In de afgelopen tijd had ik in Nairobi niet zo heel veel te doen. Gelukkig was er om de hoek een tennisbaan en de Nederlander T.R. die ook op werk wacht (en op een container en een opgeleverd appartement). Het eerste potje won ik van hem, daarna volgde een lange rij van nederlagen.
Het roer moest om.
Woensdag was ik klaar met al mijn dingetjes in
Nairobi en ‘s avonds ben ik een biertje gaan drinken met R. in een café dat
Havanna heet en er niet zo erg Cubaans uit ziet. Tussen de geparkeerde auto’s
en de vrouwelijke bedelaars met een ‘rent-a-kid’ die als torren rondschuivelen
dronken we een biertje. Er werd gevoetbald op TV en onder de enorme banner
frisgroene die Heineken had opgehangen keuvelden we wat totdat het begon te
regenen en de gaten in het asfalt vulden zich tot kleine meertjes. De bedelaars trokken
zich terug in hun grotten, de parkeerdienst deed een enkellange regenjas aan,
het bandje dat verwacht werd kwam niet opdagen en R. ontmoette een van zijn
stiefdochters die op haar eerste avond uit was met haar nieuwe vriendje en R.
helemaal niet tegen wilde komen. Voor de vorm vroeg ze of we mee gingen naar de
karaoke bar. Wij bleven liever.
Dat Nairoibi is zo kwaad nog niet.
Donderdagochtend moest ik dingetjes doen. Iets
met een auto, iets met een External Hard disk, ik moest koffie drinken met M en
later ook met B. Op het terras van Hans een Kees heerste een tropisch rust, de
wevervogels plukten lange slierten uit een palm en paaiden hun wijfjes met
ingenieuze nesten. Vanuit het zwembad
volgde ik hun werk.
Er staan grote bomen in de tuin en Hans verzet veel werk om de nieuwe achterburen onzichtbaar te maken door meer snelgroeiende dingen te planten. De honden snuifden rond en Marren maakte een onstopbare stroom koffie. Nee, dat Nairobi heeft echt erg goede kanten.
Om 12 uur kwam de trouwe Thomas me afhalen en bracht
met naar het vliegveld. Het overgewicht werd door de dame van de check in
weggewimpeld (een beetje hulp met de opvoeding van haar welpen deed
wonderen).
Om 7 uur landde ik in Qatar en om 8 uur schoof ik aan bij Joost in
een Jemenitisch café achter de Souk Waqif. Ik was nog nooit in een der Emiraten
en het is vreemd om door een Arabische souk te lopen die het gevoel geeft al
honderden jaren te bestaan, al een eeuwigheid aan 1001 nachten te hebben
doorstaan, maar die pas twee jaar geleden uit de plotterprinter van de
projectontwikkelaar rolde; Disney voor volwassenen.
Ik was naar Qatar omdat Joost daar een paar
maanden zit; hij werkt als designexpert bij een tv programma van een Libanese
producent en hij mag er niets over vertellen op straffe van een nekschot en een
prijskaartje. Hij woont nu 3 maanden in een 5 sterren toren en hij heeft de
geweldige gave om te kunnen kluizenaren zonder dat hij asociaal wordt of zijn
baard laat staan. De eenzaamheid is een gegeven en geen last. De hitte en het
stof zijn vaste factoren waar hij omheen manouvreert. Hij wordt er niet vrolijk van en houdt en vilein
glimlachje, kijkt er naar en vraagt zich af of hij zijn paarlen voor de halal
zwijnen werpt of dat hij een werkelijk constructieve bijdrage levert aan het
designniveau van een subcontinent.
Vanuit de Yemenitische joint (tl buizen,
Sprite en droge vis) wandelden we door de stad naar zijn hotel. Mijn eerste
indrukken: snelle grote auto’s, witte en zwarte jurken, buikige mannen die heel
hard niets doen en figuranten zijn in het Disney scenario. Dat hotel is niet
alleen zijn hotel, maar ook het dakterras van de expat jet-set. Met uitzicht
over de stoffige stad, wind in de haren en de vage lampjes van de Corniche
drinkt men een cocktail en slurpt men aan de dikke Cohiba. Het Heineken biertje
van gisteren kostte anderhalve euro, dat van vandaag was 10 keer zo duur. Toch
plopten de kroonkurken er niet minder lustig om.
Ik sliep in een ander hotel en toen ik daar om
een uur of 1 aankwam babbelde ik met de jongens die er werkten. Ze kwam uit
Pokara in Nepal en ik vertelde dat ik ooit door hun straat gewandeld heb.
Daardoor kon ik niet voor 2 uur slapen.
’s Morgens ontmoette ik Joost weer bij het
museum dat I.M.Pei gebouwd heeft. Dat wilde ik er graag zien. Het was vrijdag en dus was het dicht. De tuin
ging om 10 uur open en tot dat moment stiefelden we over de Corniche.
Er was geen wind en het water leek van crêpe papier. Joost
vertelde over stedenbouw en langzaam werd de Weststad aan de overkant van de
baai zichtbaar. We zagen het I.M.Pei museum vanuit verschillende hoeken. Het is
een prachtige apenrots behalve dat er een heel vreemde lichtkoker aangeplakt is
die de strakheid van het ontwerp verstoort en de kleuren doet verkruimelen. (Ik heb veel moeite gedaan dat niet op een foto te krijgen). Om
10 uur stonden we als enigen te dringen voor het hek en liepen de uitgestrekte
tuin door en dronken koffie aan het water tussen de internationale TED-gangers
die confereren moesten en gezamenlijk meespeelden in de Disney productie. (het is ook gelukt hen uit de foto weg te houden).
Het
werd warm en het licht werd scherp. De schaduwen op het Pei gebouw werden hard.
Een helikopter zette de windmachine aan en creëerde een stofwolk waardoor het
licht ineens een roze gloed kreeg. Het leek niemand op te vallen.
Om 12 uur vloog ik door naar Berlijn daar
tuimelde mijn overgewicht op de bagageband en ’s avond aten we een pizza in Potsdam.
Op zaterdag moesten we een kastje kopen. In
het Landrovertje van Stefanie reden we naar Ikea en bij de kassa drongen we
tussen de buikige Duitsers door, aten we een smerige hotdog en ik verwonderde
me over de gedweeheid, inclusief mijn eigen schaapachtige gewilligheid. Het
regende en we propten in een winderige parkeergarage het bouwpakket in de
achterbak, probeerden de kap van de Landrover dicht te krijgen en klappertandde
weer langs de Wannsee terug naar de zolder. Ik kan soms zo'n grondige hekel aan mijzelf hebben.
Op het water zijn een paar zeilbootjes, met
mannen in dikke rode jassen. Dikke auto’s rijden in een langzame stroom. De
winter laat zich slecht verjagen en de blaadjes aan de bomen zijn maagdelijk
groen. Voorzichtig proberen ze iets voorjaar-achtigs uit te stralen, maar het
is niet overtuigend.