Een paar weken geleden schreef ik dat ik om
vage redenen Ethiopië niet in kwam. Liever gezegd, ik werd op de eerste vlucht
teruggezet naar Nairobi. Dat was in januari. Nadien heb ik in samenwerking met
de NL ambassade uitgezocht wat het probleem was en via de ambassade kreeg ik de
bevestiging dat ik van alle zwarte lijsten af was. Dus in april ging ik het
opnieuw proberen. Zonder horten of stoten kwam ik het land binnen en twitterde
enthousiast dat het geluk was en dankte de ambassade voor de hulp, die tweet
werd zelfs door de ambassade overgenomen; tevreden klanten worden op de bok
gehesen. Maar toen ik weer weg wilde vliegen naar Nairobi ontstonden er toch
problemen; op het vliegveld werd ik een uurtje vastgehouden (doordat mijn
paspoort in een hermetisch gesloten kantoor verdween) en allemaal jonge mannen
met hippe spijkerbroeken en t-shirt om mij heen kwamen drentelen. Niet
onaardig, maar wel streng. Ik werd uiteindelijk onvriendelijk verzocht het land
te verlaten. De vraag was: hoe ben je hier binnen gekomen? Nou, gewoon, door de
voordeur.
Vanuit Nairobi had ik weer contact met de
ambassade, er werd een zg note-verbale uitgegeven en die werd via de chauffeur
aan de immigratie overhandigd, en er kwam een antwoord op papier terug.
Dat zou nu echt genoeg moeten zijn. Ik weer
niet wat er in dat velletje staat, het was in het Armaic, een fijn
spijkerschrift met kriebels.
Afgelopen week moest ik weer naar Addis en ik
vloog er heen, ging een dag eerder om eventuele problemen op te kunnen lossen
en wandelde weer zonder moeite de grens over.
het kantoor waarin mijn paspoort verdween |
De vergadering was puik en twee dagen later
wilde ik de nachtvlucht weer naar Nairobi terug nemen. Weer werd ik
teruggeroepen van de roltrap en weer stond er een klein peloton mannen met
spijkerbroeken en t-shirts om mij heen. Weer ging mijn paspoort naar het
kantoortje en dit keer liet ik ook de note-verbale zien. Onmiddellijk kwam er
een man in een pak bij; hij vertelde mij dat dit niet zo kon, dat deze brief
betekende dat de hoge baas moest beslissen en dat de hoge baas sliep, en dat ik
morgen (vrijdag) mij op het kantoor van Immigratie moest melden.
Praktisch betekende dat dat ik een nachtje
moest blijven, dat mijn tas met schone kleren wel naar Nairobi vloog en dat ik
lichtelijk prikkelbaar werd.
iedereen is ingecheckt... ik wacht nog even, onvrijwillig. |
Ik checkte weer in in het plezierige hotel, en
ging me lang douchen omdat ik al een kleine 18 uur zweterige kleren aan had. Ik
waste mijn onderbroek en mailde het kantoor dat ik een dagje later zou komen.
Die presentatie moest dan maar door de crew worden opgevangen, en andere dingen
zou ik wel online kunnen regelen.
Vrijdagochtend was ik om een uur of 9 bij de
Immigratie.
Ik had met de mevrouw van de ambassade
overlegd en zij vertelde mij: ga er heen, volg de procedure en als het te
ingewikkeld wordt; bel dan terug.
Black Lion Building... |
Het immigratiekantoor heet ‘Black Lion’.
Een groot gebouw met een lange rij buiten.
Via een zijdeur kon ik naar binnen en moest meteen naar kamer 89. In die kamer
waren een paar bureaus neergezet, op die bureaus stond alleen een telefoon. In
de kamer waren ook wat archiefkasten en ernaast, erop, ertegen en eronder lagen
stapels ‘files’ roze omslagdingen met erin paspoorten en vellen papier. Niet
een soort systeem waarin je makkelijk een paspoort terugvind, leek mij.
De twee mannen zaten hard pratend en
sticulerend achter hun bureau en voor de bureaus stonden mensen, allemaal met
een klein roze papiertje in hun hand. Precies zo’n papiertje had ik ook
gekregen toen mijn paspoort werd ingenomen.
het roze fliebertje... tijdelijk paspoort |
Na een tijdje voordringen werd mijn fliebertje
aangenomen en werd gevraagd wanneer mijn paspoort was ingenomen; ‘gister
avond’. Het bleek dat de ingenomen paspoorten nog niet van het vliegveld het
immigratiekantoor bereikt hadden. Ik moest even wachten. De heren wilden of
konden niet vertellen hoe lang. Met een vriendelijke glimlach wezen ze naar een
klein zaaltje vol wachtende mensen. Ik dacht: ‘nou, daar heb ik geen zin in, ik
sjees even naar het vliegveld en haal mijn bagage op en probeer mijn ticket van
gisteren om te boeken naar vanavond’. Op het vliegveld was mijn bagage niet en
in de computer konden ze die nog niet vinden. Bij het Ethiopian Airlines
kantoor werd ik ongelooflijk vriendelijk geholpen door een snuggerik. Hij vond
in zijn computer mijn bagage, vertelde dat het beter was even te wachten met
het terugsturen uit Nairobi omdat meer handeling kunnen leiden tot meer
verdwijntrucs en hij reserveerde een vlucht voor me op zaterdag ochtend, dat
was zo’n $300 goedkoper dan vrijdagnacht. Aanzienlijk minder dan een nachtje in
een hotel hier. Puik plan en hij zette me op een waitinglist omdat ik mijn
paspoort nog niet had en niets zeker was. Pappenheimers.
welkom bij de immigratie.. |
Om 2 uur was ik terug in de Black Lion. Meer
een naam voor een obscure discotheek, een achterhoekse motorclub of een
geuzennaam voor een voetbalteam dan een servicegericht overheidskantoor. Ik
wandelde semi energiek het kantoortje weer binnen en de mannen gingen semi
energiek aan het zoeken naar de zending van die dag. Ze stuurden me naar boven,
naar het kantoor van hun baas, daar wachtte ik op een pianokruk met 3 poten
wiebelend tot de baas mij binnenliet in zijn zaaltje met skai banken en hij
keek naar mij, keek naar mijn papiertje en zei dat ik naar kamer 89 moest. Ik
vertelde hem dat ik naar boven gestuurd was door 89 en hij belde om te zeggen
dat ik op weg terug was. Het enige verstandige van hem was dat hij wist dat het
zinloos is te zoeken naar iets dat er niet is. Ik probeerde slim te zijn en
zei; ik sta dus blijkbaar ten onrechte op een zwarte lijst, ik zou eraf zijn en
hoewel ik mijn paspoort niet heb, kunnen we misschien wel regelen dat ik
definitief van die lijst af ben en dat jullie een brief schrijven dat ik er
niet op hoor, dat die lijst niet helemaal up to date is en dat ik mij vrij in
en uit Ethiopie mag bewegen.
Hij keek mij niet aan toen hij vertelde dat ik
naar 89 terug moest omdat ze daar op mij wachten.
Dus ging ik naar 89, de mannen waren nog immer
aardig en ik zat op een stoel en hoorde hoe zij een ondervraging doen in het
Armaic. De ondervraagde werd van twee kanten bestookt en de ondervragers
schreven alles op, op de achterkant van een reeds beschreven velletje. Het
klonk niet vriendelijk en de ondervraagde bibberde. Uiteindelijk werd hij
meegenomen naar een ander kantoor en daarvandaan hoorde ik het onvriendelijke
gesprek doorgaan op een iets luidere toon. Ondertussen bleven ze mij vertellen
dat ik moest wachten, de paspoorten waren nog niet aangekomen van het
vliegveld.
Deze keer besloot ik dat te doen, en
ondertussen belde ik de ambassade maar weer eens om te vertellen dat het niet
echt opschoot en dat ik nogal bang werd het weekend in Addis te moeten
doorbrengen.
In de wachtruimte werden de kinderen inmiddels
opstandig, in de galmende hal klonk hun gekrijs en dat werkte aanstekelijk,
zodat ook andere kinderen gingen jammeren. Een gesluierde vrouw vond dat haar
kind niet genoeg lawaai maakte en begon hem heel hard te slaan en aan
onvolgroeide armpjes te trekken. Het werkte, het geluid werd harder.
Op de bankjes waren de Chinezen in slaap
gevallen en hun ‘agent’ in een superstrak rokje en super strak t-shirtje rende
tippelend op haar hakjes heen en weer met pakken roze files en maakte hen om de
beurt wakker, sleepte ze een kantoor binnen en een kwartier later sloften ze
dan weer naar hun plek om weer verder te slapen. Een Amerikaanse blonde moslim,
met een rode baard en een moslimpetje op beende van de ene deur naar de andere
en werd overal weggestuurd, mannen met jurken, mannen met wijde vlekkerige
pakken, vrouwen met te strakke spijkerbroeken en te hoge hakken, vrouwen met
lange moslimgewaden… het was er druk, maar een soort gelaten drukte met de
audio van krijsende kinderen. (vergeet niet; tientallen overheidsdienaren die
rondsloften met een velletje in de hand en heel erg actief niemand aankeken).
Ik kon me niet voorstellen dat van al deze mensen een paspoort was ingenomen
bij de grens en dat ze dat nu weer kwamen ophalen, maar wist ook niet wat ze
hier dan wel deden. Uiteindelijk sprak ik met niemand.
Het gewone nummer van de ambassade werd niet
opgenomen. Het noodnummer van de ambassade wilde ik niet proberen. Wanneer bel
je een noodnummer? Doe je dat pas als je al in de gevangenis zit? Doe je dat
als je gemolesteerd wordt, doe je dat als je je been breekt?
Na nog een half uur belde ik dat toch maar.
Het werd niet opgenomen. En nog een half uur later belde ik het nogmaals. Ik
kreeg een vriendelijke mevrouw aan de lijn, vertelde de situatie en zij zei dat
de ambassade reeds dicht was, maar dat ze contact zou opnemen met de consulaire
afdeling. Ze zei erbij dat het nu vrijdagmiddag was en dat het waarschijnlijk
lastig zou zijn om het nu nog te regelen.
Langzaam begon ik aan het idee te wennen dat
ik nog een dagje moest blijven, wat praktisch betekende dat ik het weekend in
Addis zou doorbrengen.
Rond 5 uur waren de paspoorten er nog steeds
niet, was er niemand die wilde bewegen en werd de Black Lion gesloten, iedereen
werd naar buiten geveegd en ik droop af naar m’n hotel.
In de dagen dat ik hier was had ik een ‘eigen’
taxichauffeur gekregen Salomon werkt ook voor een Keniaanse mevrouw die bij de
African Union werkt. Op weg van Black Lion naar mijn hotel wilde hij haar even
ophalen en thuis droppen en dan mij wegbrengen. Hij had de hele tijd op mij
gewacht (wel af en toe een klein klusje tussendoor gedaan) maar toch. Dus reden
we naar het AU kantoor wachtte even op madame Anne en reden via haar huis, dat
best een heel eind om was, door de vrijdagmiddagfile naar mijn hotel aan de
andere kant van de stad. Madame Anne was verbaasd dat ik nog in de stad was, ze
wist dat ik bij de AU een meeting had en ik vertelde wat er aan de hand was. In
een zachte sluimertaal vertelde ze dat hier iedereen alles van elkaar weet en
dat daarom niemand iets zegt. Dat er overal ‘agents’ zijn. Iedereen in dit land
is aardig, maar niemand zegt iets uit angst. Iedereen kan een agent zijn.
Het was een soort feestdag, iets bijzonders
met Maria en bij iedere kerk sloeg Salomon een kruisje. In Ethiopië is een
feestdag slecht nieuws voor het vee. Het had geregend en dat was weer slecht
nieuws voor het verkeer. Dus door de file heen op de drukke straten werden
kuddes koeien, schapen en geiten naar het slachthuis gedreven. Wij moesten ook
langs dat slachthuis en de scenes waren vrij bruut. De honderden koeien en
stieren, een model van ca 1,5 x de Nederlandse maat, met imposante horens,
stonden buiten het abattoir te wachten, de stieren werden opgewonden en de
veedrijvers sloegen ze met stevige houten balken uit elkaar. De straat, de
stoep en de muren waren bevlekt met bloed. Een bloedende stier lag de loeien op
de stoep en de mannen eromheen maakte ruzie over wie de schade ging betalen.
Door de langzame file was het een vochtige scene uit een slechte film. De
chauffeur Salomon vertelde dat het abattoir een plek was die vroeger ver buiten
de stad lag, maar dat de stad het omsloten heeft en nu vrij onhandig aan een
grote weg ligt. De kopers kopen hun vee buiten het gebouw en nemen het levend
mee naar huis; als het kan lopen is het transport goedkoper dan het in het
slachthuis af te laten maken en dan in een vrachtwagentje naar huis te
transporteren. De beesten en de mensen waren vol adrenaline. De file kroop
verder en Salomon vertelde over de oorlogen die Ethiopië gevoerd heeft, dat de
Italianen tot de tanden gewapend waren maar door de Ethiopiërs met messen
werden verdreven, hij vertelde over de moedige strijd op Eritrea. Iedereen is
een warrior, vertelde hij en als het nodig is staat iedereen zijn mannetje, de kordons
worden meten gesloten. Hij vertelde over de dammen die Ethiopië aan het bouwen
is in de Blauwe Nijl en hoe iedere Ethiopiër er aan bijdraagt en dat Egypte fel
protesteert tegen deze dammen omdat ze afhankelijk zijn van het water van de
Nijl, maar omdat iedere Ethiopiër bijgedragen heeft het een breed gedragen
project is en dat Egypte een schijn van kans maakt.
Vlak bij het hotel ging ik langs bij een
winkel waar ik een nieuw schermpje voor mijn Iphone kocht. Er werd benadrukt
dat het een origineel scherm was en dat het $20 kostte. Die twee rijmen niet
met elkaar.
Terwijl mijn gebroken scherm werd vervangen
door een nieuwe werd er een kopie gemaakt van al mijn apps. Ik denk dat ook al
mijn contacten gekopieerd zijn. En tegelijkertijd werd door de baas een
prachtig meisje van achter de balie met veel misbaar ontslagen. De andere
meisjes keken er gelaten naar. Het was een schreeuwende bende, met een lelijke
boze baas en een mooi jankend meisje.
Terug in het hotel was eindelijk
internetverbinding en kon ik iedereen vertellen dat ik er een weekend niet zou
zijn, berichtte ik aan het kantoor in A’dam en in Nairobi dat het allemaal nog
wel effe kon gaan duren, en maakte een afspraak met de NL ambassade voor
maandagochtend. Belde met Ethiopian Airlines dat ze de stoel konden verkopen
aan de hoogste bieder en vroeg of ze mijn bagage toch naar Addis konden sturen.
Vanmorgen, zaterdagochtend, ging ik mijn
bagage van het vliegveld ophalen. Het duurde heel lang voordat ik het vliegveld
bereikt had. De president en de rebellenleider van Zuid Sudan zijn hier in de
stad aan het confereren en hebben gisteren een vredesding getekend. We hopen
dat de vrede stand houd. Vanmorgen gingen zij van het Sheraton hotel weer weg
naar het vliegveld. Alle straten waren afgezet en om de 100 meter stond er een
agent met een AK47 en op straat wemelde het van de jongens in spijkerbroeken en
strakke t-shirts. Op het vliegveld werd 3 keer opgeschreven wie ik was en wat
ik kwam doen. Ineens zie je hoeveel mannen en vrouwen gemobiliseerd kunnen
worden voor de veiligheid van twee obscure leiders. Het systeem heeft de zaken
straks onder controle.
Ik heb vanmorgen een lelijke broek en een
lelijk poloshirt gekocht, een nieuwe onderbroek en slechtzittende sokken.
Mijn fraaie schoenen zitten onder de modder en
hebben krassen opgelopen. Het is zoals het is. Ik heb geen zin om nieuwe
(lelijke) schoenen te kopen.