alexandervaleton@gmail.com http://alexandervaleton.tumblr.com/

Pagina's

dinsdag 27 juli 2010

Beating around the bush

bij dit verhaal had ik weer een illustratieprobleem, dat lijkt mij duidelijk.




Vanmorgen vroeg zat ik in de gym. Dat is niet de leukste plek op de wereld en als ik aan gewichten trekt of op een loopband staat gaan m’n gedachten alle kanten op. Naast mij waren twee mijnheren bezig op de loopband. Hoewel ik oordopjes in had stond mijn muziek uit. Zij wisten niet dat ik woordelijk hun conversatie kon volgen, laat staan dat ik die kon onthouden en twee uur laten kon opschrijven.

-‘Went het idee al?’
-‘Ja... aanvankelijk leek het mij een geweldig plan, toen kwam een moment van inkeer en nu het allemaal dreigt te gebeuren is de tijd voor beating around the bush afgelopen.’
-‘Gewoon doen, joh.’

Ze hadden het er over dat een van beide, de dikkige, voor een tijd naar het buitenland zou gaan. Blijkbaar had hij koudwatervrees. De dunnige ging proberen het minder zwaar te maken voor de buik. Misschien dat die dunne zelf wel in het buitenland gewoond heeft. De dunne was de man van de helikopterview:

-“ Een aantal vrienden van mij woont in het buitenland, sommigen zijn er heen gegaan toen ik ze kende, de meeste waren er al. Je hebt ’beslissers’ en ‘overkomers’. Die overkomers, dat zijn de gelukzoekers die zijn blijven hangen. Dat wil niet zeggen dat ze nooit een beslissing maakten, maar die beslissing was: ga ik terug naar NL of blijf ik hier. Dat zijn de mensen die op een locaal contract werken. Daar horen ook die lui bij die pendelden, een deel NL en een deel buitenland waren en die vervolgens zagen dat ze eigenlijk meer buiten onze grenzen verkeerden en voor wie het fiscaal interessanter was niet in NL belasting te betalen. Zij namen de beslissing niet te vertrekken, maar bleven gewoon weg.... Dat zijn die hufters die in NL geen belasting wil betalen en dan klaagt dat dat gekort wordt op hun AOW hier...”
- ‘ die denken dus wel dat ze na hun pensioen weer in Nederland gaan wonen...’ de dikke probeerde een beetje zout in het eten te gooien.
- “...of nog erger; die willen in Nederland hun AOW hebben om dat op een palmenstrand uit te gaan geven...” de dunne deed er peper bij.

Het dreigde een mooi gesprek te gaan worden tussen een bange dikkerd en een stuurman aan de wal die het allemaal gaat becommentarieerden, maar verder nooit vieze handen maakt. Ze zweetten en ademden zwaar. Ze hadden de juiste kleren aan voor in de gym, fijne gewassen broekjes en bijna nieuwe schoenen. Naar mijn inschatting twee redelijk succesvolle mannen van begin 40 op een dinsdagmorgen in de zomer.

De dunne helicopterde verder:
-‘Er is een verschil tussen het moment van voornemen en het moment van doen. Dat is dus het verschil tussen de ‘overkomers’ en ‘de beslissers’. Die overkomers zijn niet belanrijk... jij bent nu zo’n beslisser en jij maakt een proces door....’ De dikkige keek er een tikkie trots bij. De dunne stoomde door ‘...er zijn twee momenten die belangrijk zijn. Eerst is er het moment dat je bedacht dat een langdurig verblijf in het buitenland eigenlijk wel een goed idee is. Dit is het papieren moment. Niets staat nog vast en er is alleen bereidwilligheid. Dat was dat bommetje binnen je relatie. Je kan zo iets makkelijk denken of willen en dan zachtjes poneren, maar het is gratuit, het heeft nog geen enkele consequentie, alleen dat Ellen zich de klere schrok. Maar 80% van de mensen die zegt dat ze eigenlijk wel naar het buitenland zouden willen emigreren doet het niet. Dat zijn de eikels die zich zelf wel in Ibiza zien wonen, de sukkels die verliefd worden op hun Thaise vriendin, of de toerist die genoeg heeft van zijn leven in onze polder; dromers die een uitvlucht zien uit hun 9 till 5 bestaan dat geterroriseerd wordt door kinderopvang en Albert Heijn, maar die eigenlijk geen afscheid kunnen nemen van hun bonuskaart.”
De dikke luisterde met grote oren (net als ik) en de dunne ging door met zijn analyse, alsof hij een rapport aan zijn secretaresse aan het dicteren was... ik schatte hem in op een ambitieuze advocaat. Hij maakte een tussenhoofdstukje, alsof hij aanstormende kritiek voor zou willen zijn.


- ‘Daarnaast zijn er mensen die ooit bij hun baas hebben aangegeven dat ze bereid zijn een post in het buitenland in te vullen, nadat ze met hun vrouw op de Ikea bank bespraken dat het leven echt anders zou moeten in het kader van born to be wild. Als het puntje bij paaltje komt komen ze er ook achter dat een internationale verhuizing wel een heel erg draconische stap is om hun leven te veranderen, doodsbang voor de midlife crises... en die baas heeft natuurlijk allang door dat dat ambiteuze gedoe van die knul geblaat is, dat ie helemaal niet zonder zijn schoonouders het weekend door kan komen en dat het een gevaar is voor de kumpanie als hij deze Jan Willem de wijde wereld in stuurt...’

De dikkige deed of ie moest lachen, maar dacht aan zichzelf. Was het een uit de hand gelopen grap, was hij zo’n Jan Willem die een gevaar was voor het bedrijf en zou Ellen zich niet stierlijk gaan vervelen?
De dunne zag het niet en bulderde door:

- ‘Het moment dat je besluit echt te gaan, als je ”Ja” zegt tegen je baas, dat je tickets gaat kopen, websites gaat lezen over waar je gaat landen, housing agencies mailt en en koffers gaat pakken. Dat moment is The Big Moment. Dan ben je echt bezig de boel achter je te verbranden. Dan pas komen de dingen in beeld die je hebt en die je nog niet hebt. Dat is de waterscheiding en dat moment eb jij al lang achter de rug, dan is de tijd voor twijfel en geleuter voorbij. Dan is het koffers oppakken en hup die plane in en de boel aan de andere kant van de wereld opzetten,. Pas daarna kan je achterom kijken en eens zien wat voor schde je hebt aangericht.’

Dat woord ‘waterscheiding’ heb ik onthouden, een mooi woord dat precies duidelijk maakt waar de dikke zich nu bevindt. Er voorbij, voorbij het punt van no return. Hij is al aan het koffers pakken en er is geen weg meer terug is. Hij moet de volgende stap zetten en komt dan terecht in een grote lege ruimte vol onzekerheden. Hij kan zijn baas niet meer zeggen dat het eigenlijk een stom plannetje is en dat hij toch maar niet weg gaat.
Maar de dunne was nog niet klaar... hij bleef doorstampen op de loopband, lange stappen op 11 km/h, terwijl de kleine dikke op 10 km/h hobberdebolderde. Bij de woorden ‘de boel achter je verbranden’ was zijn gezicht in een frons getrokken.

- ‘Naast de contracten en de social bullshit kom je ineens in een parcours terecht waar je met de neus op feiten gedrukt wordt. Het gaat niet om de perks en wat je gaat winnen, het gaat om wat je achterlaat. Daar moet je ineens waardes aan gaan koppelen. Je moet dan dus denken: ‘Ik vind het dus blijkbaar belangrijker dat mijn carrière goed gaat, boven dat ik voor mijn oude kwijlende moeder kan zorgen’, of ‘ik vind mijn vrijheid een groter goed dan dat ik vriendschappen acht’, ‘ik vind de hardschip die ik mijn kinderen ga aandoen ondergeschikt aan het inkomen dat ik ga krijgen”... duizenden van dit soort vragen moeten gesteld worden, en is het niet door de emigrant zelf dan wel door de achterblijvers.

De monoloog kreeg een vreemde draai en ik vroeg mij af wat de dunne aan het doen was. Hij was op een harde manier aan het inwrijven wat de dikke zich allang bedacht had. Ik zag die dikke er voor aan vrij zorgvuldig om een paar hete hangijzers heen te manoeuvreren en nu ging die ander hem bij de nek pakken en met zijn neus in de stront duwen. Onaardig en onnodig, maar het was nog niet klaar:

- ‘Het is een leuk probleem dat op allerlei manieren aangepakt kan worden. Zowel filosofisch dus: hoe belangrijk kan een mens zijn? Het kan ook ideologisch, wat kan en wil ik voor mijn wereld betekenen? Of economisch ,more money more funny? En ook sociologisch, want de vraag is; hoe kan ik mijn waarde houden zonder fysieke aanwezigheid, zonder dat ik er zelf ben... . Praktisch gezien zijn de vragen heel eenvoudig, maar de antwoorden zijn complex. De echte vraag is: Wil ik wel weg uit mijn veilige omgeving? Wil ik wel dat ik mijn vrienden niet meer wekelijks zie, lukt het wel via Skype, mails en sms de boel vast te houden en contact met dierbaren te houden zondar dat ik onbelangrijk wordt voor de mensen hier?’

Hij denderde door op de loopband en zijn woorden rolden uit zijn mond op het ritme van zijn stappen. Ik was inmiddels buiten adem, maar kon niet ophouden met rennen omdat ik het verhaal verder wilde horen. De dunne keek niet meer naar de dikke, hij was in zijn eigen gedachtencirkel terecht gekomen en stippelde een traject uit in zijn gedachten die niets meer te maken had met het aanstaande vertrek van zijn mollige vriend. De kleine dikke keek naar de metertjes op zijn dashboard en keek zo af en toe op naar zijn lange vriend. De dunne was onstopbaar, als in een trance:

-“ Degene die weg gaat, gaat een grandioze tijd tegemoet: je komt mensen tegen, ontmoet nieuwe culturen, je maakt vrienden en hebt waarschijnlijk binnen de kortste keren weer een sociaal netwerk om U tegen te zeggen. Je zal nostalgisch zijn naar Nederland en het gelijktijdig missen als kiespijn. Sinterklaas en klompen blijven hoog in het vaandel, reken maar, maar de PVV-discussie ebt al snel heel ver weg. Ha ha ha... Man jij bent bevrijd van al dat Volkskrant en Telegraaf gezeik, jij hoeft niet meer na te denken over chipknip, ov-kaart, Noord-Zuidlijnen of ....’
eindelijk zegt de dikke iets:
-‘Nou, die WK in Nederland had ik niet willen missen...”
De dunne hoort het niet eens, hij is verstoord in zijn betoog en pakt de draad meteen weer op:
-‘Het grootste probleem is bij de achterblijvers. Die zullen de landverhuizer missen. Wij hebben niet ineens het uitzicht over sawa’s, over grazende olifanten, over wodkadrinkers of 5th avenue. Wij, de achterblijvers zijn de achterblijvers die mee moeten in de droom en al het gedoe van het vertrek, maar vervolgens nog steeds door de novemberregens fietsen, die lullige sneeuwklokjes zien opkomen en een paar maanden later op het strand liggen tussen allemaal andere achterblijvers en wij staan over een half jaar nog steeds met een bonuskaart staan te zwaaien. De problemen van de emigranten zijn niks vanuit het perspectief van de thuisblijvers en de thuisblijvers voelen mee met de emigrant, doen net of ze het erg vinden dat ie weg gaat, maar hebben nog meer verdriet, vanwege hun eigen lulligheid...’

Ik hapte naar adem en stapte van de loopband af. De heren zetten de band in de uitloopstand. De dikke sukkelde door, de dunne had zijn punt gemaakt. Uiteindelijk vond ie dat hij, als achterblijver vreselijk in zijn knieen geschoten was omdat hij niet meer met de kleine hobbezak naar de gym kon en dat de dikkerd een asociale hufter was omdat ie weg ging. De onzekerheid en de spanning van de dikkerd waren weggeveegd in een klein onbenullig hoekje en de lange dunne had soeverein de ellende op zich genomen.

Later zag ik ze in de douche, de dunne babbelde voort, de dikke hield heel erg zijn mond dicht. Een getuigenis van diepe vriendschap, gevangen in een solide en fraaie deadlock.

vrijdag 23 juli 2010

extra extra


Bij het verhaal dat ik vanmorgen schreef zat ik te vechten met de plaatjes. Ik uploadde het met een tweede keus, maar kwam daarna iets beters tegen.

Dus als extra bijdrage...
het onderschrift op het schilderij luidt: Ideas which never reach the next morning....
en over copyright... kweenie van wie het is... bijvoorbaat excuses.

Diner zonder opener

Wijn met een schroefdop is handig. Vooral als je naar een kurkentrekker zoekt. Ik had niet zelf opgeruimd en op onmogelijke plekken gekeken. In huis zaten drie vrienden te wachten op de goddelijke nectar en ik vond alleen een obersmes. Daarmee kan je wel een fles openmaken, maar dat is klungelen en ik weet dat ik een mooie opener heb. De onvolprezen l’Ideal van Brevete. Hij moest ergens zijn.

Het gesprek aan de eettafel kwam op gang. Uitwisselen van reis en vakantie ervaringen en wederwaardigheden (opa pappa mamma dochter zoon huis tuin roots toekomst). Ik was gastheer en had gekookt en bedacht dat ik dingen wilde maken waarvoor ik niet te lang in de keuken zou hoeven staan. Voorbereiding is het halve werk en in de keuken stond alles klaar. Het moest alleen pats boem in een pan, alleen de oven aan zetten en dan zou alles vanzelf gaan. E. had meer dan geholpen.
Een mens is een wankel product van de evolutie; het ontbreken van die ene opener duwde mij zachtjes van mijn sokkel. Waar kon dat ding zijn? Een verstandig mens, ik probeer hem vaak te visualiseren en zelden kom ik daarbij in de buurt, zou het obermes nemen, naar de eettafel lopen met 4 blinkende glazen neerzetten en de boel inschenken, proosten een stukkie worst delen en de hele kurkentrekkerexpeditie laten rusten. Dat lukte mij niet. Zo’n trekker, of het gebrek er aan, blijft trekken. Gedurende de worstjes en de paté werden de opa’s oma’s en kinderen oninteressant omdat ik dat vervloekte ding zocht.

Vriend P. vertelde van zijn reis naar Suriname. Inmiddels was de eerste fles leeg en zette ik een voorgerecht op tafel en de tweede fles wijn. Hij had een geweldige reis gehad, verschillende reizen eigenlijk, die resulteerden in een tentoonstelling waarvan ik de catalogus kreeg. Mooi boek.
We aten de Free Style Vietnam spring rolls en dronken lichte witte wijn. Die pasten wel aardig bij elkaar. De spring rolls waren een beetje merkwaardig na de worst en paté, maar het ging. Wijn stabiliseert en neutraliseert, als je er maar genoeg van drinkt.
Ik ging in de keuken dingen doen, die pats boem truc met alle voorgesneden groentes en dergelijke, maar vooral zocht ik door naar die trekker. Laatje open laatje dicht, maar niets gevonden. Het gezelschap P., zijn vrouw M. en mijn E. spraken over vreemde culturen, de diepe ervaringen er mee en de nieuwe museale opvattingen er over. Met een half oor hoorde ik het en wist dat er, zolang er gesproken werd door mij niet ingegrepen werd. Vissen in de oven, pasta op een steeds hoger vuur, slaatje erbij met dikke basamico, de combi tussen knapperig, hard, zacht, zuur, zoet, bitter was wel netjes, het kleurenpalet was wat bleekjes, maar een rode peper doet wonderen. Kurkentrekker, kurkentrekker. E. kwam een nieuwe fles halen. Voila, en ik opende hem met dat vermaledijde klote mes. Ging wel goed, maar gaf de lol niet.
M, de vrouw van P had gedurende de WK in Zuid Afrika een spannend project gedaan. Ze had urban en suburban levens en levenstijlen in kaart gebracht in Durban en daar vervolgens een installatie van gemaakt. Dit klinkt wel heel vaag ik zal haar eens een linkje vragen, dan volgt die later. Multiculturaliteit stond heel hoog in haar vaandel. E. is daar ook veel mee bezig.

