zondag 2 oktober 2011
nieuwe berichten en weinig nieuws
sorry
die verhalen vertellen niet dat we vanaf afgelopen maandag op tv zijn hier.
Op de foto het bewijs: we zitten met de crew afgelopen maandag in een kloterig cafe, om de hoek van ons kantoor. naar de eerste uitzending te kijken.
vanaf deze week is ons kantoor een echte multinational; dagelijkse uitzendingen in 3 landen. Kantoren en en crew in 3 landen en een bereik van ... ach, ik durf het nauwelijks te verzinnen maar het zou zomaar kunnen dat dat 2 + 2 + 2 miljoen mensen zijn... dagelijks 6 miljoen!
Dat zou toch geweldig zijn... en echt niet ongeloofwaardig, ware het dat er geen kijk en luister onderzoek gedaan wordt hier.
the source of the Nile... |
zaterdag in Uganda
Dit word spannend.
Eens kijken hoe we dit een niet-klagerig verhaal kunnen maken dat nergens over gaat en toch een stevige spanningsboog heeft.
Waarschijnlijk is het het makkelijkst om de draad van de tijd te volgen en dan de werkelijkheid en het streven door elkaar heen te vlechten. De dingen zoals ze zijn en dan aangedikt met fantasie en dromen. Om met Gerard Reve te spreken: ‘Echt gebeurt is geen excuus.”
Toe ik vanmorgen wakker werd regende het en was ik nog moe. Ik ging gisteren moe naar bed, niet alleen fysiek moe, maar ook in mijn hoofd en ik had slecht en weinig gegeten. Gelukkig had ik niet veel gedronken, een biertje slechts. In de laatste weken heb ik heel veel energie weggegeven en is er vrij weinig voor terug gekomen. Soms merk je dat ineens. Daarom was ik gisteren uitgebreid naar de gym gegaan en las daarna een boek in mijn lelijke hotelkamer. Ik was langer gaan doorlezen dan normaal omdat ik uit kon slapen. Morgen was zaterdag.
Ik werd wakker omdat onder mijn raam iemand het nodig vond om iets met kratten en lege flessen te doen. Het was 7 uur en dus was het uitslapen niet gelukt. Ik probeerde in bed te blijven, maar moest pissen en dus mijn bed uit. Blijkbaar had iemand beneden gehoord dat ik wakker was dus werd ik gebeld met de vraag wat ik wilde ontbijten. Ja, ik was hongerig, maar ik had geen zin in het hotel ontbijt dat nergens naar smaakt, droog is en uit een heel vieze keuken komt. Het wordt gemaakt door een halve gek die mij altijd met draaiende ogen tegemoet komt en me dan een heel vettige hand wil geven. Zijn buis is vlekkerig en gescheurd. Dit hele hotel is vlekkerig en gescheurd. Doordat ik hier nu zolang ben heeft iedereen de wapens laten zakken en zie ik hoe het gerund wordt. De eigenaar is een vriendelijke Somalier die bij de UN werkt. Hij klaagt over de lage inkomsten. Toch is het er vaak vrij druk dus moeten de medewerkers met dikke zakken vol duiten naar huis gaan. De helft van de medewerkers zijn echt achterlijk, ze vegen en boenen, maar doen dat selectief (de tafels zijn altijd plakkerig omdat ze het lapje waarmee de tafels worden afgenomen nooit schoonmaken) en iedere dag zit ik te werken op het terrasje. Iedere dag zegt het bologige meisje dat enorme borsten heeft, maar altijd een te kleine BH draagt: “hey mister, what is that?” “That is my computer, Carol.” “waarop zij standaard antwoord: “I don’t know about that.” Op het terrasje staat een geluidsinstallatie en ze hebben 1 cd. Met een slecht reggae liedje met de tekst: “We all come from Jamaica, different colors run deaper...” Carol vind dat wel een leuk liedje, denk ik. Ze zingt het hard mee, maar iedere keer als ik op het terrasje kom zet ik meteen de muziek uit. Dat deert haar niet, ze blijft zingen. Op een gegeven moment vroeg ik haar: “Waar is Jamaica?” ze antwoordde: “We all come from Jamaica, so Jamaica must be here, because I come from here...” Zo kan naïviteit omslaan in diepere filosofie.
