Hoewel het hotel heel prettig was, stelde het ontbijt niets voor. De groep Fransen had al gegeten en kwam al niet vrolijk uit de zaal en wij gingen er toch zitten, als een tuttig gezinnetje aan een tafel met bakjes fabrieksjam, klef brood en Nescafe. Hmm, niet mijn idee van een goed ontbijt op een exotische plek met mijn beste vrienden. Ik probeer al jaren het family life te voorkomen en dan krijg je het op zo’n manier opgediend.
We wandelden zo snel mogelijk weer naar het historische centrum en bezochten opnieuw de Registan, nee we willen niet een minaret op, we overlaadden ons met nog meer plaatjes van de gebouwen. In tegenstelling tot gisteren waren er iets meer toeristen, maar nog steeds kon je een kanon afvuren zonder dat er een ambulance hoefde uit te rukken. We dronken geen koffie maar aten een ijsje omdat bij het ijspaleis mooie meisjes zaten en er geen koffie verkocht werd. We liepen het ene gebouw in, het andere uit, kochten suffige souvenirs waar onder ook een paar historische foto’s van de Registan.
Het idee wat ik schreef over een tegeltje dat in de bakkende zon wat flets geworden is, was blijkbaar toch iets vrijer geïnterpreteerd dan ik gisteren nog dacht. De historische foto’s laten een bruisend markplein zin, markt met tenten en paarden, een scheve en verzakkende minaret die gestut is met palen en banden en verrassend weinig tegels tegen de gevels aan. De gebouwen zoals wij die nu zien zijn dus geen gevolg van een restauratie project, maar hebben meer te maken met sovjet herbouw, waarbij de amateur architectuurhistoricus zich natuurlijk meteen afvraagt waarop deze herbouw dan gebaseerd is. Ach, wat dondert het ook; zij verkopen een verhaal and we buy it...
We deden wat toeristen horen te doen op zo’n plek. Kijken, foto’s maken en geschiedenis lezen. Marco Polo wandelde hier rond, Alexander de Grote vond het hier mooi en Dzjengis Khan, niet de grootste liefhebber van mooiigheden op de wereld, was zo onder de indruk dat hij deze gebouwen, in tegenstelling tot de andere moskeeën, mausoleums en medressa’s die hij op zijn werkreizen tegen kwam, niet vernietigde.
Het blijft een bijzondere gedachte dat hier allemaal kleine jongens rondliepen die studeerden. Vanaf 1450 deden ze wiskunde, sterrenkunde en filosofie, wandelden naar de naburige moskee en sliepen op de vloer. Sinds de dagen van de USSR gebeurt dat niet meer, maar het kost weinig moeite ze rond te zien schuifelen.
Na een paar uur rondhangen, lunchten we op dezelfde minst vervelende plek als waar we gisteren dineerden. Vandaag voornamelijk omdat er naast deze plek een internetcafé zat. Ondanks het rijke bezit van iPhones en de alom aanwezige wifi-verbindingen, moest Wouter iets werkachtigs doen waarvoor hij een echte computer nodig had. Terwijl hij een booreiland kocht of zo haalde hij ook de plaatjes binnen voor de quiz.
In Mongolië zijn we begonnen met het houden van quizzen. Roelandt, Daan en ik waren daar de kandidaten in een weetjes quiz en Wouter was de quizmaster met een bijzonder klein Fred Oster gehalte. Bij mijnheer Oster heb je het gevoel dat hij alle antwoorden weet. Wouter weet vakkundig te verbergen dat hij enige kennis over de onderwerpen heeft waar hij vragen over stelt. Desalniettemin verzamelt hij echt goede vragen van over de hele wereld, inclusief geluidsfragmenten en illustraties voor de plaatjesrondes. Bijzonderder nog is de vaste ronde vragen over de plek waar we zijn en de actualiteit die we op de reis hebben meegemaakt. Dat verraadt toch een inhoudelijke kennis, vooral omdat de vragen over het algemeen niet lullig zijn. Roelandt was er op deze trip niet bij, dus werd het een wedstrijd van Daan tegen mij. In Mongolië had Daan lofrijk gewonnen. Mongolië ligt bezaaid met botten en resten van dode beesten. De prijs, de wisseltrofee, bestaat uit een ruggenwervel van een paard. Het bovenaanzicht van de ruggenwervel is prachtig. Door de gaten en de welvingen die er in zitten lijkt het op het gezicht van een lachende clown. De wisseltrofee heeft twee jaar lang aan het voeteinde van de echtelijke sponde op de Plantage Muidergracht gestaan, en Daan had Het Gouden Lachebekje nu meegenomen naar The Stans. De quiz om het lachebekje werd gestreden op verschillende zweterige avonden waarin drie rondes gespeeld moesten worden. Daan won de eerste. Iedereen met een heel klein beetje cijfermatig inzicht weet dan dat ik de tweede ronde won. Er kwam dus een derde ronde aan te pas en Wouter moest aan het werk om vragen te verzamelen en te verzinnen. Het is goed en bijzonder dat iedereen zijn taak op zo’n reis serieus neemt. Het mag dan allemaal wel een spel zijn, maar wel een vrij serieus spel.
Na dat inladen van data en eten liepen we verder. Achter de bazaar is een moskee. Natuurlijk moesten we eerst de bazaar over en dan lijkt het ineens of de mensen die hier wonen en werken zich niet interesseren voor al die prachtige gebouwen die er in hun stad staan. Ze zijn gewoon bezig schapenkoppen en uien te verkopen, bergen groene gemalen tabak die je handig onder je tong kan stoppen en allerlei andere ondefinieerbare dingen. Van de ene verheven historische setting ben je in een kleine minuut weer in de dagelijkse economie. De moskeeën waren prachtig. Gevels, binnenplaatsen, koepels, zwaluwen... ga er maar heen om het zelf te zien.
Achter de Registan, twee kilometer verderop, is een begraafplaats. Praktisch zal ik het een ‘levende begraafplaats’ noemen, omdat ie nog gebruik wordt. Nog steeds worden er Samarkanters bijgezet, voorzien van grafstenen met afbeeldingen van de doden die in het keiharde marmer getatoeëerd lijken. De gezichten van de recente doden zijn schrikbarend echt. Het lijkt een soort 3D afbeelding en ze zijn nagemaakt van foto’s van de dooien. In sommige gevallen kan je zien dat het best een leuke foto was. Vaker zijn het een soort geposeerde paspoortfoto’s, knalhard geschoten in een gebrekkig fotostudiootje. Je kunt je voorstellen hoe de nabestaanden op zoek zijn geweest naar een foto van opa om die op zijn steen te laten graveren, niets leuks konden vinden en dan maar die foto uit zijn reispas namen. De graveur was zo aardig om de gaatjes van de nietjes niet mee te nemen in het finale beeld maar verder is het niets verhullend. We kwamen niet naar deze dodenakker om de recente doden te zien, maar om de oude graftombes te aanschouwen. Het centrum van de begraafplaats is het Guri Amir Mausoleum. Dat ligt in een straatje dat opwaarts loopt, een paar treden op en dan verder. Aan dit straatje liggen een 30 tal mausoleums, allemaal kleine juwelen. Het verbaast niet dat er blauwe tegels aan te pas komen. Eigenlijk zijn het kapelletjes, een soort stupa’s waarbinnen niet veel gebeurt, behalve dat er een soort langwerpig huisje in staat (daar lijkt de dooie in te zitten, gefopt, die ligt in de ontoegankelijke kelder, dit huisje is alleen ter aanbidding en om de dode niet te storen.). De buitenkanten van de mausoleums zijn simpel en strak, maar rond de entree is het een wirwar van de tegelpatronen, de Arabische schriften en veel reliëfs, hoekjes en ribbels, allemaal van tegels.
We wandelden rond, raakten elkaar kwijt en troffen elkaar weer. We hadden nog een missie op deze dag en dan was het oude-stenen-bekijken ten einde. Daan wilde naar het graf van Daniël. Ik ben niet zo bijbelvast, maar Daan vertelde dat hij naar de oudtestamentische profeet Daniël vernoemd is. Nu is Daan ook niet zo bijbelgevoelig en wist niet zo heel veel over de Goede Oude Daan te vertellen (behalve dat hij in een leeuwenkuil werd gegooid en dat uiteraard overleefde). Misschien dat we eens bij de ouders van Daan ten rade moeten gaan, want die weten natuurlijk wel naar wie zij hun zoon vernoemden. De profeet Daniël ligt hier begraven en hij kan een kunstje. Op de helling van een berg, vlak bij een lieflijk riviertje waar jongens aan het zwemmen waren onder de bomen, is de laatste rustplaats van Daniël. Voor een dode is het een merkwaardig lang gebouw. Als je binnen komt is het nog vreemder. Die oude Daan heeft een extreem lange tombe, echt heel lang. De hele lengte van het huisje is gevuld met een hoge rechthoekige vorm, daar overheen ligt een fluwelen doek die voorzien is van Arabische teksten, lekker dik geborduurd. De tombe is 18 meter lang! De Oude Daan kan een kunstje want hoewel hij dood is blijft ie door groeien, zeggen ze. Hij groeit met zo’n anderhalve centimeter per jaar en dat doet ie al vanaf de 5-de eeuw voor Christus. Ja, dan kom je al snel op een respectabele lengte van zo’n 17 meter nog wat. Daan wandelde er rond, waste zijn gezicht in de het heilzame water van de beek, strekte zich voor de foto uit naast Daan–De-Lange en we verlieten de plek weer, een tikkie lacherig.
We daalden af naar ons hotel om daar ’s avonds in de buurt een traditionele pasta bolognese te eten naast het internet cafe met de betere verbinding. Weer niet laat in bed, de rock ’n roll was ver te zoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten