze bus allang vertrokken. Voor een volslagen willekeurige prijs namen we een taxi naar het huis van Zoja. Paul Veerman is al eeuwen een goede vriend van mij en de reis die Wouter en ik 10 jaar geleden maakten van Jakarta naar Nederland eindigde op het huwelijk van Paul en Marijke. In zijn studentenjaren reisde hij vanuit Amsterdam liftend en treinend met no budget naar China. Hij kwam door Kirgizie, dat toen nog een provincie van de USSR was. Omdat hij geen uitnodiging had voor China moest hij terug en stuitte daar op Fjodr. Met deze man maakte hij een hike door de bergen, leerde diens vrouw kennen en hun kinderen en raakte innig bevriend. Paul ging terug naar Amsterdam en werd een gevierd advocaat en met enige regelmaat ging en gaat hij naar Kirgizie om daar met Fjodr en Zoja ‘dingen te doen’. Hij nodigde de familie uit naar Amsterdam, hij liet Fjodr zijn huis in Amsterdam verbouwen en bracht zijn Saab naar Bishkek als cadeau. Hij onderhield zulke goede banden dat dochter Ljuda in Amsterdam ging studeren en daar nu nog woont en dat Fjodr nu weer klussen in Nederland heeft. Zoja runt inmiddels een guesthouse, dochter Marscha spreekt vloeiend Engels en de lover van Marscha is net als Fjodr een berggids die niet snel moe wordt.
De taxi zette ons af bij het Crocus Guest house en Zoja stond ons breed glimlachend op te wachten. Marscha had de hele dag op ons gewacht en was uiteindelijk toch maar weg gegaan. We waren een uur of 8 te laat. Wij checkten in in 3 fraaie kamertjes, nieuwe schrootjes, frisse badkamer, opgeruimd gevoel. Na thee en sociale dingetjes bracht een familievriend ons naar de stad om te eten en te zien hoe het er uit zag, hoe het voelde. In de afgelopen maanden was Kyrgizie in het nieuws. Er waren rellen met doden en gewonden, de president was afgezet omdat de meute hem te corrupt vond en hem beschuldigde van nepotisme. De president wilde niet aftreden en er werd een interim regering geinstalleerd. De onrust en instabiliteit ging door, de ex-president vluchtte via de stad Osh naar bevriende dictators in het buitenland, zijn zoon naar Londen en later naar Litouwen. Veel mensen uit de clique van de ex-president bleven op hun plek. Amerika en Rusland keken toe en keurden de machtsovername goed, op voorwaarde dat ze hun bases konden behouden. Dat kon, de rekening werd alleen verhoogd. Er werden verkiezingen binnen 6 maanden aangekondigd en zo verdween Kirgizie weer uit de kranten. Echter, voordat we hier naar toe gingen polsten we de ambassade die zei dat als we hier niets te zoeken hebben we beter niet kunnen gaan. We vroegen mensen, belden kennissen en raadpleegden blogs en sites, maar kwamen niet veel verder dan de informatie dat er niet veel aan de hand was, maar dat je beter niet kan gaan. De tweespalt die in dat antwoord zat was voor ons, domme optimisten, een reden om onze plannen niet te veranderen en wel te gaan. Daan kreeg een noodpakket muesli repen mee, ik een lijstje telefoon nummers en Wouter... die was gewoon veilig met zijn monday till friday sokken en foto’s van zijn kinderen. Doordat er mensen zijn die zeggen dat je beter niet kan gaan en dat je niet de situatie kan inschatten stijgt de spanning. Als er dan nog mensen zijn die een onthutsend document van een warrige Christelijke NGO gaan mailen, is dat als een paar blokjes hout op het smeulende vuur van de spanning. Als je vragen krijgt om hulpgoederen mee te nemen is dat als een frisse wind die het vuuurtje aanwakkert en als iemand dan zegt dat je zijn money belt moet lenen omdat je makkelijk en snel weg moet kunnen komen en dus altijd je waardevolle dingen op je lichaam moet dragen, dan is dat alsof er een druppeltje olie op het vuur komt. (Moneybelt en dergelijke stemmingmakerij bleven thuis, de muesli repen waren in Almati al op en de hulpgoederen bestonden uit slechts een goedgevulde enveloppe.) Almati was als een veilig en warm bad met dampende geiligheid en hippe mensen, en bij aankomst in Kyrgizie hadden we de neiging alles spannend te vinden maar erg veel spannends was er eigenlijk niet te bespeuren. Maar als je dit alles weet dan loop je op zo’n eerste avond een beetje met de staart tussen de benen door zo’n stad.
Voorzichtig en zo onopvallend mogelijk, maar hoe doe je dat als je met 3 mijnheren bent die in lengte uitsteken boven het gemiddelde en ook hun kleding niet aanpassen aan het Kyrgisisch modebeeld? Na een een maaltje bij de Italiaan en een klein wandelingetje over een plein door een park (boksbal rammen en stand–up karaoke bij een krakende tv), taxiden we weer naar het bastillion van Zoja. In de tuin onder de kamperfoelie dronken we een klein flesje wodka en sliepen als een roos.
Labels:
Alexander valeton,
Daan van der Wekken,
Kazachstan,
mei 2010,
Tadjikistan,
Uzbekistan,
Wouter Lindner
Abonneren op:
Posts (Atom)