alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

zondag 13 juni 2010

Oezbekistan, 24 mei 2010

Hoewel het hotel heel prettig was, stelde het ontbijt niets voor. De groep Fransen had al gegeten en kwam al niet vrolijk uit de zaal en wij gingen er toch zitten, als een tuttig gezinnetje aan een tafel met bakjes fabrieksjam, klef brood en Nescafe. Hmm, niet mijn idee van een goed ontbijt op een exotische plek met mijn beste vrienden. Ik probeer al jaren het family life te voorkomen en dan krijg je het op zo’n manier opgediend.

We wandelden zo snel mogelijk weer naar het historische centrum en bezochten opnieuw de Registan, nee we willen niet een minaret op, we overlaadden ons met nog meer plaatjes van de gebouwen. In tegenstelling tot gisteren waren er iets meer toeristen, maar nog steeds kon je een kanon afvuren zonder dat er een ambulance hoefde uit te rukken. We dronken geen koffie maar aten een ijsje omdat bij het ijspaleis mooie meisjes zaten en er geen koffie verkocht werd. We liepen het ene gebouw in, het andere uit, kochten suffige souvenirs waar onder ook een paar historische foto’s van de Registan.
Het idee wat ik schreef over een tegeltje dat in de bakkende zon wat flets geworden is, was blijkbaar toch iets vrijer geïnterpreteerd dan ik gisteren nog dacht. De historische foto’s laten een bruisend markplein zin, markt met tenten en paarden, een scheve en verzakkende minaret die gestut is met palen en banden en verrassend weinig tegels tegen de gevels aan. De gebouwen zoals wij die nu zien zijn dus geen gevolg van een restauratie project, maar hebben meer te maken met sovjet herbouw, waarbij de amateur architectuurhistoricus zich natuurlijk meteen afvraagt waarop deze herbouw dan gebaseerd is. Ach, wat dondert het ook; zij verkopen een verhaal and we buy it...
We deden wat toeristen horen te doen op zo’n plek. Kijken, foto’s maken en geschiedenis lezen. Marco Polo wandelde hier rond, Alexander de Grote vond het hier mooi en Dzjengis Khan, niet de grootste liefhebber van mooiigheden op de wereld, was zo onder de indruk dat hij deze gebouwen, in tegenstelling tot de andere moskeeën, mausoleums en medressa’s die hij op zijn werkreizen tegen kwam, niet vernietigde.
Het blijft een bijzondere gedachte dat hier allemaal kleine jongens rondliepen die studeerden. Vanaf 1450 deden ze wiskunde, sterrenkunde en filosofie, wandelden naar de naburige moskee en sliepen op de vloer. Sinds de dagen van de USSR gebeurt dat niet meer, maar het kost weinig moeite ze rond te zien schuifelen.


Na een paar uur rondhangen, lunchten we op dezelfde minst vervelende plek als waar we gisteren dineerden. Vandaag voornamelijk omdat er naast deze plek een internetcafé zat. Ondanks het rijke bezit van iPhones en de alom aanwezige wifi-verbindingen, moest Wouter iets werkachtigs doen waarvoor hij een echte computer nodig had. Terwijl hij een booreiland kocht of zo haalde hij ook de plaatjes binnen voor de quiz.
In Mongolië zijn we begonnen met het houden van quizzen. Roelandt, Daan en ik waren daar de kandidaten in een weetjes quiz en Wouter was de quizmaster met een bijzonder klein Fred Oster gehalte. Bij mijnheer Oster heb je het gevoel dat hij alle antwoorden weet. Wouter weet vakkundig te verbergen dat hij enige kennis over de onderwerpen heeft waar hij vragen over stelt. Desalniettemin verzamelt hij echt goede vragen van over de hele wereld, inclusief geluidsfragmenten en illustraties voor de plaatjesrondes. Bijzonderder nog is de vaste ronde vragen over de plek waar we zijn en de actualiteit die we op de reis hebben meegemaakt. Dat verraadt toch een inhoudelijke kennis, vooral omdat de vragen over het algemeen niet lullig zijn. Roelandt was er op deze trip niet bij, dus werd het een wedstrijd van Daan tegen mij. In Mongolië had Daan lofrijk gewonnen. Mongolië ligt bezaaid met botten en resten van dode beesten. De prijs, de wisseltrofee, bestaat uit een ruggenwervel van een paard. Het bovenaanzicht van de ruggenwervel is prachtig. Door de gaten en de welvingen die er in zitten lijkt het op het gezicht van een lachende clown. De wisseltrofee heeft twee jaar lang aan het voeteinde van de echtelijke sponde op de Plantage Muidergracht gestaan, en Daan had Het Gouden Lachebekje nu meegenomen naar The Stans. De quiz om het lachebekje werd gestreden op verschillende zweterige avonden waarin drie rondes gespeeld moesten worden. Daan won de eerste. Iedereen met een heel klein beetje cijfermatig inzicht weet dan dat ik de tweede ronde won. Er kwam dus een derde ronde aan te pas en Wouter moest aan het werk om vragen te verzamelen en te verzinnen. Het is goed en bijzonder dat iedereen zijn taak op zo’n reis serieus neemt. Het mag dan allemaal wel een spel zijn, maar wel een vrij serieus spel.

Na dat inladen van data en eten liepen we verder. Achter de bazaar is een moskee. Natuurlijk moesten we eerst de bazaar over en dan lijkt het ineens of de mensen die hier wonen en werken zich niet interesseren voor al die prachtige gebouwen die er in hun stad staan. Ze zijn gewoon bezig schapenkoppen en uien te verkopen, bergen groene gemalen tabak die je handig onder je tong kan stoppen en allerlei andere ondefinieerbare dingen. Van de ene verheven historische setting ben je in een kleine minuut weer in de dagelijkse economie. De moskeeën waren prachtig. Gevels, binnenplaatsen, koepels, zwaluwen... ga er maar heen om het zelf te zien.

Achter de Registan, twee kilometer verderop, is een begraafplaats. Praktisch zal ik het een ‘levende begraafplaats’ noemen, omdat ie nog gebruik wordt. Nog steeds worden er Samarkanters bijgezet, voorzien van grafstenen met afbeeldingen van de doden die in het keiharde marmer getatoeëerd lijken. De gezichten van de recente doden zijn schrikbarend echt. Het lijkt een soort 3D afbeelding en ze zijn nagemaakt van foto’s van de dooien. In sommige gevallen kan je zien dat het best een leuke foto was. Vaker zijn het een soort geposeerde paspoortfoto’s, knalhard geschoten in een gebrekkig fotostudiootje. Je kunt je voorstellen hoe de nabestaanden op zoek zijn geweest naar een foto van opa om die op zijn steen te laten graveren, niets leuks konden vinden en dan maar die foto uit zijn reispas namen. De graveur was zo aardig om de gaatjes van de nietjes niet mee te nemen in het finale beeld maar verder is het niets verhullend. We kwamen niet naar deze dodenakker om de recente doden te zien, maar om de oude graftombes te aanschouwen. Het centrum van de begraafplaats is het Guri Amir Mausoleum. Dat ligt in een straatje dat opwaarts loopt, een paar treden op en dan verder. Aan dit straatje liggen een 30 tal mausoleums, allemaal kleine juwelen. Het verbaast niet dat er blauwe tegels aan te pas komen. Eigenlijk zijn het kapelletjes, een soort stupa’s waarbinnen niet veel gebeurt, behalve dat er een soort langwerpig huisje in staat (daar lijkt de dooie in te zitten, gefopt, die ligt in de ontoegankelijke kelder, dit huisje is alleen ter aanbidding en om de dode niet te storen.). De buitenkanten van de mausoleums zijn simpel en strak, maar rond de entree is het een wirwar van de tegelpatronen, de Arabische schriften en veel reliëfs, hoekjes en ribbels, allemaal van tegels.
We wandelden rond, raakten elkaar kwijt en troffen elkaar weer. We hadden nog een missie op deze dag en dan was het oude-stenen-bekijken ten einde. Daan wilde naar het graf van Daniël. Ik ben niet zo bijbelvast, maar Daan vertelde dat hij naar de oudtestamentische profeet Daniël vernoemd is. Nu is Daan ook niet zo bijbelgevoelig en wist niet zo heel veel over de Goede Oude Daan te vertellen (behalve dat hij in een leeuwenkuil werd gegooid en dat uiteraard overleefde). Misschien dat we eens bij de ouders van Daan ten rade moeten gaan, want die weten natuurlijk wel naar wie zij hun zoon vernoemden. De profeet Daniël ligt hier begraven en hij kan een kunstje. Op de helling van een berg, vlak bij een lieflijk riviertje waar jongens aan het zwemmen waren onder de bomen, is de laatste rustplaats van Daniël. Voor een dode is het een merkwaardig lang gebouw. Als je binnen komt is het nog vreemder. Die oude Daan heeft een extreem lange tombe, echt heel lang. De hele lengte van het huisje is gevuld met een hoge rechthoekige vorm, daar overheen ligt een fluwelen doek die voorzien is van Arabische teksten, lekker dik geborduurd. De tombe is 18 meter lang! De Oude Daan kan een kunstje want hoewel hij dood is blijft ie door groeien, zeggen ze. Hij groeit met zo’n anderhalve centimeter per jaar en dat doet ie al vanaf de 5-de eeuw voor Christus. Ja, dan kom je al snel op een respectabele lengte van zo’n 17 meter nog wat. Daan wandelde er rond, waste zijn gezicht in de het heilzame water van de beek, strekte zich voor de foto uit naast Daan–De-Lange en we verlieten de plek weer, een tikkie lacherig.

We daalden af naar ons hotel om daar ’s avonds in de buurt een traditionele pasta bolognese te eten naast het internet cafe met de betere verbinding. Weer niet laat in bed, de rock ’n roll was ver te zoeken.

Oezbekistan, 23 mei 2010




Oezbekistan, 23 mei 2010

In het kleine kantoor van de customs op de grens tussen Tadjikistan en Oezbekistan gebeurde weinig. Je snapt er niets van, twee buurlanden met beide een groeiende economie die blijkbaar er van af zien onderling handel te drijven. Alleen een groepje van bejaarde vrouwen, waarvan een zelfs nog een CCCP paspoort in haar kromme vingers hield, stond te wachten. De drie douane mensen vonden ons een leuke afleiding en lieten ons voor gaan. Sommige gevallen van discriminatie zijn zeer welkom.
Aan de andere kant van de grens vonden wij een taxi die ons naar Samarkand reed. De chauffeur was een eikel, een van de zeer weinige die we tot nu toe tegen gekomen waren. Hij kon maar niet begrijpen dat wij hem begrepen en het weldegelijk eens waren met zijn plan: hij bleef zijn vraag (locatie) en de waarde (dollars) telkenmale herhalen en wij antwoordden: Ja, Yes, Da en Oui... Maar toen dat nog niet duidelijk was voor hem, schreef hij het in zijn telefoon en schreven wij de 4 bevestigingen opnieuw op en zo bleef het de volle 60 kilometer doorgaan. Ik zou niet weten wat hem dwars zat, misschien kende hij het hotel niet waar wij heen wilden, was hij te verbaasd dat wij nauwelijks onderhandelden over de prijs, misschien zat hem iets heel anders dwars.

Samarkand is een eeuwenoude stad die gebouwd is aan de voet van de uitlopers van de Himalaya’s waar die over gaan in de woestijn die tot aan de Kaspische Zee doorloopt.
Uit de bergen komen kleine riviertjes met smeltwater en dat water verdwijnt snel in de hete zon en het droge zand. De enige strook land die geschikt is voor landbouw (en dus bewoning) is de voet van de bergen. Dat is nu zo en dat was 2000 jaar geleden ook al zo. De grote oost-west verbindingen tussen de Europese wereld en de Oostaziatische wereld was een hand vol wegen en sporen waarlangs de karavanen en dus de handel heen en weer trokken. Deze karavanen hadden rustige en veilige plekken nodig om de nachten door te brengen, om water en eten in te slaan en om te gokken, te vrijen en nieuwtjes te horen en allerlei andere dingen te doen. De steden langs deze handelsroutes groeiden, er kwam een infrastructuur en daardoor gingen er mensen wonen. Doordat die mensen er waren kwamen er scholen, moskeeen, badhuizen en ontstonden er markten. Tussen Oost Azie en Europa zijn er verschillende zijderoutes en zijn er verschillende zijderoute steden. Sommigen zijn inmiddels leeg en vervallen, anderen doen nu eigenlijk nog steeds hetzelfde als toen; wateringholes along the way. Het zijn veilige pleisterplaatsen in een onherbergzaam terrein. Samarkand is een van de beroemdste op deze route. Het was altijd al een fikse stad maar toen de toenmalige heersers landjepik begonnen met het bouwen van fraaie gebouwen werd het (zeg, vanaf ca 1200) één van de belangrijkste moslim studiecentra in de wereld. Jonge knullen mochten onder leiding van de oude wijzen in de Koran lezen en deden dat in de Medressa’s. Het ziet er niet naar uit dat geld een probleem was om die dingen te bouwen. De medressa’s van Samarkand zijn wereldberoemd om hun schoonheid, hun ligging en omdat ze de tand des tijds hebben doorstaan. Naast de Medressa’s zijn er moskeeën en mausoleums. Samarkand doet in M’s.

