alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

maandag 28 juni 2010

oezbekistan, Istanbul FINALE

Rond 2 uur maakten we ons met erg veel moeite los uit de swingende massa. Om half 3 waren we in het hotel, om kwart voor 3 sliepen we en om 5 uur ging de wekker weer. Om kwart over 5 gaven we Wouter een hand, om half zes zaten we in een taxi, om 6 uur checkten we in voor de vlucht naar Istanbul en om half 7 kwamen we er achter dat ie te laat was. We wachten, steeds geïrriteerder en daarna gelatener op het Turkish Airlines toestel. We zagen het aankomen, we zagen de schoonmakers erin gaan, en een uurtje later er weer uit komen. Daarna het gedoe met de karretjes met koffers. Het leek een soort stiptheidsactie, maar die mensen werkten gewoon. Ze deden wat ze moeten doen en hebben daar tijd voor nodig. Maar ik wilde ook doen wat ik moest doen en daarvoor had ik een stoel nodig: ik wilde slapen. Daan zei al een uurtje niets meer.

In Istanbul hadden we op de heenweg al een hotel geregeld.
De taxi kon niet in de buurt komen, de straatjes zijn te nauw en eenrichtingsverkeer zou een uitkomst bieden. Bepakt liepen we door het toeristengebied en werden slechts 35 keer gevraagd of we een hotel zochten. Doodmoe en lichtgeraakt liepen we naar ons hotel. Het is wel bijzonder om zo door zo’n stad te lopen. Beide wisten we dat het heel makkelijk mis kon gaan, dat er niets hoefde te gebeuren voordat een van beide een woede-uitbarsting zou krijgen. We wisten dat we heel voorzichtig moesten zijn met prikkelingen, leuke opmerkingen, of andere dingetjes. Als Daan ook maar het kleinste commentaar had gehad over iets wat ik deed, was ik geëxplodeerd. Als ik iets fouts gedaan had was hij zo onbedaarlijk boos geworden. Dit was nogal duidelijk en dus stapten we op kousenvoeten door deze ochtend en vonden het hotel.
We checkten in, rommelden wat rond.
De kamer die we gereserveerd hadden was er niet, het alternatief wel heel erg klein.
Er iets aan doen of niet....
Nu niet...

We liepen naar de straathoek en vonden een loungeachtige bank, bekleedt met dikke kelims. Met toegeknepen ogen tegen de zon aten we veel fruit, dronken lekkere koffie, nibbelden aan goede gebakken eitjes (oh, wat is goed eten toch fijn...) en anderhalf uur laten sjokten we weer terug.
Daan sliep op bed ik op het balkon en werd pas wakker toen een zweetdruppel langs mijn slaap sijpelde. Ik lag in de zon en de lente in Istanbul is een stuk warmer dan die in Tashkent (of Amsterdam).
Die middag hadden we een afspraak in de binnenstad. We wandelden van uit Sultannamet naar de brug en klommen de berg op naar Taksim. Aan de voet van de toren daar, ontmoetten we Imma. Roelandt, ja, dezelfde die ooit mee was naar Mongolie, woont in China. Imma is correspondent voor de Italiaanse Vanity Fair en gebruikt Roelandt wel eens als local producer/stringer. Zij doet ook wel eens dingen in Indonesië en heeft daar dan ook stringers nodig. Nou ben ik ook wel vrij vaak in die hoek van de wereld en help graag mensen, vooral als die aardig zijn. Dus wilde ik haar leren kennen. Ze vertelde wat zij zoal doet (reizen, oorlogen en ellende, soms als douceurtje iets leuks en liefs). Daan en ik keken elkaar aan en zonder veel woorden er aan vuil te hoeven maken, knikten we instemmend: oorlogen, geweld, enge landen, vreemde mensen.. aha, dat wilden wij ook wel... Later vertelde zij over haar verhuizing van Beirut naar Istanbul, waarom ze niet meer in Italië kan wonen en over haar onthechtheid, geen vrienden, nooit op feestjes. Dat is wel een enorme flipside van het verhaal. ’t Geheel werd aanzienlijk minder attractief, maar het kuifje gehalte was spannend.

Na een uurtje wandelden wij terug richting hotel. Hoewel we een beetje geslapen hadden waren we niet echt uitgerust en voelde we ons ranzig en plakkerig. We kozen de terugroute op gevoel. Links, rechts rechtdoor, straatje met winkels, straatje met café’s, straatje met... heee, een badhuis... ja...

Een turks badhuis is een geweldige oplossing voor als je je smerig en moe voelt. Dit badhuis pronkte met het feit dat ze het oudste badhuis is en dat een heleboel celebraties er schoongepoetst zijn. Het was duur en het was geweldig. Een mooie marmeren koepel met zacht licht, hete marmeren platen om op te liggen, een grote snor die ons schoon boende en dan maar wachten in de hitte tot het zweet je uitbreekt om nog een keer hetzelfde rondje te gaan doen. Twee uur later stonden we weer rozig op straat. We wandelden naar het hotel, wierpen een snelle blik in een moskee met tegeltjes (niet blauw) en konden geen interesse opbrengen voor nog meer moois.
We hadden nog maar drie hoofdstukken te gaan in deze trip:
Eten, drinken en naar Amsterdam vliegen. (en ergens tussendoor moesten we ook nog slapen...)
Eten deden we op het dak van de buren; een dikke zeebaars met luidruchtige Amerikaanse toeristen.
We dronken een fles champagne op ons eigen terras met uitzicht over de Bosporus.
We sliepen samen in een klein bed, en sliepen dus niet. Ik snurkte Daan wakker en hij woelde mij weer wakker.
6 uur ‘s morgens na 4 uur slaap.
De taxichauffeur probeerde ons af te zetten. De rit kost normaal 35 lira, hij wilde 80. Wij gaven hem 35, keken boos en hij hield zijn bek. Heel geestig, reizen is leuk.
We kregen een sms van Wouter, hij was via Almati naar Bangkok gevlogen, had wonder boven wonder het voetbalgedoe geschrapt en was meteen doorgevlogen naar Singapore. Hij wilde natuurlijk al die cadeaus aan zijn kinderen en vrouw geven, die brandden in zijn handen en hij wilde de blije en tevreden blikken zien.

Zonder een woord te veel stapten we in het klaarstaande vliegtuig, gingen zitten en sliepen tot Amsterdam.
Op Schiphol stonden Mirella en Eva op Daan te wachten.

Eva lachte toen ze Daan zag en huilde toen ik naar haar keek. (for the record: Eva is 1 jaar oud).
Samen met Eva zat ik op de achterbank, zij keek boos naar mij en ik stak m’n tong naar haar uit.


Half slapend zeulde ik mijn tasjes naar binnen, strompelde de trap op en glimlachend viel ik in slaap.
Het regende licht in Amsterdam.

zondag 27 juni 2010

Oezbekistan, 28/ 29/ 30 mei 2010

De nieuwe dag in Tashkent begon een beetje slordig. Ik wilde aan dit blog schrijven, Daan wilde een voetbalshirt van FC Tashkent op de kop tikken, en als dat niet lukte vond hij Oezbekistan United ook wel goed of desnoods iets van Almati. Op een gegeven moment was zijn ambitieniveau al gezakt naar een broekje van de Astana wielerploeg. Wouter wilde ‘iets’ in de stad gaan doen en het had te maken met sport, daarbij moest hij de finale van de quiz nog bij elkaar internetten.
De verschillende gidsen en boekjes over Tashkent vertelde allemaal dat we hoogst nodig naar de centrale markt zouden moeten. Toevallig zou het wel mogelijk zijn daar iets in de vorm van een souvenir te kopen, en misschien zelfs wel een sportgerelateerd shirtje.
Alledrie hadden we de behoefte om een souvenir mee te nemen. Daan is verreweg de braafste van ons allemaal, en zegt vol overtuiging dat ie het zelf ook leuk vind om ‘iets’ te hebben. Hij had ook al een fijne beker in Kirgizië gekocht en een geborduurd lapje zonder kruissteken in Bishkek. Hij mompelde zo af en toe, volslagen onverwacht, dat ‘iets’ niet geschikt was voor Eva, daarmee verklapte hij dat ie over zijn dochter dacht. Eigenlijk bleek dat hij wel vaak overwoog of het transporteerbaar was naar Nederland, of het niet te groot, te klein, te duur, te onhandig, te harig, of simpelweg te lelijk was. Veel vaker dan gedacht overwoog hij een aanschaf en ik vermoed dat hij erge lijfstraffen vreesde als hij niet met een koffertje vol hebbedingen-voor-de-zolder op Schiphol zou verschijnen. Wouter had een geheel ander probleem; hij zou zich niet bedenken dat hij iets mee zou moeten slepen naar zijn holletje in Singapore, totdat hij zag dat Daan daar wel vaak aan dacht.


W: Ik ga niets meenemen hoor, onzin.
D: Nou, lul, dat vindt Irene leuk...
W: ken jij haar of zo?
D: Dat vinden álle vrouwen leuk, als je iets meeneemt. en by the way.. jouw zonen vinden dat ook leuk.
W: Ja hallo, dan moet ik zeker 3 dingen vinden. (hij houdt een harig poppetje met Oezbeekse muts in de lucht) Zo iets, of zo?
D; Nee, dus niet zo iets, kies effe iets wat ze echt leuk vinden. Dat ding is lelijk.
W: Oh, is dit lelijk, maar wat dan? Ze verkopen hier toch geen Feyenoord shirt?
D: nou, dat zou nog best wel kunnen, maar hoeveel hebben ze daar al van.... “
W: Drie

Hopeloze gesprekken, maar langzaam maar zeker werd Wouter een souvenir hunter. In Samarkand had hij zijn zinnen gezet op iets keramisch. Geen idee waarom hij juist van die hompen gebakken klei wilde exporteren. Misschien omdat er wel iets van die blauwe tegel motiefjes in terug te vinden was. Dat idee van keramiek liet hem niet los en toen wij in Bukhara aten, onderhandelde hij over de prijs van de borden en bekers. Hij wilde ze nog wel zelf afwassen, als ie ze maar voor een redelijke prijs meteen mee kon nemen. Het werd hem te duur.
Een tocht naar de Central Market vonden de beide heren een bijzonder goed idee omdat ze allebei nog steeds dat ultieme kado niet gevonden hadden.

De metro in Tashkent is een van de fraaie overblijfselen van de Koude Oorlog. Het is een betonnen netwerk dat onder de hele stad ligt. Tunnels, stations en trappen, alles gezamenlijk is een gigantische atoomkelder. De stations zijn weelderig betegeld, de gangen en corridors zijn laag. Bij de ingangen is het marmer in de vloer en de muren onderbroken, de smalle strips kunnen verwijderd worden; daarachter vermoedden wij dikke deuren. Het is strikt verboden foto’s te maken omdat het nog steeds een militair object is, en dus maakte Daan wat foto’s. Soms is het beter net te doen of je niets weet en of je heel dom bent.
Naast de markt was een ronde toren met een brede trap aan de buitenkant er om heen. Het was een soort moderne mini versie van de Toren van Babel en smeekte om beklommen te worden. Boven op zagen we de omgeving. Een uitgebreide lage stad in een uitgebreid laag land. Rond ons hotel in het centrum ontwaarden we wat hogere gebouwen. In de verte was een belachelijk hoge tv toren. Verder was het een tragische bedoeling.
De koepel van de markt nodigde wel uit, en dan vanmiddag maar naar die tv toren...

De markt was wel geestig. Het is een enorm dak met daaronder een dodelijke rust. Een man verkocht augurken, een andere locale kruiden (in de grote souveniertas zat nu ook regionale saffraan en muntthee), een stalletje met voetbalshirts, maar om een een of andere reden wilde Wouter het Van Persie shirt niet kopen... of zijn zonen hadden dat al, of hij speelt bij de verkeerde club, of hij heeft ooit iets fout gedaan. Misschien dat W het toch ongepast vond om met een non-oezbeeks shirt thuis te komen. Vreemde machinaties.
Even ging het toeristenhart sneller kloppen toen er locale vlechtwerkjes van pitriet aangeboden werden, maar de wijsheid won. Ik denk dat we hem ook hard uitgelachen hadden. Naast de markt was nog een antiekachtig winkeltje. Wij wisselden daar een paar dollar voor een pakje sum en weer kwam Wouter in de verleiding een bordje te kopen, iets geligs met barsten. Het idee van de gebakken klei liet hem maar niet los...
Nu we weer geld hadden kon dat ook weer uitgegeven worden. Met een taxi gingen we naar de tv toren.
Deze trip had Wouter een keer een rondje gerend door Dushanbe en Daan had een keer hardgelopen in Penjikent en in Samarkand. Ik had niet eens sportschoenen bij me. Letterlijk onder de tv toren ontwaarden we een tennisbaan. En die was te huur.
Dit is geen lullig stadionnetje. Karimov, de president van Oezbekistan, is een man die er vreemde mores op na houdt. Hij heeft het niet op de vrije pers, verheerlijkt het plattelandsleven en gedraagt zich als de andere leiders van de omliggende ex-sovjet republieken, maar dan in een iets mildere vorm. Minder extremistisch, maar met des te harde hand tegen de mensen die het niet met hem eens zijn. Hij stimuleert, subjectief, de dingen die hij leuk vindt. Een van de dingen die hij goed keurt is, jawel: tennis. Overal in het land zijn er tennisbanen en mijnheer Karimov knikt er tevreden bij. Zijn mooie sport kan gespeeld worden door het gehele volk.
Twee uur lang speelden we op het center court van de nationale sportclub en de tribune bleef terecht leeg. Wouter heeft een chronisch dingetje met zijn knie, kan niet zo goed rennen en had al 10 jaar niet meer getennist. Zonder dat hij hoefde te rennen maaide hij Daan en mij van de baan. Wij zweetten in de blistering sun en Wouter stond stil, serveerde ballen met raketsnelheden over het net, wij doken hoeken in, renden, probeerden slaande bewegingen te maken met een racket, pufte en keken tegen ene achterstand aan. Aanvankelijk konden we nog klagen over de slechte ballen, de tweedehands verhuur rackets, de (uitstekende) kwaliteit van de ondergrond, de zon te hoog aan de hemel, (het gebrek aan) supporters en allerlei andere redenen, maar uiteindelijk moesten we toegeven dat W gewoon een paar tikkies te groot was.
Na de fotosessie voor de toegestroomde pers doken we het naburige zwembad in. Wouter rende nog een rondje door de stad en Daan en ik deden wat baantjes. We probeerden een weg naar de hoge duikplank te banen door dollars in het vooruitzicht te stellen bij de nurkse zwemjuffen , maar dat lukte niet. Het kleine meisje dat daar moest schoonzwemmen op muziek (bestaat er een lulligere sport?) won het van ons. Waarschijnlijk een nationaal talent op weg naar grote roem.
Ik moest terug naar het hotel. De reis naderde het einde en ik vreesde dat, als ik weer in Amsterdam zou zijn, ik nooit meer de laatste dagen van deze trip zou beschrijven. (Met de hakken over de sloot ben ik mijn eigen ongelijk nu aan het bewijzen). Ik wilde naar het hotel om stukkies te maken. Daan en Wouter deden iets nuttigs.

Het was de laatste gezamenlijke avond op deze trip. Morgenochtend zouden Daan en ik in alle vroegte naar Istanbul vliegen en Wouter moest de andere kant op. Hij vloog met een schimmige maatschappij naar Almati, zou daar een nachtje blijven en dan de volgende dag naar Bangkok vliegen. Daar ging hij met Khun naar een voetbalpotje kijken, bleef dan bij de familie Brandt slapen om nog een dagje later naar Singapore terug te gaan. Het klonk als een leuke internationale hink-stapsprong. Om deze laatste dag te vieren bedachten we dat we eindelijk eens echt uit zouden gaan. Iedere keer als we op straat liepen en iemand zagen die er leuk (= goed gekleed, fijn opgemaakt, in goed gezelschap en flirterig, niet te dik, niet te dun) uitzag vroegen wij waar wij uit zouden moeten gaan. 3 van de 4 keer kregen wij te horen dat we naar Catacombe (later bleek deze tent K.T. Kombe te heten) moesten, maar er werd aan toegevoegd dat we er waarschijnlijk niet in zouden komen.
Dat is natuurlijk een extra reden om het te gaan proberen.

Voordat we uit mochten moesten we nog een diner doen. Niet zomaar een diner, maar een hapje met de finale ronde van de grote quiz. We zaten buiten onder een boompje op een binnenplaats van een restaurant. Daan en ik aten iets heerlijks en Wouter pasta bolognese. We dronken een glaasje bier en Wouter had 3 rondes van 10 vragen gemaakt. Ik won de eerste ronde, Daan de tweede. De stand in de series was 1 -1, de stand in de rondes was 1- 1. Er was dus een laatste en beslissende ronde nodig. We lieten nog een klein rondje bier komen, lieten de tafel afruimen, bestelde nieuwe potloden en nieuwe schrijfvellen. Daan en ik keken elkander diep (in een poging tot intimidatie) in de ogen. Op de achtergrond van achter de coulissen hoorde wij de roffel van de trommels zachtjes luider worden. De lichten werden gedimd en de vragen werden of ons afgevuurd. Eerst 10 vragen, wij schrijven de antwoorden op, en dan de 10 antwoorden. Om de beurt als eerste een antwoord geven. Wouter had de vragen onderverdeeld in onderwerpen, een beetje gerangschikt naar de kennisgebieden van ons beide. Er zaten vragen bij als: welke 2 Nederlandse schaatsers hebben gedurende hun carriere hun nationaliteit veranderd zodat zij voor andere landen uit konden komen, of hij liet een rijtje zien van de silhouetten van de 5 hoogste torens op de wereld en vroeg: waar staan deze, hoe heten ze en zet ze in de juiste volgorde van grootte.
Daan zweette en dacht na, maakte schema’s en streepte antwoorden door om ze te verbeteren. Ik zweette en deed maar wat... wachtte op inspiratie en deed alsof ik, heel cool, alle antwoorden meteen wist. Meteen iets opschrijven en dan ongeduldig gaan wachten en met het potlood spelen. Het klinkt als een tactiek maar het maakte Daan, onvoorzien, zenuwachtig.
Uiteindelijk bij de antwoorden bleek dat ik een paar heel makkelijk dingen fout had en een paar heel vreemde dingen goed. Maar dat gold eigenlijk ook voor Daan. De punten en halve punten stapelden zich langzaam op. Bij vraag zeven kreeg ik een voorsprong van een halve punt, bij vraag 8 was die voorsprong te niet gedaan, ik kreeg een halve en Daan een heel punt. Bij 9 stond ik weer een half punt voor. Dus tot de 10-de vraag hadden wij beide kunnen winnen. Deze laatste vraag bestond uit een serie foto’s van wereldberoemde mensen in vreemde situaties. Ik zou ze eigenlijk moeten afbeelden hier, maar ik heb de foto’s niet. Daan wist dat die twee kinderen Michael en Ralf Schumacher waren, hij raadde de kinderfoto van J. Lo wel en ik die van Axl Rose zonder bandana. Uiteindelijk wist ik dat die man met die veel te grote bakkenbaarden in dat formule 1 pakje geen F1 racer is maar Carlos Menem, een ex-president an Argentinie. Met de hakken over de sloot, puffend van inspanning nam ik een klein slokje bier en wist dat de wisseltrofee, het gouden Lachebekje, voor 2 jaar bij mij thuis zou komen te staan.
Ik vind het wel leuk om te winnen, maar niet zo heel erg belangrijk. Maar Daan haat het om te verliezen. Dat maakt het winnen dan wel weer leuker.