Ik was dus om 7 uur wakker en wilde dat niet zijn. Ik had geen zin om in bed te blijven, ik had geen zin om te eten, ik had geen zin om naar buiten te gaan omdat het regende ik had geen zin in wat dan ook, alleen om te slapen en dat ging niet meer lukken. Ik had niet eens zin in niets. Ik lag in bed, had het noch warm noch koud en staarde naar de lamp aan het plafond. Degene die die lamp ontworpen had had een klote dag gehad, de fabrikant had niet nagedacht en de eigenaar van het hotel had blind een doos van het schap getrokken en zo was dat ondeugdelijke dingetje aan het plafond van mijn kamer terecht gekomen. Door de moderne trend van de zuinigheid was er een spaarlamp ingedraaid. Die paste niet en dus had de lampindraaier zijn schouders opgehaald en het design zo aangepast dat de spaarlamp het deed; maar dat het design lusteloos om het felwitte peertje gedrapeerd lag. Het licht uit de lamp was niet genoeg om er een boek bij te lezen.
Het niets willen veranderde langzaam in geergerd zijn en die lamp verergerde dat.
Ik ken mezelf al een paar jaar en weet dat geergerd zijn een vervelende en destructieve status is, dat kan niemand meer iets goed doen (mijzelf incluis) en dat alleen radicale acties helpen om die status te verdrijven.
Meestal is slapen een goede remedie. Maar dat zat er nu niet in.
Heel hard probeerde ik te denken hoe de ideale dag er uit zou zien. Er kwamen beelden in mijn hoofd die wel aardig waren. De beelden gingen langzaam over in anekdotes en herinneringen.
Afgelopen week las ik een artikel over een vrouw van een jaar of 80. Keiko Shinigawa. Haar ouders woonden in de 30-er jaren in Californie, door de oorlogsdreiging werden vanaf iets van 1939 alle Japanners in kampen gestopt. Kleine Keiko dus ook. Daar leerde ze Japans en leerde ze nogal hardhandig dat ze geen Amerikaan was. Inmiddels woont ze, nog steeds in Californie en zo’n 10 kilometer van waar dat kamp was en ze is wat Amerikanen noemen fiber artist. In het Nederlands heet dat: textiele werkvormen. Mooier is om haar weefster te noemen.
De reportage over haar en haar huis en haar werk was zo fijn. Zij is een oudere mooie vrouw die een klassiek soort weefwerken maakt. Haar huis was een typisch voorbeeld van USA/Japan fusion. Rust, stilte, kwaliteit en zonder dat vervelende Japanse traditionalisme. Ik hou niet zo heel erg van fantasie en decoratie textiel, maar het vakmanschap en de instelling, het perfectionisme en de rust stonden me erg aan.
Een van mijn schrijvende helden is Paul Auster. Ieder woord precies op zijn plek. Ik lag op mijn bed onder het muskieten net met gaten en dacht aan zijn boeken. Wat is er zo goed aan: de verhaaltjes zijn soms vrij saai en soms nogal ongeloofwaardig. Het fascinerende is dat de boeken ieder voor zich een aspect van zijn schrijverschap verwoorden, maar gezamenlijk vormen ze, nou ja.. een oeuvre en dat is het eigenlijke kunstwerk. Dus door hem te volgen kan je getuige zijn van een kunstwerk in wording. Daardoor is het ook niet zo erg als een keer een zin, een wending in een verhaal, een karakter in een boek of een heel hoofdstuk minder is. Het hoeft niet te passen in de kleinheid van een boek, maar in de grootheid van het oeuvre wordt het van zelf onbelangrijk. Naar aanleiding van Auster dacht ik aan ‘Smoke’ en ‘Blue in the face’ twee films die tegelijkertijd uit kwamen en waarvoor Auster het scenario schreef en van een van beide deed hij ook de regie. In mijn gedachten lopen ze door elkaar. Hoewel ik weet dat ze heel verschillend zijn. Het zijn flarden voor me zonder een duidelijk verhaal. Belangrijker is dat het ook een gesamtkunstwerk is door de parade van sterren die er in voor komen en er aan meegewerkt hebben. De grote regisseur Jim Jarmusch speelt een rol van een roker die zijn laatste sigaret (uiteraard Lucky Strike) komt roken. Er is een dialoog van de sigarenboer (Harvey Keitel) en de roker (Jim Jarmusch). Auster regisseerde dit... hoe kan je in godsnaam, als auteur met een regiehobby, twee van dergelijke grootheden regisseren. Het resultaat: twee grootheden die zichzelf zijn en spelen alsof ze acteurs zijn. Fantastisch. Dan moet de regisseur dus een driedubbele taak doen. Er voor zorgen dat het verhaal klopt zodat Jarmusch en Keitel passen als acteurs die zichzelf spelen. En dat is weer typisch Auster. Je kan dit alleen als je door de chaos heen de lijnen kan volgen en dan er weer een berg chaos overheen kan leggen.
