alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

zaterdag 15 januari 2011

een onbedoelde practical joke

Gisteren was ik stevig uit gegaan en vandaag fietste ik kribbig door de stad. Wolken in mijn hoofd op zaterdag.

Nairobi is iets meer dan een eeuw geleden gebouwd aan de oever van de Nairobi river. Je kan het je niet voorstellen, maar het is een treurig, smerig, kabbelend vuilnisrivier
tje. Er zijn schrikbarend weinig bruggetjes over dat riviertje en ondanks de prulligheid er van is het een behoorlijke horde is dit deel van de stad. Als ik naar een ander deel van de stad moet, moet ik bijna altijd omrijden om bij een van de twee bruggen te komen; óf een file van 3 kilometer naar links óf een omweg van een paar kilometer, maar met een dunnere file naar rechts.

Vanwege de wolken in
mijn hoofd wilde ik extreem hele vis curry maken. Vis is gezond en van curry ga je grappig ruiken, als je hem heel heet maakt zweet je de rotzooi uit je lichaam. Daarbij had ik bedacht dat ik ook een Chili peper plant wilde hebben. Dat was een overzichtelijk boodschappenbriefje. In Lavington, een wijk zo'n 4 km van mijn huis is een indiaase winkel waar ze zowel plantjes verkopen als alle ingredienten voor curries worden verkocht en er naast zit een slager die ook vis verkoopt. Als ik daar vis koop heb ik altijd het idee dat ik vloek in de kerk. Het ruikt er binnen naar geronnen bloed. (dit schrijf ik alleen omdat ik het woord 'geronnen' mooi vind, en ik eigenlijk niet weet wat de tegenwoordige tijd er van is. quizz vraagje)

Ik ging op de fiets omdat ik geen auto heb en niet in een busje wilde zitten met andere stinkende mensen en niet tegen en taxichauffeur wilde praten.

Van mijn huis kan je doorsteken over het terrein van St Mary's School, maar dat mag niet. Dat is een uitgestrekt perceel met m
ooie bomen, een voetbalveld, een paar woningen, een kerk, schoolgebouwen en een begraafplaats, de Nairobi river stroomt sukkelig over het terrein heen en er is een klein bruggetje. Doorsteken scheelt een paar honderd meter, het scheelt een hoge klim, en het scheelt veel stinkend verkeer. Bij het hek staat een wacht; een man met een pet en een walkietalkie (ook al zo'n mooi woord, lekker sixties). Eigenlijk mag je het complex niet gebruiken als een short cut dus werd ik aangehouden. Hij vroeg me wat ik wilde en ik zei dat ik naar de kerk ging. Een mens mag niet liegen. Aan de andere kant, toen ik het terrein afreed zat de collega van de bewaker met ook zo'n walkietalkie en hij vroeg of ik de kerk niet gevonden had. 'Jawel', zei ik en stak mijn duim naar hem op.

Een uurtje later had ik mijn boodschappen gedaan, en fietste met een doosje met 3 piepkleine peper plantjes, een vijg en een kaffir lime plantje (hoe heet dat in het Nederlands) achterop mijn fiets terug. Ik wilde weer over het schoolterrein. De wacht vroeg mij wat ik wilde en ik zei, omdat ik niet een tweede keer de kerk wilde misbruiken, dat ik naar de begraafplaats wilde.
Toen ik 10 minuten later bij het andere hek aankwam zei de bewaker; "Hola mijnheer, als u naar de begraafplaats wil dat moet u daar heen..." en hij wees naar een afslag die ik eerder gemist had. Ik draaide een stormrondje op mijn fiets en nu zag de bewaker de plantjes en hij zei: "Heeft u een schepje?" Ik vroeg me af waar hij het over had, ik had nog steeds geen zin om te praten en zei nurks dat het allemaal wel goed zou komen.

Voor de vorm liep ik een rondje over het begraafplaatsje dat er keurig en mooi uit zag. Eigenlijk wel een fijne plek om dood te liggen. Ik schuierde wat tussen de graven, las een paar namen en verbaasde mij dat er wel erg vaak R.I.P. stond.
Ik vond het vreemd om op een zerk een afkorting te gebruiken. Er kwamen ook andere fraaie teksten voor. Door het hekje kwam een tuinman. Hij had van mijn bagagedrager het doosje met de planten meegenomen en had een schepje in zijn hand. Hij vroeg me voor wie ik kwam en ik zei dat ik alleen maar rondkeek. "Waar wilt u deze planten?" en ik wees op een vers graf dat nog maar net gegraven was, een maandje of twee. Twee uitgebloeide grafboeketten in plastic lagen er op.

Samen met de man met mijn plantendoos liep ik naar het graf en aan het voeteneind plantten we samen een klein chili peper plantje. Toen we klaar waren met die ene plant vroeg hij waar ik die anderen wilden zetten. "Nee, die neem ik weer mee...," zei ik, "...maar wilt u deze straks nog een flinke plens water geven?" Hij zou er voor zorgen en gezien de staat van de andere planten op de graven loog hij niet.


Even stond ik alleen naar dat kleine plantje aan de voeten van een onbekende dode te kijken. Over een jaartje is dat een grote struik met allemaal kleine knalhete pepers en dan zal iedereen zich afvragen of Sister Nancy toch niet iets met de duivel had.


Ik knikte naar de wacht toen ik het terrein affietste en hij knikte terug. Ik hoop van harte dat ik het mij herinner een keer terug te gaan om te checken of het wat geworden is tussen Sister Nancy en het plantje aan haar voeten.