In de maand augustus was ik ca drie weken in Tanzania en nu weer.
Toen ik hier de vorige keer was, was ik aan het uitzoeken of ik hier langere tijd naar toe wilde. Niet specifiek Tanzania, maar Oost Afrika in het algemeen. Ik had eigenlijk nooit over de mogelijkheid nagedacht naar Afrika te gaan, maar dit project kwam op mijn weg en ik wilde het een heel erg serieuze overweging geven.
Met maagdelijke ogen kwam ik in Nairobi aan en vloog een paar dagen later door naar Dar es Salaam. Landde hier en reed in een stroperige file naar het kantoor. Ik keek om me heen en vond alles lelijk, vies en onaantrekkelijk.
Het werk dat ik deed vond ik geweldig leuk maar als dat klaar was voelde ik mij een gevangene in de tuin van Captain John. De grote wilde wereld was buiten het hek, de guard was als een Cerberus voor de bruisende hel achter de poort en mijn nieuwe ogen wilde alles opsnoepen en ondervinden, ik wilde naar buiten, maar wist niet zo goed hoe, of waarheen. Door mijn collega’s hier werd ik meegesleept van het ene restaurant naar het andere, van de ene kroeg naar de volgende discotheek en ik vond alles vrij lelijk, onverzorgd en knoestig. Het strand met de lauwe zee was vol plastic en kapotte flessen, het vlees op het bord was pezig, de vis te lang gebakken, de groentes te lang gekookt. De architectuur hier vond ik ongeïnspireerd en goedkoop (op de prachtigste plekken langs de kust staan de meest monstrueuze spiegelglasconstructies met chromen details). Langs de boulevard in het oude centrum staan een paar fraaie gebouwen, maar die zijn verborgen achter reclames van telefoonaanbieders. Mensen zijn meestal onverzorgd, de kleren zijn wel schoon, maar van een allergoedkoopste Zeeman kwaliteit; het knettert van de terlenka. Op terrassen staan goedkopen kopieën van toch al lelijke Hartmanstoelen, vaak lichtelijk gescheurd. In het algemeen was ik hongerig op zoek naar kwaliteit.
Sinds augustus ben ik 3 weken in Nederland geweest en was ik 3 weken in Nairobi, heb een reisje naar Kampala in Uganda gemaakt en ben nu weer hier in Dar es Salaam voor een dikke week.
Heel langzaam beginnen mijn ogen te wennen. Het sleutelwoord in wat ik mis blijft wel degelijk ‘kwaliteit’, maar ik zie ook andere dingen. Als je er slim mee omgaat hoef je niet in de file te staan, als je een beetje plant en kiest hoef je geen pezig vlees te eten. Ik heb inmiddels een meubelmaker gevonden die op een min of meer traditionele manier stoelen en bedden kan maken die niet lijken alsof ze van het allergoedkoopste hout in een half uurtje in elkaar getimmerd zijn met kromme spijkers. Veel mensen zijn erg modebewust, maar het aanbod is minimaal, als er genoeg vraag ontstaat zal het aanbod ook wel komen. Afgelopen week zat ik op een leren bank, echt het prachtigste leer, alhier gelooid. In mijn strooptocht naar appartementen werd ik aanvankelijk verblindt door de lelijkheid en het idee om in een DDR compound te moeten wonen. Inmiddels heb ik kleinere compounds gezien met appartementen die in detaillering aandachtiger gemaakt zijn, met mooie houten vloeren en waar het terras er niet aangehangen is omdat dat geld oplevert, maar omdat het een geïntegreerd deel van het huis is. Omdat er een sterk groeiende middenklasse is zal de vraag naar betere spullen groeien. Kwaliteit is te vinden, het is alleen erg duur.
Mijn Europees/Aziatische smaak is niet dezelfde als die van de Afrikanen, maar de groeiende globalisering zorgt er wel voor dat de stijlen en trends die overal op de wereld hip zijn ook naar hier waaien. (In een boekhandel zag ik een stapel boeken liggen over Thai living, Bali Style en Hong Kong apartment design). Op die manier wordt de vraag gecreëerd. Er zal een Afrikaanse invalshoek aan gegeven worden want er lagen ook boeken van Zanibar palaces, Lamu style en Safari living (dat laatste is dan weer een 19-de eeuwse variant op de Brits koloniale vormgeving; maar wel met Afrikaanse materialen en ook dat is een onderdeel van de Afrikaanse geschiedenis.
Nu vraag ik mij af of ik deze dingen langzaam begin te zien omdat mijn cynisme voor het leven hier afneemt (ik heb immers besloten hier een tijd te blijven en dan is cynisme een martelwerktuig) of dat mijn ogen wennen en ik door het bos de bomen ga zien, of dat ik mij al aan het aanpassen ben en genoegen neem met de lelijke rotzooi en het kleinste flintertje kwaliteit om het vonkje van hoop op leven in een esthetische wereld te laten ontbranden en dat het grosso modo nog steeds en smerige teringbende is.
Gisteren reed ik hier door het centrum en de oude koloniale wijk net noordelijker en ik genoot van de gebouwen. De Afrikaanse op Art Deco geïnspireerde huizen zijn geweldig en de dingen die net na de onafhankelijkheid gebouwd zijn, zijn minstens curieus. In veel Afrikaanse landen (maar ook in Indonesië en Cambodja bijvoorbeeld) is er meteen na de onafhankelijkheid gezocht naar een ‘eigen stijl’. Er werd een staatsarchitect aangesteld die die nieuwe identiteit moest vormgeven. (Hier werd Almeida dat, in Cambodja Vann Molyvann en in Indonesië deed president Sukarno het zelf). Er bestaat een geweldig boek over ‘Independent Architecture” uit de jaren 50. De uitvinding van het gewapende beton was een revolutionaire stap om het mogelijk te maken om nieuwe ‘iconic buildings’ te scheppen en te laten zien hoe vreselijk onafhankelijk die landen geworden waren. Het vliegveld, stadion, het Nationale Hotel met converentie zalen en soms ook het parlementsgebouw. Wapperend beton, golvende gevels, bizarre luifels en honingraatvormige zonweringen. Allemaal blijken van onafhankelijkheid, eigen identiteit en grote technologische kennis. De vooruitgang en het optimisme dropen van de gebouwen af.
Die gebouwen zijn meestal solide gebouwd en kunnen wel tegen een stootje. Die stootjes hebben ze in de afgelopen jaren gehad; het positivisme van Afrika is sinds de onafhankelijkheid van de meeste landen gedrenkt in bloed, in corruptie, in onmogelijkheden, in HIV-Aids en andersoortige tegenslagen. Inmiddels zit in elk geval Oost Afrika in de lift. Gisteren zag ik dat van een van die gebouwen de metershoge reclames werden weggehaald en dat de gevel geschilderd werd. De vraag is of dit een klein en voorzichtig blijk is van de herwaardering van die postkoloniale architectuur, of dat er gewoon een nieuwe lik verf op moet om de hartenkreet van Vodafone duidelijker uit te laten komen.
Het gunstige is dat niet alles spiegelglas en chrome wordt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten