alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

maandag 30 augustus 2010

Fietsen door de Slum (fout woord)

Vorige week schreef ik een blogje over het zoeken naar en Gym in Dar es Salaam, Tanzania. Het ging daar niet over, maar het kwam er wel veel in voor. Ik kreeg nogal veel reacties, mensen die bang zijn dat ik heel veel kilo’s zwaarder geworden ben en langzaam vervet omdat ik geen gym gevonden had. Voor hen de troostende opmerking: ‘spieren zijn zwaarder dan vet… ik kom inderdaad weer zwaarder terug. Heb gym gevonden, heb gezweet en getraind, en vond er, zoals gewoonlijk, geen donder aan.’ Maar de dag er na voelde ik me wel beter, steeds weer.

Afgelopen week heb ik mijn klus in Dar es Salaam voorlopig afgerond en ben doorgereisd naar Arusha nabij de Keniaanse grens. Woensdag reizen F. en ik verder en zijn dan nog en paar dagen in Nairobi. Er is daar een Afrikaanse tv beurs. Ben heel benieuwd hoe anders het is dan de tv beurzen in Europa.

De dagen in Dar begonnen een beetje op de tast met voelsprieten, met eerste initiële reacties, een eerste kijk in de keuken en klungelig heen en weer rijden met een auto met een autistische chauffeur. Op een één of andere manier kon ik geen grip op die stad krijgen. In veel steden lukt het wel om bakens te herkennen, om een grid van de wegen te snappen, en steeds te weten waar Noord en dus Zuid is. Door de merkwaardige ligging van Dar lukte dat daar niet. Net te noorden langs de kust is er een schiereiland in zee, op dat schiereiland (niet te veel bij voorstellen) stond ons kantoor en ook de rest van de luxe villa wijk. Doordat de wegen niet recht lopen maar kronkelen langs bergen, langs de zee, en langs oude gebouwen of dingen die er waren voordat er wegen gemaakt werden, raak je de oriëntatie kwijt, doordat de zee dan weer links en dan weer rechts van je is weet je niet meer waar het noorden is. Echt belangrijk is dit niet, maar het idee om een stad, in elk geval geografisch te begrijpen, helpt wel bij het accepteren en begrijpen er van.
80% van het werk deed ik op kantoor en aan het kantoor vast was een klein appartement dat ik bewoonde. Er was dus ook niet veel noodzaak de deur uit te gaan. Maar op een gegeven moment vond ik het toch echt te dol. Via via hoorde ik van cycletours door de stad. Ik reserveerde en meldde mij ’s morgens, met een paar mensen die ik slecht kende, bij een shoppingmall. Daar zat een benige jonge man met een indrukwekkende bos haar in een theedoek gewikkeld met een bosje fietsen. De fietsen zagen er puik uit, de bandjes vol lucht, en hij vertelde schematisch wat we gingen doen; een kleine 30 kilometer door de slums fietsen.
Er zijn nogal veel slums in Afrika en in alle landen verschillen die van kleur gevoel, ontstaansgeschiedenis en waarschijnlijk ook van toekomst.
Nou ben ik wel eens eerder in een slum geweest en die zijn over het algemeen niet opbeurend. Tegenwoordig mag je niet meer slum zeggen, maar heet het ‘informele stadsuitbreiding’. Valt waarschijnlijk in dezelfde Amerikaans gedreven correctheid waarmee ook ‘eskimo’, ‘zwarte’, ‘indiaan’ en nog wat termen (voorlopig) in de ban gedaan zijn. Slum mag dus ook niet meer.
Goed, wij reden door de slum en eigenlijk vond ik het allemaal wel netjes. Vrolijke kinderen die beschaamd lachten, ze speelden met een lekke bal. De straten waren niet verhard, maar dat geld voor wel erg veel straten op dit continent en de boel was redelijk schoon, redelijk aan kant, redelijk kalm en zonder heel veel smerige vliegen en vooral; de lucht was schoon. Een van de plezierige dingen van Dar is dat er niet zo veel industrie is en dat het aan de kust ligt. Het waait er vaak schoon en de lucht wordt niet zo intens vies. Zo’n slum, met smerige riviertjes waar uitbuikende kinderen zich in wassen terwijl hun broertje er een paar meter verderop in staat de zeiken is een weinig hoopgevend gezicht. Een ander ding was dat die slums hier niet zo eindeloos waren. Van de ene buurt pedaalden we naar de volgende, we keken bij een gezin thuis; 17 mensen in 4 kamers, en iedereen lachte erop los, we kregen thee en een vettige verse boterham, vader zat op de stoep schoenen te lappen, zoonlief oefende engelse woordjes en het beeld was eigenlijk wel vredig. We fietsten door en kwamen bij een mini coöperatie; de ene man levert koffie bonen, de ander heeft en vuurtje, de derde een pan en de vierde kan heel goed roeren. Dan is een jongen die de versgebrande koffiebonen heel mooi kan verpulveren en een mevrouw voor de finishing touch: zij kookt het water en giet dit over de verse bonen. Resultaat: een grote pot koffie; daarmee gaan ze de markt over en iedereen die een kopje wil krijgt een schoon kopje, een bodempje drabbige koffie en de makers, krijgen allemaal een paar centen. Het economische model is schimmig; ik ben erg voor outsourcen, maar niet tegen elke prijs; ik denk dat een iemand dit klusje best in een kwartiertje in zijn eentje had kunnen fiksen; maar dat gaat in tegen het algemeen belang dat er zoveel mogelijk mensen een bammetje kunnen verdienen en waarschijnlijk zou de geldverdiener netto toch tegen het onderhouden van de andere makkers aan lopen. Dan kan je ze maar beter een baantje geven en zelf ook in de schaduw gaan zitten wachten, zonder de status van ‘het baasje met personeel’, maar gewoon met je vrienden, je partners in crime.

Zo fietsten we van de ene wijk naar de volgende, de ene moslim, de ander christen, de ene heel arm, de andere iets minder arm. Op de markt zagen we wat mensen eten en werden daar niet gelukkig van, nogal veel vliegen (hier wel). Een paar staten verderop zagen we hoe de zak van Max geleegd wordt; de spijkerbroeken uit Denemarken, Oostenrijk en Nederland worden gewassen, gerepareerd en verkocht. Puike broeken voor een paar Euro’s. Het zou nog best en business model kunnen zijn om ze zelf hier weer op te halen en... nee: focus.
Rijen en rijen winkels met spijkerbroeken, t-shirts, sleetse pakken, specialisten in witte overhemden en ik kon mij die goedbedoelende tante in Zwolle, Zutphen, Zaandam en Zierikzee voorstellen die, ach en wee knikkend en in gedachten bij dat kleine zwarte mannetje met die dikke buik de oude kinderkleren in een Zak van Max propt. Ze weet niet dat het keiharde handel is op een levendige markt in Tanzania. Belerende speakers, sjansende meisjes, een paar miljoen vliegen, handige afdingers en een paar blanken op mountain bikes.

Na een paar uur kwamen we weer terug bij de shopping mall. Ik was blij dat ik andere delen van de stad gezien had dan waar ik tot nu toe was geweest was, maar had ook een vreemde smaakt in mijn mond. Geld betalen, (nee, het was niet veel, maar toch...) om naar mensen te kijken die geen geld hebben. Je te vergapen aan het gebrek aan van alles; geen wegen, geen water, geen scholen, geen toekomst... je kan bijna niet anders dan ‘oh gossie’ zeggen en er meewarig bij kijken bij de aanblik van de endeldarm van de samenleving. De vergelijking is cru, maar het had toch iets van een dierentuin waar je naar de ijsberen kijkt en denk: tjonge klein en smerig hokkie, hmmm ziet er niet zo leuk uit, en dan ijsjes likkend doorloopt naar de wolven die gefrustreerd hetzelfde traject draven, je denkt: sukkels, en de vogels hebben last van uitvallende veren, de giraffe kan niet door de deur en aan het eind van de dag sta je buiten heb je een smakt centen uitgegeven en denk je: ”wat een fantastische dag; lekker veel gelopen ook”.

Toen we fietsten vroeg ik mij af: deze slum is niet heel prettig om in te wonen, maar is echt veel minder erg dan die ik Kenia, in India in Brazilië... Deze jongen hier heebn het niet lekker, maar die mensen elders... dat zijn verwarrende gedachten: Zo’n gevoel hoor je niet te hebben als je de slums uit komt en weer in de airco auto naar huis rijdt, de chauffeur een paar centen geeft, biertjes koopt bij de supermarkt en ’s avond fantastische pizza’s eet bij een Italiaanse joint aan de kust. Dit soort gedachten passen niet in het beeld als je gewapend met een fles wijn naar een feestje gaat, ’s nachts hossend door een discotheek stuitert en de volgende dag toch maar niet dat boottochtje gaat maken omdat de goedkope wijn voor een klotsende kater zorgt. Die werelden passen niet bij elkaar en toch zijn ze hier maar een paar meter bij elkaar vandaan. Het is een mind game om die dingen toch op elkaar aan te laten sluiten.


Effe wat anders, iets heel anders:

De afgelopen dagen zijn er ineens allemaal mensen die ik ken overleden. 3. Nou staat ‘de dood’ in Afrika in het algemeen dichter bij ‘het leven’ dan bij ons, maar deze doden die te betreuren waren, waren allemaal Nederlanders die er ineens, als donderklap bij heldere hemel, mee ophielden. Op zich zijn het 3 mensen die ik een beetje tot redelijk ken, maar die ik wel allemaal al heel lang ken.
Ik zal er, om het bruut te zeggen, geen minuut minder om slapen, maar toch merk ik dat ik de hele dag aan de doden, de nabestaanden, de vrienden en vooral die kleine kinderen die ze achterlaten, denk. Ik merk dat ik er toch narig van wordt, en weet dat mijn narigheid een kruimeltje is in vergelijking met het eindeloze leed dat de nabij-en is aangedaan door het verdwijnen van de lui.
Het idee dat het ineens zomaar voorbij kan zijn is gruwelijk, en toch ook wel weer comfortabel. Dat geldt natuurlijk vanuit de optiek van de dode. Voor alle anderen is het wel heel erg anders.

Zal ik nog een kleine speculatie loslaten op... Nee, deze keer niet.