Ondertussen lag ik nog steeds op dat bed. Het regende nog en ik vreesde dat ontbijt. Maar was wel een beetje hongerig. Ik probeerde te visualiseren wat ik wel wilde eten. Natuurlijk kwamen er beelden boven van oeuf benedictine, misschien wel het beste vroege ochtend hapje dat er bestaat, en er kwamen beelden van veel vers fruit en goede koffie uit een perculator met lauwwarme melk, er zat iets scone-achtigs in de snelle sequentie. Langzaam werd het duidelijker; het moest fris, helder, puur en to the point zijn. Geen enorme bergen met vettige dingen (benedictine ging de kast weer in) maar weinig en goed, voedzaam en vers.
Ik besloot in het hotel niet langer de aardige mijnheer te zijn, maar de veeleisende betalende klant. Ik belde naar benee en zei: over een half uur wil ik graag ontbijten. Wat voor fruit is er? Het antwoord was eenvoudig en duidelijk: bananen.
Het is weinig verwonderlijk; dit land barst uit zijn voegen van de bananen. Langs de weg op de markten, iedere gek heeft een trosje bij de hand.... Dus vroeg ik: ... en verder?” “ just banana, sir”
Ok, vanaf nu wil ik iedere ochtend ontbijten met lekker vers fruit... bananen én andere dingen als papaya, ananas, appel, avocado... wat je ook op de markt kan krijgen...
En kan je iemand weg sturen om dat te gaan halen?” “ “ja mijnheer..” zei hij.
Een half uur laster kwam ik beneden. Ik had me gedouched onder een pissig straaltje en had mijn tanden gepoetst met mineraal water. Had me geschoren met te heet water en had mijn spullen voor de dag eerst netjes in slagorde klaar gelegd op mijn burootje en toen oneerbiedig in mijn tas geflikkerd.
Mijn mind set was door de op bed liggende gedachte veranderd van een geergerde chaos, in een heldere rechtlijnigheid. Zo wil ik het en niet anders.
Toen ik mij aan de plakkerige tafel zette vroeg ik aan Carol, de halve gek of het ontbijt er was en ze slenterde naar binnen. Heel rustig liep ik achter haar aan en haalde haar in en zei door het ranzige luikje naar de keuken. “Did you manage with the fruit?” De rologende keukengek wilde mij een hand geven en iets zeggen en voordat hij mijn hand pakte vroeg ik iets dwingender:
-“did you manage?”
-“it is coming, sir...”
Dat wilde dus zeggen dat er een nog mindere god naar een markt gestuurd was en dat die nog niet terug was en dat dat nog we even kon duren. Een tripje buiten de poorten van het hotel hoeft natuurlijk niet verkort te worden omdat er een een of andere hotelgast zit te wachten.
- ”Ok, I will eat it tomorrow...”.
Hij probeerde nog iets van: “coffee?”... en ik wuifde alleen. In mijn bed had ik een tweede plan bedacht en wandelde de straat op.