De vis was niet goed, ik ken deze oven niet genoeg, te klein en niet te reguleren en die arme beesten waren nog niet gaar, maar wel al uit hun jas. Ze konden niet een, twee, drie terug in de oven. Dus dan maar in de pan, dat werd slordig, lelijk en minder lekker, maar toch, met de hakken over de sloot gered.
De gasten zeiden dat het geen probleem was, maar ze worstelden met de graat en het gedoe. Hele vissen serveren is een risico, ik weet het, maar zoveel mooier dan filets, rijker van smaak ook, als ze precies goed gaar zijn.
Fles nr 4 ging de tafel op en haalde het tot aan de desserts. Ik bleef maar om me heen kijken en plekkies verzinnen waar die opener kon zijn.
Amsterdam is een internationale stad. P. werk veel in Afrika, M. is van geboorte Indiaas, E. heeft Aziatisch bloed in de aderen en ik heb veel in buitenlanden gezeten en gereisd. Dat zo’n gezelschap aan één tafel zit is niet merkwaardig, maar wel opvallend. Dat het gesprek dan ook over de hele wereld gaat, en in dit gezelschap over cultuur en familie is niet vreemd. Het toetje: mango’s, yoghurtijs met wafels, basilicum en azijn... minstens zo internationaal. Ik had er niet bij nagedacht, maar het was bijna een metafoor. Tradities, culturen, gebruiken en dat bijgelicht door de Hollandse ondergaande zon gespiegeld in het raam van de overburen. De deuren naar het balkon staan open en de dames hebben iets wolligs losjes over de schouders.
Bij de koffie en de thee vroeg ik me af of we iets stevigers zouden drinken. Maar 4 mensen en 4 flessen is al een keurige score. Ik stelde het dus even uit tot na die donkere drab. Meer koffie? Nee, toch maar fles nr 5, dus de hele avond deze wijnen.

Ineens was er de gedachte aan die andere la.
Alsof ik iets in de keuken moest doen wandelde ik er heen (er werd sowieso al veel gewandeld, voornamelijk naar de WC). Achteloos trok ik de la open en toverde de l’Ideal tevoorschijn. Achter in de la, lag ie. Logisch.

Ik opende de laatste fles en geheel tevreden dronk ik een glas.
Onwillekeurig wilde ik dat deze veel lekkerder was dan alle glazen hiervoor. Ik probeerde hard, maar proefde geen verschil. De gasten hebben niets van deze zoektocht gemerkt en proefden ook geen verschil. (Maar deden dat eerder ook niet toen de wijn na eerste twee flessen na de voorgerechten veranderde in een andere wijn bij die beter paste bij die verdomde vissen.)

Rond één uur was ik volgegeten, volgeluisterd en volgedronken en was tevreden, omdat er toch niets meer aan te doen was en omdat dat ding er was. Misschien vooral omdat ie niet meer ontbrak.

donderdag 22 juli 2010

Stadsreparaties – M3H


klik op de foto's om ze te vergroten, dan kan je ook de teksten lezen


Afgelopen winter heb ik samen met Allard van der Hoek een serietje gemaakt van 3 foto’s en teksten. M3H is een architectenbureau in Amsterdam en zij geven zg Cahiers uit. Dat zijn, zoals het woord al zegt, schriften. De eerste die zij uitgaven ging over stadsvernieuwing, deze tweede, gaat over de stadsreparaties.

Allard maakte foto’s en ik heb mensen geïnterviewd die in die gerepareerde stad wonen en werken. Het geestige is dat de meeste bewoners helemaal niet weten wat er gebeurd is, en dus zijn wij op zoek gegaan naar mensen die ooit betrokken waren bij de reparatie aan hun buurt of hun huis. Het is ook maar beter dat de meeste mensen zich niet dagelijks realiseren dat ze in een groot levend organisme wonen waar van alles aan gecorrigeerd en gerepareerd moet worden.

De drie mensen die wij geportretteerd hebben en de drie verhalen zijn eigenlijk vrij indentiek, weliswaar vanuit hun eigen scope, maar toch. De stadsdeelvoorzitter, de buurt activist en de hippe nieuwe bewoner zeggen allemaal dat een wijk moet bestaan uit een mix van mensen (etnisch, inkomen, sexe en wat nog meer) dat het belangrijk is dat er een breed aanbod van winkels is (niet alleen een Albert Heijn, maar ook kleine grutters) en dat de straat schoon en goed onderhouden moet zijn. Niet opgehaald afval leidt direct tot verminderde betrokkenheid van de bewoners bij hun buurt en dat leidt linea recta tot verpaupering. Het is geen rocket science, maar wordt wel meteen ambtenarentaal.

Het bestuur, de bewoners, de planologen en de architecten hebben er gezamenlijk voor gezorgd dat buurten als de Pijp, de Staatsliedenbuurt en Oost beter geworden zijn. Zonder huursubsidie en dergelijk overheidsfratsen zouden de buurten inmiddels geheel wit zijn en vol met glanzende auto’s staan.


Het is nog niet eens zo lang geleden dat bijvoorbeeld de Staatsliedenbuurt niet heel vrolijk was, dat het enorm spannend was om daar naar de kraakcafés te gaan en illegale dingen te doen in een oude leren jas. Het is nog niet zo lang geleden dat niemand opkeek als er in een straat een afgebrande auto stond en dat die daar een paar dagen bleef staan en het is niet zo lang geleden dat Ed. van Thijn, de oud-burgemeester, de Staatsliedenbuurt uitgeslagen werd (met behulp van een taart in zijn gezicht).
Nu is het er allemaal fraai, wemelt het van de aangeharkte kinderspeelplaatsen, staan de huizen en huisjes netjes geverfd in een rij en als appartement te koop op Funda met walmende makelaarsteksten er bij. Mensen gedragen zich zoals de plannenmakers hebben bedacht, doen hun kinderen naar de gemixte scholen, voetballen en hockeyen bij de juiste club, wassen hun auto niet meer op straat en de consensus is innige ronkende tevredenheid. Dit deel van de wereld is razendsnel veranderd.
Het spannende is er af, het comfortabele is er voor terug gekomen.
Er valt veel minder te dromen over de mogelijkheden van de stad, die dromen zijn nu ingevuld door ‘de markt’.

Gelukkig zijn er architecten zoals M3H die op de vierkante centimeter, en met minimale budgetten reparaties kunnen aanbrengen in de stad, waardoor die echt beter wordt (voor de meeste mensen).

Als je dit boekje wilt bestellen (gratis) kan je contact opnemen met M3H; http://www.m3h.nl/


Als je meer van die geweldige foto’s van Allard van der Hoek wilt zien moet je maar zijn site, oeps, die heeft ie niet...
dan maar naar Mimoa; http://www.mimoa.eu/browse/photographers/Allard%20van%20der%20Hoek/

dinsdag 20 juli 2010

l'ideal en andere slachtoffers

Per wanneer zal de kurkentrekker uit het straatbeeld verdwenen zijn? Het maakt mij niet zo veel uit of er schroefdoppen, kroonkurken of andere afsluiters op de fles zitten, maar het ritueel van het kurkentrekken, met dat fraai vormgegeven apparaat is mooi. De tragiek van de afgebroken kurk, het gepiel om hem uit de hals te krijgen en het dramtische doorduwen zal er binnenkort niet meer zijn kan mij gestolen worden. Maar het apparaat... en al die arme kurkentrekkers komen eerst nog een paar jaar achter in de keukenla te liggen om dan te verdwijnen en als een opa-vertelt-kleinzoon object slechte tijden door te maken.

De allerbeste kurkentrekker ooit is een heel simpele harmonica. Hij is mooi, simpel en vooral: hij werkt. Nooit problemen mee gehad. En dat komt door de uitgekiende simelheid. Hoop ik.
Een paar keer heb ik er een gehad en steeds bij verhuizingen werd ie steeds gekaapt door de ex. Ik weet een winkeltje in Amsterdam waar ze er af en toe wel eens een hebben. Ook daar weten ze de kwaliteit te erkennen, en ze vragen er inmiddels een klein godvermogen voor. Verder kwam ik hem nooit tegen. Ik deed wel eens een Google poging en merkte dat L’ideal Brevette een kleine doch enthousiaste groep liefhebbers heeft. Brevette is niet de enige fabriek die hem maakte, er zijn er verschillende, maar ik vind l’ideal zo’n toepasselijke naam. Het zou de moeite waard zijn deze firma’s langs te gaan; waarschijnlijk allemaal mooie verlaten bedrijfspanden in treurige delen van Frankrijk.

Als ik in huis eens rondkijk heb ik eigenlijk wel vrij veel keukenapparaten die ooit belangrijk waren maar waarvoor betere oplossingen gevonden zijn. Meestal zijn ze in onbruik geraakt door makkelijker dingen, niet betere.

De vleesmolen (van het merk: AlexanderWerk uit de DDR en daarom gekocht). Ik heb hem wel gebruikt om paté mee te maken. Die werd beter dan bijna iedere andere paté behalve die van wijlen slager Rodiguez. Het is zo’n teringzooi om dat apparaat aan de praat te krijgen en vooral om alle onderdelen weer schoon te maken nadat je er nieren, levers en spieren van lammetjes, herten of koeien doorheen gedraaid hebt. Niemand maakt nog zelf paté’s, het is teveel werk en goede levers zijn slecht te krijgen. Maar die heel erg goede patémaker in Amsterdam ken ik ook niet.

Het aanzetmes is een moordenaar voor je messen, tenzij je weet hem te hanteren. Toen ik 16 was werkte ik in een heel slecht restaurant op het strand en de kok was ooit een goede kok, maar hield erg van wodka. Hij kon niets meer als ie dronken was, behalve zijn vrouw slaan en schol bakken. Hij liet mij in het geniep elke dag zijn messen slijpen met een aanzetmes. Ik moest elke dag zo’n 10 messen slijpen, die nooit gebruikt werden, maar voor de gevallen kok z’n status waren als maître. Omdat hij een oude bullebak was die het niet op had met de jeugd, en zeker niet met dat omhooggevallen zoontje van de boekhandel, ben ik door het stof gegaan omdat ik zijn messen vernachelde. Ik heb het daar hardhandig geleerd en nog steeds slijp ik met grote regelmaat mijn messen. Een goed scherp is met bijna net zo fijn als een strak gestreken overhemd. Ik koester mijn aanzetmes zoals snobs hun schoenenpoets kistje.

’t Komkommerschaafje. Ik heb er een, net als een eiersnijder, een nootmuskaatschaaf een champignonborstel maar ik heb ze nooit gebruikt en kan ze zo weggooien. Onzindingen zonder waarde.
Op de nootmuskaatschaaf na; dat is een mooi koloniaal ding, maar ik hou niet van nootmuskaat. Alles smaakt seventies als je dat ding gebruikt (net als de foelieolie... heel gezond voor de spieren maar brrrr). Dat ding gaat niet weg, maar is verder zinloos. Achterin de la dus.

second thoughts

Het bericht hier onder is te lang. Mijn followers en de lezers die wel lezen, maar geen follower willen zijn, zeggen dat ik te lange dingen schrijf. Maar het kon niet korter. Ik zal proberen mijn leven te beteren en van korte verhaaltjes te maken. Het is niet eenvoudig eenduidig te zijn. Maar het moet: Form follows function. Length follows media, zoals dit stukkie, hoewel het nergens meer over gaat. Toch een foto er bij? Toe maar, een willekeurige die eigenlijk bij het vorige stukje past over het tadeloze recreëren in Amsterdam.

Half vrolijk als de zon schijnt

Vanaf augustus wordt het weer druk, maar nu is het te rustig. Ik bel met collega’s die vergelijkbaar werk doen. Daar is het hetzelfde. Ik bel met opdrachtgevers, die vragen of ik ook in september en oktober tijd heb. Nou, tegen die tijd loopt het allemaal wel vol. Toch zeg ik uit volle borst dat ik beschikbaar ben. Maar dat is dan en nu is het nu en nu heb ik niet genoeg te doen. Dat is irritant en er vormt zich een wolkje boven mijn hoofd. De zon schijnt.


Een verstandig man gaat dan zijn website verbeteren, gaat dan eindelijk die boekhoudkundige dingen oplossen, gaat dan een nieuwe versie van dat ene programma installeren, gaat dan zijn huis schoonmaken en de was strijken, gaat dan al die dingen doen die steeds blijven liggen.

Ik moet naar de zeilmaker, het zeil van mijn bootje was gescheurd en nu weer gerepareerd. Ik fiets door de stad en zie van mijn huis tot aan de Geldersekade heel veel mensen en niemand werkt. Zelfs de meisjes die een vakantiebaantje hebben bij Albert Heijn staan voor de deur een sigaret te roken. De kapitein van de rondvaartboot zit op de kade, das los maar wel met van die gezonde schoenen. Er zijn in oranje gestoken mannen die prullenbakken moeten legen in een elektrisch vrachtwagentje (jip en janneke eat your heart out) zij wandelen naar de bak, kijken er in, halen hun schouders op en lopen weer naar het wagentje. Alles aan hun werk is ‘leuk’ gemaakt; best stoere kleren, een hip karrteje, mooi groene vuilniszakken, i-pod in de oortjes en pak shag in het borstzakje. Het ziet er niet uit als werk. Richting de pont naar Amsterdam Noord is een file van mensen in dunne kleren, ze hebben nieuwe batavussen en andere fietsen waar van alles in, op en aan geïntegreerd is. Het ziet er naar uit dat ze langs de dijk gaan fietsen, het is windstil en het is een mooi tochtje. Brood mee en koffie bij dat leuke tentje. Lekker consumeren. De enige buzz is die van vrije tijd en ijsjes eten.

Mijn zeil breng ik naar mijn bootje, er is geen wind dus zeilen is zinloos en dobberen maakt alleen de wens te gaan werken groter. Onderweg zie ik weer die Batavussen. Ze maken gebruik van de door overheidswege uitgereikte bankjes. Ze doen precies wat de planologen afgelopen jaren bedacht hebben; fietsen, rusten, consumeren, genieten. Dat is goed voor de sociale cohesie. Het hele land is ingericht op makkelijk, lekker, leuk en veilig (fietsers steken over op een plateau waardoor auto’s moeten afremmen, dat plateau is voorzien van een andere kleur asfalt, er staan dikke witte strepen voor en achter, er zijn zebra’s geschilderd en een bundeltje verkeersborden omheen gezet, er is over nagedacht en een plan voor gemaakt... veiligheid is een uitgangspunt ongeacht de hoeveelheid werk en ongeacht de lelijkheid). Nederland is een pretland. En niet alleen voor mensen met een Batavus, ook voor mensen met een auto, een bakfiets, ook voor de vogels en ander beestjes. Ook voor hen zijn er bruggen, tunnels, passages en planologische uitvindingen. De boeren hebben waarschijnlijk al arbeidstijdverkorting aangevraagd en krijgen nu gesubsidieerde hulpjes die de gesponsorde koeien van en naar de wei begeleiden terwijl die beesten zo vol met tags en chips zitten dat ze ook met een afstandsbediening bestuurbaar zijn. Er staat een man op een ladder een kastje te repareren. Zou dat nou de laatste werkende Nederlander zijn of een hobby vogelaar die zijn gedoogde webcam voorziet van een batterij?

Uit nieuwsgierigheid rij ik via Amsterdam Noord naar de stad terug. Ik wil zien of de hangjongeren in de Vogelaarwijk zich ook zo toeleggen op pret. Het is even zoeken voordat ik in een buurt terecht kom die ik best Vogelaarachtig vind. Kleine huisjes, groezelige galerijflats en goedkope auto’s op straat. Het is er oorverdovend stil. Iedereen is met vakantie, is bezig het recht op vrije tijd te vieren. In sommige straten is de oranje voetbalversiering nog niet weggehaald en ondanks de stormen van de afgelopen dagen hangt het er nog (dank zij de geklonken stalen spijkers uit het doe het zelf centrum en de vrijwilliger met korte broek en witte sokken). In een straat is een file van ariola’s geparkeerd. Ik vermoed dat hier alle ziekenfondsgevallen samengebracht zijn in huizen waar de drempels uit weggesloopt zijn. Dan zie ik dat ze vrolijk geschilderd zijn en bij een van de laatste in de rij zijn jongeren aan het klooien met het motortje. Ja, als je zo’n Ariola een tikkie opvoert heb je een overkapte brommer. Het heeft niets te maken met de slecht ter been zijnde ziekenfondsers, maar met goedkope hobbies voor jongen met gladgeschoren haartjes. Ook hier; alles voor de lol in de gemanicuurde parkjes, met de frisse vuilnisbakken, opgeschilderde tuinbankjes en tweekleurig asfalt. Het inkomen is niet hoog, maar voor de randvoorzieningen is gezorgd.

Ik wordt er nurks van en rij naar huis. Ik vraag mij af; waarom zo kribbig? Tuurlijk vind ik dat iedereen plezier mag hebben, tuurlijk is het goed voor de economie als iedereen ijsjes koopt, tuurlijk heeft dat een vorm en een kleur, tuurlijk mag iedereen zijn swing er aan geven.
Het enige waar ik op kan komen is dat het getuigt van zo weinig creativiteit en rebellie als iedereen doet wat de planologen hebben verzonnen, wat de beleidsmaken goed en acceptabel vinden en hoe de marketeers van Batavus en Ola dat beleid invulling hebben gegeven.

Het hele beeld is dichtgemetseld en van ’s morgens tot ’s avonds geregisseerd. Nu ik maar half vrolijk ben denk ik, terwijl ik op de brug sta bij het IJ. Dit is wat wij willen, dit is de visualisatie van de Nederlandse compromis. Hier kan niemand bezwaar tegen maken omdat wij hier allemaal verantwoordelijk voor zijn, er aan mee betalen en er lekker in participeren.


Een verstandig man gaat dan zijn website verbeteren, gaat dan eindelijk die boekhoudkundige dingen oplossen, gaat dan een nieuwe versie van dat ene programma installeren, gaat dan zijn huis schoonmaken en de was strijken, gaat dan al die dingen doen die steeds blijven liggen.

vrijdag 16 juli 2010

Michael Jackson meets klassieke dans


Dansen in de regen | Flabber



Het lijkt mij zo mooi door de regen te lopen in een buitenwijk van een onzinnige Amerikaanse stad. Dan ineens zie je een paar jongen staan. De normale reactie is; wat doen die daar? Je loopt die koffiejoint binnen en bestelt iets, schuift op je stoel achter het raam en die jongens staan daar nog. Benieuwd verder kijken...
De ene gaat vreemd bewegen. Een licht gevoel van 'gossie' komt over je heen. Er is iets met hem. hij lijkt een tikkie agressief. Dan doet de ander een move. he... ziet er leuk uit, een halve stierenvecht beweging met een grote amerikaanse auto. Zouden ze wat in hun schild voeren? Nog een beweging; 't lijkt wel Michael Jackson meets klassieke dans. Smooth.. dat is vreemd, de bewegingen lopen steeds meer in elkaar over. Er is wel muziek, maar die doet er niet toe, alleen een beetje voor de stemming, niet voor het ritme, iets tegen de regen.
langzaam drink je je koffie op en op het moment dat de jongens de straat oversteken loop je naar buiten en met een blije verwondering ga je staan kijken. Daar zijn er meer; iets minder regenpakken, iets zichtbaarder. Tjonge....klote regen maakt de straat glad.
Het is een guerilla dance op een straathoek, een meeting van de kids van de dansschool die hun nieuwe moves tonen, een post tribale ontgroening... 't kan alles zijn, maar het is stoer knap, hip en mooi mooi mooi. Pretentieloos en vrolijk.
En als het klaar is, is het klaar. De regen blijft stromen en je loopt door, kraag op, handschoenen aan en blij. Een paar blokken lang.

woensdag 14 juli 2010

Tandarts





Vanmorgen moest ik naar de tandarts. Dat doe ik niet voor de lol, gelukkig is de tandarts erg aardig, innemend en slim. Hij vertelde dat ik vroeg moest komen want hij moet vandaag een rot klus doen. Een patiënt van hem is oud, heel oud. Ze heeft een oud gebit waar ze altijd trots op is geweest maar wat nu in elkaar aan het storten is. Het doet haar pijn. Ze is een Alzheimer patiënt geworden die ook nog vol kanker zit en ze loopt op haar allerlaatste benen. Mijn tandarts zei dat ze deze week waarschijnlijk niet zal overleven. Omdat haar gebit overlast bezorgt of andere medische reden moet hij vandaag naar haar toe om de rest van haar tanden en kiezen te trekken. Zij kan niet naar hem komen dus gaat hij straks met zijn injectiespuit, tang en breekijzer naar haar hospice.
Gisteren hoorde hij dat ie dat vandaag moest doen en had daardoor een rotdag, niet slecht geslapen, maar vandaag wel met lood in de schoenen. Hij is al tandarts sinds 1973, vertelde hij vanmorgen.
De ellende is niet het trekken of het klaarmaken voor de dood, maar het verminken, het wegnemen van iemand trots. De pijn toedienen aan iemand die het niet meer snapt.
Het was een genoegen voor hem om een vulling bij mij te vervangen.

vrijdag 2 juli 2010

Lempad in ARMA, bali

Vandaag wil ik naar een museum omdat ik zin heb om iets heel moois te zien. (Tegenwoordig hoef je daarvoor niet naar een museum. Je kan ook op het wereldwijde web iets heel moois gaan zoeken. Maar de sensatie van een museum, de schatkamer is onovertroffen. Doordat je langs de werken loopt kan je minder snel wegklikken. De fysieke aanwezigheid is sterker en heeft een grotere uitstraling dan als ie virtueel wordt opgeroepen. Daarbij kom je op weg naar het moois altijd eerst heel veel lelijks tegen.)
Ooit werkte ik in een museum op Bali. Het ARMA heeft twee gebouwen, een voor Balinese kunstenaars en een voor kunstenaars van over de hele wereld die op Bali gewerkt hebben. Twee grote gebouwen in een steeds mooier wordende tuin. (In Nederland geldt het adagium; ‘boompje groot, plantertje dood’, omdat tuinontwerpers hun creatie nooit af zagen. In Bali geldt dat niet. In tien jaar tijd is de tuin van het Arma van een aangelegd parkje met gras, struiken en wat bomen een getemd oerwoud geworden.) Het museum in het algemeen is een westerse uitvinding, kunst niet. Wij hebben bedacht dat wij al die fraaie dingen kunnen opslaan en uitstallen, dat we daar kaartjes voor kunnen verkopen en daarmee de aanschaf en de uitstalling kunnen bekostigen. In veel andere culturen is het anders. Kunst is daar meestal toegepaste kunst; een plaatjes bij een verhaal, een mooi versierde decoratie aan een huis of tempel, ter ere van de goden of anderen die gepaaid moeten worden. Een schilderij, tekening of dans alleen maar om de schoonheid er van bestaat eigenlijk niet. De drijfveren van de kunstenaar is niet “omdat het er uit moet’ zoals het hier wel gebeurt, maar meestal omdat het handig is en goed is voor een verering of iets dergelijks.
Het idee om geld te kunnen vragen voor kunst stond de eigenaar van de collectie wel aan; hij bouwde een gebouw hing de kunst er in vroeg een meisje bij de kassa te gaan zitten en wachtte. Er kwamen niet zo veel mensen en om het succes te vergroten vroeg hij mij om het museum te runnen. Hij was de belichaming van ene spagaat. Zijn instelling was een Aziatische. (Kunst is toegepaste kunst en dus vervangbaar). Maar zijn handelwijze was westers. (Kunst kan je ophangen en er geld voor vragen). Bij de laatste theorie hoort ook het idee dat kunst uniek is.
In een van de zalen hingen tekeningen van mijnheer Lempad. Lempad was oud, 101 jaar of zo, en hij maakte illustraties bij de grote epische Hindu verhalen. Hij maakte deze op flinterdun rijstpapier met aangelengde inkt. De tekeningen van Lempad waren fragiel en prijzig. De tekeningen hingen in het museum ingelijst, maar zonder glas er voor. In de zaal was wel airconditioning, maar die was niet sterk genoeg om de warmte buiten te houden, daarom werden de ramen ook open gezet. De tekeningen hingen in een zaal waar het warm was en waar de wind doorheen waaide. De luchtvochtigheid in Indonesie is hoog en dat is niet goed voor rijstpapier. De rij prenten klapperde in de tocht en na vier uur ’s middags scheen de zon door het raam en werden de omstandigheden voor de werkjes alleen maar slechter.
Ik vertelde de eigenaar dat dit niet goed was, dat de tekeningen weldra verbleekt zouden zijn en dat het papier zou verkruimelen of verrotten.
Hij pakte de telefoon en belde Lempad. Twee minuten later zei hij: “Het is niet erg, Lempad zegt dat zijn zoon het nu ook kan en als de tekeningen op zijn krijgen we nieuwe.”
Ik vond het een verhelderende manier om met cultureel erfgoed om te gaan. Het maakt het in elk geval een stuk eenvoudiger voor de archivarissen.
Het is erg warm vandaag en ik ga naar een museum toe.