We checkten in, in een vriendelijk hotel dat we al geboekt hadden toen we de visa regelden. Twee fraaie binnenplaatsen, kersenbomen vol met dikke rode kersen, een ruime kamer, stilte en eindelijk een goede laundry service. We wisten dat we hier 2 nachten zouden blijven en hadden onze stinkende was opgespaard.
Rond een uur of 3 waren we gedoucht en klaar en stonden voor het enorme vraagstuk: Zullen we vandaag al naar de grote monumenten gaan of zullen we dat morgen doen... en dus gingen we.
Vanuit de wijk van ons hotel wandelden we met camera’s en aerobie naar het centrum. Aan de voet van het beeld van de grote heerser Amir Timur zagen we een eerste mausoleum, een blauw ui-vormig dak boven een complex van gebouwtjes en muren. Kaartje kopen, voor die grote groep toeristen uithaasten, snel naar binnen en daar pas in het boekje gelezen dat dit een mausoleum is dat bescheiden en humble is... ja ja... hmm. Als deze middeleeuwse tegelshowroom, met baldakijnen en marmeren lambriseringen, met hoekafwerkingen in vele lagen, met detailleringen van een belachelijke nauwgezetheid (majolica tegels in beschilderde gipssettingen, met daaroverheen goud opgelegde graffiti van kalligrafische koranteksten uit 1320...), als dit humble en bescheiden is... wat moet de rest van deze stad en die talloze gebouwen uit diezelfde periode dan te bieden hebben?
Buiten zagen we wat er bedoeld werd met bescheiden; er waren inderdaad kleine stukjes muur waar niet zo heel veel blauwe tegels op zaten... ja, logisch.

We wandelden verder en in de verte zagen we het profiel van de Registan opdoemen. Het is wel vreemd, dat je dan sloffend, met een beetje spanning naar Het Doel van de reis toe wandelt. Die gebouwen liggen daar dan een beetje te bakken in de zon. Een klein groepje toeristen zat op een bankje in de schaduw te kijken naar de gevels en wij slenterden langs, open ogen, alle zintuigen op scherp.
Die Registan bestaat uit drie gebouwen die in een carré staan rond een vierkant plein. Eigenlijk ontbreekt het vierde gebouw. Via die open ruimte komt de onwetende wandelaar aan, loopt langs de zijkant van een van de gebouwen en ziet dan ineens de gebouwen opdoemen. Enorme, laat ik schatten, 20 meter hoge gevels met daarin voornamelijk een poort, daarin twee kleinere poortbogen waarin dan weer de deuren zijn gemaakt. Als een enorm reliëf is het opgebouwd en versierd met tegels, majolica en kalligrafieën. Deze aanblik is indrukwekkend....misschien zijn hier wel zwaardere superlatieven gewenst: deze gevels zijn de fraaiste op de wereld, deze gevels zijn een orgastische explosie van alles wat de architecten en arbeiders in het jaar 1250 konden, deze gevels zijn een hoogtepunt van de cultuur van centraal Azië, niet alleen toen, maar nu nog steeds. In de afgelopen jaren reisde ik regelmatig in centraal en zuid Azie en nergens zag ik zo’n verfijndheid, zo’n kunstigheid en zo’n geblaseerdheid. Genoeg aanbevelingen?...