Op straat zijn er zg boda boda’s. Brommerjongens met slecht rijgedrag die je voor een paar dubbeltjes vervoeren. Het probleem van deze jongens is dat ze niet zo veel verdienen en een beetje smerig zijn.Als je achterop zit kan je niet anders dan in hun glimmende kraag kijken en een penetrante geur komt in je neus. De jongens die er iets frisser uitzien kunnen ook nog heel grappig ruiken. Daarbij zegt hun voorkomen heel weinig over hun rijgedrag. Er zijn ziekenhuizen hier gespecialiseerd in bodaboda ongelukken. Die jongens hebben geen geld en worden in elkaar geflanst. Planologisch ben ik erg voor deze beroepsgroep, zonder hen zou de stad een 24/7 verkeersophoping zijn en als het een klein beetje georganiseerd was zou het geweldig zijn. Maar het is niet georganiseerd.
Ik stond langs de weg en wist wat ik wilde; die goede schone chauffeur. En hij kwam!
Heldere blik, hij schudde mijn hand en nodigde mij uit achterop plaats te nemen, nadat hij geinformeerd had waar ik heen wilde en mij niet een belachelijke toeristen prijs vroeg. Zonder onderhandelen en zonder gedoe. Hij had een piep klein kussentje voor mijn delicate billen en reed ferm, maar voorzichtig.
Ik moest naar kantoor en daarna naar de ontbijtplek. Ik ken niet zo veel wegen hier in Kampala, maar wel de weg van mijn hotel naar het kantoor. Die 3 kilometer loop ik wel eens en rij ik elke dag 2 keer. Deze knul nam een andere weg en ik tikte hem op de schouder (niet vies) en vroeg hem waar hij heen ging. Hij zei dat zijn route iets langer was, maar minder vies. Het had geregend en de straten waren inderdaad modderpoelen waar je de potholes nu niet kan zien. “...and it is more nice” zei hij. Ik had geen haast en was blij met zijn ommetje.
Op kantor pakte ik mijn spullen en steeg weer op, op de brommer....
Goed het dreigt getuttel te worden en te lang te duren.
Het doel van het verhaal van vandaag was dat ik de hele dag bezig geweest ben om vervelende dingen weg te filteren en alleen de plezierige dingen over te houden.
Ik heb gewandeld door een mooie wijk en alleen de mooie dingen gezien.
Heb gelunched in en prachtige plek en kreeg precies te eten wat ik wilde.
Dronk er een glas wijn bij en dat beviel me niet en zonder blikken of blozen wisselde ik het om voor goede. Las een boek dat me beviel en moest de stad in om een heel klein filmpje te maken hoe de dynamo van onze auto vervangen werd. Ik sprak met twee mensen en maakte het filmpje. Een derde man stonk uit zijn bek en was onbeleefd en het lukte mij hem uit mijn beeld weg te filteren. (het bleek de baas).
Aan het eind van de dag, half werk en half privé, moest ik een paar mensen bellen om te zeggen dat ze de baan waar ze op gesolliciteerd hadden niet kregen. Dat zijn gesprekken die je netjes en zorgvuldig moet doen. Van tevoren had ik mij bedacht dat deze gesprekken niet langer dan 7 minuten hoeven te duren. Daarna wordt het gedoe.
Ik moest 10 mensen bellen en dus moest ik binnen een uur klaar zijn. Als je duidelijk weet wat je wilt en wat je wil zeggen dan kan dat, zonder onaardig te zijn. (afgelopen week moest ik een man ontslaan en deed dat niet goed; het gesprek werd slordig en ik werd in de poel van de argumentatie getrokken zoals een krokodil zijn prooi vermoord... door te verdrinken. Mijn verhaal was niet helder meer en dat was precies wat ik haatte toen ik ooit ontslagen werd... Toen ik afgelopen week de deur dicht deed achter de ontslagene had k de neiging mij te verontschuldigen voor het warrige verhaal. Dus nu met de mensen die nog niet eens aangenomen waren deed ik het anders. Ik zat op het puntje van mij stoel, vertelde nogmaals wat wij verwachtte van de kandidaten en zei dat ik niet met memeer of mevrouw in zee wilde gaan om die en die reden. Ik had er een uur voor uitgetrokken en was binnen 5 minuten klaar (en had ondertussen ook koffie gemaakt)
Het verhaal is weer veel te lang voor een blog, maar is toch niet geheel onzin. Een zaterdag in Kampala en een gewone dg in dit deel van Afrika.
Ik heb alleen niet verteld dat ik na die serene en voorzichtige dag ’s avonds toch uitgegaan ben en toen werd het toch weer slordig en rumoerig. Maar ik kon er tegen (en er zelfs de lol van in zien) door de zachte en rustige ochtend en middag.
Dit word spannend.
Eens kijken hoe we dit een niet-klagerig verhaal kunnen maken dat nergens over gaat en toch een stevige spanningsboog heeft.
Waarschijnlijk is het het makkelijkst om de draad van de tijd te volgen en dan de werkelijkheid en het streven door elkaar heen te vlechten. De dingen zoals ze zijn en dan aangedikt met fantasie en dromen. Om met Gerard Reve te spreken: ‘Echt gebeurt is geen excuus.”
Toe ik vanmorgen wakker werd regende het en was ik nog moe. Ik ging gisteren moe naar bed, niet alleen fysiek moe, maar ook in mijn hoofd en ik had slecht en weinig gegeten. Gelukkig had ik niet veel gedronken, een biertje slechts. In de laatste weken heb ik heel veel energie weggegeven en is er vrij weinig voor terug gekomen. Soms merk je dat ineens. Daarom was ik gisteren uitgebreid naar de gym gegaan en las daarna een boek in mijn lelijke hotelkamer. Ik was langer gaan doorlezen dan normaal omdat ik uit kon slapen. Morgen was zaterdag.
Ik werd wakker omdat onder mijn raam iemand het nodig vond om iets met kratten en lege flessen te doen. Het was 7 uur en dus was het uitslapen niet gelukt. Ik probeerde in bed te blijven, maar moest pissen en dus mijn bed uit. Blijkbaar had iemand beneden gehoord dat ik wakker was dus werd ik gebeld met de vraag wat ik wilde ontbijten. Ja, ik was hongerig, maar ik had geen zin in het hotel ontbijt dat nergens naar smaakt, droog is en uit een heel vieze keuken komt. Het wordt gemaakt door een halve gek die mij altijd met draaiende ogen tegemoet komt en me dan een heel vettige hand wil geven. Zijn buis is vlekkerig en gescheurd. Dit hele hotel is vlekkerig en gescheurd. Doordat ik hier nu zolang ben heeft iedereen de wapens laten zakken en zie ik hoe het gerund wordt. De eigenaar is een vriendelijke Somalier die bij de UN werkt. Hij klaagt over de lage inkomsten. Toch is het er vaak vrij druk dus moeten de medewerkers met dikke zakken vol duiten naar huis gaan. De helft van de medewerkers zijn echt achterlijk, ze vegen en boenen, maar doen dat selectief (de tafels zijn altijd plakkerig omdat ze het lapje waarmee de tafels worden afgenomen nooit schoonmaken) en iedere dag zit ik te werken op het terrasje. Iedere dag zegt het bologige meisje dat enorme borsten heeft, maar altijd een te kleine BH draagt: “hey mister, what is that?” “That is my computer, Carol.” “waarop zij standaard antwoord: “I don’t know about that.” Op het terrasje staat een geluidsinstallatie en ze hebben 1 cd. Met een slecht reggae liedje met de tekst: “We all come from Jamaica, different colors run deaper...” Carol vind dat wel een leuk liedje, denk ik. Ze zingt het hard mee, maar iedere keer als ik op het terrasje kom zet ik meteen de muziek uit. Dat deert haar niet, ze blijft zingen. Op een gegeven moment vroeg ik haar: “Waar is Jamaica?” ze antwoordde: “We all come from Jamaica, so Jamaica must be here, because I come from here...” Zo kan naïviteit omslaan in diepere filosofie.
