Maandag 17 mei
Op maandag moesten we ‘zaken’ doen in Bishkek. Voor ons vertrek hadden we de dingen niet erg uitgebreid geregeld. Uiteindleijk had Wouter vanuit Singapore wel een visumaanvraag voor Uzbekistan gedaan, maar die was nog in behandeling. Om 9 uur stonden we voor de Uzbeekse ambassade, maar die was dicht. We hadden ook nog geen ticket om van Bishkek naar Dushanbe in Tadjikistan te vliegen. Vlak naast de ambassade was een reisbureau. Ons werd gevraagd in de hoek te wachten. Ik chargede de batterijen van computer, camera en film cameraatje en Wouter was ‘belangrijke dingen aan het doen’ terwijl Daan met het bedienende personnel geintjes maakte, athans, het vrouwelijke deel van dat personeel. Die mevrouwen speelden graag mee, een beetje besmuikt, zich half verschuilend achter een telefoon, een printer, lang haar of iets anders dat voorhanden was om hun rode koontjes niet te laten zien. Nadat we het ticket hadden, dronken we vieze koffie bij een café naast het reisbureau. Reizen is leuk, op vreemde plekken zitten is nog leuker, het gevoel van exotisme en buitennissigheid is bijzonder. En als er dan ineens aan de tafel naast je twee mijnheren uit Doetinchem zitten die enge fabrieken verkopen dan smaakt de koffie ook ineens naar smerige DE prut, is de fruitsalade ineens laf en wordt alle glans en glinstering van de bijzondere bestemming afgepeuzeld. En dat dan ook net met een lelijk accent. Snel weg, staart tussen de benen in de hoop deze engerds te vergeten. Een loopje door de stad van het ene monument naar het volgende plein, een ommetje over de campus van de universteit en een lunch met Anar. Wij waren gevraagd namens Nederlandse vrienden geld aan haar te geven om in haar onderhoud te voorzien of de eerste nood te ledigen. Bij de rellen van de afgelopen maand was haar man doodgeschoten. Zij bleek een bange kleine mus die, hoe kan het ook anders, dubbel en dwars geraakt was door de gebeurtenissen van de afgelopen maanden. Ze wil nu niet meer hier blijven en wil ook haar land niet verlaten. Haar leven ligt overhoop terwijl ze de verantwoordelijkheid heeft over haar dochter. Ze krijgt wel werk aangeboden, maar durft dat niet aan te nemen. Het liefst zou ze voor haar PhD naar het buitenland gaan, maar ze heeft geen geld en.. nou ja, tussen droom en daad.... Hoe voer je een gesprek met een volledig onbekende vrouw van wie je weet dat ze in een gruwelijke tijd doorgemaakt heeft en dat die marteling nog voort duurt? We konden haar een enveloppe geven, haar sterkte wensen en een klopje op de schouder geven en vertrekken. Maar het leek ons toch aardiger haar mee uit lunchen te nemen. Dan ineens zit je een redelijk intiem gesprek te voeren, eerst over de algemene situatie in het land (het kan alle kanten op gaan en de corruptie is nog niet afgelopen, de maffia heerst nog altijd en de huidige president.... we moeten maar zien wat dat wordt) en dan wordt het gesprek allengs persoonlijker. Zij vertelde over de demonstratie waar haar man aan meedeed en dat er door snipers vanaf het dak geschoten werd, dat er gericht geschoten werd op mensen met een bril of een stropdas omdat die de vermeende leiders van de opstand waren. Ze vertelde met nauwelijk droge ogen dat haar man onder zijn oog geraakt was en Godzijdank meteen stierf en niet op de stapel stervenden werd neergelegd. Er waren niet genoeg ambulances en de ziekenhuizen waren te snel vol. De honderden gewonden konden niet goed verpleegd worden en de ontzetting was enorm.
(Nu ik dit schrijf overvalt me hetzelfde gevoel dat een oorlogsjournalist moet kennen; zodra je het schrijft wordt het abstract en afstandelijk, worden het standaard zinnen die iedereen al honderden keren in kranten heeft gelezen over alle conflictgebieden in de wereld. Zinnen die niet meer aankomen. Maar zodra je met superlatieven en emo-talk begint wordt het speculatieve prietpraat...) Ondertussen zat Anar dit te vertellen met een zachte stem. Wij zijn domme reizigers die een enveloppe komen brengen, waarom zou ze haar verhaal aan ons willen vertellen. Toch wil ik ook weten waar we zijn, wat het onzichtbare is, wat er speelt, hoe een stad gelezen moet worden. Het journalisten hart ging sneller kloppen maar ik vond het ongepast een journalistiek interview met haar te houden. De balans vinden tussen het naadje van de kous willen weten en een geinteresseerd sympathiserend gesprek met een eerste hands getuige (en slachtoffer) willen voeren.
Het is maar een positie die je kiest. Hoewel ze hard geraakt is door de recente geschiedenis maakte ze een krachtige en stabiele indruk (wat is dit voor psychologen geleuter). Ze sprak van paniek en angst, maar daar was niets van te merken. Anar moest naar een afspraak en wij bleven achter. De nabijheid van zoveel leed maakt je meewarig en niet al te vrolijk.
Desalniettemin moest er verder gewandeld worden om een stevige indruk te krijgen van deze stad. Het verhaal van Anar drukte een stempel, maar dat was slechts een van de vele stempels die op die ene dag gedrukt werden. Via een park en een plein met veel groen en lelijke Breznjev gebouwen (vier verdiepingen in beton, met een centrale afgebladderde ingang. ‘This was the best Leonid could give us’.) kwamen we bij het stadion in de stad. Aan de buitenkant stonden mannen te pingpongen en breed te lachen. Rijen gouden en stalen tanden moesten gefotografeerd worden en wij werden voorgesteld aan een jongen van een jaar of 20 die de Kyrgisische schaakkampioen was. Een kleine buiging en een extra foto waren op zijn plaats. In het stadion was de Kyrgisische atletiek selectie aan het trainen, jonge langebenige hindes die over hordes zweefden kregen speciale aandacht van ons. Wat ons betreft wonnen ze misschien niet op het nummer ‘hordes’, maar wel in alle andere categorieen. Er waren sprinters die tap tap tap voorbij denderden, ze gingen ons te snel. Op de buitenring van de sintelbaan kwamen de langeafstand sukkels voorbij (duurt lang en levert niets op). Wij zaten te azen om op het veld, binnen de sintelbaan, met de aerobie heen en weer te gooien, maar we durften niet echt, bang dat hij zou doorschieten en voor de voeten van een sprinter zou komen met een bloederige val tot gevolg. We delibereerden en toen we eindelijk besloten het toch maar te gaan doen werd het veld ingenomen door de nationale voetbal selectie. Die jongens bleven heen en weer tikken zonder dat het spannend werd waardoor we toch maar doorliepen en op weg naar het Victory plein voor het parlementsgebouw uitkwamen. Een fraaie mat asfalt waar we de lange afstandsworpen oefenden en de vangtechnieken verfijnden, de aerobie vloog statig afstanden van vele tientallen meters. Na deze lichte inspanning mochten we naar een terras op De Grote Straat.
We liepen langs The White House, de plek waar de rellen waren en de scherpschutters op het dak zaten. De ramen waren nog ingegooid (ingeschoten, want ook de demonstranten hadden wapens...misschien was het wel uitgelokt en zat er politie onder de demonstranten) en in een hoekje bij het hek lag verwoest meubilair en kapotte computers, was het asfalt verbrand en waren de bloemen vertrapt en lelijk. Vanaf het terras van het cafe keken we uit over de massa en dronken we bier, namen de dag door (veel indrukken, redelijk mooie stad, aangenaam gevoel, aardige mensen en vriendelijkheid alom, veel erg lange benen van mooie vrouwen, maar niet zo geraffineeerd als in Almati, weinig te merken van spanningen en gedoe, weinig militairen op straat en een belachelijke hoeveelheid kinderspeelplaatsen... thanks Leonid).
’s Avond aten we in een lullig restaurant en deden ondertussen de mail en het wereldnieuws, iPhone en wifi is een uitkomst. De sessies die we bij eerdere reizen in internetcafé’s hadden zijn nu vervangen tot restaurants waarbij we alledrie met een iphone op tafel zitten en soms een kleine kreet geven over een bericht, een facebook dingetje, een beursbericht of een voetbal uitslag/transfer/weetje. (wie stond er bij het derde elfal op doel in 1974 in zuid Hongarije? Dat was die man met die snor die later met zijn moeder trouwde!... Precies...)
Vroeg naar bed, morgen vroeg op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten