alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

dinsdag 26 oktober 2010

op zoek naar kwaliteit

In de maand augustus was ik ca drie weken in Tanzania en nu weer.
Toen ik hier de vorige keer was, was ik aan het uitzoeken of ik hier langere tijd naar toe wilde. Niet specifiek Tanzania, maar Oost Afrika in het algemeen. Ik had eigenlijk nooit over de mogelijkheid nagedacht naar Afrika te gaan, maar dit project kwam op mijn weg en ik wilde het een heel erg serieuze overweging geven.
Met maagdelijke ogen kwam ik in Nairobi aan en vloog een paar dagen later door naar Dar es Salaam. Landde hier en reed in een stroperige file naar het kantoor. Ik keek om me heen en vond alles lelijk, vies en onaantrekkelijk.

Het werk dat ik deed vond ik geweldig leuk maar als dat klaar was voelde ik mij een gevangene in de tuin van Captain John. De grote wilde wereld was buiten het hek, de guard was als een Cerberus voor de bruisende hel achter de poort en mijn nieuwe ogen wilde alles opsnoepen en ondervinden, ik wilde naar buiten, maar wist niet zo goed hoe, of waarheen. Door mijn collega’s hier werd ik meegesleept van het ene restaurant naar het andere, van de ene kroeg naar de volgende discotheek en ik vond alles vrij lelijk, onverzorgd en knoestig. Het strand met de lauwe zee was vol plastic en kapotte flessen, het vlees op het bord was pezig, de vis te lang gebakken, de groentes te lang gekookt. De architectuur hier vond ik ongeïnspireerd en goedkoop (op de prachtigste plekken langs de kust staan de meest monstrueuze spiegelglasconstructies met chromen details). Langs de boulevard in het oude centrum staan een paar fraaie gebouwen, maar die zijn verborgen achter reclames van telefoonaanbieders. Mensen zijn meestal onverzorgd, de kleren zijn wel schoon, maar van een allergoedkoopste Zeeman kwaliteit; het knettert van de terlenka. Op terrassen staan goedkopen kopieën van toch al lelijke Hartmanstoelen, vaak lichtelijk gescheurd. In het algemeen was ik hongerig op zoek naar kwaliteit.

Sinds augustus ben ik 3 weken in Nederland geweest en was ik 3 weken in Nairobi, heb een reisje naar Kampala in Uganda gemaakt en ben nu weer hier in Dar es Salaam voor een dikke week.
Heel langzaam beginnen mijn ogen te wennen. Het sleutelwoord in wat ik mis blijft wel degelijk ‘kwaliteit’, maar ik zie ook andere dingen. Als je er slim mee omgaat hoef je niet in de file te staan, als je een beetje plant en kiest hoef je geen pezig vlees te eten. Ik heb inmiddels een meubelmaker gevonden die op een min of meer traditionele manier stoelen en bedden kan maken die niet lijken alsof ze van het allergoedkoopste hout in een half uurtje in elkaar getimmerd zijn met kromme spijkers. Veel mensen zijn erg modebewust, maar het aanbod is minimaal, als er genoeg vraag ontstaat zal het aanbod ook wel komen. Afgelopen week zat ik op een leren bank, echt het prachtigste leer, alhier gelooid. In mijn strooptocht naar appartementen werd ik aanvankelijk verblindt door de lelijkheid en het idee om in een DDR compound te moeten wonen. Inmiddels heb ik kleinere compounds gezien met appartementen die in detaillering aandachtiger gemaakt zijn, met mooie houten vloeren en waar het terras er niet aangehangen is omdat dat geld oplevert, maar omdat het een geïntegreerd deel van het huis is. Omdat er een sterk groeiende middenklasse is zal de vraag naar betere spullen groeien. Kwaliteit is te vinden, het is alleen erg duur.

Mijn Europees/Aziatische smaak is niet dezelfde als die van de Afrikanen, maar de groeiende globalisering zorgt er wel voor dat de stijlen en trends die overal op de wereld hip zijn ook naar hier waaien. (In een boekhandel zag ik een stapel boeken liggen over Thai living, Bali Style en Hong Kong apartment design). Op die manier wordt de vraag gecreëerd. Er zal een Afrikaanse invalshoek aan gegeven worden want er lagen ook boeken van Zanibar palaces, Lamu style en Safari living (dat laatste is dan weer een 19-de eeuwse variant op de Brits koloniale vormgeving; maar wel met Afrikaanse materialen en ook dat is een onderdeel van de Afrikaanse geschiedenis.

Nu vraag ik mij af of ik deze dingen langzaam begin te zien omdat mijn cynisme voor het leven hier afneemt (ik heb immers besloten hier een tijd te blijven en dan is cynisme een martelwerktuig) of dat mijn ogen wennen en ik door het bos de bomen ga zien, of dat ik mij al aan het aanpassen ben en genoegen neem met de lelijke rotzooi en het kleinste flintertje kwaliteit om het vonkje van hoop op leven in een esthetische wereld te laten ontbranden en dat het grosso modo nog steeds en smerige teringbende is.


Gisteren reed ik hier door het centrum en de oude koloniale wijk net noordelijker en ik genoot van de gebouwen. De Afrikaanse op Art Deco geïnspireerde huizen zijn geweldig en de dingen die net na de onafhankelijkheid gebouwd zijn, zijn minstens curieus. In veel Afrikaanse landen (maar ook in Indonesië en Cambodja bijvoorbeeld) is er meteen na de onafhankelijkheid gezocht naar een ‘eigen stijl’. Er werd een staatsarchitect aangesteld die die nieuwe identiteit moest vormgeven. (Hier werd Almeida dat, in Cambodja Vann Molyvann en in Indonesië deed president Sukarno het zelf). Er bestaat een geweldig boek over ‘Independent Architecture” uit de jaren 50. De uitvinding van het gewapende beton was een revolutionaire stap om het mogelijk te maken om nieuwe ‘iconic buildings’ te scheppen en te laten zien hoe vreselijk onafhankelijk die landen geworden waren. Het vliegveld, stadion, het Nationale Hotel met converentie zalen en soms ook het parlementsgebouw. Wapperend beton, golvende gevels, bizarre luifels en honingraatvormige zonweringen. Allemaal blijken van onafhankelijkheid, eigen identiteit en grote technologische kennis. De vooruitgang en het optimisme dropen van de gebouwen af.

Die gebouwen zijn meestal solide gebouwd en kunnen wel tegen een stootje. Die stootjes hebben ze in de afgelopen jaren gehad; het positivisme van Afrika is sinds de onafhankelijkheid van de meeste landen gedrenkt in bloed, in corruptie, in onmogelijkheden, in HIV-Aids en andersoortige tegenslagen. Inmiddels zit in elk geval Oost Afrika in de lift. Gisteren zag ik dat van een van die gebouwen de metershoge reclames werden weggehaald en dat de gevel geschilderd werd. De vraag is of dit een klein en voorzichtig blijk is van de herwaardering van die postkoloniale architectuur, of dat er gewoon een nieuwe lik verf op moet om de hartenkreet van Vodafone duidelijker uit te laten komen.

Het gunstige is dat niet alles spiegelglas en chrome wordt.

extra hygienische maatregelen - pikkie wassen

Op radio, tv en in alle media wordt veel aandacht besteed aan het feit dat je jezelf goed schoon moet houden. Er waren acties in de krant te lezen over mensen die hun collega onder de douche zette (hardhandig) omdat ze last hadden van lichaamsgeuren, en in de winkels is een enorm assortiment aan deodoranten te krijgen. Verschillende NGO’s zetten zich in om mensen aan te sporen handen en geslachtsdelen, oksels en andere krochten van het lichaam goed te kuisen. Een paar multinationals hebben ‘sanitation’ in hun goede doelen programma’s opgenomen. Onze vrienden van Unilever doen daar veel aan. Het is bekend dat 33% van de veel voorkomende ziektes in dit deel van Afrika voortkomt uit het niet genoeg wassen van handen. Over ziektes als gevolg van vieze geslachtsdelen is minder bekend, maar dat zal ook aanzienlijk zijn.
De campagnes werken.
Gisteren was ik op het vliegveld en ging daar even naar de WC. Dat is niet zo’n vrolijke plek. (ik gruwel zelf altijd van de deurknoppen, dat was in dit geval niet nodig; er waren geen deuren.) Na het plassen stond ik mijn handen te wassen en naast mij kwam een mijnheer staan, nadat hij zijn handen gewassen had deed hij zijn broek open en ging zorgvuldig zijn pik wassen. Via de spiegel was het prima te volgen. Naast hem kwam een man staan die precies hetzelfde deed. Eerst handen wassen en daarna het geslacht. Aanvankelijk was ik verbaasd, maar eigenlijk is het een goede gewoonte, het is alleen zo ‘in your face’.
Ik denk dat er binnenkort een nieuw meubelstuk in de heren wc geïntroduceerd moet worden; het pikwasbakje en de piemeldroger. Een nieuwe designopgave.

zondag 24 oktober 2010

kantoor in Tanzania, stront in de tuin

Op dit moment ben ik in Dar es Salaam.Onze operatie draait hier in full swing. We zijn dagelijks op tv en het programma is nog razend succesvol ook.


We huren hier een kantoor en daar zitten dagelijks, van ‘s morgens 6 uur zit er een 10 tal mensen te werken. Het kantoor is geen kantoorgebouw, maar het grote tuinhuis van Captain John. Captain John was tot en paar maanden geleden de piloot van de president. Hij heeft een normaal huis, 4 bloedmooie dochters en een heel grote tuin. Hij heeft een guard annex tuinman, Christopher, die niet helemaal goed bij zijn knikker is. Capt. John heeft hem gered van het lijmsnuiven, volgens mij kwam die redding te laat; een groot deel van zijn hersens is al weggevaagd.
Captain John bewaakt huis, haard en dochters met 4 grote honden. Overdag zitten die in een klein hokkie te piepen en te janken in de zon. ’s Avonds lopen ze wild rond. Guard Christopher is bang voor de honden en het gedrag van die honden wijst er op dat ze vroeger ook lijm gesnoven hebben; volledig onberekenbaar, schichtig en met een extreem kort geheugen (staan ze tegen je op te kwispelen, moeten ze even iets doen tegen een vlo in hun kruis en vervolgens grommen ze met de staart tussen hun poten weg om dan drie stappen verder zich te bedenken en weer tegen je aan te gaan rijden... in vijf seconden 4 mood swings klinkt merkwaardig).

In het rustige leven van Captain John zijn wij een onrustig zootje. In en uit lopen, mensen van die malle media, onregelmatige werktijden, een gate die open en dicht moet met het gevaar van weglopende dochters, auto’s op de parkeerplaats en een overwerkte Christopher.

Bij het kantoor is een piepklein appartement. Een slaapkamer en een douche. Nu ik in Dar ben slaap ik in dat hokje. Dat is wel te doen, maar niet ideaal, Maar Capt. John heeft een angst factor erbij; een blanke die er ’s nachts slaapt en wel eens een praatje met de dochters maakt. De meiskes zijn zo braaf als kan wezen, maken grapjes die nauwelijks ondeugend zijn en gaan op zondag met de bijbel de deur uit, ze kleden zich decent en ik denk dat er nog nooit een wulpse gedachten in hun hoofd in opgekomen. Ze zijn saai voor woorden, maar wel mooi.

Captain John heeft ons huurcontract opgezegd. We zitten er nu bijna een half jaar en dat van is wel genoeg, vind hij. We zitten hier niet zo slecht (ook niet heel goed trouwens) en verhuizen is gedoe. We kunnen er maar niet achter komen wat het probleem is, waarom ie ons wegstuurt. Hij zegde de huur op per sms, terwijl wij elke dag gewoon op kantoor zijn en met enige regelmaat een praatje met hem maken. Wonderlijke manoeuvre.
De dag nadat hij de huur opzegde gebeurde er vreemde dingen. Er stond een vrachtwagen in gemanicuurde tuin; een vrachtwagen vol stront. Christopher klom er op en begon de vrachtwagen te legen. Over het prachtige korte gras werd een dikke laag koeienpoep geschept. De poep was lekker vers en er kwamen dus heel veel vliegen op af.
Diezelfde dag hielp onze airconditioning er mee op. Iets met een zekering in een elektrisch doosje dat hermetisch dicht zit en dus niet open kan.
Geen airco betekent dat alle ramen en deuren open moeten om een beetje tocht te genereren. Ramen de deuren open betekent nu: dikke koeienpoep lucht binnen (het went) en heel veel vliegen (went niet).
Vandaag is het zondag en ik werd vanmorgen gewekt om 7 uur omdat er een nieuw vrachtwagentje binnen reed; één lading was niet genoeg; de rest van de tuin moet ook bedolven worden onder de stront.
Ik klaagde vanmorgen over de vliegen en Captain John zei dat we beter moeten schoonmaken. Ik wees op de koeienpoep en hij zei: “Nee, daar kan het niet aan liggen; that is natural.”
Wij krijgen ook internet via Captain John en sinds vrijdag doet dat het ook niet. Wij kunnen niet werken zonder internet en ik denk dat er een verband is tussen koeienpoep, internet, airconditioning, vliegen en de huuropzegging.

Alleen even voor het beeld: vlak achter de tuin van Captain John is een vuilstortplaatsje en in de tuin zitten duizenden kraaien. De maken een eng geluid en zeker rond zonsondergang is de vergelijking met Hichcocks ‘Birds‘ voor de hand liggend. Het zijn angstaanjagende beesten. Ik vind het niet zo erg om hier weg te gaan met het kantoor, maar verhuizen is gedoe. De komende dagen ga ik eens op zoek naar een leuk en sexy kantoor hier.

vlucht Kenia naar Tanzania

De luchthaven van Nairobi is niet zo'n fijne en getunede plek als Schiphol, Changi of het vliegveld van een moderne westerse stad. Het heeft meer het gevoel van het oude Charles de Gaulle, Heathrow of tja gewoon Nairobi. Het is rommelig, de gangen zijn te nauw er ligt zeil op de vloer, de tax free shops verkopen allemaal hetzelfde (Keniaanse koffie, Quality Street, Bata safari shoes en masaai dekens). De douane werkt niet zo goed, de mannen achter het loket moeten te veel handelingen doen en de processor van de computer is niet meegegroeid met de hoeveelheid reizigers. Het plan van het ministerie van toerisme om van alle reizigers een foto te maken, van tien vingers de fingerprints te nemen en van alle reizigers een formulier te willen over wat ze deden en hoe lang ze dat blijven doen. Op die manier kan je heel goed lange rijen veroorzaken. Er waren twee loketten onbezet en ik vroeg mijn douanier waarom er niemand naast hem zat: “de fingerprint machine is stuk”, zei hij. “O, is die bij die andere rij ook stuk?” “Nee nee, die man is vandaag niet op zijn werk gekomen”. Dat klinkt toch als een snoeptaartje voor een change manager...

Door de zeilvloergangen wandelde ik langs de winkels met half slapend personeel naar het café. Men heeft inmiddels uitgevonden dat cappuccino en macchiato beter verkoopt en meer oplevert dan slappe doorloopkoffie of Nescafé achtig spul. Misschien heeft het ook te maken met het geklaag van de gasten, by public demand is er een machine uit Italië overgevlogen en nu wordt en espresso gemaakt. Vrij goede espresso zelfs. Er zijn lange wachttijden op iedere luchthaven en er is niets te doen op dit vliegveld, de koffie is hier puik en dus is het café vol, barstensvol. Er staat een rijtje mensen voor de bar te wachten, want er staat een rijtje obers voor het cappuccino en espresso apparaat. De workflow is niet geheel lekker, er staat namelijk ook nog een rijtje obers voor het hete melk machientje. Ik was, wachtend op mijn lekkere ontbijtkoffie aan de bar gaan zitten en met verbazing heb ik gekeken hoe omslachtig het werkproces is. Er worden te veel stappen gezet, te veel handelingen gedaan en niets kan op een automatische piloot, wat soms wel erg handig is. Voorbeeld: na ieder kopje koffie moet het bakje waar de koffie ingezeten heeft met een harde klap geleegd worden in een vuilnisbakje. Dat gaat nooit goed, iedere keer komt een deel van de koffie naast het vuilnisbakkie terecht. Het leveren van de koffie heeft voor de barrista een prioriteit, dus doet ie dat eerst, de volgende in zijn rij moet dan dus beginnen met het schoonmaken van het werkblad. Maar er is geen doekje en de wasbak is een eindje verderop, een paar passen, maar die passen kruisen de weg van de melkmachine, waar de vorige koffiemaker staat te klooien, tegenover de toonbank met de rusteloze klanten. De bijna botsing wordt een elegante schaving met het natte lapje (niet zo heel schoon) wordt de actie dan afgemaakt. Zo gebeurt dat na ieder kopje, niemand bedenk dat er een groter of steviger vuilnisbakje moet komen, of een emmertje met sop naast het apparaat.
Het is duidelijk, de stroomlijning van de workflow en de aërodynamica van de werkplek hebben wat aandacht nodig. Maar het levert wel een leuk schouwspel op, tenminste als je die koffie al voor je hebt staan, indien je nog staat te wachten is het een ergerlijk en klungelig toneelstukje.
Naast mij zat een frans echtpaar. Niet zulke leuke mensen. Zij was een lief schatje, een aantal jaren geleden, nu was ze een ontevreden rat. Hij was te netjes gekamd met een afrits safaribroek.
Madame was nogal eigengereid en vervelend, een beterweter. Het was 6 uur 's ochtends en we zijn in de tropen. Mevrouw heeft bedacht dat ze een lekker kopje warme chocolade wil. Als je drie seconde kijkt naar hoe de dingen hier georganiseerd zijn kan je op je vingers natellen dat dat een onwelkome onderbreking van de koffiegerelateerde routine is. Een vriendelijke, beetje verlegen jongen, achter de balie zegt: “really”? En zij zegt: “no hot choclate?” En hij antwoord, met een scheef lachje:  “ma'am”. En dan gaat ie iets doen met poeder en melk, een papje maken, dan warmt ie de rest op zoals je melk warm maakt voor koffie en de vrouw roept door het drukke cafe, "No foam... " De jongen probeert verder de boel warm te maken zonder schuim te produceren. Da's nog niet zo eenvoudig want zijn snelcursus koffiemaken ging waarschijnlijk over schuim maken. Hij doet z'n best de zij schudt haar hoofd en slist tussen haar tanden. Knikt naar haar man aan en zoekt naar bijstand. Hij staat er lamgeslagen bij, waarschijnlijk kent ie haar al en weet dat verzet zinloos is. Dan komt dat geurende en dampende bekertje chocolade tot stand. De ober zet ook het mandje plastic lepels en vorken neer en een bak servetten alsof het een keizerlijke maaltijd betreft. De jongen loopt weg, de vrouw neemt een slok en als door een bij gestoken roept ze "Sir, mister, boy, garçon...I need to talk to ..." hij draait zich om (alle obers, koffiemakers en alle klanten draaien zich naar haar toe) en ze zegt: "this milk is not good".  Met zo'n opmerking kan je alle kanten op, maar de jongen pakt de beker, kijkt er in, ruikt er aan en zegt onverstoord: "Nothing wrong", terwijl hij de drank in de gootsteen giet. Hij pakt het pak melk en ruikt er aan: "Nothing wrong", hij kijkt naar de vervaldatum, en zegt: "sStill safe". Dan pakt hij een beker en de chocola en zet die klaar om, nadat ie de andere koffieklanten geholpen heeft nog eens zo'n geurige chocodrankje te maken.
Nu zal ik even shortcutten maar je snapt dat ik niet de enige was die het toneelstuk bekeek.
Na een kwartiertje had madame een nieuwe, ze rook er aan en zei: “Still the same, still not good, can't you just check the milk before you use it?" Psychologisch is dat een leuke opmerking: zij weet dat iedereen in dat vroegeochtendcafé koffie met melk drinkt, uit hetzelfde pak, zij weet dat iedereen luistert en met die opmerking stelt ze zich ruimschoots boven ieder ander. Ze maakte het nog erger door toe te voegen dat ze zelf in the milkbusiness zit en het dus kan weten. Aha, mevrouw is een autoriteit, dus wij zijn allemaal domme stumperds die niet weten dat wij verrotte zaken aan het opdrinken zijn. De man die de hete chocolademelk maakte had volgens mij, ondanks zijn verlegenheid, de enige goede oplossing. Hij pakte de beker en hield die hoog boven de wasbak en schonk hem leeg, liep naar de kassa en gaf de vrouw haar shillingen terug.
De vrouw keek verbouwereerd, vroeg zich een korte seconde af of ze boos zou worden, zou gaan lachen of met stille trom de deur uit zou gaan. (haar man, de sukkel keek inmiddels naar een voetbalwedstrijd op tv). Zij zette in op een elegante alles of niets actie en zei: “thank you, can I please have a croissant? Darling, you want a croissant too?” De man achter de toonbank zei alleen: “Sorry, ma’am you can not have a croissant because I am afraid that you will throw it at me, when it is not to your satisfaction and it is a Kenian croissant.”
De vouw keek verbouwereerd en haalde haar schouders op, Minder dan een minuut later waren ze vertrokken, de man met de koffer op wieltjes achter zijn ega aan.

Een uurtje later liep in in de vroege ochtend over het vliegveld (tarmac vindt ik altijd zo’n leuk woord). het is strikt verboden daar foto’s te maken. Maar ik zag een mijnheer op mijn koffer zitten, dat vond ik weer plezierig kleinschalig. Een soort bewijs dat ie echt mee op reis gaat.
De vlucht was gewoon saai, er zat een mijnheer naast me die de hele tijd aan het bidden was en bij het kruisjes slaan kreeg ik steeds een elleboog in mijn zij. Ik heb het niet zo op dat religieuze gedoe en op deze manier wordt het opdringerig. Wel leuk dat de stewards en stewardessen bij Precision Air safari pakjes dragen, da’s wel weer in style.

zondag 17 oktober 2010

apartment hunting Nairobi

Het is avond in de tuin bij Hans en Kees. Brahms uit mij laptop komt nauwelijks over het geluid van de krekels en de andere nachtgeluiden heen. De lampen buiten worden gereflecteerd in het zwembad en drie honden liggen onder te tafel.
We aten net Chinese groenten en tuttelden de hele dag door. Boekje in de zon, even een beetje sporten, kopjes thee in de tuin.
Het leven kan bijna niet hollandscher, behalve dat de lege kopjes opgehaald worden door een mijnheer in een tuinoverall met een nogal donkere teint.

Het contrast tussen de vreedzame tuin en het hectische leven op straat is enorm. Niet in de straat hier (die is rustig lommerrijk en heeft aan het begin ene groot ijzeren hek met een man met een pet), maar op een paar minuten rijden van hier is een grote shoppingmall met allemaal keurige nette mensen die allemaal keurig nette dingen doen. De straat daar is redelijk georganiseerd, wel is alles voorzien van ene dun laagje Afrikaans stof. De honderden busjes rijden af en aan en houden zich verbazingwekkend goed aan de regeltjes. In andere Afrikaanse steden zag ik een vrolijke puinhoop, maar hier heerst een post-britse geordendheid. In andere buurten is het een beetje meer Rock ’n Roll, maar voor zover ik heb gezien en gehoord zijn de tijden dat Nairobi Nairobbery werd genoemd wel voorbij. Er zijn nog wel buurten en plekken waar je je in de endeldarm van de samenleving kan wanen en er zijn nog talloze verhalen van mensen die met alleen hun onderbroek aan thuis kwamen, maar het wordt beter. In vergelijking met 8/10 jaar geleden toen ik hier een paar keer filmde is het een stuk relaxter. Toen werd ons bij de poort van het hotel, midden in de binnenstad, nog een bewaker aangeboden omdat we beter niet zelf naar de supermarkt op de hoek konden lopen. Nu lopen naast de miljoenen Kenianen ook duizenden Europeanen op straat. ’s Avonds is dat een ander verhaal, maar dat geldt toch voornamelijk als een stevige voorzorg dan vanwege directe dreiging. Nogmaals; afhankelijk van de buurten.
Sinds ik hier ben ik alleen van dit geweldige huis en de fijne tuin, met auto’s naar de binnenstad gegaan en ben niet in ‘gevaarlijke’ wijken geweest.

De afgelopen week was een groot contrast met de vorige. Vorige week kwam ik aan, landde hier, reisde vrijwel meteen door naar Uganda, rende daar van hot naar haar, rende weer terug naar Nairobi en ging in datzelfde tempo even door; Als een idioot wilde ik deze stad in mijn vingers krijgen, wilde aan het werk (ook de tijd in Nl voordat ik naar hier ging was een beetje als of ik op het puntje van de duikplank stond; ik wilde wel springen, maar er zat nog geen water in het bassin) dat wachten wilde ik stoppen en hard aan het werk; dingen doen.
Maar er is nog niet zo heel veel dat gedaan kan worden. Wat werk betreft zitten we aan de vooravond van de Grote Sprong Voorwaarts in Kenia en in Tanzania moet er van alles gebeuren, maar daar was ik niet). Wat nodig is is het sociale netwerk opbouwen en dat is niet iets dat je heel erg actief kan gaan ondernemen, (in een café gaan staan met een bordje: "looking for friends, pls talkt to me"...) Het gedoe met een chauffeur is wel handig, maar ook vrij omslachtig. In tegenstelling tot Azië zijn dergelijke services hier niet heel erg goedkoop en het is dus handig om een aantal dingen bij elkaar in de buurt (zowel qua tijd als qua locatie) te plannen. Mijn actieradius is dus niet enorm en om een stad in je vingers te krijgen moet je dingen doen waarbij een chauffeur moet wachten. Museum, café, slenteren, lezen, beobachten, lunchen en dergelijke dingen. Mijn in en in calvinistische aard (Calvin and Hobbs?) zegt mij dat het dan zonde is om zo’n auto en zo’n man niets te laten doen.

Auto’s zijn hier vrij kostbaar. Een van de leuke dingen van Nairobi is dat er heel erg veel omgeving in de buurt is. Bergen, dalen, beesten, meren en allemaal even mooi en prachtig. Om daar heen te kunnen is het handig om een auto te hebben die een beetje steviger is dan de gemiddelde auto en is het noodzakelijk een auto te hebben die wat hoger op zijn poten staat. De gemiddelde Keniaan is niet een heel goede chauffeur. Ongelukken gebeuren vrij veel; en dan is het handig om een auto te hebben die wat stevig is en wat hoger op zijn poten staat... Wat wil nou het toeval; dat zijn extra dure auto’s. Ze zijn er wel, maar een oud model dat een onverklaarbaar laag aantal kilometers gereden heeft (het verraadt geklungel achter het dashboard) kost al snel $15.000.
Er zijn hier opvallend weinig motorfietsen. Wel van de Chinese brommers, maar dat zijn geen motorfietsen. Mij leek het wel een prima plan om mij op twee wielen door dit stroperige verkeer te bewegen. Er zijn echter een paar bezwaren. Bijna niemand doet het en dat zal wel een reden hebben; de wegen zijn vrij slecht en de eerder genoemde rijstijl is verontrustend; motorrijden is dus een inspannend werkje. Het is onduidelijke hoe jongens die op illegale wijze wat centen willen verdienen (overvallen oid) reageren op een motorfiets. Een auto kan je technisch gezien wel stelen, met een hand kan je wegrijden terwijl je met de ander je pief paf poef vasthoudt. Met een motor lukt dat niet, dan moet je twee handjes aan het stuur hebben. Dus wat betreft die motor... ik weet het nog niet. Maar dat gewacht in die files vind ik zo dom, dat ik toch hard zoek naar een oplossing.
(Vlak bij hier is een plek waar alle ‘overlanders’ lans komen. Mensen die van Europa naar Zuid Afrika reizen per auto of motor. Er is een camping en een kleine garage en daar staat wel de heel erg juiste motor te koop. Het kost een paar duiten, maar hij ís beschikbaar...Het is en aantrekkelijke gedachte)

Ondertussen ben ik ook bezig geweest een appartement te vinden of om ten minste te bepalen wat ik zou willen. Gemeubileerd is handig omdat ik nog niet precies weet wat ik zou willen. Maar ik ben er wel achter dat de dingen waarmee gemeubileerde dingen vol gezet worden wel zo onnoemlijk lelijk zijn dat ik liever in een leeg appartement zit met een matras op de vloer dan dat ik in een krullenbed ga slapen of op een veel te grote bank ga zitten in een woonkamer die ook 100% synthetisch is ingericht en ook nog lelijk is. Middenoosters lelijk, of Afrikaans lelijk. Liever niets dan lelijk. By the way; om de gruwel meubels bij een appartement te krijgen moet je ca 35% huur extra betalen. (Ik ga nog wel eens een verhaal schrijven over de noodzaak van kwaliteit...)

Het is ook mogelijk een leeg appartement te huren. Die zijn bijna allemaal min of meer hetzelfde en kosten tussen 600 en 800 dollar (ja er zijn ook goedkopere en er zijn ook duurdere...maar gezien mijn wensen zal ik in een dergelijke hoek uitkomen). Bij het zoeken van die plekken veranderen m’n normen de hele tijd. Aanvankelijk wilde ik alleen een mooi appartement hebben in een leuke straat. Dat werd al snel een niet lelijk appartement in een leuke buurt. Inmiddels weet ik dat ik niet in een heel groot complex wil wonen, dat ik alleen op hogere verdiepingen wil wonen (lichtinval en frisse wind) en dat ik een plek wil waar ik buiten kan zitten, of ten minste een grote deur naar iets buitens open kan zetten. De buurt is nog wel van belang, maar een dergelijk appartement is per definitie in een aardige buurt (aardig = veilig). Iets binnen 15 minuten lopen van een shoppingmall is handig. Al was het maar omdat ik anders niets anders doe dan in een auto zou zitten. (boodschappen doen op een motorfiets is geklungel). Inmiddels heb ik een plek gevonden waar niets slechts aan is; niet lelijk, niet onhandig gelegen, geen groot complex, op de bovenste verdieping, uitzicht over een valleitje (weliswaar volgebouwd, maar toch vrij wijds). We moeten het alleen nog even eens worden over de prijs. Afdingen gaat op een andere manier dan ik hoopte. Ik dacht; ik doe een bod dat flink onder de prijs is (20%), maar toen hoorde ik al niets meer. Dus toch maar een volgend mailtje; noppes, via via iets geprobeerd en toen ging hij met zijn prijs naar benee: 2%. Hij klonk ook nog geërgerd. Dat kan best onderhandelingsstrategie zijn, maar ook een kwestie van eer, van gedoe, of van iets heel bijzonders cultureels dat ik geheel niet kan inschatten. Misschien wel gewoon van rijkdom?

Een heel andere mogelijkheid is om een huis te huren. Nu ik bij Hans en Kees zit zie ik wel wat de voordelen van een huis met een tuin zijn. Hoewel het niet extreem warm is ben ik bijna de hele dag buiten.Ik zit overdag buiten te werken, slaap met ramen open (tralies) en doe zoveel mogelijk buiten. Dan is een tuin wel een heerlijke extra. In die appartementencomplexen zijn ook wel tuinen, maar die zijn er meer zodat er een hogere huur gevraagd kan worden; soms is er een armoedig groen algerig zwembadje, dat zijn geen plekken waar je uit vrije wil gaat zitten; achter zo’n kale muur met prikkeldraad er bovenop, een terras is dan veel beter, maar weegt nog niet op tegen een tuin. Het merkwaardige is dat huizen helemaal niet zoveel duurder zijn dan appartementen. De huur althans. Maar dan moet je nog beveiliging en staff en allemaal van dat soort extra’s berekenen (planten en bomen kopen). Ik heb alle mogelijkheden bedacht; maar zonder die extra’s gaat het niet. Dan is het wel weer mogelijk om een house-share te doen. Er zijn hier nogal veel van die mannetjes als ik, die hier terecht gekomen zijn, er voor een langere of kortere tijd zitten en geen zin hebben om alleen op een paar vierkante meters te gaan zitten, geen meubels te hebben en geen liefhebber zijn van kale muren. Als je dan een leuke shareder vindt kan het prima uitpakken. (bij voorkeur iemand die in bezit is van ijskast, bank en leuke vrienden).
Toen ik ooit in Indonesië woonde deelde ik op die manier een huis met Guido en Pieter en later met Niels en Nick. Het waren geweldige tijden. Door die extra mensen is er altijd wat te doen, komen er anderen over de vloer is er een plezierige onrust. Ik zou niet weten of ik dat nu nog steeds leuk zou vinden. Inmiddels ben ik wel 10 jaar ouder en gezapiger. Maar er zijn ook anderen die inmiddels 10 jaar ouder zijn, die spoeling wordt natuurlijk wel dunner. Ik ben inmiddels wel een uitzondering als non-homo zonder kinderen. Maar er zijn allemaal mogelijkheden, dat weet ik zeker, ik ken ze alleen nog niet.
En dat is de vrolijke stelling; ik weet dat die mogelijkheden er zijn, maar ik heb geen zin om te wachten totdat ik ze ken. Dus ga ik een appartement huren, wetend dat dat second best is. Het grootste debacle is dat dat appartement toch ingericht moet worden. Echt, van het theelepeltje tot het bed, van de deurmat tot de gordijnen, van de ijskast tot de handdoek. Ik ben nog nooit met een vrachtwagentje boodschappen gaan doen, het lijkt me wel een uitdaging.
Op zoek te zijn naar een second best geeft een twisted gevoel. Dat is een van de nadelen om in een stad te landen die ik niet ken en om werk te gaan doen waarvan ik niet kan inschatten hoeveel tijd ik daadwerkelijke in dat huis ga zitten, of hoe mijn dagen er uit gaan zien, waar mijn behoefte uit bestaat. Heel merkwaardig en zoals ik eerder zei; ik vind het een horror om tussen lelijke dingen in te zitten, of in een huis te zitten dat stom gebouwd is. In en hotelkamer is dat al niet leuk, maar in een ‘eigen’ huis is het niet te verkroppen.

Ondertussen ben ik natuurlijk ook gewoon aan het werk; dat lijkt nu een soort bijzaak, en ik denk dat dit landen en plek vinden een gewoon onderdeel is van de dingen die ik hoor te doen, eigenlijk een soort deel van het werk is. Komende weer wordt het, zowel op het gebied van wonen, transport en werken decision time...

zondag 10 oktober 2010

twee dagen in Uganda

Twee dagen ben ik in Uganda geweest en was diep onder de indruk. Twee dagen lang heb ik hard gewerkt en ben met een aantal mensen echt verder gekomen. Ik denk dat er goede mogelijkheden zijn om ons programma snel op tv te krijgen hier. Gedurende deze dagen merkte ik wel dat wij een beetje ambitieus zijn. Niet alleen vanwege het voornemen om 4 belangrijke afspraken op een dag te plannen, maar ook vanwege het idee dat er in die vergaderingen meteen beslissingen genomen worden en dat je meteen afspreekt een follow up te geven.
Inmiddels zit ik in het vliegtuig terug naar Nairobi. Vanaf het moment van vertrek vliegen we over de duizenden eilanden van Lake Victoria. Met Wouter en Daan, met wie ik eerder dit jaar een memorabel tripje in de Centraal Aziatische Republieken (a.k.a. The Stans, zie eerdere blogs) maakte, besprak ik het een paar maanden geleden het plan om in volgende gezamenlijke reis een rondje Lake Victoria te doen. Toen wist ik nog niet dat ik een paar maanden later aan beide kanten van dat Lake zou werken en het dus in de race om de landenpunten geen goed idee meer vind om hier af te spreken. Maar nu ik er overheen vlieg lijkt het mij geweldig om dit gebied letterlijk op grassroot level beter te onderzoeken. Een vlak meer, duizenden eilanden, op die eilanden dorpjes, en stranden, kleine bootjes die er vanuit de lucht uit zien als dikke vissen. De schaduw van ons vliegtuig op het water reist met ons mee en hoe hoger we vliegen, hoe groter en diffuser die wordt.
Ik was bijna te laat voor deze vlucht hoewel Frank gisteren nog belde dat het een gedoe is bij het inchecken en dat ik mij echt echt op tijd, minstens een uur voor vertrek, moest melden. Dat haalde ik niet, hoewel ik het echt van plan was.

Gisteren ontmoette ik Nathan een jonge producent die mij vertrouwenwekkend over kwam. (we ontmoetten er ook een paar die aanzienlijk minder vertrouwenwekkend waren waar onder een dikkige vrouw in een slangenleren bodysuit die in een lage toon zei: ‘Come... work with me... it will be a success...” Ze ging er nachtclubzwoel bij kijken). Nathan was groot, rustig, bedeesd en wist waar hij het over had. Misschien was nog wel het intrigerendste dat hij, ondanks zijn rust, heel ambitieus over kwam. Ik legde onze plannen en uit en hoewel hij gereserveerd was, was hij geïnteresseerd en stelde scherpe en betrokken vragen en legde uit waarom hij wel, maar ook waarom hij niet onze partner zou moeten worden. Het gesprek eindigde en ik zei hem dat ik graag zijn business partner wilde ontmoeten. Nathan had al verteld dat hij er een heeft, een marketing man die ook programma's op tv presenteert. Een soort live lucky draw waar hij brommers en auto's namens Pepsi weggeeft en dan de winnaar belt om ze te feliciteren (allemaal mensen die helemaal niet verrast zijn, eigenlijk vinden dat het een paar jaar te lang geduurd heeft voordat hij hun nummer intikte... Heel geestig).
Gisteren at ik in het restaurant van Els de Temmerman, de Belgische journaliste die ook ooit voor de Volkskrant schreef maar die wel een te zeer betrokken raakte bij verschillende partijen en clubjes in Afrika en haar eigen leven en de journalistiek naadloos in elkaar liet over lopen. Samen met haar man, een Belgische ex-politicus runt zij nu een lodge in Kampala en een restaurant met het mooiste uitzicht over de stad, over Lake Victoria. Hoewel het een beetje mistig was was het abembenemend om het donker te zien worden. Fraaie rode luchten. Het hotel en het restaurant zagen er uit al een redelijk nieuw Belgisch ding, saai, met dikke balken en veel ijzeren hekken, gedempte kleuren (grijzen en lichter bruinen) weinig spannends aan; zoals een goedkoop hotel; niemand zal zich er aan storen en het is maar voor één nachtje. Het eten was goed en ik sprak met een jonge Nederlandse journalist die mij door de persmijnheer op de Nl ambassade was aangeraden. De jonge Nederlandse journalist woont hier met zijn Ugandese vrouw en hun 9 maanden oude dochter.
Hij is een huis aan het bouwen en voornemens hier nog wel een tijdje te blijven zitten. Er is niet voldoende nieuws hier om een zekere boterham te verdienen en tegenwoordig moeten journalisten hun eigen tripjes betalen om een stuk te kunnen schrijven en dan maar hopen dat de krant of een persdienst het wil afnemen. Hij vertelde over bustochten naar Zuid Sudan en into the Congo. Voor een paar tientjes met de bus omdat een vliegtuig te duur is. Dat klinkt niet als een lekkere comfortabele reis, maar eigenlijk ben ik ook wel jaloers en zou ik misschien wel leuk vinden. Ik zal het opsparen voor het rondje Lake Victoria met Wouter en Daan.
Ik denk dat wij wel samen kunnen werken met onze jonge Kuifje uit Friesland.

Vanmorgen dus nog een tweede afspraak met Nathan en zijn makker die Daniel heet maar J.K. genoemd wil worden. Ik wilde hun kantoor zien. Daar werd ik keurig ontvangen, twee editors waren aan het werk, een cameraman kwam binnen om de spullen te halen voor een shoot. Ik vertelde hen opnieuw over de plannen, over ons ambitieuze idee om niet klein te beginnen en dan langzaam te groeien, maar om meteen groot in de markt aanwezig te zijn. Nahan en Daniel vonden dat wel spannend. ze zeiden de plannen te snappen en er in te geloven en dat ze mee willen doen.
Daniel is een entrepeneur pur sang; hij is een soort Ugandeze Jos Brink, de ideale schoonzoon die allerlei programma’s presenteert die het goed doet bij jong en oud, een beetje hip, een beetje gedurfd en toch o zo aardig. (alleen geen dominee noch homo).
Hun kantoor en studio is in een discotheek die ook van hem is en waar op zaterdagmiddag om 12 uur al mensen flessen whisky zitten te drinken, terwijl er ook nog gedweild en geboend wordt. Het huis achter de disco is te koop en zou ons ‘kantoor’ moeten worden; een stevige villa met uitzicht over een van de vele heuvels van de stad. Geen slechte plek, maar om nou een kantoor in een discotheek te beginnen. Misschien is dat wel heel normaal in dit land.

Vanaf het moment dat ik in Entebbe landde reed ik rond met Robinson een jeugdige man die mij was aangeraden door een oud correspondent. Hij was fluks en verdraagzaam en vond het niet erg om voor stevige dollars drie dagen lang twee Nederlanders over de heuvels van Kampala te rijden en vooral lange uren te wachten. Hij vertelde trots dat hij geleerd had vaak kort te slapen en dat dat netto uitkwam op een makkelijke baan die goed betaalt en genoeg dag en nachtrust. Vanaf de discotheek reed hij mij weer terug naar het vliegveld. Lekker vroeg zodat ik rustig kon inchecken en Franks orders van op tijd zijn kon inwilligen. Het was warm en redelijk druk op straat. Uganda voetbalt vandaag in Nairobi tegen Kenia en vuvuzela’s klonken uit bussen, uit auto’s en uit de ontelbare café’s met tv aansluiting. De weg vanuit Kampala naar het vliegveld in Entebbe 40 kilometer lang en niet zo heel breed. De rijstijl van de Ugandezen is, hoe zal ik het zeggen, onvoorspelbaar. Robinson reed snel, maar niet roekeloos. Ik zat voorin en maakte filmpjes van het verkeer. Halverwege stopte hij voor een stilstaande auto, de auto achter ons deed dat echter niet. Met een stevige klap werd ik tegen het handschoenen kastje gesmakt en de auto schoot vooruit door de rem heen en botste tegen de auto voorons op. stond aan en ik zwiepte weer naar achter en werd zo hard in mijn stoel gedrukt dat de rugleuning afbrak en ik languit lag. In een reflex trok ik mijn knieën op maar we stonden la stil. Het duurt dan 2 seconden voordat je door hebt wat er gebeurde en in die twee seconde stond er een politieman naast mijn raampje die tegen mij riep dat ik reed en dat hij zag dat Robinson en ik van stoel verwisseld waren. Ik had geen idee wat ik zou moeten zeggen en Robinson sprong uit de auto en begon de politieagent heel rustig te vertellen dat dat niet het geval was en dat ik een passagier was en dat hij de chauffeur was. De agent hield nog een tijdje vol en vroeg mij om mijn papieren. Ik kon alleen om een heel rustige toon vertellen dat ik niet reed en dat ik alleen naar het vliegveld wilde. Waarom zou ik gereden hebben en de chauffeur in de bijrijderstoel hebben laten plaatsnemen?
De auto die achter op ons klapte was een grote stevige landcruiser; die had bijna geen schade. De achterkant van onze auto zag er niet zo plezierig uit en de auto voor ons was ook een beetje korter geworden. Uiteindelijk was er alleen blikschade, de scheurde bumpers en natuurlijk een vrolijk oploopje. Het politiekantoor was aan de andere kant van de straat en aanvankelijk stonden er 15 politieagenten om de scène heen mar dat werden er steeds minder totdat er uiteindelijk een man een rapport opmaakte. De agent die mij beschuldigde reed weg op ene brommer over zijn schouder roepend: “It’s ok, It’s ok...”, en dat vond ik toen ook. Ik masseerde mijn nek en voelde eigenlijk alleen dat mijn scheen paars werd van de klap tegen het handschoenenkastje en dat mijn tanden pijn deden, ik heel hard mijn tanden op elkaar geslagen bij de klap.
De brave Robinson was zijn auto kwijt, die lag als de gesandwichte van achter en van voren in elkaar en zijn eerste zorg was mij op het vliegveld te krijgen. Hij regelde een andere auto en vriendelijke chauffeurs. Het gedoe duurde toch bijna een uur en het zou niet meer mogelijk zijn om lekker op tijd op het vliegveld te komen ondanks Franks waarschuwing.
De nieuwe chauffeur reed stevig door en haalde op onverantwoorde wijze auto’s in reed een kilometer of wat over de vluchtstrook en haalde de file voor het vliegveld in, zwaaiend met een een of ander pasje uit zijn raam. Vlak voor de check-in balie stopte hij en ik rende naar binnen, 20 minuten voor het vertrek van het vliegtuig en dus meer dan een half uur te laat. De check in lady was net haar bureau aan het opruimen en ik gooide mijn ticket en mijn paspoort op haar tafeltje en zij zuchtte vermoeid... ‘We have already booked someone else in your chair, sir...”. “I was in a traffic accident” zei ik, “I can proof that...” en liet haar foto’s zien van de kapotte auto. Zij opende haar computer en zei alleen: “Yes, that is proof, hope you are OK, Sir...” en ik zei; “Yes, I will be OK if you can still give me a seat on that flight” waarop zij allen zei: “Yes, you will be OK, but hurry”.

Met een boarding pass in mijn hand rende ik door de douane, vulde krabbelend een formulier in, werd het land uit gestempeld, rende langs (ja langs) de beveiligingspoortjes, en de trap af naar de landingsbaan, daar werd net de rem van de trap naar het vliegtuig weggehaald om dat ding weg te rijden. Ik rende naar boven en de stewardess keek eerst op haar horloge en toen op mijn boarding pass en zei: “Very welcome sir, you’ll be seated here”. Ze wees naar de eerste stoel vooraan. Ik had nog niet gezien dat de dame bij de in check mij op een businessstoel had gezet. Ik zeeg neer en zuchtte, deed een paar seconde mijn ogen dicht en hoorde toen de vriendelijke stem van de stewardess: “You care for champagne?”
Ik vlieg nu over Lake Victoria en nip Champagne, masseer mijn nek en kijk uit over de wereld onder ons, schrijf een verhaaltje en glij door de lucht naar Nairobi.