Ik was dus om 7 uur wakker en wilde dat niet zijn. Ik had geen zin om in bed te blijven, ik had geen zin om te eten, ik had geen zin om naar buiten te gaan omdat het regende ik had geen zin in wat dan ook, alleen om te slapen en dat ging niet meer lukken. Ik had niet eens zin in niets. Ik lag in bed, had het noch warm noch koud en staarde naar de lamp aan het plafond. Degene die die lamp ontworpen had had een klote dag gehad, de fabrikant had niet nagedacht en de eigenaar van het hotel had blind een doos van het schap getrokken en zo was dat ondeugdelijke dingetje aan het plafond van mijn kamer terecht gekomen. Door de moderne trend van de zuinigheid was er een spaarlamp ingedraaid. Die paste niet en dus had de lampindraaier zijn schouders opgehaald en het design zo aangepast dat de spaarlamp het deed; maar dat het design lusteloos om het felwitte peertje gedrapeerd lag. Het licht uit de lamp was niet genoeg om er een boek bij te lezen.
Het niets willen veranderde langzaam in geergerd zijn en die lamp verergerde dat.
Ik ken mezelf al een paar jaar en weet dat geergerd zijn een vervelende en destructieve status is, dat kan niemand meer iets goed doen (mijzelf incluis) en dat alleen radicale acties helpen om die status te verdrijven.
Meestal is slapen een goede remedie. Maar dat zat er nu niet in.
Heel hard probeerde ik te denken hoe de ideale dag er uit zou zien. Er kwamen beelden in mijn hoofd die wel aardig waren. De beelden gingen langzaam over in anekdotes en herinneringen.
Afgelopen week las ik een artikel over een vrouw van een jaar of 80. Keiko Shinigawa. Haar ouders woonden in de 30-er jaren in Californie, door de oorlogsdreiging werden vanaf iets van 1939 alle Japanners in kampen gestopt. Kleine Keiko dus ook. Daar leerde ze Japans en leerde ze nogal hardhandig dat ze geen Amerikaan was. Inmiddels woont ze, nog steeds in Californie en zo’n 10 kilometer van waar dat kamp was en ze is wat Amerikanen noemen fiber artist. In het Nederlands heet dat: textiele werkvormen. Mooier is om haar weefster te noemen.
De reportage over haar en haar huis en haar werk was zo fijn. Zij is een oudere mooie vrouw die een klassiek soort weefwerken maakt. Haar huis was een typisch voorbeeld van USA/Japan fusion. Rust, stilte, kwaliteit en zonder dat vervelende Japanse traditionalisme. Ik hou niet zo heel erg van fantasie en decoratie textiel, maar het vakmanschap en de instelling, het perfectionisme en de rust stonden me erg aan.
Een van mijn schrijvende helden is Paul Auster. Ieder woord precies op zijn plek. Ik lag op mijn bed onder het muskieten net met gaten en dacht aan zijn boeken. Wat is er zo goed aan: de verhaaltjes zijn soms vrij saai en soms nogal ongeloofwaardig. Het fascinerende is dat de boeken ieder voor zich een aspect van zijn schrijverschap verwoorden, maar gezamenlijk vormen ze, nou ja.. een oeuvre en dat is het eigenlijke kunstwerk. Dus door hem te volgen kan je getuige zijn van een kunstwerk in wording. Daardoor is het ook niet zo erg als een keer een zin, een wending in een verhaal, een karakter in een boek of een heel hoofdstuk minder is. Het hoeft niet te passen in de kleinheid van een boek, maar in de grootheid van het oeuvre wordt het van zelf onbelangrijk. Naar aanleiding van Auster dacht ik aan ‘Smoke’ en ‘Blue in the face’ twee films die tegelijkertijd uit kwamen en waarvoor Auster het scenario schreef en van een van beide deed hij ook de regie. In mijn gedachten lopen ze door elkaar. Hoewel ik weet dat ze heel verschillend zijn. Het zijn flarden voor me zonder een duidelijk verhaal. Belangrijker is dat het ook een gesamtkunstwerk is door de parade van sterren die er in voor komen en er aan meegewerkt hebben. De grote regisseur Jim Jarmusch speelt een rol van een roker die zijn laatste sigaret (uiteraard Lucky Strike) komt roken. Er is een dialoog van de sigarenboer (Harvey Keitel) en de roker (Jim Jarmusch). Auster regisseerde dit... hoe kan je in godsnaam, als auteur met een regiehobby, twee van dergelijke grootheden regisseren. Het resultaat: twee grootheden die zichzelf zijn en spelen alsof ze acteurs zijn. Fantastisch. Dan moet de regisseur dus een driedubbele taak doen. Er voor zorgen dat het verhaal klopt zodat Jarmusch en Keitel passen als acteurs die zichzelf spelen. En dat is weer typisch Auster. Je kan dit alleen als je door de chaos heen de lijnen kan volgen en dan er weer een berg chaos overheen kan leggen.