In de taxi naar K.T.Kombe. We werden gedropt op een doorlopende straat met auto’s.
Door een klein poortje liep een pad naar benee langs een snelstromende rivier, die van de overkant verlicht was. Het pad liep naar een deur in de rotsen. Het fijne gedreun van de muziek was buiten te horen. Er stonden een paar mijnheren met te brede borstkas buiten. Daan maakte een praatje met een der mannen, en maakte ook een praatje met een mevrouw in zo’n zelfde pak. Het was niet mogelijk te horen wat hij zei. Daan lulde ons naar binnen want hij vertelde de mevrouw dat wij Dutch Press waren en dat we gespecialiseerd zijn in discotheken. Zonder te betalen werden we naar binnen geklooid en kregen alleen nog toegeslist dat we beslist geen foto’s mochten maken.

De indeling van de discotheek was simpel en helder. Voorste deel bar, middendeel dansen, achterste deel eten en nachtbar. Binnen bar? Was de rest dan buiten? Jawel... de hele discotheek is gebouwd langs die snelstromende rivier. Het schuimende water was prachtig verlicht. Het heeft een verkoelend effect en is nog mooi ook. Binnen is het minstens zo mooi. Dat komt niet door de aankleding, maar door de mensen. We zijn er zo’n 3 uur geweest en vermaakten ons. Mooie mensen kijken is leuk, mensen die dansen en eten, mensen die kijken en bekeken worden, mensen die versieren en versierd worden. Groepen jongens en groepen meisjes die als scholen vis om elkaar heen draaien. Een rijke (ik denk heel rijke) mijnheer die aan tafel zat te eten en tafelgenoten die te ver van hem vandaan zitten om te kunnen converseren. Ze prikten een vorkje kreeft en nipten champagne. Een jongen die zich een klein beetje misdragen had, werd door twee bouncers van achter uit de zaak naar de voordeur geslagen.... twee danseressen die niet veel om het lijf hadden, op palen boven de dansvloer de boel oppeppend - met succes. De decadentie en de schoonheid, de verzorgdheid en de zichtbare hoeveelheden geld. Dit is het stadse gevoel waar ik het gisteren over had. Bruisend, opwindend en als lijm.
Om 2 uur gingen we naar het hotel. Geheel tegen onze wil, maar o zo verstandig.

vrijdag 25 juni 2010

oezbekistan 27 mei 2010

27 mei 2010,
Uzbekistan-Bukhara Tashkent


De kans dat het zou gebeuren was al erg groot en dan is het wel bijzonder irritant als het ook gebeurt; we zijn al 3 weken terug en ik heb dit blogje van de reis nog niet af. Inmiddels zijn er wel al allemaal andere dingen gebeurd (tripje London, huis vol manke, labbekakkerige mannen, zon aan de hemel en boot in het water, etc etc).
Excuses genoeg en een gebrek aan discipline is de bottom line.
Drie dagen moet ik nog schrijven en dat ga ik vandaag doen. Het kleine pluspunt van de vertraging is dat ik iets meer in retrospect schrijven kan en iets minder heet van de naald. Zal dus ook wel korter worden en minder gaan over Daan die over ene kiezeltje struikelde, Wouter die een lamsboutje niet zo lekker vond of ikzelf die alleen maar dromerig voor me uit keek, wachtend op inspiratie.

We eindigden op 26 mei en komen dan op 27 mei aan. We zijn nog in Bukhara in Oezbekistan, de zon staat ook hier hoog aan de hemel, de lucht is blauw. Daan en ik zijn een tikje misselijk van de smerige Alexandercognac van gisteren en Wouter is fris en fruitig. Gewapend met een reisgidsje zit hij aan het ontbijt. Vandaag is een verplaatsdag. We zijn al in het rijke bezit van de treinkaartjes naar Tashkent en we hoeven dus alleen maar het smerige ontbijt te eten in de prachtige eetzaal, de spulletjes in te pakken, vriendelijk te knikken naar het bedienend personeel, een taxi te regelen en naar het station te gaan.
Dat doen we dan ook in die volgorde, een beetje haastig uiteindelijk omdat Daan en ik niet vooruit te branden zijn. Cognac gaat blijkbaar in je voeten zitten.
Op het station staat de trein klaar en in een streep reizen we naar het einddoel van deze trip. Drie uur in een trein kaboem kaboem kaboem is heerlijk als je katerig bent. En droog brood helpt ook en het scheelde dat het uitzicht nog steeds saai was. Steppes met licht, lente groen gras, soms een beetje wuivende korenvelden, kleine nietszeggende dorpjes en steeds de bergen in de verte. Heel af en toe een man in een pak op een paard, een kudde geiten of schapen en verder niets bijzonders.

In Tashkent namen wij een taxi naar het hotel. Hotel Uzbekistan is een geweldig gebouw. De gevel is een soort vlechtwerk van dik beton. De vorm van het hotel is als een opengeslagen boek dat rechtop staat. Ineens zie je weer de lange sovjet invloed. De lobby werd bevolkt door zakenmannen uit de hele wereld, er was een huwelijk gaande met een bruid die zoveel wit spul aan had dat haar popperige hoofdje wegzakte in een vallei van goedkoop thule en ze niet kon zien hoe haar hakjes vastraakten in de kanten sleep. Gelukkig had ze een batterij dames om haar heen in lichtroze, lichtgroen en lichtblauw die haar uit de knoop haalden. Haar man in spé stond buiten sigaretjes te roken met zijn vrienden. Maffiapakken en maffiakoppen. Er liepen busladingen bejaarde Franse toeristen rond. Rijke mensen die safaripakken hebben gekocht omdat die zo goed tegen het zware werk kunnen. Die pakken zullen, of ze nou in de stad zijn of op de prairie, gedragen worden. De gestreken safaripakken zullen geen kreukje krijgen.
We zijn aan het eind van de middag aangekomen en na het bestuderen van de kaart besluiten we een rondje linksom te lopen. Via een plein, een lege shoppingstreet die de saaiste avenue van centraal azie wordt genoemd, maar waar je wel goed kan aerobieen, komen we ineens bij een deur waar allemaal langbenige dames achter verdwijnen. Langbenig met intellectuele brilletjes. Na kort onderzoek bleek dat er een Franse chansonnier optrad... waarom was die outfit van die dames niet verbazingwekkend? Het ontbrak nog net aan stokbroden onder een arm en koele rode wijn. Onze dialoog was kort:
“zullen we naar binnen gaan?”
“waarom?”
”nou, daar gebeurt blijkbaar wat.”
“Ja een overjarige Franse zanger gaat in het donker liedjes zingen en dan gaat iedereen weer naar huis”
“ Nou....”
“Dan ga je maar in Amsterdam naar een Franse zanger luisteren.”

Wij stiefelden verder, via een heel erg brede fontein die het gebouw daarachter onzichtbaar maakte, langs een openlucht tentoonstelling met de 100 beroemdste schilderijen uit de westerse cultuur. Van Gogh, van Dijk, Rembrandt vertegenwoordigden NL. De Fransen hadden een veel grotere delegatie en ook daar kwam Van Gogh in voor. Naast de moslimarchitectuur hadden we niet zo veel cultuur in een klap te verduren gekregen. Gelukkig was er ook een park met bomen en een heuse espressobar met de zoetgevooisde naam ‘Bon Ton’. Het lijkt of ‘Frans’ synoniem is aan ‘kwaliteit’ in Tashkent.

De indruk van de stad was een heel andere dan we eerder zagen in deze regio. Het was er schoon opgeruimd en overzichtelijk, dat was dan nog wel hetzelfde als de andere steden. Het verschil zat ‘m in de grootstedelijkheid. Hier waren avenues, musea, theaters, parken. Hier staan gebouwen die macht en kracht moesten uitstralen; banken, hotels, rechtbanken en ambassades. Mensen gaan zich dan ook meteen grootsteeds gedragen, de hakken van de dames worden hoger, de pakken van de mannen donkerder, de tred wordt sneller en de blikken (achter de zonnebrillen) worden serieuzer. Bozig kijken betekent: ‘in ben belangrijk, tenminste, dat vind ik’.

Op de kaart hadden we een plek gezien waar we wilden eten. Geen idee waarom die keuze zo uitgevallen was, maar ik weet wel dat we er vrij lang over deden een keuze te maken en daarom gaven we het niet zo makkelijk op om een alternatief te kiezen, ook niet toen we het niet vonden.
Kaarten in boekjes kloppen niet altijd. De schaal deugde niet, het aantal te passeren zijstraten was fout en op de plek waar we dachten dat we moesten zijn was nu een heel heftige discotheek gekomen. Iedere reiziger denkt dan; ha, leuk, een heftige discotheek, daar moeten we eens effe binnen kijken. Wij niet. Wij dachten alleen: “verdomme, die klote kaart deugt niet...” ons niet bekommerend over de mogelijkheid dat wij misschien niet deugden.
De buikige eigenaar van een winkel om de hoek wist waar wij heen wilden, en probeerde dat uit te leggen. Dat ging niet, maar hij stuurde zijn zoon er op uit. Deze vlezige knul sprak redelijk engels en vergezelde ons naar een taxi, en reed mee naar het restaurant waar wij heen wilden, heel wat blokken verder op. Ondertussen vertelde de jongen dat hij Engels wilde leren, omdat hij naar Engeland wilde omdat hij bij Arsenal wilde voetballen. Zo zijn er vreemde drijfveren om Engels onder de knie te willen krijgen en natuurlijk babbelden wij graag met hem om hem wat kilometers in die vreemde taal te gunnen. Niemand van ons maakte een opmerking over het gegeven dat je niet alleen Engels moet kennen om bij Arsenal aan de slag te kunnen, maar ook een paar andere vaardigheden onder de knie moet hebben, en dat een paar kilo’s overgewicht geen aanbeveling is bij dat clubje.

Bij een Syrisch (ja, Syrisch! Waarom niet Syrisch?) restaurant aten wij humus, baba ganoush, meze, fattouch en forellen... dronken een beetje bier en stapten in een taxi naar... nee, niet terug naar die hippe discotheek, maar naar een oudemannencafe waar we nog een klein biertje dronken en vervolgens naar het hotel wandelden.

woensdag 23 juni 2010

extra extra: central azie dress code



central azie dress code

22 juni 2010



in de afgelopen dagen heb ik een blog geschreven over een reis.
Ik moet nu nog het eind van die trip beschrijven, maar hier komt even een tussenstuk.
Binnen het continue verhaal was er geen plaats voor.




Centraal Azie; the dress code


In de afgelopen weken reisde ik door Centraal Azië en wist van tevoren niet zo goed wat ik moest verwachten. Wist ook niet zo goed waarom ik daar heen ging. Met een ruime blik wandelde ik rond, niet gestoord door informatie of achtergrond.
Ik ben wel eens vaker daar in de buurt geweest, ook wel verderop in Azië en dichterbij in Europa. Net als iedere andere plek op de wereld die niet aan de kust licht (en zelfs daar kan het voorkomen) ligt Centraal Azië op een kruispunt. In Centraal Azië is dat wel erg duidelijk, dit hele gebied heeft migratiegolven van links naar rechts en van boven naar beneden ondergaan. In andere tijden ging het weer van rechts naar links en van boven naar benden. Het is een rusteloos gebied. De onherbergzaamheid helpt daarin mee. Niemand wilde er wonen maar het lag halverwege, en dus bleven ze een nachtjes slapen. Dat nachtje kon wel een langer gaan duren, een leven of een paar generaties, maar eigenlijk wilde iedereen er steeds weg. Nog steeds.

Het verhaal kan nu twee kanten op en ik weet nog niet welke ik ga kiezen. Misschien doe ik ze beide wel. De keuze is moeilijk. Omdat ik een beeldverhaal wil maken over kleren en ik daar vrij veel foto’s bij heb kan ik het daar over hebben en dat een mooi rond verhaal maken. Gezien de actualiteit op de wereld (Kirgizië staat in brand, veel doden en heel veel vluchtelingen) kan ik ook na de bovenstaande inleiding gaan schrijven over de vreselijke spagaat van de langzame reiziger; hij is ergens, voelt zich thuis, maar weet dat hij er niet hoort. Dat wordt extra duidelijk als de ander hem er op wijst dat ie er niet hoort (Oezbeken worden nu op hardhandige wijze de deur gewezen). In dit geval is het extra droef omdat de Kirgizen de deurwijzers zijn dat doen met een knuppel, een fakkel, een mitrailleur in de hand, en omdat ze zelf maar een of twee generaties langer in het onherbergzame land wonen. Ze hebben dus oude rechten, maar zo oud zijn die nou ook weer niet. Daarnaast zijn er ook nog de oorspronkelijke bewoners, die houden zich vrij stil, begreep ik.
De actualiteit van het onderwerp maakt het noodzakelijk om er over te schrijven. Het zou vreemd zijn om nu een verhaal over transmigratie in Centraal Azië te schrijven en niets te zeggen over de smeulende resten van Kirgizië.
Maar ik wilde een beeldverhaal maken en kan dat eigenlijk niet doen want over de actualiteit heb ik geen beelden. (Ja, ik kan wel plaatjes jatten van het internet, want die bloederige foto's maakte ik niet. Sterker nog; op mijn foto’s van 3 weken geleden in Kyrgizie staan alleen meer breedlachende aardige mensen die het leven gespannen maar hoopvol tegemoet treden.)
Het brede lachen zie je niet op de foto’s die ik bij dit verhaal wilde doen. Dit verhaal gaat over transmigratie en de uiterlijke vorm daar van. Op straat zie je veel verschillende soorten mensen. Technisch is het herkenbaar als een gebied tussen Azie en Europa. Er lopen mensen met spleetogen en er zijn Kaukasische koppen, dan zijn er nog allemaal tussenvormen. Niet alleen in gezichten, ook in lichamen. Chinezen en Japanners, de proto-Aziaten, zijn over het algemeen klein en niet erg gespierd. Europeanen zijn dikker en langer. In Centraal Azië krijg je lange dunne mensen, en kleine brede. De lange dunne zijn over het algemeen succesvoller dan de kleine brede. Het heeft te maken met voedsel, het soort werk wat ze doen en de genetische mix. Succesvolle mensen kunnen makkelijker hun partner kiezen dan sukkels. Bij de partnerkeuze gaat het ook om de verschijningsvorm. Hoewel iemand leuk en slim is, toch moet je een drempel over om hem/haar als bedpartner te kiezen als die tevens klein, dik en lelijk is. Het levens is hard.
Het gevolg van dit alles is dat er in Centraal Azie heel mooie mensen rondlopen. Althans, dat vind ik. Lang leve de vele verhuizingen.



Soms gaat het ook mis. Dan ontstaat er ineens een mix van culturen die niet helemaal aansluit bij mijn voorkeuren. Ik ben op een andere manier gecodeerd en snap sommige dingen niet. In Kirgizië, Tadzjikistan en een beetje in Oezbekistan lopen vrouwen rond in vreemde gewaden. Dat was het eigenlijke onderwerp van dit verhaaltje. Ik heb ze gefotografeerd, maar niemand poseerde voor me, vrouwen willen niet zomaar gefotografeerd worden. Dat zijn moslimwetten, zeggen ze.



De Moslimwetten schrijven voor dat de dames decent gekleed moeten gaan, armpjes en beentjes bedekt, niet te veel huid laten zien (en graag een beetje nurks kijken).
Centraal Azie ligt vlak bij Iran; daar hebben ze donkere jurken die aan alle moslimeisen voldoen, maar die soms iets getailleerds hebben, soms iets modisch. In Turkije, dat een van de dominante naties in de regio is hebben mensen veel dekens en goedkoop textiel in huis. De andere kant op, aan de zuidoostelijke kant ligt Pakistan. Daar houden de mensen van uitbundige kleuren op textiel.
In de landen die ik recent bezocht hebben ze de Iraanse, Turkse en Pakistaanse invloeden in een blender gestopt en is er iets merkwaardigs uitgekomen. Een broek en een jurk daarover, dichtgesloten. Een flodderinge hoofddoek die de nurkse (en bij tijd en wijle schalkse) blik een beetje verhult. Dit setje is gemaakt van een goedkope stof waar je niet in de buurt een vuurtje moet aansteken. Dit soort stof wordt gebruikt voor die Turkse dekens, dan zit er een tijgerprint op. Het ziet er erg warm en zweterig uit. De Pakistaanse invloed is zichtbaar in de prints. Hier dus geen tijgers (dat zou weer niet passen bij de moslim mores) maar bloemen, grafische patronen, maar vooral erg veel kleuren. Een ziekmakende hoeveelheid kleuren. De ontwerper die achter zijn computer het dessin zat in te kleuren, was in een wel erg olijke bui. Misschien was hij zijn eigen grenzen aan het verkennen en was de controller in slaap gevallen, misschien doet hij het uit moedwil, mensen pesten. De kans is echter het grootst dat ie het echt mooi vond, dat zijn baas verrukt was van de nieuwe kleuren voor het dessin en dat de lieve mevrouw die het lapje op de markt kocht het voor de passpiegel voor haar lichaam hield en zachtjes mompelde, met een lichtheid in haar hoofd: “Dit is echt, echt iets voor mij.” Zij zal het zich waarschijnlijk niet bedacht hebben maar kleding is communicatie. En dit gevoel, deze stijl, dit patroon en dit dessin combineert precies wat zij wilde communiceren. Zij wil iets vertellen aan haar man, kinderen, vrienden en zelfs aan willekeurige passanten op straat.

Laat ik nou afgelopen weken zo’n passant geweest zijn en de enige reactie die het bij mij te weeg bracht was een lichte golf van afschuw, keer op keer.
Ik weet wel dat de moslimleer tegenwoordig vindt dat vrouwen geen prikkelingen veroorzaken mogen, maar dat wil toch niet zeggen dat je oncomfortabele dingen gaat dragen in schreeuwerige kermiskleuren van een acne-opwekkend materiaal.
Ik kan me echt niet voorstellen dat je zulke dingen uit vrije wil aan wil doen. Verwondering was mijn grootste emotie.

In het licht van de actualiteit nu is het vreemd om over dergelijke verschijningsvormen te vallen. Als het land in brand staat, als er mensen vluchten en onderduiken, als die vriendelijke lui die ik tegenkwam op straat ineens in hun broek poepen van angst, hun spullen op een handkar stapelen en de wijk nemen, dan gaat het over grotere zaken dan de print van hun hobbezak. Heel in de verte ben ik in mijn hoofd aan het zoeken naar een verband tussen lelijke jurken en het vluchten, tussen stadsdelen die in de fik staan en de brandbaarheid van de stof, tussen de lelijkheid en de neiging er niet langer te willen zijn. Het is allemaal te kort door de bocht. Ik ben bang dat die kleding cultuur is en ik ben bang dat ondanks de rellen dergelijke kleding nog wel lang zal blijven.

Dit is een hopeloos stukje want ik heb vooral diep medelijden met wat er nu allemaal gebeurt en daar gaat het stukje niet over. Laten we hopen dat het niets met de kleding te maken heeft, want dan is Tadzjikistan ook nog aan de beurt.


maandag 14 juni 2010

oezbekistan, 26 mei 2010

De zon scheen, de stad was rustig, het ontbijt was smerig en ik werd 46.
Het rondje dat we door de stad wandelden werd een beetje groter. Gisteren cirkelden we voornamelijk rond het stadsplein en de wijk er omheen, maar als je een halve kilometer verder loopt, een beetje kruip door sluip door over een markt en door een gangetje, kom je op een plein met een toren.
Niet zo maar een toren, maar de mooiste minaret die ik ooit zag. De voet is breed en over de lengte van 30/40 meter loopt ie taps toe, dan verbreedt hij zich weer en eindigt hoog in de lucht met kartelrandjes en versieringen. De huls van de toren is voorzien van versieringen in baksteen. 40 varianten van metselpatronen die gezamenlijk een kantachtig patroon maken. Ook voor deze minaret gold dat Djenghis Khan hem te mooi vond om hem neer te halen. Zelfs hij had zijn zwakke romantische momenten. De minaret stond in al haar schoonheid niet alleen. Dat doen minaretten nimmer, die horen bij een moskee. Net als in Samarkand staan de moskee en de medrassa tegen over elkaar en hebben ze een ferme gevel. De medrassa hier is niet toegankelijk omdat die nog in gebruik is. Bij de entree zat een vriendelijke knul die vertelde dat we niet verder mochten, we konden door een ijzeren hekwerk een blik werpen op de binnenplaats met bomen en daar rondom was een galerij met poorten en deurtjes. Op de eerste verdieping was een vergelijkbare galerij, er stond een fiets geparkeerd en jongens met haji petjes schuifelden er rond. Het was er stil. Aan de andere kant van het plein bij de minaret, was de entree van de moskee. Weer zo’n overdadige poort met een deurtje en daarachter een man die tickets verkocht. Op het grote binnenplein was een kleine achthoekige voetenwashut, en er lagen bidkleden te drogen in de zon. Verder was het binnenplein leeg. Er waren geen toeristen, de lucht was strakblauw, de koepel azuurblauw en de zwaluwen cirkelden rond. Een overweldigende rust en leegheid. Foto’s maken, rond wandelen, foto’s maken, tegels bestuderen, nog meer tegels en langzaam de boel op je in laten dringen. Het is lelijk Nederlands maar het is toch bijna niet anders te noemen dan ‘een schitterende schoonheid’.
Ter afsluiting van dit gedoe moesten we natuurlijk even aerobieen op het plein voor de moskee (we hebben nog net genoeg fatsoen om dat niet in de moskee te doen). Het wandelingetje door de stad vervolgden we totdat we bij een grote burcht kwamen, een fort.

Een jaar of 10 geleden waren Wouter en ik in Pakistan en hebben nogal wat moeite gedaan om in Derawar bij Het Fort te komen. Dat was geen verspilde moeite want dat fort was geweldig. Dikke muren die door de tijd uitgezakt leken, ondersteund door half-cirkelige bakstenen steunpilaren van enkele tientallen meters doorsnee. Dat fort stond midden in de woestijn (en was erg fraai). Deze hier leek er verdraaid veel op, maar stond midden in de stad. De muren hadden eenzelfde uitgezaktheid. Het leek door de tijd te komen, maar als verdedigingswerk was het eigenlijk wel slim. De muur komt recht uit de grond en wijkt dan naar achteren. Dat geeft niet alleen stevigheid, maar zorgt er ook voor dat een vijand die de muur op wil klimmen wel een heel eind moet gaan en dus makkelijk herkenbaar en te vernietigen is.
Tegenover de hoofdingang van dit fort is een oude Russische watertoren. Voor water is ie niet meer nodig, daar is waarschijnlijk een andere oplossing voor, maar nu kunnen geliefden en sullige toeristen een schriel wenteltrapje op klimmen (niet naar beneden kijken) en vanaf een plateau van boven het fort bekijken. We lazen wat waar was, wezen de kamer van de sultan, de ploert, zijn vrouwen en de stallen voor de maagden aan en besloten dat we meer behoefte hadden aan een stevige lunch dan aan nog een oud gebouw. Misschien ook wel omdat we drommen schoolkinderen naar binnen zagen gaan en ze boven op onze toren beneden hoorden krijsen en schreeuwen.
Via een moskee met een prachtig houten plafond (het was vrijdagmiddag en dus zagen wij strakgespannen billen en de voetzolen met kapotte sokken) liepen we naar een uitspanning. Buiten in de zon probeerden we iets te bestellen zonder lamsvlees (niet gelukt) en veel vitamines (niet gelukt).

Aan het begin van dit blog schreef ik al een keer dat het euvel van dit soort reizen is dat je niet verder komt dan 3 mannen in een decor. Het klinkt een beetje lullig, maar er is weinig leukers dan gedrieën door een onbekende stad te wandelen. We slenterden stevig door langs de lage behuizing, gooiden de aerobie op een dak en plukte die er met behulp van een man met een kar af. Op zich is dat geen Grote Gebeurtenis, maar het is wel charmant. Kinderen staan te kijken, wij mompelen wat onderling, we maken een grap en een plan en regelen een man met een kar. Passanten lachen schielijk, de man met de kar was slimmer dan wij dachten omdat ie de kar precies goed parkeert. Hij krijgt een hand, wij krijgen een tandeloze glimlach en we wandelen weer verder. Het is een vijf-minuten ervarinkje, niets meer en niets minder. Twee minuten later zijn we een poortje doorgelopen. Er is een binnenplaats en een mevrouw wil geld hebben om het dak op te kunnen, dus gaan we het dak niet op. Er staat een deur open en achter die deur is een fototentoonstelling. De fotograaf heeft zijn eigen foto’s van Bukhara opgehangen. Mooi en leuk om te zien dat het er in de winter heel anders uit ziet en dat het in de zomer heel warm kan zijn hier. Foto kopen? Nee, geen foto kopen maar doorlopen naar een minaret in de verte. Een kleine toren met een blauwe ui in top. De deur van de moskee is dicht. Voor de deur van de moskee is een diepe vijver met ver onder het straatniveau een paar druppels water, hel groen. Zo wordt een stad geconsumeerd, totdat we bij het hotel uitkomen. Ik ben verhaaltjes gaan schrijven. Daan en Wouter hadden nog een missie te vervullen en zijn de straat weer op gegaan.

De heren hadden een plek geregeld om te gaan dineren. Vanaf het plein bij de grote minaret zagen we een terras in de hoogte. Zij hadden bedacht dat het noodzakelijk was in verband met mijn verjaring een bijzondere plek te vinden om te eten. Nou waren we al een tijdje op pad en aten we iedere avond op een andere plek in een vreemd land, met steeds een wisselend uitzicht. Ik genoot iedere dag weer maar dat was niet bijzonder genoeg voor ze.


Op dat terras hadden ze de beste plek geregeld, aanbetaald en zich ervan vergewist dat er iets anders geserveerd werd dan lamsvlees.
De zon was aan het onder gaan als een grote rode bal links achter ons en de maan kwam op rechts voor ons. Deze trok een baan over de medressa en de moskee en ging richting minaret. Het plein voor onze neus was leeg, de gevels stonden in een avondgloed en de ober bracht Champagne. Evelyn had geregeld dat Daan en Wouter op een speurtocht gegaan waren naar bubbelwijn en de heren waren met Russische sprudel aan komen zetten. ’s Middags hadden ze die al in de ijskast van het restaurant gelegd. Ik belde Evelyn om haar te bedanken en voelde mij een tikkie jarig. We aten, maakten foto’s en genoten van het uitzicht. Het was waarschijnlijk niet echt nodig geweest om de plek te reserveren omdat we de enigen waren die deze avond van dit prachtige uitzicht genoten en van de kookkunsten van de kok. Voor de eerste keer op deze trip aten we echt lekker en was ik blij dat de oekaze van Wouter tegen lamsvlees mij niet betrof.
Toen we klaar waren met eten toverden Wouter en Daan een fles Alexandercognac uit hun tas. Een lelijke gitaarvormige fles met een soort cognac die niet erg naar cognac smaakte maar meer naar suikerwater met dropsmaak. Dit enorme cadeau had hun de volle €1,50 gekost en uiteraard was ik des te dankbaarder dat ik het niet op hoefde te drinken. Ik weet niet of het iets met mijn verjaardag te maken had, maar ik won de tweede ronde van de quiz. Gezien het chagrijn dat dit bij Daan opleverde had hij dit niet als een verjaardagscadeau gepland. Op het plein voor het hotel dronken we nog een paar kleine glaasjes bier en verbaasden ons opnieuw over de vrijpostige videoclips in contrast met de tafelende gezinnen met hoofddoekjes en snorren.
In het hotel viel Wouter in een diepe slaap en besloten Daan en ik nog wat sigaretjes te roken, een biertje te drinken en uiteindelijk was ook die fles Alexandercognac ineens leeg. We hebben in klaarblijkelijke staat het leven, onze huwelijken, de kinderen en het gebrek daar aan, de wereldtoestand, vroegere relaties en aanstaande verwantschappen doorgenomen en concludeerden dat het een zootje is, maar wel een aangenaam zootje. Er valt van alles te verbeteren op vele terreinen en op sommige gebieden is dat uiterst dringend nodig. Ook waren we tevreden dat we dat netjes in kaart gebracht hadden en dat we niet op onze lauweren hoeven te rusten.
We besloten, broodje nuchter, dat we over twee jaar, als we weer op reis zijn, opnieuw een lijstje zouden maken met dingen die we moeten verbeteren en dat daar geen van de punten op voor komt die er nu op staan.

De slaap die volgde was als een coma: wat die heerlijke cognac niet vermag...

oezbekistan, 25 mei 2010

Gisteren aerobiede we op straat voor het hotel. Kinderen werden er door aangetrokken als vliegen naar poep. Een jongen kreeg de aerobie in zijn gezicht en jankte de tranen uit zijn hoofd. Een meisje probeerde deze magische ring te gooien en dus kwam ie op het dak van het hotel terecht.

Toen ik wakker werd stond Daan in de kamer, zweterig en zwaar hijgend. Hij was effe up en down naar de Registan gerend en had meteen de aerobie van het dak van het hotel geplukt. Hij vertelde dat het hardlopen over straat in Oezbekistan vreemde reacties oproept, mensen keken hem gapend na. Blijkbaar weet hij niet dat hardlopen op straat in Nederland ook verbazingwekkend is maar dat de NL massa al gewend is aan die lelijkheid.
Na het zelfde ongeïnspireerde ontbijt als gisteren, hingen we wat rond in de courtyard van het hotel. We lazen boekjes en luisterden naar muziek. Wouter zat een spreadsheet te maken en Daan probeerde de uit de hand lopende kosten van deze trip in kaart te brengen.
Rond een uur of 12 vertrokken we met een taxi naar het treinstation. Gisteren hadden we al tickets gekocht en nu reisden we per trein naar Bukhara.
Op het station was een dronken en vervelende man. Een van de eerste in dit land en eigenlijk op deze reis. Andere reizigers en mevrouwen die broden verkochten wezen op hun voorhoofd en de man gaf nog een veel te stevige kleverige hand en droop toen af. Uiteindelijk vond hij het leuker om in het Russisch tegen mooie meisjes te praten dan in het Russisch tegen mijnheren die in het Nederlands terugspraken. Het meisje met de zonnebril werd er warm noch koud van hoewel de man een paar centimeter van haar gezicht luidruchtig stond te walmen.
We hadden ons verheugd op de trein, maar er was eigenlijk geen donder aan. Geen fijne restauratiewagen met eten en drank, geen bijzondere mensen met ingewikkelde verhalen, geen spannend uitzicht (vlakte na vlakte). Dommelend reisden we, maar we reisden tenminste.
In Bukhara namen we een taxi. De keuze van de taxichauffeurs is altijd een ingewikkeld werkje. Het zijn mannen die gebruik maken van de onwetendheid van de reiziger. Als je ze betrapt op leugens, die altijd gaan over de prijs en de afstand, dan vinden ze dat niet erg, dat hoort bij hun vak. Als je ze wegstuurt zonder moeite te doen ze op een leugen te betrappen, heeft dat niets meer met beroepseer te maken, maar gaat het ineens om iets persoonlijks. Een van de redenen om niet met een taxichauffeur mee te willen is dat ie stinkt, er uit ziet als Hitler of omdat ie de hele tijd aan je zit. Er stonden nu drie van die in goedkoop leder gestoken mannen om mij heen aan wie ik duidelijk probeerde te maken dat wij niet met hen mee wilden omdat ieder aan een van de bovenstaande kwalificaties voldeed. De stinker en de aanraker vielen meteen af, de Hitler vond ik nog wel een tikkie interessant omdat ik me niet kan voorstellen dat je vrijwillig op die Germaanse schooier wil lijken en dat ik mij niet voor kan stellen dat deze taxichauffeur nooit hoorde over, of een plaatje zag van mijnheer H. Uiteindelijk werd de keuze van de chauffeur makkelijk gemaakt omdat er een man in een oranje shirt bij een wrakkige Lada stond. De combinatie was doorslaggevend.
We werden gedropt aan een lommerrijk pleintje met een meertje in het midden van het centrum van de stad. Aan de andere kant van het meer was ons hotel. Een eeuwenoud gebouw met een dakterras. Aan dat terras waren een paar kamers, een van die kamers was voor ons.
We checkten in en wandelden een rondje.
Bukhara is de kleine zus van Samarkand. Waar de laatste die enorme Registan heeft, handen vol moskeen en mausoleums waar busladingen toeristen uitgestort worden en op het kruisje gaan staan om de beste foto te maken, is het in Bukhara rustig en stil. (het lijkt nu alsof er veel toeristen in Samarkand waren; dat is niet het geval; waren er in S 100, dan waren er hier 5)
Het eerste rondje liepen we langs kleine medressa’s met aanzienlijk minder blauwe tegels. De sfeer was plezieriger omdat de gebouwen een meer menselijke maat hebben. Het zag er minder megalomaan uit, minder overdonderend. Waar Samarkand een proeve is van het kunnen in die tijd, is Bukhara meer praktisch en handzaam. In de wijken waarin de monumenten liggen wonen ook gewoon mensen. Er staan huisjes, winkeltjes die niets met toeristen te maken hebben en er is een gewone school. Natuurlijk wordt het geld verdiend met de toeristen dollars, maar het is er allemaal iets minder op gericht.
’s Avonds aten we aan het kleine meertje in de stad, en zagen hoe de mannen heel veel bier en wodka dronken, hoe de toeristen oncomfortabel waren op te kleine stoelen, hoe kinderen voetbalden tussen de mensen door en dat alles overstemd door een paar grote tv’s die een Russisch equivalent van MTV uitzonden. Daarbij mag opgemerkt worden dat de Russische clips een slag pornografischer zijn dan die wij vanuit de VS krijgen. Wel een vreemd gezicht, gezellige moslim families die een maaltje knabbelen en daarboven een tv met hard core dames en tering muziek. Twee werelden in een beeld die niets met elkaar te maken lijken te hebben.

Cont...

zondag 13 juni 2010

Oezbekistan, 24 mei 2010

Hoewel het hotel heel prettig was, stelde het ontbijt niets voor. De groep Fransen had al gegeten en kwam al niet vrolijk uit de zaal en wij gingen er toch zitten, als een tuttig gezinnetje aan een tafel met bakjes fabrieksjam, klef brood en Nescafe. Hmm, niet mijn idee van een goed ontbijt op een exotische plek met mijn beste vrienden. Ik probeer al jaren het family life te voorkomen en dan krijg je het op zo’n manier opgediend.

We wandelden zo snel mogelijk weer naar het historische centrum en bezochten opnieuw de Registan, nee we willen niet een minaret op, we overlaadden ons met nog meer plaatjes van de gebouwen. In tegenstelling tot gisteren waren er iets meer toeristen, maar nog steeds kon je een kanon afvuren zonder dat er een ambulance hoefde uit te rukken. We dronken geen koffie maar aten een ijsje omdat bij het ijspaleis mooie meisjes zaten en er geen koffie verkocht werd. We liepen het ene gebouw in, het andere uit, kochten suffige souvenirs waar onder ook een paar historische foto’s van de Registan.
Het idee wat ik schreef over een tegeltje dat in de bakkende zon wat flets geworden is, was blijkbaar toch iets vrijer geïnterpreteerd dan ik gisteren nog dacht. De historische foto’s laten een bruisend markplein zin, markt met tenten en paarden, een scheve en verzakkende minaret die gestut is met palen en banden en verrassend weinig tegels tegen de gevels aan. De gebouwen zoals wij die nu zien zijn dus geen gevolg van een restauratie project, maar hebben meer te maken met sovjet herbouw, waarbij de amateur architectuurhistoricus zich natuurlijk meteen afvraagt waarop deze herbouw dan gebaseerd is. Ach, wat dondert het ook; zij verkopen een verhaal and we buy it...
We deden wat toeristen horen te doen op zo’n plek. Kijken, foto’s maken en geschiedenis lezen. Marco Polo wandelde hier rond, Alexander de Grote vond het hier mooi en Dzjengis Khan, niet de grootste liefhebber van mooiigheden op de wereld, was zo onder de indruk dat hij deze gebouwen, in tegenstelling tot de andere moskeeën, mausoleums en medressa’s die hij op zijn werkreizen tegen kwam, niet vernietigde.
Het blijft een bijzondere gedachte dat hier allemaal kleine jongens rondliepen die studeerden. Vanaf 1450 deden ze wiskunde, sterrenkunde en filosofie, wandelden naar de naburige moskee en sliepen op de vloer. Sinds de dagen van de USSR gebeurt dat niet meer, maar het kost weinig moeite ze rond te zien schuifelen.


Na een paar uur rondhangen, lunchten we op dezelfde minst vervelende plek als waar we gisteren dineerden. Vandaag voornamelijk omdat er naast deze plek een internetcafé zat. Ondanks het rijke bezit van iPhones en de alom aanwezige wifi-verbindingen, moest Wouter iets werkachtigs doen waarvoor hij een echte computer nodig had. Terwijl hij een booreiland kocht of zo haalde hij ook de plaatjes binnen voor de quiz.
In Mongolië zijn we begonnen met het houden van quizzen. Roelandt, Daan en ik waren daar de kandidaten in een weetjes quiz en Wouter was de quizmaster met een bijzonder klein Fred Oster gehalte. Bij mijnheer Oster heb je het gevoel dat hij alle antwoorden weet. Wouter weet vakkundig te verbergen dat hij enige kennis over de onderwerpen heeft waar hij vragen over stelt. Desalniettemin verzamelt hij echt goede vragen van over de hele wereld, inclusief geluidsfragmenten en illustraties voor de plaatjesrondes. Bijzonderder nog is de vaste ronde vragen over de plek waar we zijn en de actualiteit die we op de reis hebben meegemaakt. Dat verraadt toch een inhoudelijke kennis, vooral omdat de vragen over het algemeen niet lullig zijn. Roelandt was er op deze trip niet bij, dus werd het een wedstrijd van Daan tegen mij. In Mongolië had Daan lofrijk gewonnen. Mongolië ligt bezaaid met botten en resten van dode beesten. De prijs, de wisseltrofee, bestaat uit een ruggenwervel van een paard. Het bovenaanzicht van de ruggenwervel is prachtig. Door de gaten en de welvingen die er in zitten lijkt het op het gezicht van een lachende clown. De wisseltrofee heeft twee jaar lang aan het voeteinde van de echtelijke sponde op de Plantage Muidergracht gestaan, en Daan had Het Gouden Lachebekje nu meegenomen naar The Stans. De quiz om het lachebekje werd gestreden op verschillende zweterige avonden waarin drie rondes gespeeld moesten worden. Daan won de eerste. Iedereen met een heel klein beetje cijfermatig inzicht weet dan dat ik de tweede ronde won. Er kwam dus een derde ronde aan te pas en Wouter moest aan het werk om vragen te verzamelen en te verzinnen. Het is goed en bijzonder dat iedereen zijn taak op zo’n reis serieus neemt. Het mag dan allemaal wel een spel zijn, maar wel een vrij serieus spel.

Na dat inladen van data en eten liepen we verder. Achter de bazaar is een moskee. Natuurlijk moesten we eerst de bazaar over en dan lijkt het ineens of de mensen die hier wonen en werken zich niet interesseren voor al die prachtige gebouwen die er in hun stad staan. Ze zijn gewoon bezig schapenkoppen en uien te verkopen, bergen groene gemalen tabak die je handig onder je tong kan stoppen en allerlei andere ondefinieerbare dingen. Van de ene verheven historische setting ben je in een kleine minuut weer in de dagelijkse economie. De moskeeën waren prachtig. Gevels, binnenplaatsen, koepels, zwaluwen... ga er maar heen om het zelf te zien.

Achter de Registan, twee kilometer verderop, is een begraafplaats. Praktisch zal ik het een ‘levende begraafplaats’ noemen, omdat ie nog gebruik wordt. Nog steeds worden er Samarkanters bijgezet, voorzien van grafstenen met afbeeldingen van de doden die in het keiharde marmer getatoeëerd lijken. De gezichten van de recente doden zijn schrikbarend echt. Het lijkt een soort 3D afbeelding en ze zijn nagemaakt van foto’s van de dooien. In sommige gevallen kan je zien dat het best een leuke foto was. Vaker zijn het een soort geposeerde paspoortfoto’s, knalhard geschoten in een gebrekkig fotostudiootje. Je kunt je voorstellen hoe de nabestaanden op zoek zijn geweest naar een foto van opa om die op zijn steen te laten graveren, niets leuks konden vinden en dan maar die foto uit zijn reispas namen. De graveur was zo aardig om de gaatjes van de nietjes niet mee te nemen in het finale beeld maar verder is het niets verhullend. We kwamen niet naar deze dodenakker om de recente doden te zien, maar om de oude graftombes te aanschouwen. Het centrum van de begraafplaats is het Guri Amir Mausoleum. Dat ligt in een straatje dat opwaarts loopt, een paar treden op en dan verder. Aan dit straatje liggen een 30 tal mausoleums, allemaal kleine juwelen. Het verbaast niet dat er blauwe tegels aan te pas komen. Eigenlijk zijn het kapelletjes, een soort stupa’s waarbinnen niet veel gebeurt, behalve dat er een soort langwerpig huisje in staat (daar lijkt de dooie in te zitten, gefopt, die ligt in de ontoegankelijke kelder, dit huisje is alleen ter aanbidding en om de dode niet te storen.). De buitenkanten van de mausoleums zijn simpel en strak, maar rond de entree is het een wirwar van de tegelpatronen, de Arabische schriften en veel reliëfs, hoekjes en ribbels, allemaal van tegels.
We wandelden rond, raakten elkaar kwijt en troffen elkaar weer. We hadden nog een missie op deze dag en dan was het oude-stenen-bekijken ten einde. Daan wilde naar het graf van Daniël. Ik ben niet zo bijbelvast, maar Daan vertelde dat hij naar de oudtestamentische profeet Daniël vernoemd is. Nu is Daan ook niet zo bijbelgevoelig en wist niet zo heel veel over de Goede Oude Daan te vertellen (behalve dat hij in een leeuwenkuil werd gegooid en dat uiteraard overleefde). Misschien dat we eens bij de ouders van Daan ten rade moeten gaan, want die weten natuurlijk wel naar wie zij hun zoon vernoemden. De profeet Daniël ligt hier begraven en hij kan een kunstje. Op de helling van een berg, vlak bij een lieflijk riviertje waar jongens aan het zwemmen waren onder de bomen, is de laatste rustplaats van Daniël. Voor een dode is het een merkwaardig lang gebouw. Als je binnen komt is het nog vreemder. Die oude Daan heeft een extreem lange tombe, echt heel lang. De hele lengte van het huisje is gevuld met een hoge rechthoekige vorm, daar overheen ligt een fluwelen doek die voorzien is van Arabische teksten, lekker dik geborduurd. De tombe is 18 meter lang! De Oude Daan kan een kunstje want hoewel hij dood is blijft ie door groeien, zeggen ze. Hij groeit met zo’n anderhalve centimeter per jaar en dat doet ie al vanaf de 5-de eeuw voor Christus. Ja, dan kom je al snel op een respectabele lengte van zo’n 17 meter nog wat. Daan wandelde er rond, waste zijn gezicht in de het heilzame water van de beek, strekte zich voor de foto uit naast Daan–De-Lange en we verlieten de plek weer, een tikkie lacherig.

We daalden af naar ons hotel om daar ’s avonds in de buurt een traditionele pasta bolognese te eten naast het internet cafe met de betere verbinding. Weer niet laat in bed, de rock ’n roll was ver te zoeken.

Oezbekistan, 23 mei 2010




Oezbekistan, 23 mei 2010

In het kleine kantoor van de customs op de grens tussen Tadjikistan en Oezbekistan gebeurde weinig. Je snapt er niets van, twee buurlanden met beide een groeiende economie die blijkbaar er van af zien onderling handel te drijven. Alleen een groepje van bejaarde vrouwen, waarvan een zelfs nog een CCCP paspoort in haar kromme vingers hield, stond te wachten. De drie douane mensen vonden ons een leuke afleiding en lieten ons voor gaan. Sommige gevallen van discriminatie zijn zeer welkom.
Aan de andere kant van de grens vonden wij een taxi die ons naar Samarkand reed. De chauffeur was een eikel, een van de zeer weinige die we tot nu toe tegen gekomen waren. Hij kon maar niet begrijpen dat wij hem begrepen en het weldegelijk eens waren met zijn plan: hij bleef zijn vraag (locatie) en de waarde (dollars) telkenmale herhalen en wij antwoordden: Ja, Yes, Da en Oui... Maar toen dat nog niet duidelijk was voor hem, schreef hij het in zijn telefoon en schreven wij de 4 bevestigingen opnieuw op en zo bleef het de volle 60 kilometer doorgaan. Ik zou niet weten wat hem dwars zat, misschien kende hij het hotel niet waar wij heen wilden, was hij te verbaasd dat wij nauwelijks onderhandelden over de prijs, misschien zat hem iets heel anders dwars.

Samarkand is een eeuwenoude stad die gebouwd is aan de voet van de uitlopers van de Himalaya’s waar die over gaan in de woestijn die tot aan de Kaspische Zee doorloopt.
Uit de bergen komen kleine riviertjes met smeltwater en dat water verdwijnt snel in de hete zon en het droge zand. De enige strook land die geschikt is voor landbouw (en dus bewoning) is de voet van de bergen. Dat is nu zo en dat was 2000 jaar geleden ook al zo. De grote oost-west verbindingen tussen de Europese wereld en de Oostaziatische wereld was een hand vol wegen en sporen waarlangs de karavanen en dus de handel heen en weer trokken. Deze karavanen hadden rustige en veilige plekken nodig om de nachten door te brengen, om water en eten in te slaan en om te gokken, te vrijen en nieuwtjes te horen en allerlei andere dingen te doen. De steden langs deze handelsroutes groeiden, er kwam een infrastructuur en daardoor gingen er mensen wonen. Doordat die mensen er waren kwamen er scholen, moskeeen, badhuizen en ontstonden er markten. Tussen Oost Azie en Europa zijn er verschillende zijderoutes en zijn er verschillende zijderoute steden. Sommigen zijn inmiddels leeg en vervallen, anderen doen nu eigenlijk nog steeds hetzelfde als toen; wateringholes along the way. Het zijn veilige pleisterplaatsen in een onherbergzaam terrein. Samarkand is een van de beroemdste op deze route. Het was altijd al een fikse stad maar toen de toenmalige heersers landjepik begonnen met het bouwen van fraaie gebouwen werd het (zeg, vanaf ca 1200) één van de belangrijkste moslim studiecentra in de wereld. Jonge knullen mochten onder leiding van de oude wijzen in de Koran lezen en deden dat in de Medressa’s. Het ziet er niet naar uit dat geld een probleem was om die dingen te bouwen. De medressa’s van Samarkand zijn wereldberoemd om hun schoonheid, hun ligging en omdat ze de tand des tijds hebben doorstaan. Naast de Medressa’s zijn er moskeeën en mausoleums. Samarkand doet in M’s.

We checkten in, in een vriendelijk hotel dat we al geboekt hadden toen we de visa regelden. Twee fraaie binnenplaatsen, kersenbomen vol met dikke rode kersen, een ruime kamer, stilte en eindelijk een goede laundry service. We wisten dat we hier 2 nachten zouden blijven en hadden onze stinkende was opgespaard.
Rond een uur of 3 waren we gedoucht en klaar en stonden voor het enorme vraagstuk: Zullen we vandaag al naar de grote monumenten gaan of zullen we dat morgen doen... en dus gingen we.
Vanuit de wijk van ons hotel wandelden we met camera’s en aerobie naar het centrum. Aan de voet van het beeld van de grote heerser Amir Timur zagen we een eerste mausoleum, een blauw ui-vormig dak boven een complex van gebouwtjes en muren. Kaartje kopen, voor die grote groep toeristen uithaasten, snel naar binnen en daar pas in het boekje gelezen dat dit een mausoleum is dat bescheiden en humble is... ja ja... hmm. Als deze middeleeuwse tegelshowroom, met baldakijnen en marmeren lambriseringen, met hoekafwerkingen in vele lagen, met detailleringen van een belachelijke nauwgezetheid (majolica tegels in beschilderde gipssettingen, met daaroverheen goud opgelegde graffiti van kalligrafische koranteksten uit 1320...), als dit humble en bescheiden is... wat moet de rest van deze stad en die talloze gebouwen uit diezelfde periode dan te bieden hebben?
Buiten zagen we wat er bedoeld werd met bescheiden; er waren inderdaad kleine stukjes muur waar niet zo heel veel blauwe tegels op zaten... ja, logisch.

We wandelden verder en in de verte zagen we het profiel van de Registan opdoemen. Het is wel vreemd, dat je dan sloffend, met een beetje spanning naar Het Doel van de reis toe wandelt. Die gebouwen liggen daar dan een beetje te bakken in de zon. Een klein groepje toeristen zat op een bankje in de schaduw te kijken naar de gevels en wij slenterden langs, open ogen, alle zintuigen op scherp.
Die Registan bestaat uit drie gebouwen die in een carré staan rond een vierkant plein. Eigenlijk ontbreekt het vierde gebouw. Via die open ruimte komt de onwetende wandelaar aan, loopt langs de zijkant van een van de gebouwen en ziet dan ineens de gebouwen opdoemen. Enorme, laat ik schatten, 20 meter hoge gevels met daarin voornamelijk een poort, daarin twee kleinere poortbogen waarin dan weer de deuren zijn gemaakt. Als een enorm reliëf is het opgebouwd en versierd met tegels, majolica en kalligrafieën. Deze aanblik is indrukwekkend....misschien zijn hier wel zwaardere superlatieven gewenst: deze gevels zijn de fraaiste op de wereld, deze gevels zijn een orgastische explosie van alles wat de architecten en arbeiders in het jaar 1250 konden, deze gevels zijn een hoogtepunt van de cultuur van centraal Azië, niet alleen toen, maar nu nog steeds. In de afgelopen jaren reisde ik regelmatig in centraal en zuid Azie en nergens zag ik zo’n verfijndheid, zo’n kunstigheid en zo’n geblaseerdheid. Genoeg aanbevelingen?...

Op het plein waren bijna geen mensen en aan het eind van de middag was de zon al een beetje aan het zakken achter het westelijke gebouw. Door het tegenlicht was minder goed te zien hoe het er echt uitzag, door het meelicht was dat op het oostelijke gebouw des te zichtbaarder, in een avondgloed is het fijn tegelskijken.
Daan, de kleine wereldontdekker, maakte een praatje met een bewaker en riep ons voordat wij van de eerste indrukken bekomen waren - hij had geregeld had dat we voor een grijpstuiver illegaal een van de minaretten op konden klimmen. Man met grote pet weeksalaris gegeven, kruip door sluip door achter hem aan, extreem smalle wenteltrap op, stoot je hoofd niet, anderen moesten naar beneden, smalle lijf tegen lijf passage... he toeristen, zouden die ook zo’n deal hebben met onze illegale held? Het paste maar net, en een voor een konden we door een klein luikje piepen, niet verder dan tot je navel uit een gat hangen en wat zie je dan; de gevel tegenover het plein op ooghoogte, het plein beneden je, in de verte de bergen op rechts en de woestijn op links (maar dat laatste kan je helemaal niet zien omdat het nooit helder genoeg is.... je kunt het alleen bedenken). Eigenlijk viel de gevel-op-ooghoogte wat tegen... Ja, logisch, hij is ook gebouwd om hem vanaf het plein te kunnen zien, en niet vanuit deze minaret. Er zit een soort trompe l’oeil effect in meegebakken. Om de beurt keken we en maakten we een foto van onszelf met de Registan gevel bij sunset op de achtergrond. Daarna weer trappetje af en kruip door sluip door naar de ballustrade van de binnenplaats, want áchter de gevel aan het plein is de Medressa zelf; een binnenplaats met een heleboel hokjes waar de kleine moslimmetjes Het Grote Boek aan het lezen en bestuderen waren. Vanaf de balustrade was er een fijn zicht op het plein, we probeerden foto’s te maken maar door het heftige licht was dat eigenlijk tot mislukken gedoemd. Daan drukte een deur open en daar vonden wij een gigantische stapel blauwe, groene en meerkleurige tegels. De gebouwen zien er aan de buitenkant schitterend uit, geen schilfertje mist, alles is helemaal in orde. Wij West Europeanen hebben een extreme hang naar authenticiteit. “Oud’ geldt als een kwalificatie voor kwaliteit. Als iets oud is, is het goed of mooi of bijzonder. In Azie zijn ze daar een stuk luchtiger over. Het idee van deze gebouwen is dat ze schitterend zijn; blauwe tegels in de zon tegen een strakblauwe lucht. Zo is het ooit bedoeld en als in de afgelopen 800 jaar het blauw van de tegels een beetje flets geworden is, dan is het tijd om de tegels te vervangen opdat het ooit bedoelde resultaat opnieuw bereikt wordt. Daarom is er een kamer met reservetegels, in alle kleuren en maten. Die malle Oezbeken doen er ook niet zo ingewikkeld over. Wij zouden misschien nog de neiging hebben, áls we al aan vervanging zouden gaan doen, om dan die tegels op een authentieke en arbeidsintensieve manier te willen namaken, net als onze voorouders deden, maar zij laten ze gewoon in een fabriek maken, bestelnummer staat op de achterkant gegraveerd.
Nadat we met veel te hard tegenlicht foto’s probeerden te maken, inclusief de standaardfoto’s van Daan die The Funny Walks doet, daalden we verder af, wandelden naar de moskee en vergaapten ons aan het plafond dat de binnenkant van een koepel leek maar ook een trome l’ouil op een plat plafond was. We hingen wat rond op de binnenplaats van de moskeegebouwen onder de bomen. Keken naar schooljeugd die zich verveelden als tieners in het Rijksmuseum. Aerobieend op het plein voor de Medressa vermaakten we de bewakers. (Inmiddels waren er al een handvol naar ons toegekomen om ons de view vanaf de minaret te verkopen... wat ooit een unieke ervaring leek was de gangbare tourist trap).

Via het minst saaie restaurant wandelden we naar ons hotel en sliepen relatief vroeg.