Op het plein waren bijna geen mensen en aan het eind van de middag was de zon al een beetje aan het zakken achter het westelijke gebouw. Door het tegenlicht was minder goed te zien hoe het er echt uitzag, door het meelicht was dat op het oostelijke gebouw des te zichtbaarder, in een avondgloed is het fijn tegelskijken.
Daan, de kleine wereldontdekker, maakte een praatje met een bewaker en riep ons voordat wij van de eerste indrukken bekomen waren - hij had geregeld had dat we voor een grijpstuiver illegaal een van de minaretten op konden klimmen. Man met grote pet weeksalaris gegeven, kruip door sluip door achter hem aan, extreem smalle wenteltrap op, stoot je hoofd niet, anderen moesten naar beneden, smalle lijf tegen lijf passage... he toeristen, zouden die ook zo’n deal hebben met onze illegale held? Het paste maar net, en een voor een konden we door een klein luikje piepen, niet verder dan tot je navel uit een gat hangen en wat zie je dan; de gevel tegenover het plein op ooghoogte, het plein beneden je, in de verte de bergen op rechts en de woestijn op links (maar dat laatste kan je helemaal niet zien omdat het nooit helder genoeg is.... je kunt het alleen bedenken). Eigenlijk viel de gevel-op-ooghoogte wat tegen... Ja, logisch, hij is ook gebouwd om hem vanaf het plein te kunnen zien, en niet vanuit deze minaret. Er zit een soort trompe l’oeil effect in meegebakken. Om de beurt keken we en maakten we een foto van onszelf met de Registan gevel bij sunset op de achtergrond. Daarna weer trappetje af en kruip door sluip door naar de ballustrade van de binnenplaats, want áchter de gevel aan het plein is de Medressa zelf; een binnenplaats met een heleboel hokjes waar de kleine moslimmetjes Het Grote Boek aan het lezen en bestuderen waren. Vanaf de balustrade was er een fijn zicht op het plein, we probeerden foto’s te maken maar door het heftige licht was dat eigenlijk tot mislukken gedoemd. Daan drukte een deur open en daar vonden wij een gigantische stapel blauwe, groene en meerkleurige tegels. De gebouwen zien er aan de buitenkant schitterend uit, geen schilfertje mist, alles is helemaal in orde. Wij West Europeanen hebben een extreme hang naar authenticiteit. “Oud’ geldt als een kwalificatie voor kwaliteit. Als iets oud is, is het goed of mooi of bijzonder. In Azie zijn ze daar een stuk luchtiger over. Het idee van deze gebouwen is dat ze schitterend zijn; blauwe tegels in de zon tegen een strakblauwe lucht. Zo is het ooit bedoeld en als in de afgelopen 800 jaar het blauw van de tegels een beetje flets geworden is, dan is het tijd om de tegels te vervangen opdat het ooit bedoelde resultaat opnieuw bereikt wordt. Daarom is er een kamer met reservetegels, in alle kleuren en maten. Die malle Oezbeken doen er ook niet zo ingewikkeld over. Wij zouden misschien nog de neiging hebben, áls we al aan vervanging zouden gaan doen, om dan die tegels op een authentieke en arbeidsintensieve manier te willen namaken, net als onze voorouders deden, maar zij laten ze gewoon in een fabriek maken, bestelnummer staat op de achterkant gegraveerd.
Nadat we met veel te hard tegenlicht foto’s probeerden te maken, inclusief de standaardfoto’s van Daan die The Funny Walks doet, daalden we verder af, wandelden naar de moskee en vergaapten ons aan het plafond dat de binnenkant van een koepel leek maar ook een trome l’ouil op een plat plafond was. We hingen wat rond op de binnenplaats van de moskeegebouwen onder de bomen. Keken naar schooljeugd die zich verveelden als tieners in het Rijksmuseum. Aerobieend op het plein voor de Medressa vermaakten we de bewakers. (Inmiddels waren er al een handvol naar ons toegekomen om ons de view vanaf de minaret te verkopen... wat ooit een unieke ervaring leek was de gangbare tourist trap).

Via het minst saaie restaurant wandelden we naar ons hotel en sliepen relatief vroeg.