Ondertussen lag ik nog steeds op dat bed. Het regende nog en ik vreesde dat ontbijt. Maar was wel een beetje hongerig. Ik probeerde te visualiseren wat ik wel wilde eten. Natuurlijk kwamen er beelden boven van oeuf benedictine, misschien wel het beste vroege ochtend hapje dat er bestaat, en er kwamen beelden van veel vers fruit en goede koffie uit een perculator met lauwwarme melk, er zat iets scone-achtigs in de snelle sequentie. Langzaam werd het duidelijker; het moest fris, helder, puur en to the point zijn. Geen enorme bergen met vettige dingen (benedictine ging de kast weer in) maar weinig en goed, voedzaam en vers.
Ik besloot in het hotel niet langer de aardige mijnheer te zijn, maar de veeleisende betalende klant. Ik belde naar benee en zei: over een half uur wil ik graag ontbijten. Wat voor fruit is er? Het antwoord was eenvoudig en duidelijk: bananen.
Het is weinig verwonderlijk; dit land barst uit zijn voegen van de bananen. Langs de weg op de markten, iedere gek heeft een trosje bij de hand.... Dus vroeg ik: ... en verder?” “ just banana, sir”
Ok, vanaf nu wil ik iedere ochtend ontbijten met lekker vers fruit... bananen én andere dingen als papaya, ananas, appel, avocado... wat je ook op de markt kan krijgen...
En kan je iemand weg sturen om dat te gaan halen?” “ “ja mijnheer..” zei hij.
Een half uur laster kwam ik beneden. Ik had me gedouched onder een pissig straaltje en had mijn tanden gepoetst met mineraal water. Had me geschoren met te heet water en had mijn spullen voor de dag eerst netjes in slagorde klaar gelegd op mijn burootje en toen oneerbiedig in mijn tas geflikkerd.
Mijn mind set was door de op bed liggende gedachte veranderd van een geergerde chaos, in een heldere rechtlijnigheid. Zo wil ik het en niet anders.
Toen ik mij aan de plakkerige tafel zette vroeg ik aan Carol, de halve gek of het ontbijt er was en ze slenterde naar binnen. Heel rustig liep ik achter haar aan en haalde haar in en zei door het ranzige luikje naar de keuken. “Did you manage with the fruit?” De rologende keukengek wilde mij een hand geven en iets zeggen en voordat hij mijn hand pakte vroeg ik iets dwingender:
-“did you manage?”
-“it is coming, sir...”
Dat wilde dus zeggen dat er een nog mindere god naar een markt gestuurd was en dat die nog niet terug was en dat dat nog we even kon duren. Een tripje buiten de poorten van het hotel hoeft natuurlijk niet verkort te worden omdat er een een of andere hotelgast zit te wachten.
- ”Ok, I will eat it tomorrow...”.
Hij probeerde nog iets van: “coffee?”... en ik wuifde alleen. In mijn bed had ik een tweede plan bedacht en wandelde de straat op.
Op straat zijn er zg boda boda’s. Brommerjongens met slecht rijgedrag die je voor een paar dubbeltjes vervoeren. Het probleem van deze jongens is dat ze niet zo veel verdienen en een beetje smerig zijn.Als je achterop zit kan je niet anders dan in hun glimmende kraag kijken en een penetrante geur komt in je neus. De jongens die er iets frisser uitzien kunnen ook nog heel grappig ruiken. Daarbij zegt hun voorkomen heel weinig over hun rijgedrag. Er zijn ziekenhuizen hier gespecialiseerd in bodaboda ongelukken. Die jongens hebben geen geld en worden in elkaar geflanst. Planologisch ben ik erg voor deze beroepsgroep, zonder hen zou de stad een 24/7 verkeersophoping zijn en als het een klein beetje georganiseerd was zou het geweldig zijn. Maar het is niet georganiseerd.
Ik stond langs de weg en wist wat ik wilde; die goede schone chauffeur. En hij kwam!
Heldere blik, hij schudde mijn hand en nodigde mij uit achterop plaats te nemen, nadat hij geinformeerd had waar ik heen wilde en mij niet een belachelijke toeristen prijs vroeg. Zonder onderhandelen en zonder gedoe. Hij had een piep klein kussentje voor mijn delicate billen en reed ferm, maar voorzichtig.
Ik moest naar kantoor en daarna naar de ontbijtplek. Ik ken niet zo veel wegen hier in Kampala, maar wel de weg van mijn hotel naar het kantoor. Die 3 kilometer loop ik wel eens en rij ik elke dag 2 keer. Deze knul nam een andere weg en ik tikte hem op de schouder (niet vies) en vroeg hem waar hij heen ging. Hij zei dat zijn route iets langer was, maar minder vies. Het had geregend en de straten waren inderdaad modderpoelen waar je de potholes nu niet kan zien. “...and it is more nice” zei hij. Ik had geen haast en was blij met zijn ommetje.
Op kantor pakte ik mijn spullen en steeg weer op, op de brommer....
Goed het dreigt getuttel te worden en te lang te duren.
Het doel van het verhaal van vandaag was dat ik de hele dag bezig geweest ben om vervelende dingen weg te filteren en alleen de plezierige dingen over te houden.
Ik heb gewandeld door een mooie wijk en alleen de mooie dingen gezien.
Heb gelunched in en prachtige plek en kreeg precies te eten wat ik wilde.
Dronk er een glas wijn bij en dat beviel me niet en zonder blikken of blozen wisselde ik het om voor goede. Las een boek dat me beviel en moest de stad in om een heel klein filmpje te maken hoe de dynamo van onze auto vervangen werd. Ik sprak met twee mensen en maakte het filmpje. Een derde man stonk uit zijn bek en was onbeleefd en het lukte mij hem uit mijn beeld weg te filteren. (het bleek de baas).
Aan het eind van de dag, half werk en half privé, moest ik een paar mensen bellen om te zeggen dat ze de baan waar ze op gesolliciteerd hadden niet kregen. Dat zijn gesprekken die je netjes en zorgvuldig moet doen. Van tevoren had ik mij bedacht dat deze gesprekken niet langer dan 7 minuten hoeven te duren. Daarna wordt het gedoe.
Ik moest 10 mensen bellen en dus moest ik binnen een uur klaar zijn. Als je duidelijk weet wat je wilt en wat je wil zeggen dan kan dat, zonder onaardig te zijn. (afgelopen week moest ik een man ontslaan en deed dat niet goed; het gesprek werd slordig en ik werd in de poel van de argumentatie getrokken zoals een krokodil zijn prooi vermoord... door te verdrinken. Mijn verhaal was niet helder meer en dat was precies wat ik haatte toen ik ooit ontslagen werd... Toen ik afgelopen week de deur dicht deed achter de ontslagene had k de neiging mij te verontschuldigen voor het warrige verhaal. Dus nu met de mensen die nog niet eens aangenomen waren deed ik het anders. Ik zat op het puntje van mij stoel, vertelde nogmaals wat wij verwachtte van de kandidaten en zei dat ik niet met memeer of mevrouw in zee wilde gaan om die en die reden. Ik had er een uur voor uitgetrokken en was binnen 5 minuten klaar (en had ondertussen ook koffie gemaakt)
Het verhaal is weer veel te lang voor een blog, maar is toch niet geheel onzin. Een zaterdag in Kampala en een gewone dg in dit deel van Afrika.
Ik heb alleen niet verteld dat ik na die serene en voorzichtige dag ’s avonds toch uitgegaan ben en toen werd het toch weer slordig en rumoerig. Maar ik kon er tegen (en er zelfs de lol van in zien) door de zachte en rustige ochtend en middag.